Artikelen bij COM(2022)357 - Monitoringkader van het 8e milieuactieprogramma: het meten van de vordering bij het verwezenlijken van de prioritaire doelstellingen van het programma voor 2030 en 2050

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 26.7.2022

COM(2022) 357 final


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

betreffende het monitoringkader van het 8e milieuactieprogramma: het meten van de vordering bij het verwezenlijken van de prioritaire doelstellingen van het programma voor 2030 en 2050


1.Inleiding

Het 8e milieuactieprogramma (8e MAP) 1 tot en met 2030 heeft tot doel de groene transitie te versnellen en te zorgen voor doortastende maatregelen om het milieu te beschermen en te herstellen. Sinds 1973 worden de ontwikkeling en coördinatie van het milieubeleid van de EU geleid door algemene milieuactieprogramma’s, die het kader bieden voor milieu- en klimaatactie door de EU en haar lidstaten. Het 8e MAP bouwt voort op de doelstellingen van de Europese Green Deal 2 , de groeistrategie van de EU om op een rechtvaardige en inclusieve manier een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte, niet-toxische, veerkrachtige en concurrerende circulaire economie tot stand te brengen. Het programma is ook van fundamenteel belang voor de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen in het kader van de Agenda 2030 van de VN, de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) en multilaterale milieu- en klimaatovereenkomsten.

Tegen de achtergrond van een aantal moeilijke economische en geopolitieke crises, waaronder de Russische agressie tegen Oekraïne, toont het 8e MAP de vastberadenheid van de EU en haar lidstaten om de klimaat-, biodiversiteits- en verontreinigingscrises aan te pakken en de EU beter bestand te maken tegen toekomstige schokken. Het 8e MAP bevat een prioritaire langetermijndoelstelling voor 2050, “goed leven, binnen de grenzen van onze planeet”, en zes thematische prioritaire doelstellingen. Het omvat ook een ambitieus kader van 34 “faciliterende voorwaarden” voor de verwezenlijking van deze doelstellingen in overeenstemming met de eed om geen schade te berokkenen van de Europese Green Deal en de belofte van een rechtvaardige en eerlijke transitie waarbij niemand achterblijft 3 .

De prioritaire doelstelling voor 2050 van het 8e MAP: “dat mensen uiterlijk in 2050 goed leven, binnen de grenzen van onze planeet, in een welzijnsgerichte economie waar niets wordt verspild, groei regeneratief is, klimaatneutraliteit binnen de Unie is verwezenlijkt en ongelijkheden aanzienlijk zijn verminderd. Een gezond milieu biedt de basis voor het welzijn van alle mensen en is een milieu waarin de biodiversiteit in stand wordt gehouden, ecosystemen floreren en de natuur wordt beschermd en hersteld, hetgeen leidt tot meer veerkracht bij klimaatverandering, weer- en klimaatgerelateerde rampen en andere milieurisico’s. De Unie neemt het voortouw om de welvaart van de huidige en toekomstige generaties wereldwijd te waarborgen, op basis van de intergenerationele verantwoordelijkheid.”.


Om ervoor te zorgen dat de EU vooruitgang boekt in de richting van haar milieu- en klimaatdoelstellingen, is het van essentieel belang dat de belangrijkste trends op coherente wijze worden gemonitord met de juiste indicatoren. Om een geïntegreerde aanpak te ondersteunen en te versterken, voorziet het 8e MAP in een bestuursmechanisme en wordt de Commissie belast met de vaststelling van een nieuw monitoringkader om de vordering bij het verwezenlijken van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP te meten – het monitoringkader van het 8e MAP. Het monitoringkader moet gebaseerd zijn op een beperkt aantal kernindicatoren, met inbegrip van systemische indicatoren betreffende het verband tussen de milieu- en de sociale dimensie en de economie, zodat de EU de vooruitgang in de richting van de groene transitie kan volgen en strategisch politiek toezicht op hoog niveau kan uitoefenen. De Commissie heeft tot taak jaarlijks verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad over de genomen maatregelen en mogelijke toekomstige acties te schetsen.

2.Algemene kenmerken van het monitoringkader van het 8e MAP

Het bestuursmechanisme van het 8e MAP omvat jaarlijkse monitoring, evaluatie en verslaglegging door de Commissie over de voortgang bij de verwezenlijking van de zes prioritaire doelstellingen van het programma. Daarbij wordt rekening gehouden met de faciliterende voorwaarden en met het overkoepelende doel van structurele verandering. De Commissie moet worden ondersteund door het Europees Milieuagentschap (EEA) en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), dat momenteel een kader voor indicatoren voor chemische stoffen ontwikkelt.

De kernindicatoren van het 8e MAP vormen de kern van het bestuursmechanisme. Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het besluit betreffende het programma moeten de indicatoren voortbouwen op bestaande gegevens om de administratieve lasten tot een minimum te beperken en de recentste ontwikkelingen met betrekking tot de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en indicatoren weergeven. Voorts moet het monitoringkader gebaseerd zijn op een methode die de Commissie in staat stelt de afstand die nog moet worden afgelegd met betrekking tot de prioritaire doelstellingen te meten. Wanneer in de EU-wetgeving juridisch bindende EU-doelstellingen zijn vastgesteld, zijn de indicatoren die daaraan ten grondslag liggen gekozen om de relevante programmadoelstellingen en faciliterende voorwaarden te monitoren. De EU heeft bijvoorbeeld overeenstemming bereikt over een juridisch bindende doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen, gemeten in ton CO2-equivalent, tegen 2030 met 55 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Wanneer er algemene wettelijke vereisten of ambitieuze streefcijfers en doelstellingen bestaan, moeten er indicatoren worden gebruikt die de vooruitgang in de gewenste richting meten. Zo weerspiegelt de totale geproduceerde hoeveelheid afval de inspanningen om de afvalhiërarchie toe te passen en dus het afval tegen 2030 aanzienlijk te verminderen; het aandeel van milieubelastingen in de totale belastinginkomsten weerspiegelt het beginsel dat de vervuiler betaalt.

De doelstellingen van het 8e MAP 2030 en de visie voor 2050 vereisen indicatoren die de langetermijnresultaten in de EU en de lidstaten meten (impact- of resultaatindicatoren) 4 . In sommige gevallen worden echter indicatoren opgenomen die gericht zijn op genomen maatregelen (“outputindicatoren”), wanneer er sprake is van een sterke beleidsrelevantie of verband met het overeengekomen streefcijfer. De indicator voor beschermde gebieden is een voorbeeld van deze laatste indicatoren, gezien het verband met de doelstelling om tegen 2030 30 % van het land- en zeegebied te beschermen.

Het monitoringkader van het 8e MAP bevat een aantal kernindicatoren om een politieke samenvatting op hoog niveau te geven. Het monitoringkader bouwt voort op sectorspecifieke monitoringinstrumenten om de samenhang te waarborgen en de administratieve lasten tot een minimum te beperken. Deze instrumenten hebben onder meer betrekking op de governance van de energie-unie en van de klimaatactie 5 , het monitoringkader voor de circulaire economie, het EU-monitoringkader voor biodiversiteit 6 , het EU-monitoringsysteem voor de bio-economie 7 en het toekomstige monitoringkader om alle verontreiniging tot nul terug te dringen 8 . Het zal ook rekening houden met de inzichten uit de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid 9 .

Brede overeenstemming over kernindicatoren op het gebied van milieu zal bijdragen tot coherente boodschappen bij de verslaglegging over milieu- en klimaatbeleid vanuit een breder perspectief, zoals:

·de “EGD-visualisatietool”, die ook digitale en billijkheidsaspecten omvat; 10

·de jaarlijkse voortgangsverslagen van de EU over alle 17 SDG’s; 11

·de holistische beoordeling van het dashboard inzake veerkracht in de EU en haar lidstaten; 12

·de transitieprestatie-index, die een rangschikking maakt op basis van de vooruitgang van 45 landen met betrekking tot vier dimensies van de overstap op duurzaamheid; 13

·het Europees Semester, dat niet alleen gericht is op een brede coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid, maar ook rapportage over de SDG’s in alle lidstaten 14 mogelijk maakt, en

·de interactieve tool Composite Indicators & Scoreboards Explorer 15 met meer dan 100 multidimensionale maatregelen.

Het monitoringkader van het 8e MAP is afgestemd op het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa en de voorstellen die daarin zijn gedaan op het gebied van klimaatverandering en milieu 16 .

3.Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft op 17 februari 2021 een raadplegingsdocument over de voorgestelde aanpak en architectuur voor het monitoringkader van het 8e MAP bekendgemaakt, waarin de bestaande reeks indicatoren en de beginselen die als leidraad voor de selectie van kernindicatoren werden gebruikt, zijn uiteengezet. Dit document heeft, samen met een aanvullende nota van 14 juli 2021 17 met een eerste voorstel voor kernindicatoren, de basis gevormd voor de raadplegingen die plaatsvonden van juli 2021 tot januari 2022. De Commissie heeft in het najaar van 2021 een workshop voor de lidstaten en een workshop voor externe belanghebbenden georganiseerd om de voorgestelde reeks indicatoren te bespreken. Naar aanleiding van het politieke akkoord over het 8e MAP heeft de Commissie de lijst van kernindicatoren herzien in overeenstemming met de ontvangen feedback, en de lidstaten opnieuw geraadpleegd over deze herziene lijst.

De raadpleging heeft een diepgaande analyse van indicatoren binnen specifieke thematische gebieden en van sectorspecifieke monitoringinstrumenten mogelijk gemaakt. Zij vormde de leidraad voor de keuze van kernindicatoren als basis voor de jaarlijkse voortgangsverslagen en hielp hiaten wat betreft indicatoren in kaart te brengen. Daarbij werden tijdelijk placeholders opgenomen voor gebieden waarvoor een indicator nog niet gebruiksklaar is of er geen jaarlijkse gegevens beschikbaar zijn. Er is vastgesteld dat er behoefte is aan aanvullende indicatoren voor de grondigere beoordelingen in 2024 en 2029 (zie punt 5) en indicatoren die de definitieve lijst niet hebben gehaald, zullen hiervoor worden gebruikt.

Sommige indicatoren, zoals die voor het meten van broeikasgasemissies 18 en biologische landbouw, werden snel als kernindicatoren aangemerkt op basis van de brede consensus die uit de raadplegingen naar voren is gekomen. Voor gebieden zoals het terugdringen van verontreiniging moesten er keuzes worden gemaakt. De geselecteerde indicatoren weerspiegelen de systemische aard van milieu- en klimaatuitdagingen en ‑beleid het best, terwijl specifieke gebieden verder zullen worden beoordeeld aan de hand van een aantal gerichte monitoringinstrumenten. Er is een apart hoofdstuk opgenomen over de holistische visie voor 2050 en indicatoren die verband houden met verschillende prioritaire doelstellingen of belangrijke initiatieven. Zo weerspiegelt de indicator van de materiaalvoetafdruk de wereldwijde milieudruk in verband met de consumptie in de EU.

Er was ook een krachtige oproep om de gezondheid van het ecosysteem te versterken. Bijgevolg zijn er voor het hoofdstuk biodiversiteit drie kernindicatoren opgenomen om de vooruitgang te meten in de richting van de doelstelling om de biodiversiteit een halt toe te roepen en om te buigen, wat betreft zowel individuele soorten als ecosystemen. Bovendien heeft in het hoofdstuk over aanpassing aan de klimaatverandering de indicator voor de gevolgen van droogte voor ecosystemen de voorkeur gekregen boven de indicator voor droogterisico’s. Daarnaast is een indicator voor ruimtebeslag opgenomen in het transversale hoofdstuk over de visie voor 2050.

Voor sommige gebieden was er overeenstemming over het gebruik van aanvullende indicatoren. Om alle verontreiniging tot nul terug te dringen, is bijvoorbeeld het nitraatgehalte in het grondwater gekozen als indicator voor schoon water, hoewel dit gehalte niet jaarlijks wordt geactualiseerd. Hoewel de vermindering van het verlies aan voedingsstoffen niet wordt gekwantificeerd, worden hiermee de gevolgen van deze verliezen voor de kwaliteit van het water aangegeven en is dit een goede indicatie voor de doelstellingen van de Green Deal om de voedingsstoffen terug te dringen. Wat biodiversiteit betreft, geeft de index van alledaagse vogelsoorten bijvoorbeeld de achteruitgang van de populaties van akkervogels, voornamelijk als gevolg van intensivering van de landbouw, het beste weer. Wat het herstel en de bescherming van ecosystemen 19 betreft, hebben de meest geschikte indicatoren betrekking op beschermde gebieden en de connectiviteit van bossen. Soortgelijke aanvullende indicatoren worden ook gebruikt voor milieudruk in complexe systemen. Voor een duurzaam energiesysteem is in de raadpleging bijvoorbeeld een combinatie van twee indicatoren vastgesteld: energieverbruik en hernieuwbare energie.

Tot slot is voor een beperkt aantal gebieden waar indicatoren nog niet beschikbaar zijn, maar die bijzonder relevant zijn voor het beleid, gekozen om te verwijzen naar toekomstige ontwikkelingen (voor subsidies voor fossiele brandstoffen) of om een placeholder op te nemen (milieuongelijkheid) (zie punt 5).

4.Geselecteerde kernindicatoren

De reeks kernindicatoren volgt de structuur van het 8e MAP en bestaat uit 26 indicatoren. Elke specifieke prioritaire doelstelling wordt gemonitord aan de hand van twee indicatoren, met uitzondering van biodiversiteit, waarvoor drie indicatoren worden gebruikt. Er zijn telkens vijf indicatoren opgenomen voor de druk op het milieu, de faciliterende voorwaarden en de prioritaire langetermijndoelstelling voor 2050.

INDICATORDOELBRON 20
Matiging van de klimaatverandering (artikel 2, lid 2, punt a))
1.Broeikasgasemissie (BKG, index 1990=100, ton CO2-equivalent)Klimaatneutraliteit: de broeikasgasemissies uiterlijk tegen 2030 met ten minste 55 % verminderen ten opzichte van de niveaus in 1990 21EEA
2.Broeikasgasemissies door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF 22 , ton CO2-equivalent)Klimaatneutraliteit: de nettobroeikasgasverwijderingen door koolstofputten uit de LULUCF-sector uiterlijk in 2030 verhogen tot ‑310 miljoen ton CO2-equivalent 23EEA
Aanpassing aan klimaatverandering (artikel 2, lid 2, punt b))
3.Klimaatgerelateerde economische verliezen (in miljard EUR)Economische gevolgen van klimaatverandering: de totale financiële verliezen als gevolg van weers- en klimaatgerelateerde gebeurtenissen verminderenEEA 24
4.De gevolgen van droogte voor ecosystemen (getroffen gebied in km²)Veerkracht van ecosystemen: het gebied dat wordt getroffen door droogte en verlies van vegetatieproductiviteit verkleinenEEA
Een regeneratieve circulaire economie (artikel 2, lid 2, punt c))
5.Verbruik van grondstoffen (ton per hoofd van de bevolking)Materiaalvoetafdruk: de materiaalvoetafdruk van de EU 25 aanzienlijk verminderen door de hoeveelheid grondstoffen die nodig is voor de productie van de in de EU verbruikte producten te verminderenEurostat
6.Totale afvalproductie

(kg per hoofd van de bevolking)
Afvalpreventie: de totale hoeveelheid geproduceerd afval tegen 2030 aanzienlijk verminderen 26Eurostat
Alle verontreiniging naar nul en een gifvrij milieu (artikel 2, lid 2, punt d))
7.Vroegtijdige sterfgevallen als gevolg van blootstelling aan fijnstof (PM2,5)

(aantal vroegtijdige sterfgevallen)
Milieueffect op de gezondheid: het aantal vroegtijdige sterfgevallen als gevolg van luchtverontreiniging tegen 2030 met 55 % verminderen (ten opzichte van de niveaus van 2005) 27EEA
8.Nitraten in het grondwater

(mg NO3/l en % meetstations met een waarde van meer dan 50 mg NO3/l)
Schoon water: nutriëntenverliezen verminderen met ten minste 50 % in veilige grondwatervoorradenEEA 28
Biodiversiteit en ecosystemen (artikel 2, lid 2, punt e))
9.Aangewezen beschermde terrestrische en mariene gebieden 29

(% van de totale oppervlakte)
Natuurbescherming: tegen 2030 minimaal 30 % van het landoppervlak van de EU en 30 % van het zeegebied van de EU wettelijk beschermen 30EEA
10.Index van alledaagse vogelsoorten

(index: 1990 = 100)
Behoud van de biodiversiteit: de achteruitgang van de populatie van alledaagse vogelsoorten ombuigen 31EBCC/ 32

BirdLife/ RSPB/CSO

11.Connectiviteit van bossen

(0-100 % 33 )
Gezonde ecosystemen: de connectiviteit in bosecosystemen vergroten met het oog op het creëren en integreren van ecologische corridors 34  en het vergroten van de veerkracht ten aanzien van klimaatveranderingGemeenschappelijk Centrum voor onderzoek
Milieu- en klimaatdruk in verband met de productie en consumptie in de EU (artikel 2, lid 2, punt f))
12.Energieverbruik

(in miljoen ton olie-equivalent)
Energie-efficiëntie: het (primaire en eind)energieverbruik tegen 2030 met ten minste 13 % verminderen ten opzichte van 2020 35Eurostat
13.Aandeel hernieuwbare energie in bruto-eindverbruik van energie (in %) 36Duurzame energie: ten minste [45 %] van de energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie tegen 2030 37  Eurostat
14.Percentage circulair gebruik van materialen

(in % van het totale gebruik van materialen)
Duurzame industrie: het circulaire gebruik van materialen verdubbelen tegen 2030 ten opzichte van 2020 38Eurostat
15.Aandeel bussen en treinen in het personenvervoer over land

(% van het totale personenvervoer over land, uitgedrukt in passagierskilometers)
Duurzame mobiliteit: het aandeel van collectieve vervoerswijzen (bussen, reisbussen en treinen) verhogenEurostat
16.Aandeel biologische landbouw

(% van het landbouwareaal in km²)
Duurzame landbouw: tegen 2030 biologische landbouwbedrijven op 25 % van de landbouwgrond in de EU 39Eurostat
Faciliterende voorwaarden (artikel 3)
17.Aandeel van milieubelastingen in de totale belastinginkomsten (in %)De vervuiler betaalt: het aandeel van milieubelastingen in de totale inkomsten uit belastingen en sociale bijdragenEurostat
18.Subsidies voor fossiele brandstoffen

(in miljoen EUR) 40
De vervuiler betaalt: milieuschadelijke subsidies, met name subsidies voor fossiele brandstoffen, verminderen met het oog op de onverwijlde afbouw ervanEuropese Commissie
19.Uitgaven milieubescherming

(in miljard EUR en % van het bbp)
Financiering van de transitie: meer uitgaven van huishoudens, bedrijven en overheden voor het voorkomen, verminderen en uitbannen van verontreiniging en andere aantasting van het milieuEurostat
20.Groene obligaties

(% van totale uitgegeven obligaties)
Duurzame investeringen: de uitgifte van groene obligaties opvoeren om publieke en private financiering voor groene investeringen te stimulerenEEA 41
21.Eco-innovatie-index 42

Prestaties van de lidstaten ten opzichte van het EU-gemiddelde

(EU = 100) en trend
Innovatie voor duurzaamheid: meer eco-innovatie als motor voor de groene transitieWaarnemingspost voor eco-innovatie
Goed leven, binnen de grenzen van de planeet (artikel 2, lid 1)
22.Ruimtebeslag

(km2 per jaar)
Grenzen van de planeet/duurzaam gebruik van grond: geen nettoruimtebeslag tegen 2050 43EEA
23.Wateronttrekkingsindex-plus 44

(in %)
Grenzen van de planeet/duurzaam gebruik van water: waterschaarste verminderen 45EEA
24.Consumptievoetafdruk 46

(gebaseerd op levenscyclusbeoordeling)
Duurzame consumptie: de consumptievoetafdruk 47 van de EU aanzienlijk verminderen, d.w.z. het milieueffect van consumptieGemeenschappelijk Centrum voor onderzoek
25.Werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde van de milieugoederen- en ‑dienstensector

(% van de totale economie)
Duurzaam concurrentievermogen: het aandeel van de groene economie en van groene werkgelegenheid in de hele economie vergroten 48Eurostat
26.PLACEHOLDER voor ongelijkheden op milieugebied 49Milieuwelzijn: de ongelijkheden op milieugebied verminderen en zorgen voor een eerlijke transitie

5.Lacunes in de indicatoren dichten

Uit de raadplegingen zijn enkele lacunes in de monitoring van indicatoren naar voren gekomen die de komende jaren nuttig kunnen zijn voor de beleidsvorming op het gebied van milieu en klimaat. Er zijn bijvoorbeeld nog geen geschikte indicatoren voor de monitoring van gezonde ecosystemen en bodems of voor duurzaam gebruik van chemische stoffen. Hoewel er op veel gebieden monitoringgegevens worden verzameld, omvatten sommige bestaande rapportagevereisten geen jaarlijkse uitwisseling van gegevens op EU-niveau. Zo worden gegevens over zwerfvuil op zee of chemische stoffen in water slechts om de zes jaar aan de EU gerapporteerd. Met een betere uitvoering van de bestaande wetgeving en het streven naar open dataruimten in het EU-beleid 50 wordt dit knelpunt aangepakt.

Het 8e MAP bevat systemische indicatoren die betrekking hebben op het verband tussen het milieu en de samenleving en het milieu en de economie. Voor ongelijkheden op milieugebied is ruimte voorzien, terwijl het EEA een indicator ontwikkelt die de blootstelling aan luchtverontreiniging koppelt aan het inkomensniveau. Dit maakt deel uit van een bredere inspanning om de milieurechtvaardigheid te meten en de blootstelling van groepen die risico lopen op sociaaleconomische marginalisering te koppelen aan milieu- en gezondheidsrisico’s. Wat milieuonvriendelijke subsidies betreft, bereidt de Commissie momenteel een uitvoeringshandeling voor in het kader van de verordening inzake de governance van de energie-unie en klimaatactie 51 , waarin onder meer verslaglegging over de geleidelijke afschaffing van energiesubsidies, met name voor fossiele brandstoffen, zal worden opgenomen. In 2022 is Eurostat begonnen met het verzamelen van gegevens van de nationale bureaus voor de statistiek met betrekking tot mogelijk schadelijke milieusubsidies. Wat het verband tussen het milieu en de economie betreft, zijn er nog steeds lacunes in de indicatoren voor de beoordeling van de macro-economische voordelen van de diversiteit van ecosystemen, de risico’s die voortvloeien uit de vernietiging van ecosystemen, de kosten van andere verontreinigende stoffen dan broeikasgassen en de algemene sociaaleconomische voordelen en verdelingsaspecten van de transitie naar ecologische duurzaamheid.

Sommige indicatoren die niet als kernindicator zijn geselecteerd, zullen worden gebruikt voor de twee, in 2024 en 2029, geplande diepgaande evaluaties. Zo kunnen gegevens over klimaatgerelateerde verloren mensenlevens helpen om tot een breder perspectief op de beoordeling van de vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering te komen. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid om met organische koolstof in de grond de natuur te herstellen, het aandeel van plantaardige bronnen in het totale calorieaanbod en het gebruik van pesticiden 52 voor de beoordeling van de vooruitgang in de richting van een duurzaam voedselsysteem, of een indicator voor elektrificatie van het vervoer met het oog op een breder perspectief op duurzame mobiliteit. Indicatoren inzake milieugovernance die betrekking hebben op het waarborgen van de naleving, transparantie, inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, zijn niet geschikt als kernindicatoren, maar zullen worden gebruikt voor de diepgaande beoordelingen.

6.Voortgangsverslagen

In overeenstemming met het besluit inzake het 8e MAP zal de Commissie, met steun van het EEA en het ECHA, op basis van het monitoringkader met haar 26 kernindicatoren die in deze mededeling worden beschreven, jaarverslagen indienen over de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen.

Het EEA zal de beoordelingsmethode in nauwe samenwerking met de Commissie ontwikkelen en uiterlijk eind 2023 zijn eerste jaarlijkse inventarisatie van de geboekte vooruitgang presenteren. De Commissie zal verslag uitbrengen over haar belangrijkste bevindingen om de jaarlijkse uitwisseling met het Europees Parlement en de Raad te vergemakkelijken. Naast de jaarlijkse verslaglegging en uitwisseling voorziet het besluit inzake het 8e MAP ook in een tussentijdse evaluatie in 2024 en een evaluatie in 2029.

Deze verslaglegging zal de communicatie over de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal ondersteunen. Zij zal worden gebruikt als basis voor de communicatie met burgers en beleidsmakers over de vraag of onze acties ambitieus genoeg zijn om ons te helpen binnen de grenzen van de planeet te blijven, dan wel of er meer ambitie nodig is. Tijdens de raadpleging is de voorkeur gegeven aan indicatoren die kunnen worden uitgesplitst naar verschillende bestuursniveaus, wat een dialoog op nationaal, regionaal, stedelijk en lokaal niveau zal vergemakkelijken.

7.Vooruitzichten

Het 8e MAP vereist een stabiel monitoringkader dat enige flexibiliteit biedt. In overeenstemming hiermee zal de Commissie overwegen wijzigingen in de kernindicatoren voor te stellen naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van 2024 en de evaluatie van 2029, met name met het oog op het beschikbaar komen van nieuwe indicatoren als gevolg van lopende en toekomstige werkzaamheden (zie punt 5).

In het 8e MAP wordt de Commissie opgedragen de onderlinge verbanden tussen de bestaande indicatorreeksen, monitoringkaders en processen op EU-niveau die vooruitgang op sociaal, economisch en milieugebied meten, verder te verduidelijken en eventueel te stroomlijnen. Daartoe zal de Commissie voortbouwen op een nieuw instrument 53 dat gegevens van meer dan 100 indexen, scoreborden en dashboards samenbrengt en onderlinge verbanden kan vaststellen. Het verslag kan resulteren in een toekomstig samenvattend dashboard dat verder gaat dan het bbp om de vooruitgang van de EU op het gebied van duurzaamheid, welzijn en veerkracht te meten. De kernindicatoren van het 8e MAP kunnen de milieucomponent vormen.


De Commissie zal de samenhang tussen de kernindicatoren van het 8e MAP en andere horizontale monitoringinstrumenten, zoals het Europees Semester en de SDG-monitoring van de EU, blijven bevorderen. De Commissie is ook begonnen met de voorbereiding van een geïntegreerd kader voor welzijn, dat beleidsmakers en belanghebbenden zou kunnen informeren over de vraag of het milieubeleid ambitieus genoeg is om de EU in staat te stellen binnen de veilige en rechtvaardige grenzen van onze planeet te blijven.

(1)

   Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 (8e MAP).

(2)

   COM(2019) 640 final.

(3)

   Aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit, COM(2021) 801 final.

(4)

   COM “ Better regulation toolbox ”, uitgave november 2021, blz. 358.

(5)

   Verordening (EU) 2018/1999 van 11 december 2018

(6)

   Dashboard en actietracker van de EU-biodiversiteitsstrategie: https://dopa.jrc.ec.europa.eu/kcbd/dashboard/

(7)

   Gerelateerde dashboards: https://knowledge4policy.ec.europa.eu/visualisation/eu-bioeconomy-monitoring-system-dashboards_en ; https://knowledge4policy.ec.europa.eu/biodiversity/topic/eu-biodiversity-strategy-actions-tracker_en

(8)

   COM(2021) 400 final en werkdocument van de diensten van de Commissie (2021) 141.

(9)

   COM(2019) 149 final.

(10)

    https://ec.europa.eu/eurostat/cache/egd-statistics/

(11)

    https://ec.europa.eu/eurostat/web/sdi

(12)

    https://ec.europa.eu/info/strategy/strategic-planning/strategic-foresight/2020-strategic-foresight-report/resilience-dashboards_nl

(13)

    https://ec.europa.eu/info/research-and-innovation/strategy/support-policy-making/support-national-research-and-innovation-policy-making/transitions-performance-index-tpi_en

(14)

    https://ec.europa.eu/eurostat/cache/infographs/sdg-country-overview/

(15)

    https://composite-indicators.jrc.ec.europa.eu/explorer

(16)

    https://futureu.europa.eu/pages/reporting

(17)

    https://ec.europa.eu/environment/news/ 8 th-environment-action-programme-commission-consults-monitoring-framework-headline-indicators- 2021 - 07 - 19 _en

(18)

   Gebruikt in het kader van de klimaatmonitoringmechanismen van de EU, waarin de eigen interne verslagleggingsregels van de EU zijn vastgesteld op basis van internationaal overeengekomen verplichtingen.

(19)

   Werkzaamheden aan de gang in het kader van het in kaart brengen en beoordelen van ecosystemen en hun diensten (MAES). De EU-methode om de toestand van de ecosystemen in kaart te brengen en te beoordelen, moet eind 2022 klaar zijn en is gebaseerd op internationaal overeengekomen normen van het VN-systeem van milieu-economische boekhouding.

(20)

   De organisatie die verantwoordelijk is voor gegevensverzameling en methodiek.

(21)

    Verordening (EU) 2021/1119  van 30 juni 2021 (klimaatwet).

(22)

   Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw.

(23)

   COM(2021) 554 final (LULUCF-verordening).

(24)

   Gebaseerd op gegevens van CATDAT van RiskLayer.

(25)

   8e MAP, artikel 3, punt s).

(26)

   Actieplan voor een circulaire economie, COM(2020) 98 final en actieplan om alle verontreiniging tot nul terug te dringen, COM(2021) 400 final.

(27)

   ZPAP COM(2021) 400 final.

(28)

   De jaarlijkse EEA-gegevens zullen worden gevalideerd door de gegevens die worden verzameld in het kader van de nitratenrichtlijn (gegevensbron: ENV/JRC) om de 4 jaar beschikbaar.

(29)

   Nationaal aangewezen gebieden of Natura 2000-gebieden.

(30)

   EU-biodiversiteitsstrategie.

(31)

   EU-biodiversiteitsstrategie.

(32)

   EBCC – European Bird Census Council; RSPB – Royal Society for the Protection of Birds; CSO (Tsjechische vereniging voor ornithologie).

(33)

   Van helemaal niet (0 %) naar volledig verbonden (100 %).

(34)

   EU-biodiversiteitsstrategie met verwijzing naar een trans-Europees natuurnetwerk en voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende natuurherstel, COM(2022) 304 final van 22.6.2022.

(35)

   Doelstelling weerspiegelt de aankondiging van REPowerEU (COM(2022) 230 final). Met inachtneming van een definitief akkoord over de gewijzigde richtlijn betreffende energie-efficiëntie (COM(2021) 558 final) en de doelstelling inzake hernieuwbare energie die onder de gewijzigde richtlijn hernieuwbare energie valt (COM(2021) 557 final).

(36)

   Met een uitsplitsing naar hernieuwbare energiebronnen.

(37)

   Zie FN voor indicator 12, nummer aan te passen, met inachtneming van definitieve overeenstemming over de gewijzigde richtlijn hernieuwbare energie (COM(2022) 222 final).

(38)

   Actieplan voor een circulaire economie COM(2020) 98 final : “in het komende decennium”.

(39)

   EU-biodiversiteitsstrategie en “van boer tot bord”-strategie.

(40)

   De gegevens zijn bekendgemaakt in het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het verslag over de stand van de energie-unie, COM(2021) 950 final. Vanaf 2023 zullen de gegevens gebaseerd zijn op de verslaglegging van de lidstaten die uit hoofde van de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie vereist is.

(41)

   Gebaseerd op Bloomberg Finance L.P., gebruikt in het werkdocument van de diensten van de Commissie over de monitoring van de vooruitgang op weg naar een kapitaalmarktenunie, (2021) 544 final/2.

(42)

   De index kan worden vervangen om rekening te houden met nieuwe beleidsbehoeften.

(43)

   EU-bodemstrategie voor 2030, COM(2021) 699 final.

(44)

   Voor informatie over de bestreken sectoren en de tijd en het gebied, zie https://ec.europa.eu/eurostat/cache/metadata/en/sdg_06_60_esmsip2.htm en 

https://www.eea.europa.eu/data-and-maps/indicators/use-of-freshwater-resources-3/assessment-4

(45)

   Richtlijn 2000/60/EG (kaderrichtlijn water).

(46)

   Deze indicator combineert de intensiteit van de consumptie en de milieueffecten van representatieve producten voor vijf consumptiegebieden, waarbij de gehele toeleveringsketen van producten (binnenlands en handelsverkeer) wordt beoordeeld.

(47)

   8e MAP, artikel 3, punt s) en actieplan voor de circulaire economie.

(48)

   Voor definities, zie https://ec.europa.eu/eurostat/cache/metadata/en/env_egs_esms.htm

(49)

   Zie punt 5.

(50)

   COM(2020) 66 final.

(51)

   Zie artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1999.

(52)

   Voorstel voor een verordening inzake het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen COM(2022) 305 final: doelstelling om het gebruik van chemische pesticiden tegen 2030 met 50 % te verminderen.

(53)

    https://composite-indicators.jrc.ec.europa.eu/explorer