Artikelen bij COM(2022)57 - Programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Hoofdstuk I
Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

1. Bij deze verordening wordt het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit (hierna “het programma” genoemd) vastgesteld. In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de voorschriften voor de activiteiten van het programma, de infrastructuur en de diensten van het programma, de deelnemers aan het programma, de begroting voor de periode 2023-2027, de vormen van financiering door de Unie, de regels voor de verstrekking van die financiering en de regels voor de uitvoering van het programma vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) “kritieke infrastructuur”: voorziening, systeem of een deel daarvan op het grondgebied van de lidstaten dat van essentieel belang is voor het behoud van vitale maatschappelijke functies, de gezondheid, de veiligheid, de beveiliging, de economische welvaart of het maatschappelijk welzijn, waarvan de verstoring of vernietiging in een lidstaat aanzienlijke gevolgen zou hebben doordat die functies ontregeld zouden raken;

2) “Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI)”: onderling verbonden ruimte- en grondinfrastructuur die behoort tot de infrastructuur van het programma en waarin kwantumgebaseerde technologie wordt gebruikt om de verdeling van cryptografische sleutels te waarborgen;

3) “GOVSATCOM-hub”: GOVSATCOM-hub in de zin van artikel 2, punt 23), van Verordening (EU) 2021/696;

4) “GOVSATCOM-gebruiker”: GOVSATCOM-gebruiker in de zin van artikel 2, punt 22), van Verordening (EU) 2021/696;

5) “infrastructuur”: voorziening, systeem of een deel daarvan dat nodig is voor de levering van de in het kader van het programma verleende diensten;

6) “nieuwe ruimtevaartindustrie”: particuliere ondernemingen en kleine, middelgrote en startende ondernemingen die nieuwe ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen ontwikkelen;

7) “nuttige lading”: door een ruimtevaartuig vervoerde uitrusting voor de uitvoering van een bepaalde ruimtemissie;

8) “beveiligd connectiviteitssysteem”: overeenkomstig deze verordening ontwikkeld systeem dat bestaat uit de in artikel 5 bedoelde infrastructuur en waarmee de in artikel 7 bedoelde diensten worden verleend;

9) “het Agentschap”: het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma als opgericht bij Verordening (EU) 2021/696.

   Artikel 3    

Doelstellingen van het programma

1. De algemene doelstelling van het programma is de totstandbrenging van een beveiligd en autonoom connectiviteitssysteem in de ruimte om gegarandeerde en veerkrachtige satellietcommunicatiediensten te verlenen, met name teneinde:

a) te waarborgen dat overheidsgebruikers op lange termijn beschikken over wereldwijde en ononderbroken toegang tot beveiligde en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten overeenkomstig artikel 7, leden 1 tot en met 3, waarmee de bescherming van kritieke infrastructuur, bewaking, extern optreden, crisisbeheer en toepassingen die cruciaal zijn voor de economie, het milieu, de veiligheid en defensie worden ondersteund en de veerkracht van de lidstaten wordt derhalve wordt vergroot;

b) de verlening van commerciële diensten door de particuliere sector mogelijk te maken, overeenkomstig artikel 7, lid 4.

2. De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

a) het verbeteren van de communicatiediensten van de Unie door een multiorbitale connectiviteitsinfrastructuur te ontwikkelen, te bouwen en te bedienen die voortdurend wordt aangepast aan de ontwikkeling van de vraag naar satellietcommunicatie en rekening houdt met de bestaande en toekomstige activa van de lidstaten die in het kader van het GOVSATCOM-onderdeel van het bij Verordening (EU) 2021/696 43 vastgestelde ruimtevaartprogramma van de Unie worden gebruikt;

b) het bijdragen aan de cyberveerkracht door middel van proactieve en reactieve verdediging tegen cyber- en elektromagnetische dreigingen en operationele cyberbeveiliging, en het integreren van het ruimte- en bijbehorende grondsegment van de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie om de veilige overdracht van cryptografische sleutels mogelijk te maken;

(c)het verbeteren en uitbreiden van de vermogens en diensten van andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie;

d) het stimuleren van de uitrol van innovatieve en disruptieve technologieën, met name door de nieuwe ruimtevaartindustrie te benutten, en

e) het mogelijk maken snelle en naadloze breedbandconnectiviteit in de hele Unie te ontwikkelen, dode communicatiezones weg te werken en de cohesie tussen de gebieden van de lidstaten te vergroten, alsook het voorzien in connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang buiten de Unie.

 Artikel 4

Activiteiten tot uitvoering van het programma

1. De verlening van de in artikel 7, lid 1, bedoelde overheidsdiensten wordt gewaarborgd door de volgende activiteiten uit te voeren:

a) ontwikkelings- en validatie-activiteiten, met inbegrip van de bouw en lancering van de aanvankelijke ruimte- en grondinfrastructuur die nodig is voor het verlenen van overheidsdiensten;

b) ontwikkeling en integratie van het ruimte- en aanverwante grondsegment van de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie in de ruimte- en grondinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem;

c) ontwikkelingsactiviteiten om de ruimte- en grondinfrastructuur die nodig is voor het verlenen van overheidsdiensten te voltooien;

d) exploitatieactiviteiten voor het verlenen van overheidsdiensten, met inbegrip van:

i) het bedienen, het onderhoud, de voortdurende verbetering en de bescherming van de ruimte- en grondinfrastructuur, met inbegrip van het beheer inzake vernieuwing en veroudering;

e) het ontwikkelen van toekomstige ruimte- en grondinfrastructuur en van de overheidsdiensten.

2. De in lid 1, punt d), bedoelde exploitatieactiviteiten gaan tegen 2024 geleidelijk van start met de verlening van een eerste reeks diensten. Die eerste diensten worden verbeterd door de geleidelijke uitrol van de ruimte- en grondinfrastructuur, die moet leiden tot een volledig operationeel vermogen, naar planning tegen 2027.

3. De in artikel 6 bedoelde acties worden uitgevoerd gedurende de gehele looptijd van het programma.

Artikel 5

Infrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem

1. De infrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem bestaat uit overheids- en commerciële infrastructuur, overeenkomstig lid 2, respectievelijk lid 3.

2. De overheidsinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem omvat alle bijbehorende grond- en ruimteactiva die nodig zijn om de in artikel 7, lid 1, bedoelde overheidsdiensten te verlenen, met inbegrip van:

a) satellieten of subcomponenten van satellieten;

b) subcomponenten in de ruimte en op de grond voor de verdeling van cryptografische sleutels;

c) infrastructuur voor toezicht op de beveiliging van de infrastructuur en diensten van het programma;

d) infrastructuur voor het verlenen van diensten aan de overheidsgebruikers;

e) de infrastructuur voor het GOVSATCOM-grondsegment als bedoeld in artikel 67 van Verordening (EU) 2021/696, met inbegrip van de GOVSATCOM-hubs.

Voor de toepassing van deze verordening maakt het gebruiksrecht van de frequenties die nodig zijn voor de verzending van de signalen die worden gegenereerd door de grond- en ruimteactiva van de overheidsinfrastructuur deel uit van de overheidsinfrastructuur.

De overheidsinfrastructuur ondersteunt aanvullende nuttige ladingen die kunnen worden gebruikt als deel van de ruimte-infrastructuur van de in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/696 genoemde onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie, onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden.

3. Indien nodig stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast die nodig zijn om de locatie te bepalen van centra die deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur, met uitzondering van de GOVSATCOM-hubs, overeenkomstig de veiligheidsvereisten en door middel van een open en transparant proces. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure. De locaties van de GOVSATCOM-hubs wordt bepaald overeenkomstig artikel 67, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696.

Teneinde de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, bevinden de in de eerste alinea bedoelde centra zich indien mogelijk op het grondgebied van de lidstaten en vallen zij onder een gastlandovereenkomst in de vorm van een administratieve overeenkomst tussen de Unie en de desbetreffende lidstaat.

Indien het niet mogelijk is het centrum op het grondgebied van de lidstaten te vestigen, kan de Commissie de locatie van een dergelijk centrum op het grondgebied van een derde land bepalen, op grond van een gastlandovereenkomst tussen de Unie en het desbetreffende derde land die overeenkomstig artikel 218 VWEU wordt gesloten.

4. De in lid 1 bedoelde commerciële infrastructuur omvat alle ruimte- en grondactiva die geen deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur. De commerciële infrastructuur wordt volledig gefinancierd door de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant.

5. Teneinde de veiligheidsbelangen van de Unie te beschermen, worden de ruimteactiva van het beveiligde connectiviteitssysteem gelanceerd door een lanceringsdienstverlener die voldoet aan de voorwaarden van artikel 19 en indien mogelijk vanaf het grondgebied van de lidstaten.

Artikel 6

Acties ter ondersteuning van een innoverende en concurrerende ruimtevaartsector voor de Unie

1. Met het programma wordt een innovatieve en concurrerende ruimtevaartsector van de Unie ondersteund en de nieuwe ruimtevaartindustrie in de Unie gestimuleerd, met name de in artikel 6 van Verordening (EU) 2021/696 genoemde initiatieven en activiteiten, in voorkomend geval met inbegrip van steun voor commerciële diensten.

2. De Commissie draagt bij tot de in lid 1 bedoelde activiteiten door de volgende maatregelen te treffen:

a) vaststellen van gunningscriteria voor de in artikel 15 bedoelde opdrachten, waarmee de deelname van startende en kleine en middelgrote ondernemingen uit de hele Unie en de gehele relevante waardeketen wordt gewaarborgd;

b) vereisen dat de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant voorziet in een plan voor de integratie van startende en kleine en middelgrote ondernemingen uit de hele Unie in de activiteiten in het kader van de in artikel 15 bedoelde opdrachten;

c) in middel van de in artikel 15 bedoelde overeenkomsten vereisen dat startende en kleine en middelgrote ondernemingen hun eigen diensten aan eindgebruikers kunnen verlenen;

d) bevorderen van meer deelname van vrouwelijke innovators en opnemen van gelijkheids- en inclusiedoelstellingen in de aanbestedingsstukken.

Hoofdstuk II
Diensten

Artikel 7

Bepaling van het dienstenpakket

1. De verlening van overheidsdiensten wordt gewaarborgd volgens het in lid 3 bedoelde dienstenpakket en overeenkomstig de in lid 2 bedoelde operationele vereisten.

2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de operationele vereisten vast voor overheidsdiensten, in de vorm van technische specificaties voor usecases die met name verband houden met crisisbeheer, bewaking en beheer van belangrijke infrastructuur, waaronder diplomatieke communicatienetwerken. Die operationele vereisten worden gebaseerd op een gedetailleerde analyse van de vereisten van gebruikers van het programma, waarbij rekening wordt gehouden met de vereisten die voortvloeien uit bestaande gebruikersapparatuur en netwerken, alsook met operationele vereisten voor GOVSATCOM-diensten overeenkomstig artikel 63, lid 2, van de verordening inzake het ruimtevaartprogramma. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het dienstenpakket voor de overheidsdiensten vast, in de vorm van een lijst diensten en de eigenschappen daarvan, waaronder geografische dekking, frequentie, bandbreedte, gebruikersapparatuur en beveiligingsaspecten. Die uitvoeringshandelingen worden gebaseerd op de in lid 2 van dit artikel bedoelde operationele vereisten en de toepasselijke in artikel 27, lid 2, bedoelde beveiligingsvoorschriften. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4. De verlening van commerciële diensten wordt volledig gefinancierd door de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant. De voorwaarden voor het verlenen van commerciële diensten worden vastgesteld in de in artikel 15 bedoelde overeenkomsten. In die voorwaarden wordt met name gespecificeerd hoe de Commissie de verlening van commerciële diensten zal beoordelen en goedkeuren om ervoor te zorgen dat de essentiële belangen van de Unie en de in artikel 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen van het programma worden beschermd. Ook bevatten die voorwaarden passende waarborgen om concurrentieverstoringen bij de verlening van commerciële diensten, belangenconflicten, onrechtmatige discriminatie en andere verborgen indirecte voordelen voor de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant te voorkomen. Dergelijke waarborgen kunnen de verplichting omvatten om de boekhouding inzake de verlening van overheidsdiensten en de verlening van commerciële diensten te scheiden, ook als dat het opzetten van een entiteit inhoudt die structureel en juridisch losstaat van de verticaal geïntegreerde exploitant voor de verlening van de overheidsdiensten, en om open, eerlijke en niet-discriminerende toegang te verlenen tot de infrastructuur die nodig is voor het verlenen van de commerciële diensten.

Artikel 8

Overheidsdiensten

1. Overheidsdiensten worden verleend aan de in artikel 9, leden 1, 2 en 3, bedoelde deelnemers.

2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere voorschriften voor de verlening van overheidsdiensten vast, rekening houdend met artikel 66 van de verordening inzake het ruimtevaartprogramma, de verwachte vraag voor de verschillende usecases, de dynamische toewijzing van de middelen, de prioritering van de overheidsdiensten naargelang hoe relevant en kritiek de behoeften van de gebruikers zijn, en in voorkomend geval de kostenefficiëntie.

3. De toegang tot de overheidsdiensten is gratis voor de gebruikers daarvan.

4. In afwijking van lid 3 kan de Commissie in naar behoren gemotiveerde gevallen en bij wijze van uitzondering door middel van uitvoeringshandelingen een prijsbeleid vaststellen.

Bij de vaststelling van dit prijsbeleid waarborgt de Commissie dat de verlening van de overheidsdiensten de mededinging niet verstoort, dat er geen tekort aan de overheidsdiensten optreedt en dat de vastgestelde prijs niet leidt tot overcompensatie van de begunstigde.

5. De in de leden 2 en 4 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

6. De verlening van overheidsdiensten tussen gebruikers die door dezelfde deelnemer aan het programma zijn gemachtigd, worden door die deelnemer aan het programma vastgesteld en uitgevoerd.

Artikel 9

Deelnemers aan en bevoegde autoriteiten voor het programma

1. De lidstaten, de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zijn deelnemers aan het programma voor zover zij de gebruikers van de overheidsdiensten machtigingen verlenen.

2. Agentschappen en organen van de Unie kunnen alleen deelnemer aan het programma worden voor zover dit voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk is en volgens de gedetailleerde regels die zijn vastgelegd in een administratieve overeenkomst tussen het betrokken agentschap en de instelling van de Unie die er toezicht op houdt.

3. Derde landen en internationale organisaties kunnen deelnemer aan het programma worden overeenkomstig artikel 36.

4. Elke deelnemer aan het programma wijst één bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit aan.

De deelnemers aan het programma worden geacht deze vereiste na te leven indien zij aan de volgende criteria voldoen:

a) zij zijn ook GOVSATCOM-deelnemers als bedoeld in artikel 68 van Verordening (EU) 2021/696, en

b) zij hebben overeenkomstig artikel 68, lid 4, van Verordening (EU) 2021/696 een bevoegde autoriteit aangewezen.

5. Een bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit als bedoeld in lid 4 waarborgt dat:

a) het gebruik van diensten in overeenstemming is met de geldende beveiligingsvoorschriften;

b) de toegangsrechten voor de overheidsdiensten worden vastgelegd en beheerd;

c) de gebruikersapparatuur die nodig is voor het gebruik van de overheidsdiensten en de bijbehorende informatie en verbindingen voor elektronische communicatie worden gebruikt en beheerd overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften;

d) er een centraal contactpunt wordt ingesteld om, voor zover nodig, te assisteren bij het melden van beveiligingsrisico’s en -dreigingen, met name wat betreft het opsporen van potentieel schadelijke elektromagnetische interferentie die gevolgen heeft voor de diensten in het kader van het programma.

Artikel 10

Gebruikers van de overheidsdiensten

1. De volgende entiteiten kunnen gemachtigd worden als gebruikers van de overheidsdiensten:

a) een overheidsinstantie van de Unie of van een lidstaat, of een met de uitoefening van openbaar gezag belast orgaan;

b) een natuurlijk persoon of rechtspersoon die namens en onder de zeggenschap van een in punt a) van dit lid bedoelde entiteit handelt.

2. De in lid 1 bedoelde overheidsgebruikers worden naar behoren door de in artikel 9 bedoelde deelnemers aan het programma gemachtigd om de overheidsdiensten te gebruiken, en leven de in artikel 27, lid 2, bedoelde algemene beveiligingsvoorschriften na.


Hoofdstuk III
Begrotingsbijdrage en -mechanismen

Artikel 11

Begroting

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027, met inbegrip van die voor de daarmee samenhangende risico’s, bedragen 1,600 miljard EUR in lopende prijzen.

De indicatieve verdeling van het bedrag vanuit het MFK 2021-2027 is als volgt:

–950 miljoen EUR uit rubriek 1;

–500 miljoen EUR uit rubriek 5;

–150 miljoen EUR uit rubriek 6.

2. Het programma wordt aangevuld met financiering in het kader van het Horizon Europa-programma, het ruimtevaartprogramma van de Unie en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) met een indicatief maximumbedrag van respectievelijk 0,430 miljard EUR, 0,220 miljard EUR en 0,150 miljard EUR. Die financiering wordt besteed overeenkomstig respectievelijk Verordening (EU) 2021/695, Verordening (EU) 2021/696 en Verordening (EU) 2021/947.

3. Het in lid 1 bedoelde bedrag mag worden gebruikt om alle activiteiten die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 3 bedoelde doelstellingen te dekken. Die uitgaven kunnen ook betrekking hebben op:

a) studies en bijeenkomsten van deskundigen, met name in verband met de naleving van de kosten- en tijdsbeperkingen;

b) voorlichtings- en communicatieacties, inclusief de institutionele communicatie over de beleidsprioriteiten van de Unie, voor zover deze rechtstreeks verband houden met de doelstellingen van deze verordening, met name met het oog op de totstandbrenging van synergieën met ander beleid van de Unie;

c) de informatietechnologienetwerken waarmee informatie wordt verwerkt of uitgewisseld, en de door de Commissie getroffen administratieve beheersmaatregelen, onder meer op het gebied van beveiliging;

d) technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, onder meer van institutionele informatietechnologiesystemen.

4. Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.

Artikel 12

Cumulatieve en alternatieve financiering

Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van het programma is toegekend, kan ook een bijdrage uit een ander programma van de Unie worden toegekend, inclusief middelen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op pro-ratabasis worden berekend in overeenstemming met de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

Artikel 13

Bijdragen aan het programma

1. Het programma kan aanvullende financiële bijdragen of bijdragen in natura ontvangen van:

a) agentschappen en organen van de Unie;

b) lidstaten;

c) derde landen die aan het programma deelnemen;

d) het Europees Ruimteagentschap (ESA) of andere internationale organisaties, overeenkomstig de desbetreffende overeenkomsten.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvullende financiële bijdrage en ontvangsten uit hoofde van artikel 8, lid 4, worden behandeld als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (het “Financieel Reglement”).

Artikel 14

Uitvoering en vormen van financiering van de Unie

1. Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement.

2. In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de in het Financieel Reglement vastgelegde vormen, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Tevens kan financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.

Hoofdstuk IV
Uitvoering van het programma

Artikel 15

Uitvoeringsmodel

1. De in artikel 4 van deze verordening bedoelde activiteiten worden uitgevoerd door middel van opdrachten die worden gegund met inachtneming van het Financieel Reglement en de aanbestedingsbeginselen in artikel 17 van deze verordening.

2. De rollen en verantwoordelijkheden van en de financiële regelingen en verdeling van de risico’s tussen de Unie en de contractant voor de uitvoering van die activiteiten worden vastgelegd in overeenkomsten, die de vorm kunnen aannemen van een concessieovereenkomst, een overeenkomst voor leveringen, diensten of werken, of een gemengde overeenkomst, met inachtneming van de eigendomsregeling van artikel 16 en de financiering van het programma overeenkomstig hoofdstuk III.

3. De in dit artikel bedoelde opdrachten worden in direct en indirect beheer aanbesteed en kunnen de vorm aannemen van een interinstitutionele aanbesteding, als bedoeld in artikel 165, lid 1, van het Financieel Reglement, van de Commissie en het Agentschap, waarbij de Commissie de rol van leidende aanbestedende dienst op zich neemt.

4. Indien de in lid 2 bedoelde aanbestedingsprocedure de vorm aanneemt van een concessieovereenkomst en die concessie niet wordt gegund, herstructureert de Commissie de aanbesteding en sluit zij, afhankelijk van wat passend is voor de optimale uitvoering van het programma, een overeenkomst voor leveringen, diensten of werken.

5. In voorkomend geval kunnen de aanbestedingsprocedures voor de in dit artikel bedoelde overeenkomsten ook de vorm aannemen van een gezamenlijke aanbesteding met de lidstaten, overeenkomstig artikel 165, lid 2, van het Financieel Reglement.

6. De in dit artikel bedoelde overeenkomsten bevatten passende waarborgen om overcompensatie van de contractant, concurrentieverstoringen, belangenconflicten, onrechtmatige discriminatie en andere verborgen indirecte voordelen te voorkomen. Overeenkomstig artikel 7, lid 4, bevatten zij bepalingen over de beoordelings- en goedkeuringsproces van door de contractant verleende commerciële diensten om ervoor te zorgen dat de essentiële belangen van de Unie en de doelstellingen van het programma worden beschermd.

7. De in dit artikel bedoelde overeenkomsten bevatten bepalingen betreffende de instelling van een compensatieregeling voor de CO2-emissies die worden veroorzaakt door de lancering van de in artikel 5 bedoelde infrastructuur.

Artikel 16

Eigendom en gebruik van activa

1. De Unie moet eigenaar zijn van alle in artikel 5 bedoelde materiële en immateriële activa die deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur. Daartoe waarborgt de Commissie dat overeenkomsten en andere regelingen met betrekking tot de activiteiten die kunnen resulteren in de creatie of ontwikkeling van die activa, bepalingen bevatten die ervoor zorgen dat de Unie het eigendom van die activa heeft.

De Commissie waarborgt met name dat de Unie de volgende rechten heeft:

a) het gebruiksrecht van de frequenties die nodig zijn voor verzending van de door het programma gegenereerde signalen, overeenkomstig de desbetreffende wet- en regelgeving, de desbetreffende licentieovereenkomsten en de door de lidstaten verstrekte registraties die hun eigendom blijven;

b) het recht om de verlening van overheidsdiensten voorrang te geven ten opzichte van de commerciële diensten, overeenkomstig de voorwaarden die in de in artikel 15 bedoelde overeenkomsten worden vastgesteld en rekening houdend met de in artikel 10, lid 1, bedoelde gebruikers van de overheidsdiensten.

2. In afwijking van lid 1, streeft de Commissie ernaar overeenkomsten of andere regelingen aan te gaan met derden met betrekking tot:

a) reeds bestaande eigendomsrechten in verband met materiële en immateriële activa die deel uitmaken van de infrastructuur van het programma;

b) de verwerving van eigendoms- of licentierechten in verband met andere materiële en immateriële activa die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het programma.

3. Indien de in de leden 1 en 2 bedoelde activa bestaan uit intellectuele-eigendomsrechten, beheert de Commissie die rechten zo doeltreffend mogelijk, rekening houdend met:

a) de noodzaak de activa te beschermen en waarde te verlenen;

b) de rechtmatige belangen van alle betrokken belanghebbenden;

c) de noodzaak om voor concurrerende en goed functionerende markten te zorgen en nieuwe technologieën te ontwikkelen;

d) de noodzaak van de continuïteit van de in het kader van het programma geleverde diensten.

4. De Commissie zorgt er met name voor dat in de relevante contracten, overeenkomsten en andere regelingen is voorzien in de mogelijkheid om die intellectuele-eigendomsrechten over te dragen aan derden of om licenties voor die rechten af te geven aan derden, met inbegrip van degene die dat intellectuele-eigendom tot stand heeft gebracht, en dat die derden vrijelijk over die rechten kunnen beschikken indien dat voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening noodzakelijk is.

Artikel 17

Aanbestedingsbeginselen

1. Aanbestedingen in het kader van het programma worden uitgevoerd overeenkomstig de aanbestedingsregels in het Financieel Reglement.

2. Bij de aanbestedingsprocedures in het kader van het programma, neemt de aanbestedende dienst naast de in het Financieel Reglement vervatte beginselen de volgende beginselen in acht:

a) bevordering, in alle lidstaten in de hele Unie en in de hele toeleveringsketen, van een zo breed en open mogelijke deelname van marktdeelnemers, in het bijzonder start-ups, nieuwe marktdeelnemers en kmo’s, inclusief in het geval van uitbesteding door de inschrijvers;

b) waarborging van daadwerkelijke mededinging in de aanbestedingsprocedure, rekening houdend met de doelstellingen van technologische onafhankelijkheid en de continuïteit van de diensten;

c) inachtneming van de beginselen van open toegang en mededinging, door inschrijving op basis van transparante en tijdige informatieverstrekking, duidelijke bekendmaking van de geldende aanbestedingsvoorschriften en -procedures, selectie- en gunningscriteria en alle andere relevante informatie die alle potentiële inschrijvers gelijke kansen biedt;

d) bescherming van de veiligheid en het algemeen belang van de Unie en haar lidstaten, ook door de autonomie van de Unie te versterken, met name wat betreft technologie;

e) naleving van de beveiligingsvoorschriften van de kerninfrastructuur van het programma en bijdragen aan de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten;

f) in afwijking van artikel 167 van het Financieel Reglement, waar passend gebruikmaken van meer dan één leverancier om een betere algemene controle van de onderdelen van het programma, de kosten en het tijdschema te waarborgen;

g) bevordering van de continuïteit en de betrouwbaarheid van de dienstverlening;

h) naleving van milieucriteria;

i) waarborging van de daadwerkelijke bevordering van gelijke kansen voor iedereen en voor de integratie van gendermainstreaming en de genderdimensie, alsook ernaar streven de oorzaken van genderongelijkheid aan te pakken. Bijzondere aandacht gaat uit naar het waarborgen van genderevenwicht in evaluatiepanels.

Artikel 18

Onderaanneming

1. Om nieuwe marktdeelnemers, kmo’s en start-ups aan te moedigen, de grensoverschrijdende deelname van die ondernemingen te bevorderen, een zo groot mogelijke geografische dekking te bieden en tegelijkertijd de autonomie van de Unie te beschermen, verzoekt de aanbestedende dienst de begunstigde een deel van de overeenkomst door middel van een open aanbesteding op het passende onderaannemingsniveau uit te besteden aan bedrijven buiten de groep waartoe de inschrijver behoort.

2. De inschrijver motiveert elke afwijking van een verzoek uit hoofde van lid 1.

Artikel 19

Subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden ter handhaving van de veiligheid, integriteit en veerkracht van de operationele systemen van de Unie

Op de bij de uitvoering van het programma uitgevoerde aanbestedingsprocedures zijn subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden van toepassing waarmee, indien nodig en passend, de integriteit en veerkracht van de operationele systemen van de Unie als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EU) 2021/696 worden beschermd, rekening houdend met het doel van bevordering van de strategische autonomie van de Unie, met name op technologisch gebied voor cruciale technologieën en waardeketens, met behoud van een open economie.

Artikel 20

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Indien een derde land door middel van een besluit vastgesteld op grond van een internationale overeenkomst of op basis van een ander rechtsinstrument aan het programma deelneemt, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, het OLAF, het Europees Openbaar Ministerie en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van het OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.


Hoofdstuk V
Governance van het programma

Artikel 21

Governancebeginselen

De governance van het programma wordt gebaseerd op de volgende beginselen:

a) duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de entiteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van het programma;

b) relevantie van de governancestructuur voor de specifieke behoeften van het programma en de maatregelen, naargelang van toepassing;

c) strenge controle van het programma, onder meer op de strikte eerbiediging van de kosten, het tijdschema en de prestaties door alle entiteiten, binnen hun eigen rollen en taken overeenkomstig deze verordening;

d) transparant en kostenefficiënt beheer;

e) continuïteit van de dienstverlening en continuïteit van de noodzakelijke infrastructuur, met inbegrip van bescherming tegen relevante bedreigingen;

f) systematische en gestructureerde aandacht voor de behoeften van de gebruikers van de gegevens, informatie en diensten die in het kader van het programma zijn verstrekt of verleend, en van de daaraan verbonden wetenschappelijke en technologische vooruitgang;

g) voortdurende inspanningen om risico’s te beheersen en te beperken.

Artikel 22

Rol van de lidstaten

1. De lidstaten dragen bij door middel van hun technische bekwaamheid, kennis en bijstand, met name op het gebied van veiligheid en beveiliging, of, indien passend en mogelijk, door gegevens, informatie, diensten en infrastructuur die zij in hun bezit hebben of die zich op hun grondgebied bevinden ter beschikking van de Unie te stellen.

2. Indien mogelijk waarborgen de lidstaten de samenhang en complementariteit tussen hun herstel- en veerkrachtplannen in het kader van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad 44 en het programma.

3. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het programma soepel functioneert, onder meer door de voor het programma benodigde frequenties op het passende niveau te helpen beveiligen en beschermen.

4. De lidstaten en de Commissie kunnen samenwerken om de acceptatie van de in het kader van het programma verleende diensten te verbreden.

5. Wat beveiliging betreft, verrichten de lidstaten de in artikel 42 van Verordening (EU) 2021/696 bedoelde taken.

6. De lidstaten geven hun operationele behoeften voor de overheidsdiensten aan.

Artikel 23

Rol van de Commissie

1. De Commissie heeft de algemene verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het programma, ook op het gebied van beveiliging, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid. Overeenkomstig deze verordening en naargelang de gebruikersvereisten stelt de Commissie de prioriteiten en de ontwikkeling van het programma vast en houdt zij toezicht op de uitvoering ervan, onverminderd ander beleid van de Unie.

2. De Commissie zorgt voor een duidelijke verdeling van de taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende entiteiten die betrokken zijn bij het programma en coördineert de activiteiten van die entiteiten. De Commissie zorgt er ook voor dat alle entiteiten die met de uitvoering van het programma zijn belast, de belangen van de Unie beschermen, het goede beheer van de middelen van de Unie waarborgen en het Financieel Reglement en deze verordening naleven.

3. Bij de aanbesteding en gunning van de opdrachten en de ondertekening van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 15, handelt de Commissie in overeenstemming met het Financieel Reglement.

4. De Commissie kan taken met betrekking tot het programma onder indirect beheer toevertrouwen aan het Agentschap en het ESA, overeenkomstig hun respectieve rollen en verantwoordelijkheden als vastgesteld in de artikelen 24 en 25. Om de verwezenlijking van de in artikel 3 bedoelde doelstellingen te vergemakkelijken en een zo efficiënt mogelijke samenwerking tussen die drie entiteiten te bevorderen, kan de Commissie met elke entiteit overeenkomsten inzake hun bijdragen sluiten.

5. Onverminderd de in artikel 15, lid 2, bedoelde taken van de contractant, het Agentschap of andere belaste entiteiten, waarborgt de Commissie dat de acceptatie en het gebruik van de in het kader van het programma verleende diensten wordt bevorderd en gemaximaliseerd. Ook waarborgt zij de complementariteit, consistentie, synergie en verbanden tussen het programma en andere acties en programma’s van de Unie.

6. Waar passend zorgt de Commissie voor de samenhang van de activiteiten die in het kader van het programma worden verricht met de activiteiten op het gebied van ruimtevaart die worden verricht op Unie-, nationaal of internationaal niveau. De Commissie bevordert samenwerking tussen de lidstaten en faciliteert, indien dit relevant is voor het programma, de convergentie van hun technische capaciteiten en ontwikkelingen op het gebied van ruimtevaart.

7. De Commissie stelt het in artikel 42, lid 1, bedoelde programmacomité in kennis van de tussentijdse en eindresultaten van de evaluatie van de aanbestedingsprocedures en van overeenkomsten, met inbegrip van uitbestedingen, met publieke en private entiteiten.

Artikel 24

Rol van het Agentschap

1. De eigen taak van het Agentschap bestaat erin, via zijn raad voor beveiligingshomologatie en overeenkomstig titel V, hoofdstuk II van Verordening (EU) 2021/696, de beveiligingshomologatie van de overheidsinfrastructuur en overheidsdiensten te waarborgen.

2. De Commissie kan door middel van een of meer bijdrageovereenkomsten de volgende taken aan het Agentschap toevertrouwen:

a) de bediening van de overheidsinfrastructuur van het programma;

b) de operationele beveiliging van de overheidsinfrastructuur, met inbegrip van risico- en dreigingsanalyse en beveiligingsmonitoring, met name het vaststellen van technische specificaties en operationele procedures, en controleren of die aan de in artikel 27, lid 2, bedoelde algemene beveiligingsvoorschriften voldoen;

c) de verlening van de overheidsdiensten;

d) het beheer van de in artikel 15 bedoelde opdrachten nadat die zijn gegund en de gunningsovereenkomsten daarvan zijn ondertekend;

e) overkoepelende coördinatie van de gebruikersgerelateerde aspecten van de overheidsdiensten, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de relevante agentschappen van de Unie, de EDEO en andere entiteiten;

f) het ondernemen van activiteiten met betrekking tot de gebruikersacceptatie van in het kader van het programma aangeboden diensten, zonder dat dit van invloed is op de diensten die door de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant uit hoofde van de in artikel 15 bedoelde overeenkomsten worden verleend.

3. In afwijking van artikel 62, lid 1, van het Financieel Reglement en afhankelijk van de evaluatie door de Commissie van de bescherming van de belangen van de Unie, kan het Agentschap door middel van bijdrageovereenkomsten andere entiteiten specifieke activiteiten toevertrouwen binnen hun bevoegdheidsgebieden, onder de voorwaarden van indirect beheer die van toepassing zijn op de Commissie.

4. Indien activiteiten aan het Agentschap worden toevertrouwd, wordt voor passende financiële, personele en administratieve middelen voor de uitvoering daarvan gezorgd. Te dien einde kan de Commissie een deel van de begroting voor de aan het Agentschap toevertrouwde activiteiten bestemmen voor de financiering van de personele middelen die nodig zijn voor de uitvoering daarvan.

Artikel 25

Rol van het ESA

1. Mits het belang van de Unie wordt beschermd, kunnen de volgende taken aan het ESA worden toevertrouwd, mits die binnen het vakgebied van het ESA vallen:

a) het toezicht op de in artikel 4, lid 1, punt a), bedoelde ontwikkelings- en validatie-activiteiten die in het kader van de in artikel 15 bedoelde opdrachten worden ondernomen, waarbij wordt gezorgd voor coördinatie tussen de bij dit artikel aan het ESA toevertrouwde taken en begrotingsmiddelen en eventuele eigen middelen van het ESA die ter beschikking worden gesteld aan het programma of de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant, overeenkomstig de voorwaarden die worden vastgesteld in de in artikel 23, lid 4, bedoelde bijdrageovereenkomsten;

b) het bieden van technische expertise aan de Commissie, ook ten behoeve van de voorbereiding van de technische aspecten van het programma;

c) het ondersteunen van de beoordeling van overeenkomsten uit hoofde van artikel 15.

2. Op basis van een beoordeling door de Commissie kunnen andere taken aan het ESA worden toevertrouwd op basis van de behoeften van het programma, met name behoeften met betrekking tot het ruimte- en bijbehorende grondsegment van de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie, mits die taken de activiteiten die door een andere in het kader van het programma met uitvoering belaste entiteit worden uitgevoerd, niet dupliceren en erop zijn gericht de efficiëntie van de uitvoering van de activiteiten van het programma te verbeteren.


Hoofdstuk VI
Beveiliging van het programma

Artikel 26

Algemene beveiligingsbeginselen

Artikel 33 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op dit programma.

Artikel 27

Beveiligingsgovernance

1. De Commissie zorgt op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen en met ondersteuning van het Agentschap voor een hoge mate van beveiliging, in het bijzonder met betrekking tot:

a) de bescherming van de infrastructuur, zowel op de grond als in de ruimte, en de dienstverlening, in het bijzonder tegen fysieke of cyberaanvallen, waaronder de verstoring van gegevensstromen;

b) het toezicht op en beheer van technologieoverdrachten;

c) de ontwikkeling en het behoud binnen de Unie van de verworven deskundigheid en kennis;

d) de bescherming van gevoelige niet-gerubriceerde en gerubriceerde informatie.

2. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel zorgt de Commissie ervoor dat voor de in artikel 5, lid 2, bedoelde overheidsinfrastructuur een risico- en dreigingsanalyse wordt uitgevoerd. Op basis van die analyse stelt zij door middel van uitvoeringshandelingen de algemene beveiligingsvoorschriften vast. Daarbij houdt de Commissie rekening met de gevolgen van die voorschriften voor het soepel functioneren van de overheidsinfrastructuur, met name wat de kosten, het risicobeheer en het tijdschema betreft, zorgt zij ervoor dat het algemene beveiligingsniveau niet afneemt, geen afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van die apparatuur, en dat rekening wordt gehouden met cyberbeveiligingsrisico’s. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3. Artikel 34, leden 3 tot en met 7, van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op dit programma. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 34 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”, en gelden alle verwijzingen naar artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar lid 2 van dit artikel.

Artikel 28

Beveiliging van het ingezette systeem en de diensten

In alle gevallen waarin het functioneren van het systeem of de verlening van de overheidsdiensten van invloed kan zijn op de veiligheid van de Unie of haar lidstaten, is Besluit (GBVB) XXX van toepassing.

Artikel 29

Instantie voor beveiligingshomologatie

De raad voor beveiligingshomologatie, zoals binnen het Agentschap ingesteld bij artikel 72, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696, is het instantie voor de beveiligingshomologatie van de overheidsinfrastructuur van het programma.

Artikel 30

Algemene beginselen van beveiligingshomologatie

Beveiligingshomologatieactiviteiten met betrekking tot het programma worden uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van artikel 37, punten a) tot en met j), van Verordening (EU) 2021/696. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 37 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”, en gelden alle verwijzingen naar artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar artikel 27, lid 2, van deze verordening.

Artikel 31

Taken en samenstelling van de raad voor beveiligingshomologatie

1. Artikel 38, met uitzondering van lid 2, punten c) tot en met f), en lid 3, punt b), en artikel 39 van Verordening (EU) 2021/696 zijn van toepassing op dit programma.

2. In aanvulling op lid 1 en bij wijze van uitzondering kunnen vertegenwoordigers van de in artikel 15, lid 2, van deze verordening bedoelde contractant worden uitgenodigd om voor zaken die direct verband houden met die contractant de vergaderingen van de raad voor beveiligingshomologatie als waarnemer bij te wonen.

Artikel 32

Stemprocedure in de raad voor beveiligingshomologatie

Artikel 40 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op de stemprocedure in de raad voor beveiligingshomologatie.

Artikel 33

Kennisgeving en gevolgen van besluiten van de raad voor beveiligingshomologatie

1. Artikel 41, leden 1 tot en met 4, van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op de besluiten van de raad voor beveiligingshomologatie. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 41 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”.

2. Het tijdschema voor de werkzaamheden van de raad voor beveiligingshomologatie mag geen belemmering vormen voor het tijdschema van de activiteiten die zijn opgenomen in het in artikel 37, lid 1, bedoelde werkprogramma.

Artikel 34

Rol van de lidstaten bij de beveiligingshomologatie

Artikel 42 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op dit programma.

Artikel 35

Bescherming van gerubriceerde informatie

1. Artikel 43 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op gerubriceerde informatie met betrekking tot het programma.

2. Door het ESA gegenereerde gerubriceerde informatie met betrekking tot de bij artikel 25, leden 1 en 2, aan het ESA toevertrouwde taken wordt beschouwd als gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie 45 en Besluit 2013/488/EU van de Raad 46 die onder het gezag van de Commissie is gegenereerd.


Hoofdstuk VII
Internationale betrekkingen

Artikel 36

 Deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma

1. Onder de voorwaarden als vastgesteld in een uit hoofde van artikel 218 VWEU gesloten specifieke overeenkomst betreffende de deelname van een derde land aan programma’s van de Unie, staat het programma open voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), alsook voor de volgende derde landen:

a) toetredende staten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of in soortgelijke overeenkomsten, en in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

b) landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

c) andere derde landen dan de in de punten a) en b) bedoelde landen.

2. Het programma staat open voor deelname van internationale organisaties, overeenkomstig uit hoofde van artikel 218 VWEU gesloten overeenkomsten.

3. In de in de leden 1 en 2 bedoelde specifieke overeenkomst:

a) wordt gezorgd voor een billijk evenwicht tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land of de internationale organisatie dat of die aan programma’s van de Unie deelneemt;

b) worden de voorwaarden voor deelname aan de programma’s, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma’s, en de administratieve kosten ervan vastgesteld;

c) wordt het derde land of de internationale organisatie geen beslissingsbevoegdheid verleend ten aanzien van het programma van de Unie;

d) worden de rechten van de Unie gewaarborgd om voor een goed financieel beheer te zorgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen;

e) worden de verplichtingen die voortvloeien uit bestaande overeenkomsten die door de Unie zijn gesloten onverlet gelaten, met name wat betreft het gebruiksrecht van frequenties.

4. De Commissie kan, onverminderd de in de leden 1, 2 en 3 gestelde voorwaarden en ten behoeve van de veiligheid, door middel van uitvoeringshandelingen aanvullende vereisten vaststellen voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma, voor zover dit verenigbaar is met de in de leden 1 en 2 bedoelde bestaande overeenkomsten. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 37

Toegang van derde landen en internationale organisaties tot de overheidsdiensten

Derde landen en internationale organisaties krijgen toegang tot de overheidsdiensten indien zij:

a) overeenkomstig artikel 218 VWEU een overeenkomst sluiten waarin de voorwaarden voor toegang tot overheidsdiensten zijn vastgelegd;

b) voldoen aan artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696.

Voor de toepassing van deze verordening gelden verwijzingen naar “het programma” in artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar “het programma” als vastgesteld bij deze verordening.


Hoofdstuk VIII
Programmering, toezicht, evaluatie en controle

Artikel 38

Programmering, monitoring en verslaglegging

1. Het programma wordt uitgevoerd door middel van het werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. Het werkprogramma bevat een beschrijving van de acties en de desbetreffende financiële middelen die nodig zijn om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken en, waar toepasselijk, het totale bedrag dat voor blendingverrichtingen is gereserveerd. Het werkprogramma dient als aanvulling op het werkprogramma voor het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie als bedoeld in artikel 100 van Verordening (EU) 2021/696.

Het werkprogramma wordt door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. De indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het programma wat betreft de verwezenlijking van de in artikel 3 vastgelegde algemene en specifieke doelstellingen zijn opgenomen in de bijlage.

3. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 43 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen teneinde de indicatoren indien nodig te herzien of aan te vullen en deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

4. Indien dit om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 44 bepaalde procedure van toepassing op uit hoofde van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

5. Met het prestatieverslagleggingssysteem wordt gewaarborgd dat gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het programma efficiënt, doeltreffend en tijdig worden verzameld.

Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van financiële middelen van de Unie en, waar passend, aan de lidstaten.

6. De ontvangers van middelen van de Unie verstrekken passende informatie voor de toepassing van lid 2. De gegevens die nodig zijn voor de verificatie van de prestaties worden op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig verzameld.

Artikel 39

Evaluatie

1. De Commissie voert tijdig evaluaties van het programma uit zodat daar in de besluitvorming rekening mee kan worden gehouden.

2. Uiterlijk op [DATUM: DRIE JAAR NA INWERKINGTREDING] en vervolgens om de vier jaar evalueert de Commissie de uitvoering van het programma. Zij beoordeelt:

a) de prestatie van de in het kader van het programma verstrekte diensten;

b) de ontwikkeling van de behoeften van de gebruikers van het programma.

In voorkomend geval gaat de evaluatie vergezeld van een passend voorstel.

3. Bij de evaluatie van het programma wordt rekening gehouden met de resultaten van de evaluatie van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie die overeenkomstig artikel 102 van Verordening (EU) 2021/696 wordt uitgevoerd.

4. De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties samen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

5. De bij de uitvoering van deze verordening betrokken entiteiten verstrekken de Commissie de gegevens en informatie die nodig zijn voor de in lid 1 bedoelde evaluatie.

6. Twee jaar nadat het programma volledig operationeel wordt en vervolgens om de twee jaar publiceert het Agentschap, in overleg met de relevante belanghebbenden, een marktverslag over het effect van het programma op de commerciële satellietindustrie in de EU, om te waarborgen dat er zo min mogelijke impact op de mededinging optreedt en stimulansen voor innovatie worden behouden.

Artikel 40

Audits

Audits inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, met inbegrip van personen of entiteiten die niet door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid uit hoofde van artikel 127 van het Financieel Reglement.

Artikel 41

Bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer

Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de taken en activiteiten in het kader van deze verordening, met inbegrip van verwerking door het Agentschap, gebeurt overeenkomstig het toepasselijke recht inzake bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 47 en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 48 .


Hoofdstuk IX
Delegatie en uitvoeringsmaatregelen

Artikel 42

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 107 van Verordening (EU) 2021/696 ingestelde programmacomité in de GOVSATCOM-configuratie. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

Voor het vaststellen van de in artikel 5, lid 3, en artikel 27, lid 2, van deze verordening bedoelde uitvoeringshandelingen komt het in de eerste alinea van dit lid bedoelde comité bijeen in de beveiligingsconfiguratie als omschreven in artikel 107, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2021/696.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Indien het programmacomité geen advies uitbrengt over de in artikel 27, lid 2, van deze verordening bedoelde ontwerpuitvoeringshandeling, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 43

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 38 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 38 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 38 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 44

Spoedprocedure

1. Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van een gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen de spoedprocedure wordt aangewend.

2. Het Europees Parlement of de Raad kan volgens de in artikel 43, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.


Hoofdstuk X
Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 45

Informatie, communicatie en publiciteit

1. De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.

2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de op grond van het programma ondernomen acties en de resultaten ervan.

3. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

Artikel 46

Continuïteit van de diensten na 2027

Zo nodig kunnen ook na 2027 nog kredieten in de Uniebegroting worden opgenomen ter dekking van de uitgaven die nodig zijn voor het vervullen van de doelstellingen in artikel 3 en voor het beheren van acties die aan het eind van het programma nog niet voltooid zijn, alsmede van de uitgaven voor kritieke operationele activiteiten en de dienstverlening.

Artikel 47

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.