Artikelen bij COM(2023)166 - Staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op uitdrukkelijke milieuclaims die handelaren in het kader van handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten over producten of over handelaren doen.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op regelingen voor milieukeurmerken en uitdrukkelijke milieuclaims die worden gereguleerd of gestaafd door regels die zijn vastgesteld in:

a) Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad36;

b) Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad37;

c) Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad38;

d) Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad39;

e) Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad40;

f) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad41;

g) Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad42;

h) Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad43;

i) Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad44;

j) Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad45;

k) Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad46;

l) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad47;

m) Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad48;

n) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad49;

o) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad50 en andere regels, normen of richtsnoeren op nationaal, internationaal of Unieniveau voor financiële diensten, financiële instrumenten en financiële producten;

p) andere bestaande of toekomstige regels van de Unie die de voorwaarden bepalen waaronder bepaalde uitdrukkelijke milieuclaims over bepaalde producten of handelaren mogen of moeten worden gedaan of die de voorschriften voor de beoordeling of het communiceren van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van bepaalde producten of handelaren of de voorwaarden voor regelingen voor milieukeurmerken bevatten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) “milieuclaim”: een milieuclaim zoals gedefinieerd in artikel 2, punt o), van Richtlijn 2005/29/EG;

2) “uitdrukkelijke milieuclaim”: een milieuclaim in tekstvorm of opgenomen in een milieukeurmerk;

3) “handelaar”: een handelaar zoals gedefinieerd in artikel 2, punt b), van Richtlijn 2005/29/EG;

4) “product”: een product zoals gedefinieerd in artikel 2, punt c), van Richtlijn 2005/29/EG;

5) “consument”: een consument zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 2005/29/EG;

6) “handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten”: handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt d), van Richtlijn 2005/29/EG;

7) “duurzaamheidskeurmerk”: een duurzaamheidskeurmerk zoals gedefinieerd in artikel 2, punt r), van Richtlijn 2005/29/EG;

8) “milieukeurmerk”: een duurzaamheidskeurmerk dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op de milieuaspecten van een product, proces of handelaar;

9) “productgroep”: een reeks producten die soortgelijke doeleinden hebben of vergelijkbaar zijn in termen van gebruik of vergelijkbare functionele eigenschappen hebben;

10) “certificeringsregeling”: een certificeringsregeling zoals gedefinieerd in artikel 2, punt s), van Richtlijn 2005/29/EG;

11) “verificatie”: het conformiteitsbeoordelingsproces dat door een verificateur wordt uitgevoerd om te verifiëren of de staving en het communiceren van de uitdrukkelijke milieuclaims in overeenstemming zijn met de vereisten van deze richtlijn dan wel of regelingen voor milieukeurmerken aan deze verordening voldoen;

12) “waardeketen”: alle activiteiten en processen die deel uitmaken van de levenscyclus van een product of de activiteit van een handelaar, met inbegrip van herproductie;

13) “levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling met elkaar verbonden stadia gedurende de levensduur van een product, te weten de verwerving van grondstoffen of de opwekking daarvan uit natuurlijke hulpbronnen, de voorbehandeling, de vervaardiging, de opslag, de distributie, de installatie, het gebruik, het onderhoud, de reparatie, het upgraden, het opknappen alsook het hergebruik, en het einde van de levensduur;

14) “primaire informatie”: informatie die rechtstreeks door de handelaar wordt gemeten of verzameld in een of meer inrichtingen die representatief zijn voor de activiteiten van de handelaar;

15) “secundaire informatie”: informatie die gebaseerd is op andere bronnen dan primaire informatie, waaronder literatuuronderzoek, technische studies en octrooien;

16) “publiek”: een of meer natuurlijke of rechtspersonen en hun verenigingen, handelaren of groepen;

17) “milieuprestaties”: de prestaties van een bepaald product, een bepaalde productgroep, een bepaalde handelaar of een bepaalde sector wat betreft de milieuaspecten of milieueffecten van dat product of die productgroep of van de activiteiten van die handelaar of die sector;

18) “milieuaspect”: een element van de activiteiten van een handelaar of sector of van producten of productgroepen dat een uitwerking heeft of kan hebben op het milieu;

19) “milieueffect”: elke positieve of negatieve verandering in het milieu die geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door de activiteiten van een handelaar of sector of door een product of productgroep tijdens de levenscyclus ervan.

Artikel 3

Staving van uitdrukkelijke milieuclaims

1. De lidstaten zorgen ervoor dat handelaren een beoordeling uitvoeren om uitdrukkelijke milieuclaims te staven. Die beoordeling moet:



- specificeren of de claim betrekking heeft op het volledige product, een deel van het product of bepaalde aspecten van het product dan wel op alle activiteiten van een handelaar of een bepaald deel of aspect van die activiteiten, naargelang de claim;

- gebaseerd zijn op algemeen erkend wetenschappelijk bewijs, gebruikmaken van nauwkeurige informatie en rekening houden met relevante internationale normen;

- aantonen dat de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, significant zijn vanuit het oogpunt van de levenscyclus;

- indien een claim over milieuprestaties wordt gedaan, rekening houden met alle milieuaspecten of milieueffecten die van belang zijn voor de beoordeling van de milieuprestaties;

- aantonen dat de claim niet gelijkstaat aan wettelijke vereisten voor producten binnen de productgroep of voor handelaren binnen de sector;

- aangeven of het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft, aanzienlijk beter presteert wat betreft de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, dan wat gebruikelijk is voor producten in de desbetreffende productgroep of handelaren in de desbetreffende sector;

- nagaan of de verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, ernstige schade veroorzaakt in verband met de milieueffecten op de klimaatverandering, het verbruik van hulpbronnen en de circulariteit, het duurzame gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen, de verontreiniging, de biodiversiteit, het dierenwelzijn en ecosystemen;

- de compensaties voor broeikasgasemissies scheiden van de broeikasgasemissies om aanvullende milieu-informatie te verstrekken, specificeren of die compensaties betrekking hebben op emissiereducties of op emissieverwijderingen, en beschrijven in welke zin die compensaties een hoog integriteitsniveau hebben en hoe zij correct zijn berekend om de geclaimde impact op het klimaat weer te geven;

- primaire informatie omvatten die voor de handelaar beschikbaar is betreffende de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft;

- indien er geen primaire informatie beschikbaar is, relevante secundaire informatie betreffende milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties omvatten die representatief is voor de specifieke waardeketen van het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft.

2. Indien wordt aangetoond dat er aanzienlijke milieueffecten bestaan waarop de claim geen betrekking heeft, maar er geen algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is om de in lid 1, punt c), bedoelde beoordeling te kunnen uitvoeren, houdt de handelaar die de claim over een ander aspect doet rekening met de beschikbare informatie en werkt hij indien nodig de beoordeling overeenkomstig lid 1 bij zodra er algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is.

3. De in de leden 1 en 2 vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie51, tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.

4. Indien uit de in artikel 20 bedoelde regelmatige monitoring van de evolutie van milieuclaims blijkt dat er voor specifieke claims verschillen zijn in de toepassing van de in lid 1 vastgestelde vereisten en dat deze verschillen de goede werking van de interne markt belemmeren, of indien de Commissie vaststelt dat het gebrek aan vereisten voor specifieke claims tot wijdverbreide misleiding van de consument leidt, kan de Commissie overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vaststellen om de in lid 1 vastgestelde vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door:



- de regels voor de beoordeling van de milieuaspecten, milieueffecten en milieuprestaties vast te stellen, onder andere door te bepalen welke activiteiten, processen, materialen, emissies of gebruiksdoeleinden van een product in aanzienlijke mate bijdragen of niet kunnen bijdragen tot de desbetreffende milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties;

- te bepalen voor welke milieuaspecten of milieueffecten primaire informatie moet worden verstrekt en de criteria voor de beoordeling van de juistheid van de primaire en secundaire informatie vast te stellen, of

- specifieke regels in verband met de levenscyclus vast te stellen voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims voor bepaalde productgroepen en sectoren.

5. Wanneer de Commissie overeenkomstig het vorige lid de vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims specificeert, houdt zij rekening met de wetenschappelijke of andere beschikbare technische informatie, met inbegrip van relevant internationale normen, en neemt zij in voorkomend geval het volgende in overweging:

a) de specifieke kenmerken van de sectoren en producten die een specifieke methodologische aanpak vereisen;

b) de potentiële bijdrage van specifieke productgroepen of sectoren aan de verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie;



- alle uit de wetgeving van de Unie afgeleide relevante informatie;

- hoe toegankelijk informatie en gegevens voor de beoordeling zijn en hoe gemakkelijk kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) van deze informatie en gegevens gebruik kunnen maken.

Artikel 4

Staving van vergelijkende uitdrukkelijke milieuclaims

1. De staving van uitdrukkelijke milieuclaims die stellen of impliceren dat een product of een handelaar minder milieueffecten of betere milieuprestaties dan andere producten of handelaren heeft (“vergelijkende milieuclaims”), moet naast de vereisten van artikel 3 ook aan de volgende vereisten voldoen:



- de informatie en gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren waarmee wordt vergeleken, staan gelijk aan de informatie en gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft;

- de gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren, worden op gelijkwaardige wijze gegenereerd of verkregen als de gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren waarmee wordt vergeleken;

- de dekking van de stadia van de waardeketen is gelijkwaardig voor de producten en handelaren die worden vergeleken en zorgt ervoor dat de belangrijkste stadia voor alle producten en handelaren in aanmerking worden genomen;

- de dekking van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties is gelijkwaardig voor de producten en handelaren die worden vergeleken en zorgt ervoor dat de belangrijkste milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties voor alle producten en handelaren in aanmerking worden genomen;

- de voor de vergelijking gebruikte hypothesen worden op gelijkwaardige wijze vastgesteld voor de producten en handelaren die worden vergeleken.

2. Wanneer een vergelijkende milieuclaim verband houdt met een verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een product waarop de claim betrekking heeft ten opzichte van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een ander product van dezelfde handelaar, een concurrerende handelaar die niet langer op de markt actief is of een handelaar die niet langer aan consumenten verkoopt, moet in de staving van die claim worden uitgelegd welke gevolgen die verbetering heeft voor andere relevante milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product waarop de claim betrekking heeft en duidelijk worden vermeld wat het referentiejaar voor de vergelijking is.

3. De in dit artikel vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie52, tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.

Artikel 5

Communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een handelaar verplicht is een uitdrukkelijke milieuclaim te communiceren overeenkomstig de vereisten van dit artikel.

2. Uitdrukkelijke milieuclaims mogen alleen betrekking hebben op milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties die overeenkomstig de vereisten van de artikelen 3, 4 en 5 worden gestaafd en die overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt c) of d), als significant voor het betrokken product of de betrokken handelaar zijn aangemerkt.

3. Wanneer de uitdrukkelijke milieuclaim verband houdt met een eindproduct en de gebruiksfase tot de meest relevante fasen van de levenscyclus van dat product behoort, bevat de claim informatie over de wijze waarop de consument het product moet gebruiken om de verwachte milieuprestaties van dat product te bereiken. Die informatie wordt samen met de claim verstrekt.

4. Wanneer de uitdrukkelijke milieuclaim verband houdt met de toekomstige milieuprestaties van een product of handelaar, moet de claim een tijdsgebonden verbintenis betreffende verbeteringen binnen de eigen activiteiten en waardeketens omvatten.

5. Uitdrukkelijke milieuclaims over de cumulatieve milieueffecten van een product of handelaar op basis van een geaggregeerde indicator van milieueffecten kunnen alleen worden gedaan op basis van in het Unierecht vastgestelde regels voor de berekening van een dergelijke geaggregeerde indicator.

6. Informatie over het product of de handelaar waarop de uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft en over de staving wordt samen met de claim in fysieke vorm of als weblink, als QR-code of in een gelijkaardige vorm verstrekt.

Die informatie omvat ten minste het volgende:



- de milieuaspecten, milieueffecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft;

- de relevante normen van de Unie of de relevante internationale normen, in voorkomend geval;

- de onderliggende studies of berekeningen die zijn gebruikt voor de beoordeling, meting en monitoring van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, zonder de resultaten van die studies of berekeningen buiten beschouwing te laten, en een toelichting bij het toepassingsgebied, de hypothesen en de beperkingen van die studies of berekeningen, tenzij die informatie een bedrijfsgeheim in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/94353 is;

- een korte toelichting op de wijze waarop de verbeteringen waarop de claim betrekking heeft, worden gerealiseerd;

- het in artikel 10 bedoelde conformiteitscertificaat betreffende de staving van de claim en de contactgegevens van de verificateur die het conformiteitscertificaat heeft opgesteld;

- voor uitdrukkelijke milieuclaims met betrekking tot het klimaat die gebaseerd zijn op compensaties voor broeikasgasemissies, informatie over de mate waarin zij afhankelijk zijn van compensaties en over de vraag of deze betrekking hebben op emissiereducties of emissieverwijderingen;

- een samenvatting van de beoordeling, met inbegrip van de in dit lid vermelde elementen, die duidelijk en begrijpelijk is voor de consumenten die tot de doelgroep van de claim behoren en die wordt verstrekt in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waar de claim wordt gedaan.

7. De in de leden 2, 3 en 6 vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie, tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.

8. Wanneer de staving van bepaalde milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties onderworpen is aan de regels die zijn vastgesteld in de in artikel 3, lid 4, punten a) en c), bedoelde gedelegeerde handelingen, kan de Commissie overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vaststellen om de in artikel 5 vastgestelde vereisten voor het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door nader te bepalen welke informatie over die milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties kan of moet worden meegedeeld, om ervoor te zorgen dat de consumenten niet worden misleid.

Artikel 6

Communiceren van vergelijkende milieuclaims

Vergelijkende milieuclaims mogen geen verband houden met een verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product waarop de claim betrekking heeft ten opzichte van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een ander product van dezelfde handelaar, een concurrerende handelaar die niet langer op de markt actief is of een handelaar die niet langer aan consumenten verkoopt, tenzij zij gebaseerd zijn op bewijs dat de verbetering aanzienlijk is en in de afgelopen vijf jaar is verwezenlijkt.

Artikel 7

Milieukeurmerken

1. De lidstaten zorgen ervoor dat milieukeurmerken aan de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 6 voldoen en overeenkomstig artikel 10 worden geverifieerd.

2. Alleen milieukeurmerken die zijn toegekend in het kader van regelingen voor milieukeurmerken die op grond van het recht van de Unie zijn ingesteld, mogen een rating of score van een product of handelaar geven die gebaseerd is op een geaggregeerde indicator van de milieueffecten van een product of handelaar.

Artikel 8

Vereisten voor regelingen voor milieukeurmerken

1. Een regeling voor milieukeurmerken is een certificeringsregeling om te bevestigen dat een product, een proces of een handelaar aan de vereisten van een milieukeurmerk voldoet.

2. Regelingen voor milieukeurmerken moeten aan de volgende vereisten voldoen:



- de informatie over de eigendom en de besluitvormingsorganen van de regeling voor milieukeurmerken is transparant, gratis toegankelijk, gemakkelijk te begrijpen en voldoende gedetailleerd;

- de informatie over de doelstellingen van de regeling voor milieukeurmerken en de vereisten en procedures voor de monitoring van de conformiteit van de regeling voor milieukeurmerken zijn transparant, gratis toegankelijk, gemakkelijk te begrijpen en voldoende gedetailleerd;

- de voorwaarden voor toetreding tot de regeling voor milieukeurmerken staan in verhouding tot de omvang en de omzet van ondernemingen, zodat kleine en middelgrote ondernemingen niet worden uitgesloten;

- de vereisten voor de regeling voor milieukeurmerken zijn ontwikkeld door deskundigen die de wetenschappelijke degelijkheid ervan kunnen waarborgen en zijn ter raadpleging voorgelegd aan een heterogene groep belanghebbenden die ze heeft geëvalueerd en de relevantie ervan vanuit maatschappelijk oogpunt heeft gewaarborgd;

- de regeling voor milieukeurmerken beschikt over een mechanisme voor de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen;

- de regeling voor milieukeurmerken beschikt over procedures voor het aanpakken van niet-naleving en voorziet in de intrekking of schorsing van het milieukeurmerk in geval van aanhoudende en flagrante niet-naleving van de vereisten van de regeling.

3. Vanaf [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] worden door de overheidsinstanties van de lidstaten geen nieuwe nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken ingesteld. Nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken die voor die datum zijn ingesteld, mogen echter milieukeurmerken blijven toekennen op de markt van de Unie, mits zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

Vanaf de in de eerste alinea genoemde datum mogen regelingen voor milieukeurmerken alleen uit hoofde van het Unierecht worden ingesteld.

4. Vanaf [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] moeten alle nieuwe door overheidsinstanties van derde landen ingestelde regelingen voor milieukeurmerken die milieukeurmerken toekennen die op de markt van de Unie zullen worden gebruikt, door de Commissie worden goedgekeurd voordat zij de markt van de Unie mogen binnenkomen, om ervoor te zorgen dat die keurmerken een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie, met name wat betreft de dekking van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties of van een bepaalde productgroep of sector, in vergelijking met de in lid 3 bedoelde bestaande regelingen op regionaal, nationaal of Unieniveau, en dat zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. Regelingen voor milieukeurmerken die voor die datum door overheidsinstanties van derde landen zijn ingesteld, mogen milieukeurmerken blijven toekennen die op de markt van de Unie zullen worden gebruikt, mits zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat regelingen voor milieukeurmerken die door particuliere exploitanten zijn ingesteld na [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen], alleen worden goedgekeurd als die regelingen een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie, met name wat betreft de dekking van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties of van een bepaalde productgroep of sector en hun vermogen om de groene transitie van kmo’s te ondersteunen, in vergelijking met de in lid 3 bedoelde bestaande regelingen op regionaal, nationaal of Unieniveau, en zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.

Deze procedure voor de goedkeuring van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken is van toepassing op regelingen die door particuliere exploitanten in de Unie en in derde landen zijn ingesteld.

De lidstaten stellen de Commissie van de goedkeuring van nieuwe particuliere regelingen in kennis.

6. Om de in de leden 4 en 5 bedoelde goedkeuringen te verkrijgen, verstrekken exploitanten van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken bewijsstukken die de volgende informatie bevatten:



- de beginselen die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de regeling;

- de voorgestelde reikwijdte van de regeling;

- het bewijs dat de regeling een meerwaarde zal bieden, zoals beschreven in lid 4 voor regelingen voor milieukeurmerken die door overheidsinstanties in derde landen zijn ingesteld of in lid 5 voor regelingen voor milieukeurmerken die door particuliere exploitanten zijn ingesteld;

- een voorstel voor ontwerpcriteria en de methode voor de ontwikkeling en toekenning van het milieukeurmerk en de verwachte effecten op de markt;

- een gedetailleerde beschrijving van de eigendom en de besluitvormingsorganen van de regeling voor milieukeurmerken.

De in de eerste alinea bedoelde documenten worden bij de Commissie ingediend in het geval van de in lid 4 bedoelde regelingen of bij de autoriteiten van de lidstaten in het geval van de in lid 5 bedoelde regelingen, samen met het overeenkomstig artikel 10 opgestelde conformiteitscertificaat voor regelingen voor milieukeurmerken.

7. De Commissie publiceert een lijst van officieel erkende milieukeurmerken die na [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] op de mark van de Unie mogen worden gebruikt overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 en zorgt ervoor dat die lijst actueel is.

8. Om een uniforme toepassing in de hele Unie te waarborgen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast om:



- gedetailleerde vereisten vast te stellen voor de goedkeuring van regelingen voor milieukeurmerken op grond van de in de leden 4 en 5 bedoelde criteria;

- het formaat en de inhoud van de in lid 6 bedoelde bewijsstukken te specificeren;

- gedetailleerde regels vast te stellen voor de procedure voor de in lid 4 bedoelde goedkeuring.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 19 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 9

Evaluatie van de staving van uitdrukkelijke milieuclaims

De lidstaten zorgen ervoor dat handelaren de informatie die voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims wordt gebruikt, uiterlijk vijf jaar na de datum waarop de in artikel 5, lid 6, bedoelde informatie is verstrekt, evalueren en bijwerken wanneer er omstandigheden zijn die van invloed kunnen zijn op de juistheid van een claim. Bij de evaluatie herziet de handelaar de gebruikte onderliggende informatie om ervoor te zorgen dat de vereisten van de artikelen 3 en 4 volledig worden nageleefd.

De bijgewerkte uitdrukkelijke milieuclaim wordt overeenkomstig artikel 10 geverifieerd.

Artikel10

Verificatie en certificering van de staving en het communiceren van milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken

1. De lidstaten stellen procedures vast om de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims te verifiëren aan de hand van de vereisten van de artikelen 3 tot en met 7.

2. De lidstaten stellen procedures vast om te verifiëren of regelingen voor milieukeurmerken aan de vereisten van artikel 8 voldoen.

3. De verificatie- en certificeringsvereisten zijn alleen van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie zijn indien die handelaren daarom verzoeken.

4. De verificatie wordt door een verificateur die aan de vereisten van artikel 11 voldoet, uitgevoerd overeenkomstig de in de leden 1 en 2 bedoelde procedures voordat een handelaar de milieuclaim openbaar maakt of het milieukeurmerk aanbrengt.

5. De verificateur houdt voor de verificatie rekening met de aard en inhoud van de uitdrukkelijke milieuclaim of het milieukeurmerk.

6. Na voltooiing van de verificatie stelt de verificateur in voorkomend geval een conformiteitscertificaat op waarin wordt bevestigd dat de uitdrukkelijke milieuclaim of het milieukeurmerk aan de vereisten van deze richtlijn voldoet.

7. Het conformiteitscertificaat wordt erkend door de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en de handhaving van deze richtlijn. De lidstaten delen de lijst van conformiteitscertificaten mee via het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 ingestelde Informatiesysteem interne markt.

8. Het conformiteitscertificaat laat de beoordeling van de milieuclaim door nationale autoriteiten of rechtbanken overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG onverlet.

9. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met details betreffende de vorm van het in lid 5 bedoelde conformiteitscertificaat en de technische middelen voor de afgifte ervan. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 19 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 11

Verificateur

1. De verificateur is een externe conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/200854 is geaccrediteerd.

2. De accreditatie omvat met name de evaluatie van de naleving van de vereisten van lid 3.

3. De verificateur moet aan de volgende vereisten voldoen:

a) de verificateur is onafhankelijk van het product waarop de milieuclaim is aangebracht of de handelaar waarmee de milieuclaim verband houdt;

b) de verificateur, zijn hoogste leidinggevenden en het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verificatietaken, verrichten geen activiteiten die in strijd kunnen zijn met hun onafhankelijke oordeel of integriteit met betrekking tot de verificatieactiviteiten;

c) de verificateur en zijn personeel voeren de verificatieactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid en zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun verificatieactiviteiten kunnen beïnvloeden;

d) de verificateur beschikt over de deskundigheid, uitrusting en infrastructuur die nodig zijn om de verificatieactiviteiten waarvoor hij is geaccrediteerd uit te voeren;

e) de verificateur beschikt over voldoende gekwalificeerde en ervaren personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de verificatietaken;

f) het personeel van een verificateur is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle bij de uitvoering van de verificatietaken verkregen informatie;

g) wanneer een verificateur specifieke taken in verband met verificatie uitbesteedt of een beroep op een dochteronderneming doet, neemt hij de volledige verantwoordelijkheid voor de door een onderaannemer of dochteronderneming uitgevoerde taken op zich en beoordeelt en monitort hij de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en de door hen uitgevoerde werkzaamheden.

Artikel 12

Kleine en middelgrote ondernemingen

De lidstaten nemen passende maatregelen om kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) te helpen de vereisten van deze richtlijn na te leven. Die maatregelen omvatten ten minste richtsnoeren of soortgelijke mechanismen om kmo’s te informeren over manieren waarop zij aan de vereisten inzake uitdrukkelijke milieuclaims kunnen voldoen. Onverminderd de toepasselijke staatssteunregels kunnen dergelijke maatregelen daarnaast het volgende omvatten:

a) financiële steun;

b) toegang tot financiering;

c) gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel;

d) organisatorische en technische bijstand.

Artikel 13

Aanwijzing van bevoegde autoriteiten en coördinatiemechanisme

1. De lidstaten wijzen een of meer voor de uitvoering en handhaving van deze richtlijn bevoegde autoriteiten aan.

2. Met het oog op de handhaving van de artikelen 5 en 6 kunnen de lidstaten de nationale autoriteiten of rechtbanken aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van Richtlijn 2005/29/EG. In dat geval kunnen de lidstaten van de artikelen 14 tot en met 17 van deze richtlijn afwijken en de overeenkomstig de artikelen 11 tot en met 13 van Richtlijn 2005/29/EG vastgestelde handhavingsregels toepassen.

3. Indien er op hun grondgebied meer dan één bevoegde autoriteit is, zien de lidstaten erop toe dat de respectieve taken van die autoriteiten duidelijk worden omschreven en dat er geschikte communicatie- en coördinatiemechanismen worden opgezet.

4. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van de identiteit van de bevoegde autoriteiten in hun lidstaat en van de bevoegdheden van die autoriteiten.

Artikel 14

Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten verlenen hun bevoegde autoriteiten de nodige inspectie- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze richtlijn te waarborgen.

2. De krachtens lid 1 aan de bevoegde autoriteiten verleende bevoegdheden omvatten ten minste het volgende:

a) de bevoegdheid om alle relevante documenten, gegevens of informatie met betrekking tot een inbreuk op deze richtlijn in te zien, in elke vorm en in elk formaat en ongeacht het opslagmedium en de opslagplaats, alsook de bevoegdheid om kopieën van die documenten, gegevens of informatie te maken of te verkrijgen;

b) de bevoegdheid om van elke natuurlijke of rechtspersoon te eisen dat deze alle relevante informatie, gegevens of documenten verstrekt, ongeacht de vorm, het formaat, het opslagmedium en de opslagplaats daarvan, om vast te stellen of er sprake was of is van een inbreuk op deze richtlijn en om de details van een dergelijke inbreuk vast te stellen;

c) de bevoegdheid om op eigen initiatief onderzoeken of procedures in te stellen om inbreuken op deze richtlijn te doen beëindigen of verbieden;

d) de bevoegdheid om handelaren te verplichten passende en doeltreffende herstelmaatregelen en andere geschikte maatregelen te nemen om een einde te maken aan een inbreuk op deze richtlijn;

e) de bevoegdheid om, in voorkomend geval, stakingsbevelen vast te stellen met betrekking tot inbreuken op deze richtlijn;

f) de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 17 sancties op te leggen voor inbreuken op deze richtlijn.

3. De bevoegde autoriteiten mogen alle informatie, documenten, bevindingen, verklaringen en inlichtingen als bewijsmateriaal voor hun onderzoeken gebruiken, ongeacht het formaat en het opslagmedium ervan.

Artikel 15

Maatregelen voor het toezicht op de naleving

1. De overeenkomstig artikel 13 aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaten controleren regelmatig de uitdrukkelijke milieuclaims die worden gedaan en de regelingen voor milieukeurmerken die worden toegepast op de markt van de Unie. De verslagen met de resultaten van die controles worden online ter beschikking van het publiek gesteld.

2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een inbreuk op een in deze richtlijn vastgestelde verplichting vaststellen, voeren zij een evaluatie uit die alle relevante vereisten van deze richtlijn omvat.

3. Wanneer de bevoegde autoriteiten naar aanleiding van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie vaststellen dat de staving en het communiceren van een uitdrukkelijke milieuclaim of een regeling voor milieukeurmerken niet aan de vereisten van deze richtlijn voldoet, stellen zij de handelaar die de claim doet in kennis van de non-conformiteit en eisen zij dat die handelaar binnen dertig dagen alle passende corrigerende maatregelen neemt om de uitdrukkelijke milieuclaim of de regeling voor milieukeurmerken met deze richtlijn in overeenstemming te brengen of om het gebruik van en het verwijzen naar de non-conforme uitdrukkelijke milieuclaim stop te zetten. Die maatregelen moeten zo doeltreffend mogelijk zijn en zo snel mogelijk worden genomen, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en het recht om te worden gehoord.

Artikel 16

Behandeling van klachten en toegang tot de rechter

1. Natuurlijke personen of rechtspersonen of organisaties die krachtens het Unierecht of het nationale recht een rechtmatig belang hebben, hebben het recht bij de bevoegde autoriteiten een gemotiveerde klacht in te dienen wanneer zij op grond van objectieve omstandigheden van oordeel zijn dat een handelaar de bepalingen van deze richtlijn niet naleeft.

2. Voor de toepassing van de eerste alinea worden niet-gouvernementele entiteiten of organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid, het milieu of de consument en die aan de vereisten van het nationale recht voldoen, geacht voldoende belang te hebben.

3. De bevoegde autoriteiten beoordelen de in lid 1 bedoelde gemotiveerde klacht en nemen zo nodig maatregelen, waaronder inspecties van en hoorzittingen met de persoon of organisatie, om de klacht te verifiëren. Indien de niet-naleving wordt bevestigd, nemen de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen overeenkomstig artikel 15.

4. De bevoegde autoriteiten stellen de in lid 1 bedoelde persoon of organisatie die de klacht heeft ingediend zo spoedig mogelijk en in elk geval overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het nationale recht in kennis van hun besluit inzake het inwilligen of weigeren van het in de klacht vervatte verzoek om maatregelen en motiveren dat besluit.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon of organisatie zoals bedoeld in lid 1 die een gemotiveerde klacht indient, toegang heeft tot de rechter of een andere onafhankelijke en onpartijdige overheidsinstantie die bevoegd is om de formele en materiële rechtmatigheid van de besluiten, het handelen of het verzuim te handelen van de bevoegde autoriteit uit hoofde van deze richtlijn te toetsen, onverminderd de nationale wettelijke bepalingen volgens welke de administratieve beroepsprocedures moeten zijn uitgeput alvorens een gerechtelijke procedure kan worden ingeleid. Die procedures voor rechterlijke toetsing moeten eerlijk, billijk, tijdig en kosteloos of niet buitensporig kostbaar zijn en moeten voorzien in passende en doeltreffende rechtsmiddelen, waaronder, indien nodig, stakingsbevelen.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek praktische informatie wordt verstrekt over de toegang tot de in dit artikel bedoelde administratieve en gerechtelijke beroepsprocedures.

Artikel 17

Sancties

1. Onverminderd de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 2008/99/EG55, stellen de lidstaten de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op nationale bepalingen die op grond van deze richtlijn zijn vastgesteld en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2. Bij het bepalen van het type en de hoogte van de sancties die bij inbreuken moeten worden opgelegd, houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten terdege rekening met het volgende:

a) de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk;

b) het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk en eventuele maatregelen van de handelaar om de door consumenten geleden schade te beperken of te herstellen, indien van toepassing;

c) de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon, zoals blijkt uit bijvoorbeeld de totale omzet van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon;

d) de economische voordelen die de verantwoordelijken uit de inbreuk hebben gehaald;

e) alle eerdere inbreuken door de verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon;

f) elke andere verzwarende of verzachtende factor die van toepassing is op de omstandigheden van de zaak;

g) in voorkomend geval, sancties die in grensoverschrijdende zaken in andere lidstaten aan de handelaar zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk, wanneer informatie over dergelijke sancties beschikbaar is via het bij Verordening (EU) 2017/2394 opgezet mechanisme.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat sancties en maatregelen naar aanleiding van inbreuken op deze richtlijn het volgende omvatten:

a) geldboeten die de verantwoordelijken de uit de inbreuken voortvloeiende economische voordelen daadwerkelijk ontnemen en de verhoging van die geldboeten in het geval van herhaalde inbreuken;

b) inbeslagneming van inkomsten die de handelaar uit een transactie met de betrokken producten heeft verkregen;

c) tijdelijke uitsluiting voor een periode van maximaal twaalf maanden van openbare aanbestedingsprocedures en van toegang tot overheidsfinanciering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies.

Voor de toepassing van punt a) zorgen de lidstaten ervoor dat wanneer sancties moeten worden opgelegd overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2017/239456, het maximumbedrag van dergelijke boetes ten minste 4 % van de jaaromzet van de handelaar in de betrokken lidstaat of lidstaten bedraagt.

Artikel 18

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. Een overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.

Artikel 19

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 20

Monitoring

1. De lidstaten houden regelmatig toezicht op de toepassing van deze richtlijn op basis van:

a) een overzicht van de soorten uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken waarover overeenkomstig artikel 16 gemotiveerde klachten zijn ingediend;

b) een overzicht van de uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten een handelaar hebben verplicht corrigerende maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 15 of sancties hebben opgelegd overeenkomstig artikel 17.

2. De in lid 1 bedoelde informatie omvat de uitdrukkelijke milieuclaim of de regeling voor milieukeurmerken, de aard van de vermeende inbreuk, de aard en de duur van de corrigerende maatregel en, indien van toepassing, de opgelegde sanctie.

3. De lidstaten verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie jaarlijks aan de Commissie.

4. Op basis van de overeenkomstig lid 3 verzamelde informatie, de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, beschikbaar gestelde informatie en, indien nodig, aanvullend overleg met de bevoegde autoriteiten, publiceert het Europees Milieuagentschap om de twee jaar een verslag met een beoordeling van de ontwikkeling van uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken in elke lidstaat en in de Unie als geheel. Het verslag moet het mogelijk maken een onderscheid te maken naargelang de grootte van de handelaar die de claim doet en naargelang de kwaliteit van de staving.

Artikel 21

Evaluatie en toetsing

1. Uiterlijk op [PB, gelieve de datum in te vullen: vijf jaar na de datum van omzetting van deze richtlijn] verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn met betrekking tot de doelstellingen ervan en brengt zij aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de belangrijkste bevindingen.

2. In het in lid 1 bedoelde verslag wordt beoordeeld of deze richtlijn haar doel heeft bereikt, met name wat betreft:

a) het waarborgen dat uitdrukkelijke milieuclaims over de milieuprestaties van een product of handelaar op betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie zijn gebaseerd;

b) het waarborgen dat regelingen voor milieukeurmerken op certificeringsregelingen gebaseerd zijn en aan de desbetreffende vereisten van artikel 8 voldoen;

c) het waarborgen dat nieuwe particuliere regelingen voor milieukeurmerken voor producten of handelaren die al onder bestaande regelingen vallen, alleen door de lidstaten worden goedgekeurd als zij in vergelijking met de bestaande regelingen een meerwaarde bieden;

d) het vaststellen van de regels voor het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims op de markt van de Unie en het voorkomen van dubbele kosten bij het communiceren van die claims;

e) de versterking van de werking van de interne markt.

3. Indien de Commissie dit passend acht, gaat het in lid 1 bedoelde verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn, waarbij ook nadere bepalingen worden overwogen betreffende:

a) het ontsluiten van kansen voor de circulaire, bio- en groene economie door te beoordelen of het passend en haalbaar is het gebruik van een gemeenschappelijke en, waar relevant, op de levenscyclus gebaseerde methode voor de staving van milieuclaims verplicht te stellen;

b) het vergemakkelijken van de transitie naar een gifvrij milieu door te overwegen een verbod in te stellen op milieuclaims voor producten die gevaarlijke stoffen bevatten, behalve wanneer het gebruik ervan volgens door de Commissie te ontwikkelen criteria essentieel wordt geacht voor de samenleving;

c) verdere harmonisatie van de vereisten inzake de staving van specifieke milieuclaims over milieuaspecten of ‑effecten zoals duurzaamheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid, recyclebaarheid, gerecyclede inhoud, gebruik van natuurlijke inhoud, met inbegrip van vezels, milieuprestaties of duurzaamheid, biogebaseerde elementen, biologische afbreekbaarheid, biodiversiteit, afvalpreventie en afvalvermindering.

Artikel 22

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 wordt het volgende punt toegevoegd:

“X. [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU) ... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (PB L ... van ..., blz. ...): artikel 13, lid 3, en artikel 15.”.

Artikel 23

Wijziging van Verordening (EU) 2017/2394

In de bijlage bij Verordening (EU) 2017/2394 wordt het volgende punt toegevoegd:

“X. [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU) ... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (PB L ... van ..., blz. ...).”.

Artikel 24

Wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828

In bijlage I bij Richtlijn (EU) 2020/1828 wordt het volgende punt toegevoegd:

“X) [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU) ... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (PB L ... van ..., blz. ...).”.

Artikel 25

Omzetting

1. De lidstaten stellen uiterlijk op [PB, gelieve de datum toe te voegen: 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen, en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf [PB, gelieve de datum toe te voegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 27

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.