Artikelen bij COM(2021)582 - Kader voor het herstel en de afwikkeling van verzekerings- en herverzekerings­ondernemingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



TITEL I
ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN AANWIJZING VAN AFWIKKELINGSAUTORITEITEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1. Deze richtlijn legt de regels en procedures vast voor het herstel en de afwikkeling van de volgende entiteiten:

a) verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die in de Unie zijn gevestigd en binnen het toepassingsgebied van artikel 2 van Richtlijn 2009/138/EG vallen;

b) in de Unie gevestigde moederverzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

c) in de Unie gevestigde verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings;

d) in een lidstaat gevestigde moederverzekeringsholdings en gemengde financiële moederholdings;

e) Uniemoederverzekeringsholdings en gemengde financiële Uniemoederholdings;

f) bijkantoren van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die buiten de Unie zijn gevestigd en die voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 72 tot en met 77.

De afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten houden bij de vaststelling en toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde vereisten en bij het gebruik van de verschillende instrumenten waarover zij beschikken met betrekking tot een in de eerste alinea bedoelde entiteit, rekening met de aard van de bedrijfsactiviteiten van die entiteit, haar aandeelhoudersstructuur, rechtsvorm, haar risicoprofiel, haar omvang, haar juridische status en haar verwevenheid met andere instellingen of met het financiële stelsel in het algemeen, en met de reikwijdte en complexiteit van de activiteiten van de entiteit.

2. Lidstaten mogen regels vaststellen of handhaven die strikter zijn dan of aanvullend zijn op de in deze richtlijn neergelegde regels of de op grond van deze richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen vastgestelde regels, mits deze regels van algemene strekking zijn en niet in strijd zijn met deze richtlijn en van de op grond van deze richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

Artikel 2

Definities

1. In het kader van deze richtlijn zijn de in artikel 212, punten a) tot en met d) en punten f) tot en met h), van Richtlijn 2009/138/EG neergelegde definities van toepassing.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1) “afwikkeling”: de toepassing van een afwikkelingsinstrument of een in artikel 26, lid 3, bedoeld instrument ter verwezenlijking van een of meer van de in artikel 18, lid 2, bedoelde afwikkelingsdoelstellingen;

(2) “moederverzekeringsholding in een lidstaat”: een verzekeringsholding zoals omschreven in artikel 212, lid 1, punt f), van Richtlijn 2009/138/EG, die in een lidstaat is gevestigd en geen dochteronderneming is van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, verzekeringsholding of gemengde financiële holding waaraan in dezelfde lidstaat vergunning is verleend of die in dezelfde lidstaat is opgericht;

(3) “Uniemoederverzekeringsholding”: een moederverzekeringsholding in een lidstaat, die geen dochteronderneming is van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een andere verzekeringsholding of een gemengde financiële holding waaraan in een van de lidstaten vergunning is verleend of die in een van de lidstaten is opgericht;

(4) “gemengde financiële moederholding in een lidstaat”: een gemengde financiële holding zoals omschreven in artikel 212, lid 1, punt h), van Richtlijn 2009/138/EG, die in een lidstaat is gevestigd en geen dochteronderneming is van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekeringsholding of gemengde financiële holding waaraan in diezelfde lidstaat vergunning is verleend of die in diezelfde lidstaat is opgericht;

(5) “gemengde financiële Uniemoederholding”: een gemengde financiële moederholding in een lidstaat, die geen dochteronderneming is van een onderneming waaraan in een van de lidstaten vergunning is verleend of van een in een van de lidstaten opgerichte verzekeringsholding of gemengde financiële holding;

(6) “afwikkelingsdoelstellingen”: de in artikel 18, lid 2, bedoelde afwikkelingsdoelstellingen;

(7) “afwikkelingsautoriteit”: een door een lidstaat overeenkomstig artikel 3 aangewezen autoriteit;

(8) “toezichthoudende autoriteit”: een toezichthoudende autoriteit zoals omschreven in artikel 13, punt 10, van Richtlijn 2009/138/EG;

(9) “afwikkelingsinstrument”: een afwikkelingsinstrument als bedoeld in artikel 26, lid 3;

(10) “afwikkelingsbevoegdheid”: een bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 40 tot en met 52;

(11) “bevoegde ministeries”: ministeries van Financiën of andere ministeries van de lidstaten die op grond van hun nationale bevoegdheden verantwoordelijk zijn voor economische, financiële en begrotingsbeslissingen op nationaal niveau en die overeenkomstig artikel 3, lid 7, zijn aangewezen;

(12) “hoger management”: de natuurlijke personen die binnen een onderneming uitvoerende functies vervullen en die aan het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan verantwoording en rekenschap moeten afleggen voor het dagelijks bestuur van de onderneming;

(13) “grensoverschrijdende groep”: een groep met in meer dan één lidstaat gevestigde groepsentiteiten;

(14) “buitengewone openbare financiële steun”: staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU of elke andere openbare financiële steun op supranationaal niveau die, als hij op nationaal niveau werd verstrekt, staatssteun zou vormen en die wordt verstrekt voor het behoud of herstel van de levensvatbaarheid, liquiditeit of solvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), of van een groep waarvan een dergelijke onderneming of entiteit deel uitmaakt;

(15) “groepsentiteit”: een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep;

(16) “preventief herstelplan”: een preventief herstelplan dat door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in overeenstemming met artikel 5 wordt opgesteld en bijgehouden;

(17) “preventief groepsherstelplan”: een preventief groepsherstelplan dat in overeenstemming met artikel 7 wordt opgesteld en bijgehouden;

(18) “significante grensoverschrijdende activiteiten”: verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten die worden verricht op grond van het recht van vestiging alsmede in het kader van het vrij verrichten van diensten in een gegeven lidstaat van ontvangst worden verricht en waarvan de jaarlijkse bruto premie-inkomsten meer dan 5 % van de jaarlijkse bruto premie-inkomsten van de onderneming bedragen, gemeten ten opzichte van de meest recente jaarrekening van de onderneming;

(19) “kritieke functies”: door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming voor derden verrichte activiteiten, diensten of bedrijfsactiviteiten die niet binnen een redelijke termijn of tegen redelijke kosten kunnen worden vervangen, en waarbij het onvermogen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming om deze activiteiten, diensten of bedrijfsactiviteiten te verrichten naar verwachting significante negatieve gevolgen zal hebben voor het financiële stelsel en de reële economie in een of meer lidstaten, waaronder verslechtering van het sociale welzijn van een groot aantal verzekeringnemers, begunstigden of benadeelden, veroorzaking van een systeemcrisis of ondermijning van het algemene vertrouwen in de verrichting van verzekeringsdiensten;

(20) “kernbedrijfsonderdelen”: bedrijfsonderdelen en daarmee samenhangende diensten die materiële bronnen van inkomsten, winst of franchisewaarde vormen voor een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of voor een groep waarvan een verzekerings- of herverzekeringsonderneming deel uitmaakt;

(21) “financieringsregeling”: een door een lidstaat officieel erkende regeling voor financiering middels bijdragen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op het grondgebied van die lidstaat om de doeltreffende toepassing door de afwikkelingsautoriteit van afwikkelingsinstrumenten als bedoeld in artikel 26, lid 3, en de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 40 tot en met 52 te waarborgen;

(22) “eigen vermogen”: eigen vermogen zoals omschreven in artikel 87 van Richtlijn 2009/138/EG;

(23) “afwikkelingsmaatregel”: het overeenkomstig artikel 19 of artikel 20 genomen besluit om een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), af te wikkelen, de toepassing van een afwikkelingsinstrument als bedoeld in artikel 26, lid 3, of de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in de artikelen 40 tot en met 52;

(24) “afwikkelingsplan”: een afwikkelingsplan dat overeenkomstig artikel 9 voor een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is opgesteld;

(25) “groepsafwikkeling”:

a) het nemen van een afwikkelingsmaatregel op het niveau van een moederonderneming of van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarop groepstoezicht wordt uitgeoefend, of

b) de coördinatie van de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten als bedoeld in artikel 26, lid 3 en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in de artikelen 40 tot en met 52 door afwikkelingsautoriteiten met betrekking tot groepsentiteiten die voldoen aan de afwikkelingsvoorwaarden als bedoeld in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3;

(26) “groepsafwikkelingsplan”: een plan voor groepsafwikkeling dat overeenkomstig de artikelen 10 en 11 is opgesteld;

(27) “afwikkelingsautoriteit op groepsniveau”: de afwikkelingsautoriteit in de lidstaat waar de groepstoezichthouder is gevestigd;

(28) “groepsafwikkelingsregeling”: een plan dat met het oog op een groepsafwikkeling overeenkomstig artikel 70 is opgesteld;

(29) “afwikkelingscollege”: een college dat overeenkomstig artikel 68 is opgericht voor het uitvoeren van de in lid 1 van dat artikel bedoelde taken;

(30) “normale insolventieprocedure”: de collectieve insolventieprocedure die ertoe leidt dat de debiteur het beheer en de beschikking over zijn vermogen geheel of gedeeltelijk verliest en dat een liquidateur of een bewindvoerder wordt aangewezen, die normaal gesproken op grond van het nationaal recht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van toepassing zijn, en die ofwel specifiek voor die ondernemingen gelden, ofwel algemeen op alle natuurlijke personen en rechtspersonen van toepassing zijn;

(31) “schuldinstrumenten”: obligaties en andere vormen van overdraagbare schuld, instrumenten die een schuld creëren of erkennen, en instrumenten die recht geven op het verwerven van schuldinstrumenten;

(32) “schuldvorderingen uit hoofde van verzekering”: schuldvorderingen uit hoofde van verzekering zoals omschreven in artikel 268, lid 1, punt g), van Richtlijn 2009/138/EG;

(33) “moederonderneming in een lidstaat”: een in een lidstaat gevestigde moederonderneming zoals omschreven in artikel 13, punt 15, van Richtlijn 2009/138/EG;

(34) “college van toezichthouders”: een college van toezichthouders zoals omschreven in artikel 212, lid 1, punt e), van Richtlijn 2009/138/EG, dat overeenkomstig artikel 248 van Richtlijn 2009/138/EG is opgericht;

(35) “staatssteunregels van de Unie”: het kader dat is vastgesteld bij de artikelen 107, 108 en 109 VWEU en de verordeningen en alle handelingen van de Unie, met inbegrip van richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen die krachtens artikel 108, lid 4, of artikel 109 VWEU zijn uitgevaardigd of aangenomen;

(36) “liquidatie”: het te gelde maken van activa van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e);

(37) “instrument van afsplitsing van activa en passiva”: het mechanisme voor het verrichten van een overdracht door een afwikkelingsautoriteit van activa, rechten of passiva van een onderneming in afwikkeling aan een vehikel voor activa- en passivabeheer, in overeenstemming met artikel 30;

(38) “vehikel voor activa- en passivabeheer”: een rechtspersoon die voldoet aan de vereisten als opgenomen in artikel 30, lid 2;

(39) “afschrijvings- of omzettingsinstrument”: het mechanisme voor het verrichten van de uitoefening door een afwikkelingsautoriteit van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden ten aanzien van de passiva van een onderneming in afwikkeling, in overeenstemming met artikel 34;

(40) “instrument van verkoop van de onderneming”: het mechanisme voor het verrichten van een overdracht door een afwikkelingsautoriteit van door een onderneming in afwikkeling uitgegeven aandelen of andere eigendomsinstrumenten of van activa, rechten of passiva van een onderneming in afwikkeling aan een verkrijger die geen overbruggingsonderneming is, in overeenstemming met artikel 31;

(41) “overbruggingsonderneming”: een rechtspersoon die voldoet aan de vereisten van artikel 32, lid 2;

(42) “instrument van de overbruggingsonderneming”: het mechanisme voor het overdragen van aandelen of andere door een onderneming in afwikkeling uitgegeven eigendomsinstrumenten, of van activa, rechten of passiva van een onderneming in afwikkeling aan een overbruggingsonderneming, in overeenstemming met artikel 32;

(43) “instrument van solvabele run-off”: het mechanisme voor het intrekken van de vergunning van een onderneming in afwikkeling om nieuwe verzekerings- of herverzekeringscontracten af te sluiten en voor het beperken van haar activiteiten tot het administreren van haar bestaande portefeuille tot aan haar beëindiging en liquidatie volgens de normale insolventieprocedure overeenkomstig artikel 27;

(44) “eigendomsinstrumenten”: aandelen, andere instrumenten die recht geven op eigendom, instrumenten die kunnen worden omgezet in of recht geven op de verwerving van aandelen of andere eigendomsinstrumenten, en instrumenten die belangen in aandelen of andere eigendomsinstrumenten vertegenwoordigen;

(45) “aandeelhouders”: aandeelhouders of houders van andere eigendomsinstrumenten;

(46) “overdrachtsbevoegdheden”: de in artikel 40, lid 1, punten d) of e), bedoelde bevoegdheden voor het overdragen van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten, activa, rechten of passiva, dan wel een willekeurige combinatie daarvan van een onderneming in afwikkeling aan een ontvanger;

(47) “CTP”: een centrale tegenpartij zoals omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 26 ;

(48) “afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden”: de bevoegdheden als bedoeld in artikel 34, lid 2, en artikel 40, lid 1, punten f) tot en met j);

(49) “door zekerheid gedekte verplichting”: een verplichting waarbij het recht van de schuldeiser op betaling of een andere vorm van verrichting gedekt wordt door een verpanding, een pand of pandrecht, of zekerheidsregelingen, met inbegrip van verplichtingen die voortvloeien uit retrocessietransacties en andere zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid leiden;

(50) “tier 1-instrumenten”: kernvermogensbestanddelen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 94, lid 1, van Richtlijn 2009/138/EG;

(51) “tier 2-instrumenten”: kernvermogens- of aanvullendvermogensbestanddelen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 94, lid 2, van Richtlijn 2009/38/EG;

(52) “tier 3-instrumenten”: kernvermogens- of aanvullendvermogensbestanddelen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 94, lid 3, van Richtlijn 2009/38/EG;

(53) “in aanmerking komende passiva”: de passiva en kapitaalinstrumenten die niet kwalificeren als tier 1-, tier 2- of tier 3-instrumenten van een verzekerings- en herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), en die niet van het toepassingsgebied van het afschrijvings- of omzettingsinstrument in het kader van artikel 34, lid 5 of 6, zijn uitgesloten;

(54) “verzekeringsgarantiestelsel”: een door een lidstaat officieel erkend stelsel dat wordt gefinancierd middels bijdragen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die garant staan voor de gehele of gedeeltelijke betaling van in aanmerking komende schuldvorderingen uit hoofde van verzekering aan in aanmerking komende verzekeringnemers, benadeelden en begunstigden wanneer een verzekeringsonderneming niet in staat is of waarschijnlijk niet in staat zal zijn aan de verplichtingen uit haar verzekeringsovereenkomsten te voldoen;

(55) “relevante kapitaalinstrumenten”: tier 1-, tier 2- en tier 3-instrumenten;

(56) “omzettingskoers”: de factor die het aantal aandelen of andere eigendomsinstrumenten bepaalt waarin een passief van een bepaalde categorie zal worden omgezet, onder verwijzing naar hetzij één enkel instrument van de betrokken categorie, hetzij een welbepaalde waarde-eenheid van een schuldvordering;

(57) “getroffen schuldeiser”: een schuldeiser wiens vordering betrekking heeft op een verplichting die verlaagd is of in aandelen of andere eigendomsinstrumenten is omgezet middels de uitoefening van de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden in het kader van het gebruik van het afschrijvings- of omzettingsinstrument;

(58) “ontvanger”: de entiteit waaraan aandelen, andere eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten, activa, rechten of passiva of een willekeurige combinatie daarvan door een onderneming in afwikkeling worden overgedragen;

(59) “werkdag”: een andere dag dan een zaterdag, een zondag of een nationale feestdag in de betrokken lidstaat;

(60) “beëindigingsrecht”: een recht om een contract te beëindigen, een recht om verplichtingen te versnellen, voortijdig te beëindigen of te verrekenen, dan wel een eventuele soortgelijke bepaling die een verplichting van een partij bij het contract opschort, wijzigt of nietig verklaart of een bepaling die het ontstaan belet van een verplichting uit hoofde van het contract die anders zou zijn ontstaan;

(61) “onderneming in afwikkeling”: entiteiten als bedoeld in artikel 1, punten a) tot en met e), ten aanzien waarvan een afwikkelingsmaatregel wordt genomen;

(62) “Uniedochteronderneming”: een onderneming die haar hoofdkantoor in een lidstaat heeft en die een dochteronderneming is van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land of een moederonderneming van een derde land;

(63) “uiteindelijke moederonderneming”: een moederonderneming in een lidstaat, die deel uitmaakt van een groep die overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a) of b), van Richtlijn 2009/138/EG onderworpen is aan groepstoezicht, geen dochteronderneming is van een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding waaraan in een van de lidstaten vergunning is verleend of die in een van de lidstaten is opgericht;

(64) “verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land”: verzekeringsonderneming van een derde land of herverzekeringsonderneming van een derde land zoals omschreven in artikel 13, punten 3 en 6, van Richtlijn 2009/138/EG;

(65) “afwikkelingsprocedure van een derde land”: een maatregel naar het recht van een derde land om het falen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land of een moederonderneming van een derde land te beheren die, wat de doelstellingen en de te verwachten resultaten betreft, vergelijkbaar is met afwikkelingsmaatregelen uit hoofde van deze richtlijn;

(66) “Uniebijkantoor”: een bijkantoor van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, dat in een lidstaat is gevestigd;

(67) “betrokken autoriteit van een derde land”: een autoriteit van een derde land die verantwoordelijk is voor de uitoefening van functies die vergelijkbaar zijn met die van afwikkelingsautoriteiten of toezichthoudende autoriteiten uit hoofde van deze richtlijn;

(68) “financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht”: een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht zoals omschreven in artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad 27 ;

(69) “salderingsovereenkomst”: een overeenkomst waarbij een aantal vorderingen of verplichtingen in één enkele nettovordering kunnen worden omgezet, met inbegrip van overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging waarbij, wanneer zich een afdwingingsgrond voordoet (hoe ook of waar ook gedefinieerd), de verplichtingen van de partijen worden versneld zodat deze onmiddellijk verschuldigd zijn of beëindigd worden, en in ieder geval in één enkele nettovordering worden omgezet of erdoor worden vervangen, met inbegrip van “clausules tot saldering bij vroegtijdige beëindiging” zoals omschreven in artikel 2, lid 1, punt n), i), van Richtlijn 2002/47/EG, en “verrekening (netting)” als omschreven in artikel 2, punt k), van Richtlijn 98/26/EG;

(70) “verrekeningsovereenkomst”: een overeenkomst waarbij twee of meer vorderingen of verplichtingen tussen de onderneming in afwikkeling en een tegenpartij met elkaar kunnen worden verrekend;

(71) “financiële contracten”: financiële contracten zoals omschreven in artikel 1, lid 1, punt 100, van Richtlijn 2014/59/EU;

(72) “crisispreventiemaatregel”: de uitoefening van bevoegdheden om het wegnemen van tekortkomingen of belemmeringen voor herstel uit hoofde van artikel 6, lid 5, van deze richtlijn te gelasten, de uitoefening van bevoegdheden voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid uit hoofde van artikel 15 of 16 van deze richtlijn, de toepassing van maatregelen uit hoofde van artikel 137, artikel 138, leden 3 en 5, artikel 139, lid 3, en artikel 140 van Richtlijn 2009/138/EG, en de toepassing van een preventiemaatregel uit hoofde van artikel 141 van Richtlijn 2009/138/EG;

(73) “crisisbeheersingsmaatregel”: een afwikkelingsmaatregel, de aanstelling van een bijzonder bestuurder uit hoofde van artikel 42 of de aanstelling van een persoon uit hoofde van artikel 52, lid 1;

(74) “aangewezen nationale macroprudentiële autoriteit”: de autoriteit die is belast met het voeren van macroprudentieel beleid als bedoeld in aanbeveling B1 van de Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 22 december 2011 betreffende het macroprudentiële mandaat van nationale autoriteiten (ESRB/2011/3);

(75) “gereglementeerde markt”: een gereglementeerde markt zoals omschreven in artikel 4, lid 1, punt 21, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad 28 .

(76) “verzekeringsonderneming”: een verzekeringsonderneming zoals omschreven in artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG;

(77) “herverzekeringsonderneming”: een herverzekeringsonderneming zoals omschreven in artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;

(78) “kredietinstelling”: een kredietinstelling zoals omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 29 ;

(79) “beleggingsonderneming”: een beleggingsonderneming zoals omschreven in artikel 4, lid 1, punt 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

(80) “onderneming met laag risicoprofiel”: een onderneming met laag risicoprofiel zoals omschreven in artikel 13, punt 10 bis, van Richtlijn 2009/138/EG;

(81) “dochteronderneming”: een dochteronderneming zoals omschreven in artikel 13, punt 16, van Richtlijn 2009/138/EG;

(82) “moederonderneming”: een moederonderneming zoals omschreven in artikel 13, punt 15, van Richtlijn 2009/138/EG;

(83) “bijkantoor”: een bijkantoor zoals omschreven in artikel 13, punt 11, van Richtlijn 2009/138/EG;

(84) “bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan”: een bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend zoals omschreven in artikel 1, punt 43, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie 30 .

Artikel 3

Aanwijzing van afwikkelingsautoriteiten en bevoegde ministeries

1. Elke lidstaat wijst een afwikkelingsautoriteit of, in buitengewone gevallen, meer afwikkelingsautoriteiten aan waaraan de bevoegdheid wordt verleend om de afwikkelingsinstrumenten toe te passen en de afwikkelingsbevoegdheden uit te oefenen.

2. Afwikkelingsautoriteiten zijn nationale centrale banken, bevoegde ministeries, overheidsorganen of autoriteiten waaraan administratieve bevoegdheden zijn verleend.

3. Wanneer een afwikkelingsautoriteit met andere functies wordt belast, worden er passende structurele regelingen getroffen om belangenconflicten te voorkomen tussen de bij deze richtlijn aan de afwikkelingsautoriteit toevertrouwde functies en alle andere aan die autoriteit toevertrouwde functies, onverminderd de bij lid 6 opgelegde verplichtingen inzake de uitwisseling van informatie en samenwerking.

Om de in de eerste alinea genoemde doelstellingen te verwezenlijken, worden regelingen getroffen om te zorgen voor een daadwerkelijke operationele onafhankelijkheid, onder meer door middel van afzonderlijke personeelsleden, rapportagelijnen en besluitvormingsprocessen van de afwikkelingsautoriteit, van alle toezichthoudende of andere functies van de desbetreffende afwikkelingsautoriteit.

4. De vereisten van lid 3 beletten niet dat:

a) rapportagelijnen convergeren op het hoogste niveau van een organisatie die verschillende functies of autoriteiten omvat;

b) personeel op vooraf vastgestelde voorwaarden wordt gedeeld tussen de andere aan de afwikkelingsautoriteit toevertrouwde functies om een tijdelijk hoge werkdruk op te vangen, of dat de afwikkelingsautoriteit zelf gebruik kan maken van de deskundigheid van het gedeelde personeel.

5. Afwikkelingsautoriteiten zorgen voor de vaststelling en openbaarmaking van de geldende interne regels om te bewerkstelligen dat aan de vereisten van de leden 3 en 4 wordt voldaan, waaronder regels inzake ambtsgeheim en inzake informatie-uitwisseling tussen de verschillende functionele gebieden.

6. De lidstaten eisen dat autoriteiten die toezicht- en afwikkelingsfuncties uitoefenen en personen die deze functies namens die autoriteiten uitoefenen, nauw samenwerken bij de voorbereiding, planning en toepassing van afwikkelingsbesluiten, zowel wanneer de afwikkelingsautoriteit en de toezichthoudende autoriteit afzonderlijke entiteiten zijn als wanneer die functies binnen dezelfde entiteit worden verricht.

7. Elke lidstaat wijst één ministerie aan dat verantwoordelijk is voor de uitoefening van de bij deze richtlijn aan het bevoegde ministerie toevertrouwde functies.

8. Indien de afwikkelingsautoriteit in een lidstaat niet het bevoegde ministerie is, stelt zij het bevoegde ministerie zonder onnodige vertraging in kennis van de besluiten die op grond van deze richtlijn zijn genomen en zal zij, tenzij de nationale wetgeving anders bepaalt, besluiten met directe budgettaire gevolgen niet uitvoeren voordat goedkeuring van het bevoegde ministerie is verkregen.

9. Een lidstaat die meer dan één afwikkelingsautoriteit aanwijst, stelt de Eiopa daarvan met volledige opgave van redenen in kennis en verdeelt de functies en bevoegdheden duidelijk tussen deze autoriteiten, zorgt voor toereikende coördinatie tussen deze autoriteiten en wijst één autoriteit aan als contactautoriteit voor de samenwerking en coördinatie met de betrokken autoriteiten van andere lidstaten.

10. De lidstaten stellen de Eiopa in kennis van de als afwikkelingsautoriteit aangewezen nationale autoriteit of autoriteiten en, in voorkomend geval, de contactautoriteit en, in voorkomend geval, van hun specifieke functies en verantwoordelijkheden. De Eiopa publiceert een lijst van die afwikkelingsautoriteiten en contactautoriteiten.

11. Onverminderd artikel 65 kunnen de lidstaten de aansprakelijkheid van de afwikkelingsautoriteit, de toezichthoudende autoriteit en hun respectieve personeelsleden overeenkomstig het nationaal recht beperken voor hun handelen en nalaten in het kader van de uitoefening van hun functies uit hoofde van deze richtlijn.

TITEL II
VOORBEREIDING

HOOFDSTUK I
Preventieve herstelplanning en afwikkelingsplanning

Afdeling 1
Algemene bepalingen

Artikel 4

Vereenvoudigde verplichtingen voor bepaalde ondernemingen

1. Rekening houdende met de gevolgen die het falen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming zou kunnen hebben als gevolg van de aard van haar bedrijfsactiviteiten, haar aandeelhoudersstructuur, haar rechtsvorm, haar risicoprofiel, haar omvang en juridische status, haar verwevenheid met andere gereglementeerde ondernemingen of met het financiële stelsel in het algemeen, evenals met de reikwijdte en de complexiteit van haar activiteiten, en met de vraag of het falen en de daaropvolgende liquidatie op grond van een normale insolventieprocedure waarschijnlijk aanzienlijke negatieve effecten zullen hebben op de financiële markten, op andere ondernemingen, op verzekeringnemers, op de financieringsvoorwaarden of op de bredere economie, bepalen de toezichthoudende en afwikkelingsautoriteiten of er op bepaalde verzekerings- of herverzekeringsonderneming en groepen vereenvoudigde verplichtingen kunnen worden toegepast met betrekking tot:

a) de inhoud en bijzonderheden van de preventieve herstelplannen en de afwikkelingsplannen waarin de artikelen 5 tot en met 7 voorzien;

b) de datum waarop de eerste preventieve herstelplannen en eerste afwikkelingsplannen uiterlijk moeten worden opgesteld en de frequentie waarmee herstel- en afwikkelingsplannen moeten worden bijgewerkt, welke frequentie lager kan zijn dan de in de artikel 5, lid 4, artikel 7, lid 5, artikel 9, lid 5, en artikel 11, lid 3, vastgestelde frequentie;

c) de inhoud en de mate van gedetailleerdheid van de informatie die van ondernemingen wordt verlangd op grond van artikel 5, lid 6, artikel 10, lid 2, en artikel 12, lid 1;

d) de mate van detail voor het beoordelen van de afwikkelbaarheid overeenkomstig de artikelen 13 en 14.

2. De Eiopa vaardigt uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] richtsnoeren uit overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot nadere bepaling van de criteria voor het in aanmerking komen als bedoeld in lid 1.

3. De lidstaten verplichten de toezichthoudende autoriteiten of de afwikkelingsautoriteiten, naargelang het geval, de Eiopa jaarlijks en voor elke lidstaat afzonderlijk alle volgende informatie te verstrekken:

a) het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen die onderworpen zijn aan preventieve herstelplanning en aan afwikkelingsplanning overeenkomstig de artikelen 5, 7, 9 en 10;

b) het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen dat profiteert van vereenvoudigde verplichtingen als bedoeld in lid 1 van dit artikel;

c) kwantitatieve informatie over de toepassing van de in lid 1 bedoelde criteria;

d) een beschrijving van de ten opzichte van de volledige verplichtingen vereenvoudigde verplichtingen die op basis van de in lid 1 bedoelde criteria worden toegepast, samen met het volume van de kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als percentage van het totale volume van de kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de lidstaten of van alle groepen, naargelang het geval.

4. De Eiopa maakt jaarlijks en voor elke lidstaat afzonderlijk alle volgende informatie openbaar:

a) het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen die onderworpen zijn aan preventieve herstelplanning en aan afwikkelingsplanning overeenkomstig de artikelen 5, 7, 9 en 10;

b) het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen dat profiteert van vereenvoudigde verplichtingen als bedoeld in lid 1 van dit artikel;

c) kwantitatieve informatie over de toepassing van de in lid 1 bedoelde van dit artikel criteria;

d) een beschrijving van de ten opzichte van de volledige verplichtingen vereenvoudigde verplichtingen die worden toegepast op basis van de in lid 1 bedoelde criteria voor het in aanmerking komen, in combinatie met het volume van de kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als percentage van het totale volume van de kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de lidstaten of van alle groepen, naargelang het geval; en

e) een beoordeling van eventuele verschillen met betrekking tot de uitvoering van lid 1 van dit artikel op nationaal niveau.

Afdeling 2
Preventieve herstelplanning

Artikel 5

Preventieve herstelplannen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die geen deel uitmaken van een groep die onderworpen is aan een preventieve herstelplanning overeenkomstig artikel 7 en die voldoen aan de criteria van lid 2 of lid 3, een preventief herstelplan opstellen en actueel houden. Een dergelijk preventief herstelplan bevat maatregelen die de betrokken onderneming moet nemen om haar financiële positie te herstellen wanneer die positie aanzienlijk is verslechterd.

Het opstellen, actueel houden en toepassen van preventieve herstelplannen wordt beschouwd als onderdeel van het governancesysteem in de zin van artikel 41 van Richtlijn 2009/138/EG.

2. De toezichthoudende autoriteit onderwerpt verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan vereisten inzake preventieve herstelplanningen op basis van hun omvang, bedrijfsmodel, risicoprofiel, verwevenheid, substitueerbaarheid en met name grensoverschrijdende activiteiten.

Toezichthoudende autoriteiten zorgen ervoor dat ten minste 80 % van, respectievelijk, de levensverzekerings-, schadeverzekerings- en herverzekeringsmarkt van de lidstaat, waarbij het marktaandeel in het schadeverzekeringsbedrijf is gebaseerd op geboekte brutopremies en het marktaandeel van de levensverzekeringsbedrijf is gebaseerd op bruto technische voorzieningen, wordt onderworpen aan vereisten inzake preventieve herstelplanningen uit hoofde van dit artikel.

Bij de berekening van het in de tweede alinea bedoelde marktdekkingsniveau mogen de verzekerings- of herverzekeringsdochters van een groep in aanmerking worden genomen wanneer deze verzekerings- of herverzekeringsdochters deel uitmaken van een groep waarvoor de uiteindelijke moederonderneming een preventief groepsherstelplan als bedoeld in artikel 7 opstelt en bijhoudt.

3. Elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming die is onderworpen aan een afwikkelingsplan overeenkomstig artikel 9, is onderworpen aan de vereisten inzake preventieve herstelplanningen.

Ondernemingen met een laag risicoprofiel worden echter niet op individuele basis onderworpen aan de vereisten inzake preventieve herstelplanningen.

4. De Eiopa vaardigt overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 richtsnoeren uit tot nadere bepaling van de methoden die moeten worden gebruikt bij het bepalen van de in lid 2 bedoelde marktaandelen, en van de criteria, met name met betrekking tot de grensoverschrijdende activiteiten, als bedoeld in lid 2, eerste alinea.

5. Toezichthoudende autoriteiten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ten minste één keer per jaar en na een wijziging in de juridische of organisatiestructuur van de betrokken onderneming, dan wel haar bedrijfsactiviteiten of financiële positie, welke wijziging een wezenlijk effect op het preventieve herstelplan kan hebben of een wijziging hiervan noodzakelijk maakt, hun preventieve herstelplan bijwerken.

6. Preventieve herstelplannen gaan niet uit van toegang tot of ontvangst van buitengewone openbare financiële steun.

7. De lidstaten schrijven voor dat preventieve herstelplannen alle volgende elementen bevatten:

a) een samenvatting van de belangrijkste elementen van het plan, zoals wezenlijke wijzigingen ten opzichte van het laatst ingediende plan;

b) een beschrijving van de onderneming of de groep;

c) een raamwerk van indicatoren als bedoeld in lid 8;

d) een beschrijving van de wijze waarop het preventieve herstelplan is opgesteld, hoe het zal worden geactualiseerd en hoe het zal worden toegepast;

e) een reeks corrigerende maatregelen;

f) een communicatiestrategie.

8. De lidstaten eisen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als bedoeld in lid 1 de geloofwaardigheid en haalbaarheid van preventieve herstelplannen, met name van het raamwerk van de in lid 8 bedoelde indicatoren en corrigerende maatregelen, beoordelen aan de hand van een reeks scenario’s met ernstige macro-economische en financiële stress die relevant zijn voor de specifieke omstandigheden van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, waaronder systeembrede gebeurtenissen, specifieke stressgebeurtenissen die hun activa- en passivaprofiel wezenlijk kunnen beïnvloeden, en combinaties van dergelijke stressgebeurtenissen.

9. De lidstaten eisen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ervoor zorgen dat hun preventieve herstelplannen een raamwerk van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren bevatten die aangeven op welke punten corrigerende maatregelen in overweging moeten worden genomen. Deze indicatoren kunnen criteria omvatten met betrekking tot onder meer het vermogen, de liquiditeit, de kwaliteit van de activa, de winstgevendheid, de marktomstandigheden, de macro-economische omstandigheden en de operationele gebeurtenissen. Indicatoren met betrekking tot de kapitaalpositie omvatten ten minste elke inbreuk op het solvabiliteitskapitaalvereiste als bedoeld in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, van Richtlijn 2009/138/EG.

De lidstaten eisen dat de toezichthoudende autoriteiten ervoor zorgen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen passende regelingen treffen voor de regelmatige monitoring van de in de eerste alinea bedoelde indicatoren.

Een in lid 1 bedoelde verzekerings- of herverzekeringsonderneming die besluit een corrigerende maatregel te nemen die in het preventieve herstelplan is opgenomen, of die besluit van dergelijke corrigerende maatregelen af te zien hoewel aan een in de eerste alinea bedoelde indicator is voldaan, stelt de toezichthoudende autoriteit onverwijld in kennis van dat besluit.

10. Het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van een in lid 1 bedoeld verzekerings- en herverzekeringsonderneming beoordeelt het preventieve herstelplan en keurt het goed voordat het ter toetsing aan de toezichthoudende autoriteit wordt voorgelegd.

11. De Eiopa vaardigt uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 richtsnoeren uit tot nadere bepaling van de in lid 7, eerste alinea, punt c), bedoelde minimumlijst van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en, in samenwerking met het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB), van de in lid 8 bedoelde reeks scenario’s.

12. De Eiopa ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling, onverminderd artikel 4, van de informatie die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming als bedoeld in lid 1 in het preventieve herstelplan moet opnemen, zoals de in lid 7, eerste alinea, punt e), bedoelde corrigerende maatregelen en de uitvoering daarvan.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

Artikel 6

Toetsing en beoordeling door toezichthoudende autoriteiten van preventieve herstelplannen

1. Toezichthoudende autoriteiten evalueren elk preventief herstelplan als bedoeld in artikel 5 en artikel 7 binnen zes maanden na de indiening ervan en beoordelen in hoeverre het voldoet aan de vereisten van artikel 5 en, wanneer van toepassing, artikel 7, alsmede of:

a) de uitvoering van de in het plan voorgestelde regelingen redelijkerwijs de levensvatbaarheid en financiële positie van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van de groep kan behouden of herstellen;

b) het plan en de specifieke keuzemogelijkheden in het plan redelijkerwijs snel en effectief kunnen worden uitgevoerd in situaties van financiële stress;

c) het plan en de specifieke keuzemogelijkheden in het plan redelijkerwijs significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel zoveel mogelijk kunnen voorkomen, ook in scenario’s waarin andere verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zich genoodzaakt zouden voelen om binnen dezelfde periode preventieve herstelplannen uit te voeren.

2. Toezichthoudende autoriteiten verstrekken de afwikkelingsautoriteiten alle preventieve herstelplannen die zij hebben ontvangen. De afwikkelingsautoriteiten kunnen het preventieve herstelplan onderzoeken om na te gaan welke maatregelen in het preventieve herstelplan een negatief effect kunnen hebben op de afwikkelbaarheid van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de toezichthoudende autoriteit aanbevelingen doen met betrekking tot deze aangelegenheden.

3. Wanneer een verzekerings- of herverzekeringsonderneming significante grensoverschrijdende activiteiten verricht, verstrekt de toezichthoudende autoriteit in de lidstaat van herkomst de toezichthoudende autoriteit in de lidstaat van ontvangst desgevraagd het preventieve herstelplan. De toezichthoudende autoriteit in de lidstaat van ontvangst kan het preventieve herstelplan onderzoeken om maatregelen in het preventieve herstelplan te identificeren die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de verzekeringnemers, de reële economie of de financiële stabiliteit in de eigen lidstaat, en kan de toezichthoudende autoriteit in de lidstaat van herkomst aanbevelingen doen met betrekking tot deze aangelegenheden.

4. Toezichthoudende autoriteiten die, na beoordeling van het preventieve herstelplan, concluderen dat er wezenlijke tekortkomingen in dat plan aanwezig zijn of wezenlijke belemmeringen voor de uitvoering ervan bestaan, stellen de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming, of de uiteindelijke moederonderneming in kwestie, in kennis van de inhoud van hun beoordeling en verplichten de betrokken onderneming om binnen twee maanden een herzien plan in te dienen waarin wordt aangetoond hoe deze tekortkomingen of belemmeringen worden aangepakt. De termijn van twee maanden kan met één maand worden verlengd wanneer de toezichthoudende autoriteit daarmee instemt.

Alvorens een verzekerings- of herverzekeringsonderneming te verplichten een herzien preventief herstelplan in te dienen, biedt de toezichthoudende autoriteit de onderneming de gelegenheid haar mening over deze verplichting te uiten.

Indien de toezichthoudende autoriteit van oordeel is dat de tekortkomingen en belemmeringen in het herziene plan niet naar behoren worden aangepakt, kan zij de onderneming opdragen specifieke wijzigingen in het plan aan te brengen.

5. Als de verzekerings- of herverzekeringsonderneming geen herzien preventief herstelplan indient, of als de toezichthoudende autoriteit vaststelt dat het herziene preventieve herstelplan de in de oorspronkelijke beoordeling gesignaleerde tekortkomingen en potentiële belemmeringen onvoldoende oplost, en de tekortkomingen of belemmeringen niet middels een aanwijzing tot het aanbrengen van specifieke wijzigingen in het plan afdoende kunnen worden verholpen, verplicht de toezichthoudende autoriteit de onderneming om binnen een redelijk tijdsbestek na te gaan welke wijzigingen zij in haar bedrijfsactiviteiten kan aanbrengen om de tekortkomingen in het preventieve herstelplan of de belemmeringen voor de uitvoering van dat plan aan te pakken.

Wanneer de verzekerings- en herverzekeringsonderneming deze wijzigingen niet binnen de door de toezichthoudende autoriteit vastgestelde termijn aangeeft, of wanneer de toezichthoudende autoriteit van oordeel is dat de tekortkomingen of belemmeringen met de door de onderneming voorgestelde maatregelen onvoldoende worden verholpen, kan de toezichthoudende autoriteit de onderneming in een met redenen omkleed besluit opdragen om elke maatregel te treffen die zij noodzakelijk en evenredig acht, rekening houdende met de ernst van de tekortkomingen en belemmeringen en met de gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfsactiviteiten van de onderneming.

Het in de tweede alinea bedoelde met redenen omklede besluit wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming en is vatbaar voor beroep.

Artikel 7

Preventieve groepsherstelplannen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de uiteindelijke moederondernemingen een preventief groepsherstelplan opstellen en bij de groepstoezichthouder indienen.

Preventieve groepsherstelplannen bestaan uit een preventief herstelplan voor de groep onder leiding van de uiteindelijke moederonderneming. Het preventieve groepsherstelplan bevat corrigerende maatregelen die mogelijk op het niveau van die uiteindelijke moederonderneming en afzonderlijke dochteronderneming moeten worden uitgevoerd.

2. Het preventieve groepsherstelplan bevat corrigerende maatregelen ten behoeve van de stabilisatie van de groep als geheel of van elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de groep wanneer deze in een moeilijke situatie verkeert, en heeft ten doel om de oorzaken van de moeilijkheden aan te pakken of weg te nemen en de financiële positie van de groep of de onderneming in kwestie te herstellen, waarbij ook de financiële positie van andere groepsentiteiten in aanmerking wordt genomen.

Het preventieve groepsherstelplan bevat regelingen om de coördinatie en consistentie van de op het niveau van de groep en de groepsentiteiten te nemen evenredige maatregelen te waarborgen.

3. Het preventieve groepsherstelplan, alsook elk plan dat voor een individuele verzekerings- of herverzekeringsdochter wordt opgesteld, bevat de in artikel 5 vermelde elementen.

In het preventieve groepsherstelplan wordt vastgesteld of er belemmeringen zijn voor de uitvoering van corrigerende maatregelen binnen de groep, ook op het niveau van de individuele entiteiten die onder het plan vallen, en of er wezenlijke praktische of juridische belemmeringen zijn voor de snelle overdracht van eigen vermogen of voor het terugbetalen van passiva of activa binnen de groep.

4. Toezichthoudende autoriteiten kunnen van verzekerings- of herverzekeringsdochters of van de in artikel 1, lid 1, punten c) en d), bedoelde entiteiten verlangen dat zij preventieve herstelplannen opstellen en indienen in de volgende situaties:

a) er is geen preventief groepsherstelplan;

b) de betrokken toezichthoudende autoriteit toont aan dat de betrokken entiteit onvoldoende in een preventief groepsherstelplan in aanmerking wordt genomen in het licht van het belang van de betrokken entiteit in de betrokken lidstaat en in het licht van de verplichtingen waaraan vergelijkbare ondernemingen in die lidstaat zijn onderworpen.

5. De groepstoezichthouder zendt, op voorwaarde dat de in artikel 64 neergelegde vertrouwelijkheidsvereisten worden toegepast, de groepsherstelplannen aan:

a) de Eiopa;

b) de relevante toezichthoudende autoriteiten die lid zijn van of deelnemen in het college van toezichthouders als bedoeld in artikel 248, lid 3, van Richtlijn 2009/138/EG;

c) de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

d) de afwikkelingsautoriteiten van de dochterondernemingen.

6. Het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de entiteit die het preventieve groepsherstelplan overeenkomstig lid 1 of lid 4 opstelt, beoordeelt het preventieve groepsherstelplan en keurt het goed alvorens het plan ter toetsing bij de groepstoezichthouder in te dienen.

Artikel 8

Evaluatie en beoordeling door de groepstoezichthouder van preventieve groepsherstelplannen

1. Na raadpleging van de relevante toezichthoudende autoriteiten die lid zijn van of deelnemen in het college van toezichthouders als bedoeld in artikel 248, lid 3, van Richtlijn 2009/138/EG, evalueert de groepstoezichthouder het preventieve groepsherstelplan en beoordeelt hij in hoeverre het voldoet aan de vereisten en criteria van artikel 6 en dit artikel. Deze beoordeling vindt plaats volgens de procedure van artikel 6 en overeenkomstig dit artikel, en houdt rekening met de potentiële gevolgen van de corrigerende maatregelen voor verzekeringnemers, de reële economie en de financiële stabiliteit in alle lidstaten waar de groep actief is.

2. De groepstoezichthouder streeft ernaar om binnen het college van toezichthouders tot een gezamenlijk besluit als bedoeld in artikel 17 te komen ten aanzien van:

a) de evaluatie en beoordeling van het preventieve groepsherstelplan en de vraag of er een herstelplan op individuele basis moet worden opgesteld voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van de groep, zoals beschreven in artikel 7, lid 3;

b) de toepassing van de in artikel 6, leden 3 en 4, bedoelde maatregelen.

Afdeling 3
Afwikkelingsplanning

Artikel 9

Afwikkelingsplannen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten, na raadpleging van de toezichthoudende autoriteit, een afwikkelingsplan opstellen voor elke verzekerings- en herverzekeringsonderneming die voldoet aan de criteria van lid 2 en die geen deel uitmaakt van een groep waarop afwikkelingsplanning overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van toepassing is. Het afwikkelingsplan voorziet in de afwikkelingsmaatregelen die de afwikkelingsautoriteit kan nemen wanneer de verzekerings- of herverzekeringsonderneming voldoet aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, bedoelde voorwaarden voor afwikkeling.

2. De afwikkelingsautoriteiten stellen afwikkelingsplannen op voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die worden geselecteerd op basis van hun omvang, bedrijfsmodel, risicoprofiel, verwevenheid en substitueerbaarheid en de waarschijnlijke gevolgen van het falen voor de verzekeringnemers. Bij de selectie van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarop de afwikkelingsplanning van toepassing is, houdt de afwikkelingsautoriteit met name rekening met de grensoverschrijdende activiteiten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming en het bestaan van kritieke functies.

De afwikkelingsautoriteiten zorgen ervoor dat ten minste 70 % van, respectievelijk, de levensverzekerings-, schadeverzekerings- en herverzekeringsmarkt van de lidstaat, waarbij het marktaandeel in het schadeverzekeringsbedrijf is gebaseerd op geboekte brutopremies en het marktaandeel in de levensverzekeringsbedrijf is gebaseerd op bruto technische voorzieningen, aan afwikkelingsplanning wordt onderworpen. Bij de berekening van het marktdekkingsniveau kunnen de dochterondernemingen van een groep in aanmerking worden genomen wanneer deze dochterondernemingen onder het groepsafwikkelingsplan als bedoeld in artikel 10 vallen.

Ondernemingen met een laag risicoprofiel zijn niet onderworpen aan vereisten inzake afwikkelingsplanning op individuele basis.

3. Wanneer de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming significante grensoverschrijdende activiteiten verricht, verstrekken de afwikkelingsautoriteiten van de lidstaat van herkomst, op verzoek van een toezichthoudende autoriteit of afwikkelingsautoriteit van de lidstaat van ontvangst, het ontwerpafwikkelingsplan aan de desbetreffende toezichthoudende autoriteit of afwikkelingsautoriteit van de lidstaat van ontvangst. De toezichthoudende of afwikkelingsautoriteit in de lidstaat van ontvangst kan het ontwerpafwikkelingsplan onderzoeken om eventuele maatregelen in het ontwerpafwikkelingsplan te identificeren die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de verzekeringnemers, reële economie of financiële stabiliteit in de eigen lidstaat, en kan de afwikkelingsautoriteit in de lidstaat van herkomst aanbevelingen doen met betrekking tot deze aangelegenheden.

4. Bij het invullen van de opties voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden wordt in afwikkelingsplannen rekening gehouden met relevante afwikkelingsscenario’s, zoals het scenario waarin het falen van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming specifiek is of zich voordoet in een tijd van bredere financiële instabiliteit of systeembrede gebeurtenissen.

In afwikkelingsplannen wordt niet uitgegaan van buitengewone openbare financiële steun, afgezien van, indien beschikbaar, het gebruik van verzekeringsgarantiestelsels of financieringsregelingen.

5. De afwikkelingsplannen worden geëvalueerd, en indien nodig bijgewerkt, en dat ten minste één keer per jaar, alsmede na elke wezenlijke verandering in de juridische of organisatiestructuur van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of in haar bedrijfsactiviteiten of financiële positie die een wezenlijk effect op de doeltreffendheid van het plan kan hebben of anderszins een herziening van het afwikkelingsplan noodzakelijk maakt.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en toezichthoudende autoriteiten stellen de afwikkelingsautoriteiten onverwijld in kennis van elke gebeurtenis die een herziening of bijwerking van het afwikkelingsplan noodzakelijk maakt.

6. Onverminderd artikel 4, beschrijft het afwikkelingsplan mogelijkheden voor de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden op de verzekerings- of herverzekeringsonderneming. Afwikkelingsplannen bevatten, indien passend en mogelijk gekwantificeerd, alle volgende elementen:

a) een samenvatting van de belangrijkste elementen van het plan;

b) een samenvatting van de wezenlijke veranderingen in de onderneming die zich sinds de indiening van de laatste afwikkelingsgerelateerde informatie hebben voorgedaan;

c) een demonstratie van de wijze waarop kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen juridisch en economisch voldoende van de overige functies kunnen worden gescheiden om bij het falen van de onderneming de continuïteit te waarborgen;

d) een aanduiding van de activa die naar verwachting in aanmerking komen als zekerheid;

e) een schatting van het tijdsbestek voor de uitvoering van elk materieel aspect van het plan;

f) een gedetailleerde beschrijving van de overeenkomstig artikel 13 uitgevoerde beoordeling van de afwikkelbaarheid;

g) een beschrijving van de eventueel op grond van artikel 15 vereiste maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid die als gevolg van de overeenkomstig artikel 13 uitgevoerde beoordeling zijn vastgesteld;

h) een toelichting over de wijze waarop de afwikkelingsmogelijkheden kunnen worden gefinancierd zonder dat wordt uitgegaan van buitengewone openbare financiële steun, afgezien van, wanneer beschikbaar, het gebruik van verzekeringsgarantiestelsels of financieringsregelingen;

i) een gedetailleerde beschrijving van de verschillende afwikkelingsstrategieën die in het licht van de verschillende mogelijke scenario’s kunnen worden toegepast en de toepasselijke tijdsbestekken;

j) een beschrijving van kritieke onderlinge afhankelijkheden;

k) een analyse van de gevolgen van het afwikkelingsplan voor de werknemers van de onderneming, inclusief een beoordeling van eventueel daarmee gepaard gaande kosten, en een beschrijving van de beoogde procedures om de werknemers te raadplegen tijdens het afwikkelingsproces, waarbij, in voorkomend geval, rekening wordt gehouden met nationale stelsels voor een dialoog met de sociale partners;

l) een plan voor de communicatie met de media en het publiek;

m) een beschrijving van essentiële activiteiten en systemen die noodzakelijk zijn voor handhaving van de continue werking van de bedrijfsprocessen van de onderneming;

n) wanneer van toepassing, eventuele standpunten van de onderneming met betrekking tot het afwikkelingsplan.

De informatie als bedoeld in punt a) wordt aan de betrokken verzekerings- en herverzekeringsonderneming bekendgemaakt.

7. De afwikkelingsautoriteit zendt de afwikkelingsplannen en eventuele wijzigingen daarvan naar de betrokken toezichthoudende autoriteiten.

8. De Eiopa ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling, onverminderd artikel 4, van de inhoud van het afwikkelingsplan.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

9. De Eiopa vaardigt uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] richtsnoeren uit overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot nadere bepaling van nadere criteria voor de identificatie van kritieke functies.

Artikel 10

Groepsafwikkelingsplannen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de groepsafwikkelingsautoriteiten groepsafwikkelingsplannen opstellen.

2. In het groepsafwikkelingsplan:

a) worden de afwikkelingsmaatregelen aangegeven die ten aanzien van elke entiteit moeten worden genomen wanneer er maatregelen nodig zijn om de continuïteit van kritieke functies te waarborgen;

b) wordt onderzocht in hoeverre de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten kunnen worden toegepast en de afwikkelingsbevoegdheden op gecoördineerde wijze kunnen worden uitgeoefend, en worden mogelijke belemmeringen voor een gecoördineerde afwikkeling geïdentificeerd;

c) worden, ingeval de groep entiteiten omvat die in derde landen zijn gevestigd, passende regelingen vastgesteld voor de samenwerking en coördinatie met de betrokken autoriteiten van deze derde landen en de gevolgen voor de afwikkeling binnen de Unie;

d) wordt aangegeven welke maatregelen, waaronder de juridische en economische afsplitsing van bepaalde functies of bedrijfsonderdelen, nodig zijn om de afwikkeling van de groep te vergemakkelijken, hierbij rekening houdende met de onderlinge afhankelijkheden binnen de groep;

e) worden de beschikbare financieringsbronnen voor financiering van de groepsafwikkelingsmaatregelen geïdentificeerd en, wanneer het gebruik van verzekeringsgarantiestelsels of van een financieringsregeling vereist is, de beginselen voor het verdelen van de verantwoordelijkheid voor deze financiering tussen de financieringsbronnen in verschillende lidstaten vastgelegd. In het groepsafwikkelingsplan wordt niet uitgegaan van buitengewone openbare financiële steun;

f) zijn de in artikel 9, lid 6, bedoelde elementen opgenomen.

3. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zendt de groepsafwikkelingsplannen en eventuele wijzigingen daarvan naar de betrokken toezichthoudende autoriteiten.

4. De Eiopa ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de inhoud van de groepsafwikkelingsplannen nader wordt beschreven, rekening houdende met de verscheidenheid aan bedrijfsmodellen op de interne markt.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na inwerkingtreding toevoegen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Artikel 11

Vereisten en procedure voor groepsafwikkelingsplannen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de uiteindelijke moederondernemingen de informatie die op grond van artikel 12 kan worden verlangd, indienen bij de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau. Deze informatie heeft betrekking op de uiteindelijke moederonderneming en, voor zover noodzakelijk, op elk van de groepsentiteiten, met inbegrip van de in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), bedoelde entiteiten.

De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zendt, op voorwaarde dat de bij deze richtlijn vastgestelde vertrouwelijkheidsvereisten worden toegepast, de overeenkomstig dit lid verstrekte relevante informatie aan:

a) de Eiopa;

b) de afwikkelingsautoriteiten die lid zijn van het afwikkelingscollege;

c) de relevante toezichthoudende autoriteiten die lid zijn van of deelnemen in het college van toezichthouders als bedoeld in artikel 248, lid 3, van Richtlijn 2009/138/EG.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat in afwikkelingscolleges de groepsafwikkelingsautoriteiten, die gezamenlijk optreden met de in lid 1, tweede alinea, punt b), bedoelde afwikkelingsautoriteiten, na raadpleging van de betrokken toezichthoudende autoriteiten die lid zijn van of deelnemen in het college van toezichthouders als bedoeld in artikel 248, lid 3, van Richtlijn 2009/138/EG, groepsafwikkelingsplannen opstellen en bijhouden. Afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau mogen, naar eigen inzicht en mits zij voldoen aan de vertrouwelijkheidsvereisten van artikel 77 van deze richtlijn, afwikkelingsautoriteiten van derde landen uit rechtsgebieden waarin de groep verzekerings- of herverzekeringsdochters, verzekeringsholdings of belangrijke bijkantoren heeft gevestigd, betrekken bij het opstellen en bijhouden van groepsafwikkelingsplannen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de groepsafwikkelingsplannen ten minste één keer per jaar worden geëvalueerd en zo nodig bijgewerkt, alsook na elke verandering in de juridische of organisatiestructuur, de bedrijfsactiviteiten of de financiële positie van de groep, inclusief eventuele groepsentiteiten, die een wezenlijk effect op de plannen kan hebben of een wijziging ervan kan vergen.

4. Het groepsafwikkelingsplan wordt vastgesteld in de vorm van een gezamenlijk besluit, als bedoeld in artikel 17, van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van de verzekerings- en herverzekeringsdochters en de in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), bedoelde entiteiten.

Artikel 12

Informatie ten behoeve van de afwikkelingsplannen en medewerking van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of de uiteindelijke moederonderneming, naargelang het geval, te verplichten om:

a) zoveel als nodig is, mee te werken bij het opstellen van de afwikkelingsplannen of groepsafwikkelingsplannen;

b) hun – direct of via de toezichthoudende autoriteit – alle informatie te verstrekken die nodig is voor het opstellen en uitvoeren van afwikkelingsplannen of groepsafwikkelingsplannen.

2. Toezichthoudende autoriteiten in de betrokken lidstaten werken met afwikkelingsautoriteiten samen om na te gaan of de in lid 1 bedoelde informatie reeds geheel of gedeeltelijk beschikbaar is en verstrekken deze informatie aan deze afwikkelingsautoriteiten. De afwikkelingsautoriteiten winnen alle relevante informatie in bij de toezichthoudende autoriteiten voordat zij de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen om informatie verzoeken.

3. De Eiopa stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op tot nadere bepaling van de procedures en van een minimale reeks standaardformulieren en templates voor de verstrekking van de informatie als bedoeld in dit artikel en tot nadere bepaling van de inhoud van deze informatie.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea genoemde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

HOOFDSTUK II
Afwikkelbaarheid

Artikel 13

Beoordeling van de afwikkelbaarheid

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten, na raadpleging van de toezichthoudende autoriteit, beoordelen in hoeverre verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die geen deel uitmaken van een groep afwikkelbaar zijn zonder dat wordt uitgegaan van buitengewone openbare financiële steun, afgezien van, indien beschikbaar, het gebruik van verzekeringsgarantiestelsels of financieringsregelingen.

Een verzekerings- of herverzekeringsonderneming wordt geacht afwikkelbaar te zijn wanneer het haalbaar en geloofwaardig is dat die onderneming volgens een normale insolventieprocedure zal worden geliquideerd, of dat de afwikkelingsautoriteit die onderneming zal afwikkelen door toepassing van de verschillende in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten en in de artikelen 40 tot en met 52 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden.

2. De afwikkelingsautoriteit voert de beoordeling van de afwikkelbaarheid als bedoeld in lid 1 gelijktijdig uit met, en ten behoeve van, de opstelling en bijwerking van het afwikkelingsplan overeenkomstig artikel 9.

3. De Eiopa ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de aangelegenheden en criteria voor de beoordeling van de afwikkelbaarheid van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of groepen als bedoeld in lid 1 en artikel 14.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Artikel 14

Beoordeling van de afwikkelbaarheid voor groepen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de groepsafwikkelingsautoriteiten samen met de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen, na raadpleging van de groepstoezichthouder en de toezichthoudende autoriteiten van dergelijke dochterondernemingen, beoordelen in hoeverre groepen afwikkelbaar zijn zonder dat wordt uitgegaan van buitengewone openbare financiële steun, afgezien van, indien beschikbaar, het gebruik van verzekeringsgarantiestelsels of financieringsregelingen.

2. Een groep wordt geacht afwikkelbaar te zijn wanneer het voor de afwikkelingsautoriteiten haalbaar en geloofwaardig is om groepsentiteiten te liquideren volgens een normale insolventieprocedure en de groep af te wikkelen door toepassing van afwikkelingsinstrumenten en uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden met betrekking tot groepsentiteiten wanneer deze gemakkelijk en tijdig kunnen worden gescheiden, dan wel met behulp van andere middelen waarin het nationale recht voorziet.

De in artikel 68 bedoelde afwikkelingscolleges houden bij de uitoefening van hun taken rekening met de beoordeling van de afwikkelbaarheid van de groep.

3. De beoordeling van de afwikkelbaarheid van een groep uit hoofde van dit artikel wordt gelijktijdig uitgevoerd met, en ten behoeve van, de opstelling en bijwerking van de groepsafwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 10. De beoordeling vindt plaats volgens de besluitvormingsprocedure als vastgesteld in artikel 11.

Artikel 15

Bevoegdheid voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid

1. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer uit de overeenkomstig de artikelen 13 of 14 uitgevoerde beoordeling blijkt dat er wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming bestaan, de afwikkelingsautoriteit die verzekerings- of herverzekeringsonderneming en de betrokken toezichthoudende autoriteit daarvan schriftelijk in kennis stelt.

2. Het vereiste dat de afwikkelingsautoriteiten afwikkelingsplannen moeten opstellen en dat de betrokken afwikkelingsautoriteiten tot een gezamenlijk besluit overeenkomstig artikel 17 moeten komen met betrekking tot de groepsafwikkelingsplannen als bedoeld in artikel 9, lid 1, respectievelijk artikel 11, lid 4, worden na de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving opgeschort totdat de maatregelen voor het wegnemen van de wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid overeenkomstig lid 3 van dit artikel door de afwikkelingsautoriteit zijn aanvaard of overeenkomstig lid 4 van dit artikel zijn vastgesteld.

3. Binnen vier maanden na de datum van ontvangst van een overeenkomstig lid 1 verrichte kennisgeving stelt de verzekerings- of herverzekeringsonderneming de afwikkelingsautoriteit mogelijke maatregelen voor om de in de kennisgeving genoemde wezenlijke belemmeringen aan te pakken of weg te nemen.

In het door de betrokken onderneming opgestelde tijdschema voor de uitvoering van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen wordt rekening gehouden met de redenen voor de wezenlijke belemmering.

De afwikkelingsautoriteit beoordeelt, na raadpleging van de toezichthoudende autoriteit, of met de uit hoofde van de eerste alinea voorgestelde maatregelen de desbetreffende wezenlijke belemmering daadwerkelijk wordt aangepakt of weggenomen.

4. Afwikkelingsautoriteiten die constateren dat de overeenkomstig lid 3, eerste alinea, door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming voorgestelde maatregelen de betrokken belemmeringen niet daadwerkelijk verminderen of wegnemen, verplichten de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming – hetzij direct, hetzij indirect via de toezichthoudende autoriteit – om een van de in lid 5 bedoelde alternatieve maatregelen te nemen, en stellen deze entiteit schriftelijk in kennis van deze maatregelen, waarna de desbetreffende entiteit binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving een plan voorstelt om aan de vereisten te voldoen.

Bij het vaststellen van alternatieve maatregelen toont de afwikkelingsautoriteit aan waarom de door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet kunnen wegnemen en hoe de voorgestelde alternatieve maatregelen voor het wegnemen van de belemmeringen evenredig zijn. Afwikkelingsautoriteiten houden rekening met het effect van de maatregelen op de bedrijfsactiviteiten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, haar stabiliteit en haar vermogen om bij te dragen aan de economie.

5. De alternatieve maatregelen als bedoeld in lid 4 zijn:

a) het verplichten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming om alle financieringsovereenkomsten binnen de groep te herzien of het ontbreken ervan te evalueren, of om dienstverleningsovereenkomsten op te stellen, zowel binnen de groep als met derden;

b) het verplichten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming om haar maximale afzonderlijke en samengevoegde blootstellingen te beperken;

c) het opleggen van specifieke of periodiek in acht te nemen aanvullende informatievereisten die relevant zijn voor afwikkelingsdoeleinden;

d) het verplichten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming om specifieke activa af te stoten of passiva te herstructureren;

e) het verplichten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming om specifieke bestaande of voorgestelde activiteiten te beperken of te staken;

f) de ontwikkeling van nieuwe of bestaande bedrijfsonderdelen of de verkoop van nieuwe of bestaande producten te beperken of te verhinderen;

g) het verplichten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming om de herverzekeringsstrategie te wijzigen;

h) het eisen van wijzigingen in de juridische of operationele structuren van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of eventuele groepsentiteiten waarover zij direct of indirect zeggenschap heeft, om de complexiteit ervan te verminderen en zo ervoor te zorgen dat kritieke functies juridisch en operationeel van de andere functies kunnen worden afgesplitst door toepassing van de afwikkelingsinstrumenten;

i) het verplichten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een moederonderneming om een moederverzekeringsholding in een lidstaat of een financiële Uniemoederverzekeringsholding op te richten;

j) ingeval een verzekerings- of herverzekeringsonderneming de dochteronderneming van een gemengde verzekeringsholding is, het verplichten van de gemengde verzekeringsholding om een afzonderlijke verzekeringsholding op te richten om zeggenschap over de verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit te oefenen, wanneer dit nodig is om de afwikkeling van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming te vergemakkelijken en te voorkomen dat de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden nadelige gevolgen hebben voor het niet-financiële deel van de groep.

6. Alvorens een in lid 5 bedoelde alternatieve maatregel vast te stellen, houdt de afwikkelingsautoriteit, na raadpleging van de toezichthoudende autoriteit, terdege rekening met het potentiële effect van een dergelijke maatregel op de soliditeit en stabiliteit van de lopende bedrijfsactiviteiten van de desbetreffende verzekerings- of herverzekeringsonderneming en op de interne markt.

7. Een overeenkomstig lid 1 of 4 gedane kennisgeving of genomen besluit:

a) bevat een motivering voor de beoordeling of vaststelling in kwestie;

b) vermeldt hoe de kennisgeving of het besluit voldoet aan het in lid 4, tweede alinea, vastgelegde vereiste van evenredige toepassing;

c) is vatbaar voor beroep.

8. De Eiopa vaardigt uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] richtsnoeren overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 uit tot nadere bepaling van de in lid 5 bedoelde maatregelen en de omstandigheden waarin elke maatregel mag worden toegepast.

Artikel 16

Bevoegdheid voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid: groepsbehandeling

1. Een afwikkelingsautoriteit op groepsniveau neemt samen met de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen, na raadpleging van het college van toezichthouders, de in artikel 14 bedoelde beoordeling binnen het afwikkelingscollege in overweging en neemt alle redelijke stappen om tot een gezamenlijk besluit als bedoeld in artikel 17 te komen over de toepassing van de overeenkomstig artikel 15, lid 4, vastgestelde maatregelen met betrekking tot alle relevante groepsentiteiten.

2. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt, in samenwerking met de groepstoezichthouder en de Eiopa, overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010, een verslag op en dient dit in bij de uiteindelijke moederonderneming en bij de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen, die het doen toekomen aan de dochterondernemingen die onder hun bevoegdheid vallen. Het verslag wordt opgesteld na raadpleging van de toezichthoudende autoriteiten en bevat een analyse van de wezenlijke belemmeringen voor de doeltreffende toepassing van de afwikkelingsinstrumenten als bedoeld in artikel 26, lid 3, en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 40 tot en met 52 op de groep. In het verslag worden alle evenredige en gerichte maatregelen aanbevolen die volgens de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau noodzakelijk of passend zijn om deze belemmeringen weg te nemen, rekening houdende met het effect van die maatregelen op het bedrijfsmodel van de groep.

3. Binnen vier maanden na de datum van ontvangst van het verslag kan de uiteindelijke moederonderneming opmerkingen indienen en aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau alternatieve maatregelen voorstellen waarmee de in het verslag genoemde belemmeringen kunnen worden weggenomen.

De afwikkelingsautoriteit beoordeelt, na raadpleging van de toezichthoudende autoriteit, of deze maatregelen de wezenlijke belemmering daadwerkelijk aanpakken of wegnemen.

4. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt elke door de uiteindelijke moederonderneming voorgestelde maatregel mee aan de autoriteiten die lid zijn van of deelnemen in het afwikkelingscollege. De groepsafwikkelingsautoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten van de dochterondernemingen doen, na raadpleging van de toezichthoudende autoriteiten, alles wat in hun vermogen ligt om binnen het afwikkelingscollege tot een gezamenlijk besluit als bedoeld in artikel 17 te komen over de vaststelling van wezenlijke belemmeringen en, wanneer nodig, met betrekking tot de beoordeling van de door de uiteindelijke moederonderneming voorgestelde maatregelen en de door de autoriteiten vereiste maatregelen om de belemmeringen aan te pakken of weg te nemen. Daarbij houden zij rekening met de potentiële gevolgen van de maatregelen in alle lidstaten waar de groep actief is.

HOOFDSTUK III
Gezamenlijke besluiten

Artikel 17

Gezamenlijke besluiten

1. Groepstoezichthouders, toezichthoudende autoriteiten, afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau en afwikkelingsautoriteiten streven ernaar om tot de in artikel 8, lid 2, artikel 11, lid 4, en artikel 16, lid 4, bedoelde gezamenlijke besluiten te komen, naargelang het geval, binnen vier maanden na de datum van:

a) de toezending door de groepstoezichthouder van het preventieve groepsherstelplan overeenkomstig artikel 7, lid 4;

b) de toezending door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau van de in artikel 11, lid 1, tweede alinea, bedoelde informatie;

c) de indiening van opmerkingen door de uiteindelijke moederonderneming, of bij het verstrijken van de periode van vier maanden als bedoeld in artikel 16, lid 3, als deze datum eerder valt.

De Eiopa kan, op verzoek van een toezichthoudende autoriteit of een afwikkelingsautoriteit, overeenkomstig artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1094/2010, de groepstoezichthouders, toezichthoudende autoriteiten, afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau en afwikkelingsautoriteiten helpen om tot een gezamenlijk besluit te komen.

2. Indien binnen de in lid 1 bedoelde periode geen gezamenlijk besluit is genomen over de in de tweede alinea genoemde aangelegenheden, neemt de groepstoezichthouder of de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, naargelang het geval, zelf een besluit over deze aangelegenheden.

De in de eerste alinea bedoelde aangelegenheden zijn:

a) de evaluatie en beoordeling van het in artikel 8 bedoelde preventieve groepsherstelplan;

b) de maatregelen die de uiteindelijke moederonderneming overeenkomstig artikel 6, leden 3 en 4, moet nemen;

c) het in artikel 10 bedoelde groepsafwikkelingsplan;

d) de in artikel 16 bedoelde maatregelen.

Het door de groepstoezichthouder of, naargelang het geval, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau genomen besluit wordt omstandig gemotiveerd en houdt rekening met de standpunten en voorbehouden die in de periode van vier maanden door andere toezichthoudende autoriteiten of, naargelang het geval, door afwikkelingsautoriteiten kenbaar zijn gemaakt. Het besluit wordt aan de uiteindelijke moederonderneming en aan de andere betrokken autoriteiten verstrekt.

3. Indien de toezichthoudende autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten niet binnen de in lid 1 bedoelde periode tot een gezamenlijk besluit komen over de in de tweede alinea genoemde aangelegenheden, neemt elke toezichthoudende autoriteit of afwikkelingsautoriteit van een dochteronderneming, naargelang het geval, zelf een besluit over deze aangelegenheden.

De in de eerste alinea bedoelde aangelegenheden zijn:

a) de vraag of er voor de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen in hun rechtsgebied een herstelplan op individuele basis als bedoeld in artikel 8, lid 2, moet worden opgesteld;

b) de toepassing van de in artikel 6, leden 3 en 4, bedoelde maatregelen op dochterondernemingsniveau;

c) de identificatie van de materiële belemmeringen en, indien nodig, de beoordeling van de maatregelen die door de uiteindelijke moederonderneming zijn voorgesteld, alsook de door de autoriteiten geëiste maatregelen om de belemmeringen aan te pakken of weg te nemen, zoals bedoeld in artikel 16, lid 1.

4. Indien de afwikkelingsautoriteiten er niet in slagen om binnen de in lid 1 bedoelde periode van vier maanden een gezamenlijk besluit over de in artikel 11, lid 4, bedoelde vaststelling van het groepsafwikkelingsplan te nemen, neemt elke voor een dochteronderneming verantwoordelijke afwikkelingsautoriteit zelf een besluit en stelt zij een afwikkelingsplan op – dat zij regelmatig bijwerkt – voor de entiteiten in haar rechtsgebied. Elke afwikkelingsautoriteit brengt haar besluit ter kennis van de andere leden van het afwikkelingscollege.

5. Alle besluiten van toezichthoudende of afwikkelingsautoriteiten overeenkomstig de leden 3 en 4 worden omstandig gemotiveerd en houden rekening met de standpunten en voorbehouden van de andere toezichthoudende autoriteiten, afwikkelingsautoriteiten of groepsautoriteiten, naargelang het geval.

6. De toezichthoudende autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten die het niet oneens zijn met een besluit als bedoeld in de leden 3 en 4, kunnen een gezamenlijk besluit bereiken over een preventief groepsherstelplan of groepsafwikkelingsplan dat groepsentiteiten in hun rechtsgebieden bestrijkt.

7. Indien een van de betrokken toezichthoudende of afwikkelingsautoriteiten aan het eind van de in lid 1 bedoelde periode van vier maanden een kwestie overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 aan de Eiopa heeft voorgelegd, stelt de betrokken groepstoezichthouder, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, de toezichthoudende autoriteit of de afwikkelingsautoriteit, naargelang het geval, haar besluit krachtens de leden 2, 3 en 4 uit, wacht zij een eventueel door de Eiopa overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening genomen besluit af en neemt zij haar besluit in overeenstemming met het besluit van de Eiopa. De in lid 1 bedoelde periode van vier maanden wordt beschouwd als de verzoeningsfase als bedoeld in artikel 19, lid 2, van die verordening. De Eiopa neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer aan de Eiopa voorgelegd na het einde van de in lid 1 bedoelde periode van vier maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen. Indien de Eiopa binnen één maand nadat de zaak aan haar is voorgelegd niet tot een besluit is gekomen, is, naargelang het geval, het besluit van de groepstoezichthouder, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, de toezichthoudende autoriteit of de afwikkelingsautoriteit van de groep of de dochteronderneming op individueel niveau van toepassing.

8. Het in artikel 8, lid 2, artikel 11, lid 4, artikel 16, lid 4, en lid 6 van dit artikel bedoelde gezamenlijk besluit en de in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel bedoelde besluiten worden als definitief erkend en toegepast door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten in de betrokken lidstaten.

9. Indien gezamenlijke besluiten overeenkomstig artikel 11, lid 4, en met betrekking tot groepsafwikkelingsplannen overeenkomstig lid 6 van dit artikel worden genomen en indien een afwikkelingsautoriteit oordeelt dat het onderwerp waarover met betrekking tot groepsafwikkelingsplannen onenigheid bestaat, afbreuk doet aan de budgettaire verantwoordelijkheden van haar lidstaat, neemt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau het initiatief tot een herbeoordeling van het groepsafwikkelingsplan.

TITEL III
AFWIKKELING

HOOFDSTUK I
Afwikkelingsdoelstellingen, afwikkelingsvoorwaarden en algemene beginselen

Artikel 18

Afwikkelingsdoelstellingen

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij de toepassing van de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de in de artikelen 40 tot en met 52 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden rekening houden met de in lid 2 genoemde afwikkelingsdoelstellingen en dat zij de instrumenten en bevoegdheden kiezen waarmee de doelstellingen die gezien de omstandigheden van de zaak relevant zijn, het best kunnen worden verwezenlijkt.

2. De in lid 1 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen zijn:

a) verzekeringnemers, begunstigden en indieners van vorderingen beschermen;

b) financiële stabiliteit behouden, met name door besmetting te voorkomen en de tucht van de markt te handhaven;

c) de continuïteit van kritieke functies garanderen;

d) overheidsmiddelen beschermen door het beroep op buitengewone openbare financiële steun zoveel mogelijk te beperken.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij het nastreven van de afwikkelingsdoelstellingen de afwikkelingskosten zoveel mogelijk trachten te beperken en waardevernietiging pogen te vermijden, tenzij zulks noodzakelijk is om die afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.

3. De in lid 2 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen zijn even belangrijk, en de lidstaten dragen er zorg voor dat het gewicht dat de afwikkelingsautoriteiten eraan toekennen, recht doet aan de aard en de omstandigheden van elke zaak.

Artikel 19

Afwikkelingsvoorwaarden

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten een afwikkelingsmaatregel met betrekking tot een verzekerings- of herverzekeringsonderneming pas nemen indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) de toezichthoudende autoriteit – na raadpleging van de afwikkelingsautoriteit – of, met inachtneming van de in lid 2 gestelde voorwaarden, de afwikkelingsautoriteit – na raadpleging van de toezichthoudende autoriteit – heeft vastgesteld dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming faalt of waarschijnlijk zal falen;

b) redelijkerwijs valt niet te verwachten dat alternatieve maatregelen van de particuliere sector of van een toezichthouder, met inbegrip van preventieve en corrigerende maatregelen, binnen een redelijk tijdsbestek het falen van de onderneming kunnen voorkomen;

c) een afwikkelingsmaatregel is noodzakelijk in het algemeen belang.

2. De lidstaten bepalen dat de afwikkelingsautoriteiten, na raadpleging van de toezichthoudende autoriteit, over de nodige instrumenten beschikken om de vaststelling op grond van lid 1, punt a), te maken, en in het bijzonder afdoende toegang tot relevante informatie hebben. De toezichthoudende autoriteit verstrekt de afwikkelingsautoriteit onverwijld alle relevante informatie waarom laatstgenoemde vraagt om haar beoordeling te kunnen maken.

3. Voor de toepassing van lid 1, punt a), wordt een verzekerings- of herverzekeringsonderneming geacht te falen of waarschijnlijk te zullen falen onder ten minste één van de volgende omstandigheden:

a) de verzekerings- of herverzekeringsonderneming maakt inbreuk of waarschijnlijk inbreuk op het in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 5, bedoelde minimumkapitaalvereiste van Richtlijn 2009/138/EG, en redelijkerwijs valt niet te verwachten dat dat vereiste weer wordt nageleefd;

b) de verzekerings- of herverzekeringsonderneming voldoet niet meer aan de vergunningvoorwaarden of schiet ernstig tekort bij het voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de op haar van toepassing zijnde wet- en regelgeving, of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de onderneming in de nabije toekomst haar verplichtingen op zodanige wijze zal verzaken dat intrekking van de vergunning gerechtvaardigd is;

c) de verzekerings- of herverzekeringsonderneming is op de vervaldatum niet in staat haar schulden of andere verplichtingen te voldoen, waaronder betalingen aan verzekeringnemers of begunstigden, of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de onderneming zich in de nabije toekomst in een dergelijke situatie zal bevinden;

d) er is buitengewone openbare financiële steun nodig.

4. Voor de toepassing van lid 1, punt c), is een afwikkelingsmaatregel in het algemeen belang indien die maatregel noodzakelijk is om een of meer van de in artikel 18, lid 2, genoemde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken en daarmee evenredig is, en indien deze doelstellingen met een liquidatie van de instelling volgens een normale insolventieprocedure niet in dezelfde mate zouden worden bereikt.

Artikel 20

Afwikkelingsvoorwaarden voor moederondernemingen en holdings

1. De lidstaten zorgen ervoor dat afwikkelingsautoriteiten een afwikkelingsmaatregel kunnen nemen ten aanzien van een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), indien die entiteit voldoet aan de in artikel 19, lid 1, gestelde voorwaarden.

2. Indien de verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen van een gemengde verzekeringsholding direct of indirect in handen zijn van een verzekeringstussenholding, dragen de lidstaten er zorg voor dat ten aanzien van de verzekeringstussenholding afwikkelingsmaatregelen met het oog op de afwikkeling van een groep worden genomen, en nemen zij geen afwikkelingsmaatregelen met het oog op de afwikkeling van de groep ten aanzien van de gemengde verzekeringsholding.

3. Met inachtneming van lid 2 kunnen afwikkelingsautoriteiten een afwikkelingsmaatregel nemen ten aanzien van de in artikel 1, lid 1, punten c) tot en met e), bedoelde entiteiten, ook wanneer die entiteiten niet voldoen aan de in lid 1 vastgestelde voorwaarden, indien alle volgende voorwaarden van toepassing zijn:

a) een of meer verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen voldoen aan de in artikel 19, lid 1, vastgestelde voorwaarden;

b) de activa en passiva van de verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen zijn van dien aard dat het falen ervan een bedreiging vormt voor een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de groep of voor de groep als geheel, of indien er in het kader van het insolventierecht van de lidstaat een verplichting bestaat om de groep te behandelen als een geheel;

c) een afwikkelingsmaatregel ten aanzien van de in artikel 1, lid 1, punten c) tot en met e), bedoelde entiteiten is noodzakelijk voor de afwikkeling van de verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen of voor de afwikkeling van de groep als geheel.

Artikel 21

Insolventieprocedures ten aanzien van ondernemingen die niet aan een afwikkelingsmaatregel onderworpen zijn

De lidstaten dragen er zorg voor dat verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die voldoen aan de in artikel 19, lid 1, punten a) en b), vastgestelde voorwaarden, maar niet aan de in artikel 19, lid 1, punt c), vastgestelde voorwaarde, en die voldoen aan het in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 5, vastgelegde minimumkapitaalvereiste van Richtlijn 2009/138/EG, op ordelijke wijze worden geliquideerd en volgens normale insolventieprocedures die een ordelijke uitstap uit de markt waarborgen.

Artikel 22

Algemene beginselen met betrekking tot afwikkeling

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij de toepassing van de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de in de artikelen 40 tot en met 52 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden alle dienstige maatregelen nemen om te waarborgen dat de afwikkelingsmaatregel wordt genomen in overeenstemming met de volgende beginselen:

a) de aandeelhouders van de onderneming in afwikkeling dragen de eerste verliezen;

b) schuldeisers van de onderneming in afwikkeling dragen verliezen na de aandeelhouders volgens de rangorde van hun vorderingen overeenkomstig normale insolventieprocedures, tenzij in deze richtlijn uitdrukkelijk anders is bepaald;

c) het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan en het hogere management van de onderneming in afwikkeling worden vervangen, behalve indien het geheel of gedeeltelijk aanblijven van dat orgaan of het hogere management voor het verwezenlijken van de afwikkelingsdoelstellingen noodzakelijk wordt geacht;

d) het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan en het hogere management van de onderneming in afwikkeling verlenen alle steun die nodig is voor het verwezenlijken van de afwikkelingsdoelstellingen;

e) natuurlijke personen en rechtspersonen worden op grond van het burgerlijk recht of strafrecht aansprakelijk gesteld voor hun verantwoordelijkheid voor het falen van de onderneming in afwikkeling;

f) tenzij in deze richtlijn anders is bepaald, worden schuldeisers van dezelfde categorie op gelijkwaardige wijze behandeld;

g) geen enkele aandeelhouder of schuldeiser lijdt grotere verliezen dan hij zou hebben geleden in het kader van een normale insolventieprocedure ten aanzien van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, overeenkomstig de waarborgen in de artikelen 53 tot en met 55;

h) de afwikkelingsmaatregelen worden genomen met inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde waarborgen.

2. Indien de verzekerings- of herverzekeringsonderneming deel uitmaakt van een groep, passen de afwikkelingsautoriteiten de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten op zodanige wijze toe en oefenen zij de in de artikelen 40 tot en met 52 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden op zodanige wijze uit dat, met name in de landen waarin de groep actief is, de onderstaande gevolgen zo beperkt mogelijk blijven:

a) de gevolgen voor andere groepsentiteiten en voor de groep als geheel;

b) de nadelige gevolgen voor verzekeringnemers, de reële economie en de financiële stabiliteit in de Unie en in haar lidstaten.

3. Bij de toepassing van de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten en bij de uitoefening van de in de artikelen 40 tot en met 52 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden dragen de lidstaten er, in voorkomend geval, zorg voor dat aan de staatssteunregels van de Unie is voldaan.

4. Indien de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten worden toegepast, wordt de entiteit ten aanzien waarvan die instrumenten worden toegepast, voor de toepassing van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2001/23/EG van de Raad 31 geacht te zijn onderworpen aan een faillissementsprocedure of een soortgelijke insolventieprocedure.

5. Bij het toepassen van de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten en het uitoefenen van de in de artikelen 40 tot en met 52 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden informeren en raadplegen de afwikkelingsautoriteiten in voorkomend geval de werknemersvertegenwoordigers van de betrokken onderneming.

6. Afwikkelingsautoriteiten passen de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten toe en oefenen de in de artikelen 40 tot en met 52 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden uit, onverminderd de bepalingen inzake de vertegenwoordiging van werknemers in de leidinggevende organen overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijk.

HOOFDSTUK II
Waardering

Artikel 23

Waardering met het oog op afwikkeling

1. De afwikkelingsautoriteiten dragen er zorg voor dat een afwikkelingsmaatregel wordt genomen op basis van een waardering die waarborgt dat de activa, passiva, rechten en verplichtingen van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen eerlijk, prudent en realistisch worden beoordeeld.

2. Voordat de afwikkelingsautoriteit een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in afwikkeling plaatst, zorgt zij ervoor dat een initiële waardering wordt uitgevoerd om te bepalen of aan de afwikkelingsvoorwaarden van artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, is voldaan.

3. Nadat de afwikkelingsautoriteit heeft besloten een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in afwikkeling te plaatsen, zorgt zij ervoor dat er een tweede waardering wordt uitgevoerd om:

a) het besluit over de te nemen passende afwikkelingsmaatregel te onderbouwen;

b) ervoor te zorgen dat verliezen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming ten volle worden opgenomen op het moment waarop de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast;

c) het besluit over de omvang van de intrekking of verwatering van eigendomsinstrumenten te onderbouwen;

d) het besluit over de omvang van de afschrijving of omzetting van alle ongedekte passiva, met inbegrip van schuldinstrumenten, te onderbouwen;

e) bij toepassing van het in artikel 32 bedoelde instrument van de overbruggingsonderneming het besluit over de activa, passiva, rechten en verplichtingen of eigendomsinstrumenten die kunnen worden overgedragen aan de overbruggingsonderneming te onderbouwen, alsook het besluit over de waarde van vergoedingen die kunnen worden betaald aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in afwikkeling of, waar toepasselijk, aan de houders van de eigendomsinstrumenten;

f) bij toepassing van het in artikel 31 bedoelde instrument van verkoop van de onderneming, het besluit over de activa, passiva, rechten en verplichtingen of eigendomsinstrumenten die kunnen worden overgedragen aan de derde-verkrijger te onderbouwen, alsook de opvatting van de afwikkelingsautoriteit over hetgeen moet worden verstaan onder commerciële voorwaarden voor de toepassing van artikel 31.

4. Beroep overeenkomstig artikel 65 tegen de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde waarderingen is uitsluitend mogelijk samen met het besluit om een afwikkelingsinstrument toe te passen of een afwikkelingsbevoegdheid uit te oefenen.

Artikel 24

Voorschriften voor de waardering

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de in artikel 23 bedoelde waarderingen worden verricht door:

a) een persoon die onafhankelijk is van overheidsinstanties en van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

b) de afwikkelingsautoriteit, indien deze waarderingen niet kunnen worden verricht door een persoon als bedoeld in punt a).

2. De in artikel 23 bedoelde waarderingen worden beschouwd als definitief wanneer deze zijn uitgevoerd door een persoon als bedoeld in lid 1, punt a), van dit artikel en wanneer is voldaan aan alle vereisten van de leden 3 tot en met 5 van dit artikel.

3. Onverminderd de staatssteunregels van de Unie wordt, waar toepasselijk, een definitieve waardering gebaseerd op prudente aannames en wordt niet uitgegaan van de eventuele toekenning van buitengewone openbare financiële steun vanaf het moment waarop de afwikkelingsmaatregel is genomen.

4. Een definitieve waardering wordt aangevuld met de volgende informatie waarover de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), beschikt:

a) een geactualiseerd financieel overzicht en een geactualiseerde economische waardering onder Solvabiliteit II van de balans van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e);

b) een verslag over de financiële positie van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, met een evaluatie door een onafhankelijke actuariële functie van de in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 2, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde technische voorzieningen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e);

c) aanvullende informatie over de markt- en boekwaarde van de activa, de in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 2, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde technische voorzieningen en overige passiva van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e).

5. In de definitieve waardering worden de schuldeisers onderverdeeld in categorieën overeenkomstig hun rangorde in het toepasselijke insolventierecht. De definitieve waardering bevat tevens een inschatting van de behandeling die elke categorie van aandeelhouders en schuldeisers naar verwachting had gekregen indien de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

De in de eerste alinea bedoelde inschatting laat de in artikel 54 bedoelde waardering onverlet.

6. De Eiopa stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op om de volgende punten nader te bepalen:

a) de omstandigheden waaronder een persoon wordt geacht voor de toepassing van lid 1 van dit artikel onafhankelijk te zijn van zowel de afwikkelingsautoriteit als de verzekerings- of herverzekeringsonderneming ;

b) de methode om de waarde te bepalen van de activa en passiva van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in het kader van een afwikkeling;

c) de scheiding van de waarderingen krachtens de artikelen 23 en 54 van deze richtlijn.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

Artikel 25

Voorlopige en definitieve waarderingen

1. Waarderingen als bedoeld in artikel 23 die niet voldoen aan de in artikel 24, lid 2, vastgestelde vereisten, worden beschouwd als voorlopige waarderingen.

Voorlopige waarderingen bevatten een buffer voor extra verliezen en een passende motivering voor die buffer.

2. Afwikkelingsautoriteiten die afwikkelingsmaatregelen nemen op basis van een voorlopige waardering, zorgen ervoor dat er zo spoedig mogelijk een definitieve waardering plaatsvindt.

De afwikkelingsautoriteit zorgt ervoor dat de definitieve waardering als bedoeld in de eerste alinea:

a) volledige opname van verliezen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in haar boeken mogelijk maakt;

b) een besluit onderbouwt om de vorderingen van de schuldeisers af te schrijven of de waarde van de betaalde vergoeding te verhogen overeenkomstig lid 3.

3. Indien de raming van de nettowaarde van de activa van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de definitieve waardering hoger is dan in de voorlopige waardering, kan de afwikkelingsautoriteit:

a) de waarde van de afgeschreven of geherstructureerde vorderingen van getroffen schuldeisers verhogen;

b) een overbruggingsonderneming de opdracht geven om een verdere betaling van de vergoeding met betrekking tot de activa, passiva, rechten en verplichtingen te verrichten aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in afwikkeling of, in voorkomend geval, aan de eigenaren van de eigendomsinstrumenten.

4. De Eiopa stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen vast tot nadere bepaling, voor de toepassing van lid 1 van dit artikel, van de methode voor de berekening van de buffer voor extra verliezen die moet worden opgenomen in de voorlopige waardering.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

HOOFDSTUK III
Afwikkelingsinstrumenten

Afdeling 1
Algemene beginselen

Artikel 26

Algemene bepalingen met betrekking tot afwikkelingsinstrumenten

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om de afwikkelingsinstrumenten toe te passen op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en op de in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), bedoelde entiteiten die aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, bedoelde afwikkelingsvoorwaarden voldoen.

2. Indien een afwikkelingsautoriteit besluit een afwikkelingsinstrument op een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), toe te passen, en deze afwikkelingsmaatregel tot gevolg zou hebben dat schuldeisers, in het bijzonder verzekeringnemers, verliezen lijden of dat hun vorderingen zouden worden geherstructureerd of omgezet, oefent de afwikkelingsautoriteit haar bevoegdheid om kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 34 uit onmiddellijk voordat zij het afwikkelingsinstrument toepast dan wel op hetzelfde tijdstip.

De omzetting van in aanmerking komende passiva in kapitaalinstrumenten geldt niet voor schuldvorderingen uit hoofde van verzekering.

3. De in lid 1 bedoelde afwikkelingsinstrumenten zijn:

a) het instrument van solvabele run-off;

b) het instrument van verkoop van de onderneming;

c) het instrument van de overbruggingsonderneming;

d) het instrument van afsplitsing van activa en passiva;

e) het afschrijvings- of omzettingsinstrument.

Met inachtneming van lid 5 mogen de afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsinstrumenten ofwel afzonderlijk, ofwel in combinatie toepassen, met uitzondering van het instrument van afsplitsing van activa en passiva, dat alleen samen met een ander afwikkelingsinstrument mag worden gebruikt.

4. Indien enkel het instrument van verkoop van de onderneming en het instrument van de overbruggingsonderneming worden gebruikt, en indien die instrumenten worden gebruikt om een deel van de activa, rechten of passiva van de onderneming in afwikkeling over te dragen, wordt het resterende deel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), waarvan activa, rechten of passiva zijn overgedragen, geliquideerd volgens een normale insolventieprocedure. Deze liquidatie vindt binnen een redelijke termijn plaats, waarbij in aanmerking wordt genomen dat het eventueel noodzakelijk kan zijn dat het resterende deel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), overeenkomstig artikel 43 diensten of steun verleent om de ontvanger in staat te stellen de door middel van die overdracht verworven activiteiten of diensten te verrichten, en waarbij rekening wordt gehouden met andere redenen waarom het voortbestaan van het resterende deel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), noodzakelijk is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken of aan de in artikel 22 bedoelde beginselen te voldoen.

Indien het instrument van solvabele run-off wordt gebruikt en de nettowaarde van de activa van de onderneming in afwikkeling in een solvabele run-off negatief is geworden, wordt het resterende deel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming geliquideerd volgens een normale insolventieprocedure.

5. De afwikkelingsautoriteit kan redelijke uitgaven die rechtmatig in verband met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten of de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden zijn gedaan, terugkrijgen op een of meer van de volgende wijzen:

a) door het bedrag in mindering te brengen op de vergoedingen die een ontvanger aan de onderneming in afwikkeling of, in voorkomend geval, aan de eigenaren van aandelen of andere eigendomsinstrumenten heeft betaald;

b) van de onderneming in afwikkeling, als preferente schuldeiser;

c) uit de opbrengsten die voortvloeien uit de beëindiging van het functioneren van de overbruggingsonderneming, van het vehikel voor activa- en passivabeheer of van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in een solvabele run-off, als preferente schuldeiser.

6. De lidstaten dragen er zorg voor dat de voorschriften van het nationale insolventierecht betreffende de nietigheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de schuldeisers nadelige rechtshandelingen niet van toepassing zijn op de overdracht van activa, rechten of passiva van een onderneming in afwikkeling aan een andere entiteit ingevolge de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van een afwikkelingsbevoegdheid.

7. De lidstaten kunnen de afwikkelingsautoriteiten aanvullende instrumenten en bevoegdheden toekennen die kunnen worden toegepast en uitgeoefend indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, bedoelde afwikkelingsvoorwaarden voldoet, op voorwaarde dat:

a) deze aanvullende instrumenten en bevoegdheden, in geval van toepassing op een grensoverschrijdende groep, geen belemmering voor een doeltreffende groepsafwikkeling vormen;

b) die instrumenten en bevoegdheden in overeenstemming zijn met de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen en met de in de artikelen 18 en 22 bedoelde algemene beginselen die voor de afwikkeling gelden.

Afdeling 2
Het instrument van solvabele run-off

Artikel 27

Het instrument van solvabele run-off

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om de vergunning tot het afsluiten van nieuwe verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten van de onderneming in afwikkeling in te trekken en om voor de onderneming in afwikkeling een procedure voor een solvabele run-off in te leiden ter beëindiging van de activiteiten van die onderneming.

2. De afwikkelingsautoriteiten zorgen ervoor dat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in afwikkeling in een solvabele run-off in staat is goed opgeleid en bekwaam personeel te behouden zodat tot haar liquidatie een ordelijke voortzetting van de verzekeringsactiviteiten in run-off is gewaarborgd.

3. Met het oog op het behoud van de waarde en verkoopbaarheid van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in afwikkeling monitoren de afwikkelingsautoriteiten de kosten en uitgaven van de onderneming, in nauwe samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten.

4. De afwikkelingsautoriteiten beoordelen, in nauwe samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten, de voorgenomen veranderingen met betrekking tot de samenstelling van de activa, monitoren nauwgezet herverzekeringsregelingen en verlangen, ten minste op kwartaalbasis, een onafhankelijke actuariële evaluatie van de technische voorzieningen en reserves.

5. Bij de toepassing van het instrument van solvabele run-off beperken of verbieden de afwikkelingsautoriteiten vergoedingen voor eigen vermogen en als eigen vermogen behandelde instrumenten, met inbegrip van dividenduitkeringen, en beperken of verbieden zij betalingen van variabele vergoedingen en discretionaire pensioenuitkeringen.

6. De afwikkelingsautoriteiten nemen in de volgende situaties een besluit dat een onderneming in afwikkeling in een solvabele run-off moet worden geliquideerd, al naargelang welke situatie zich het eerst voordoet:

a) de onderneming in afwikkeling in een solvabele run-off fuseert met een andere entiteit;

b) alle of vrijwel alle activa, rechten of passiva van de onderneming in afwikkeling in een solvabele run-off worden verkocht aan een derde-verkrijger;

c) de activa van de onderneming in afwikkeling in een solvabele run-off worden volledig geliquideerd en haar passiva worden volledig voldaan;

d) de nettowaarde van de activa van de onderneming in afwikkeling in een solvabele run-off is negatief geworden.

7. Indien de bedrijfsactiviteiten van een onderneming in afwikkeling in een solvabele run-off in de in lid 6, punt b), bedoelde situaties worden beëindigd, wordt het resterende deel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming geliquideerd volgens een normale insolventieprocedure.

Met inachtneming van artikel 26, lid 6, vallen alle opbrengsten die voortvloeien uit de beëindiging van het functioneren van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in een run-off toe aan haar aandeelhouders.

Afdeling 3
Het instrument van afsplitsing van activa en passiva, het instrument van verkoop van de onderneming en het instrument van de overbruggingsonderneming

Artikel 28

Beginselen voor de toepassing van het instrument van afsplitsing van activa en passiva, het instrument van verkoop van de onderneming en het instrument van de overbruggingsonderneming

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat, met inachtneming van artikel 31, leden 5 en 6, en artikel 65, de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om het instrument van afsplitsing van activa en passiva, het instrument van verkoop van de onderneming en het instrument van de overbruggingsonderneming toe te passen zonder dat daarvoor de toestemming hoeft te worden verkregen van de aandeelhouders van de onderneming in afwikkeling of van andere derden dan de verkrijger of de overbruggingsonderneming, en zonder te hoeven voldoen aan andere procedurele voorschriften van het vennootschaps- of effectenrecht dan de voorschriften in artikel 29.

2. Met inachtneming van artikel 26, lid 7, valt elke door de verkrijger of de overbruggingsonderneming betaalde vergoeding toe aan:

a) de eigenaren van de aandelen of andere eigendomsinstrumenten, indien deze door de onderneming in afwikkeling uitgegeven aandelen of andere eigendomsinstrumenten zijn overgedragen van de houders van die aandelen of instrumenten aan de verkrijger of de overbruggingsonderneming;

b) de onderneming in afwikkeling, indien alle of een deel van de activa of passiva van de onderneming in afwikkeling zijn overgedragen aan de verkrijger of de overbruggingsonderneming.

3. Met inachtneming van artikel 26, lid 7, valt elke door een vehikel voor activa- en passivabeheer als bedoeld in artikel 30, lid 2, met betrekking tot de rechtstreeks van de onderneming in afwikkeling verworven activa, rechten of passiva betaalde vergoeding toe aan de onderneming in afwikkeling. Vergoedingen kunnen worden betaald in de vorm van door het vehikel voor activa- en passivabeheer uitgegeven schuldpapier.

4. Overdrachten waarbij gebruik wordt gemaakt van het instrument van afsplitsing van activa en passiva, het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsonderneming zijn onderworpen aan de in titel III, hoofdstuk V, bedoelde waarborgen.

5. De afwikkelingsautoriteiten kunnen het instrument van afsplitsing van activa en passiva, het instrument van verkoop van de onderneming en het instrument van de overbruggingsonderneming meer dan eenmaal gebruiken om aanvullende overdrachten te verrichten indien dat nodig is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde verkrijger of overbruggingsonderneming de rechten van lidmaatschap van en, indien van toepassing, toegang tot betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen, beurzen en verzekeringsgarantiestelsels van de onderneming in afwikkeling kan blijven uitoefenen, op voorwaarde dat deze voldoet aan de criteria voor lidmaatschap van en deelname aan dergelijke systemen.

In situaties waarin niet aan alle in de eerste alinea genoemde criteria wordt voldaan, dragen de lidstaten er zorg voor dat:

a) lidmaatschap van of deelname aan betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen, beurzen en verzekeringsgarantiestelsels niet wordt geweigerd omdat de verkrijger of overbruggingsonderneming niet over een rating van een kredietratingbureau beschikt, of omdat die rating niet correspondeert met de ratingniveaus die zijn vereist om toegang tot zulke systemen of stelsels te krijgen;

b) de in de eerste alinea genoemde rechten, indien de verkrijger of overbruggingsonderneming niet voldoet aan de lidmaatschaps- of deelnemingscriteria van een betalings-, clearing- en afwikkelingssysteem, beurs of verzekeringsgarantiestelsel, worden uitgeoefend voor een door de afwikkelingsautoriteiten bepaalde periode van maximaal 24 maanden, die op verzoek van de verkrijger of overbruggingsonderneming door de afwikkelingsautoriteiten kan worden verlengd.

7. Onverminderd titel III, hoofdstuk V, hebben aandeelhouders of schuldeisers van de onderneming in afwikkeling en andere derden wier activa, rechten of passiva niet met behulp van het instrument van afsplitsing van activa en passiva, het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsonderneming worden overgedragen, geen rechten of vorderingen op of in overgedragen activa, rechten of passiva of jegens of met betrekking tot het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of het hogere management van de overbruggingsonderneming of het vehikel voor activa- en passivabeheer.

Artikel 29

Procedurevoorschriften voor verkopen van ondernemingen, activa, rechten of passiva in afwikkeling

1. Met inachtneming van lid 3 van dit artikel, dragen de lidstaten er zorg voor dat, indien de afwikkelingsautoriteiten het instrument van verkoop van de onderneming willen toepassen of een overbruggingsonderneming of haar activa, rechten of passiva willen verkopen, de onderneming in afwikkeling, de overbruggingsonderneming of de activa, rechten, passiva, aandelen of andere betrokken eigendomsinstrumenten worden verkocht overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde criteria. Pools van rechten, activa en passiva kunnen afzonderlijk worden verkocht.

2. Onverminderd de staatssteunregels van de Unie zijn, voor zover van toepassing, de in lid 1 bedoelde verkoopcriteria als volgt:

a) de verkoop is zo transparant mogelijk en er wordt geen wezenlijk onjuiste voorstelling gegeven van de activa, rechten, passiva, aandelen of andere eigendomsinstrumenten van de onderneming of overbruggingsonderneming die een afwikkelingsautoriteit voornemens is over te dragen;

b) bij de verkoop mogen potentiële verkrijgers niet ongepast worden bevoordeeld of gediscrimineerd;

c) de verkoop is vrij van belangenconflicten;

d) bij de verkoop wordt geen enkele potentiële verkrijger ongerechtvaardigd bevoordeeld;

e) bij de verkoop wordt rekening gehouden met de noodzaak van een snelle afwikkelingmaatregel;

f) bij de verkoop wordt, voor zover mogelijk, ingezet op het maximaliseren van de verkoopprijs van de betrokken aandelen of andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva.

De in dit lid bedoelde beginselen beletten de afwikkelingsautoriteiten niet om specifieke potentiële verkrijgers te benaderen.

Elke openbaarmaking van de verkoop van de onderneming in afwikkeling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), of van de overbruggingsonderneming die normaliter op grond van artikel 17, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 zou zijn voorgeschreven, mag overeenkomstig artikel 17, leden 4 of 5, van die verordening worden uitgesteld.

3. De afwikkelingsautoriteiten kunnen besluiten geen gevolg te geven aan het voorschrift om over te gaan tot verkoop indien zij constateren dat naleving van de in lid 2 vastgestelde voorschriften waarschijnlijk een of meer van de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen zou ondermijnen.

Artikel 30

Het instrument van afsplitsing van activa en passiva

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten bevoegd zijn om activa, rechten en passiva van een onderneming in afwikkeling of van een overbruggingsonderneming over te dragen aan een of meer vehikels voor activa- en passivabeheer.

2. Voor de toepassing van het instrument van afsplitsing van activa en passiva wordt onder vehikel voor activa- en passivabeheer een rechtspersoon verstaan die voldoet aan alle onderstaande vereisten:

a) hij is geheel of gedeeltelijk eigendom van een of meer overheidsinstanties, waarvan de afwikkelingsautoriteit er een kan zijn, en staat onder zeggenschap van de afwikkelingsautoriteit;

b) hij is opgericht voor het ontvangen van sommige of alle activa, rechten en passiva van een of meer ondernemingen in afwikkeling of van een overbruggingsonderneming.

3. Het vehikel voor activa- en passivabeheer beheert de aan hem overgedragen portefeuilles met als doel de waarde ervan bij de verkoop van die portefeuilles of een ordelijke liquidatie te maximaliseren.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat het functioneren van een vehikel voor activa- en passivabeheer voldoet aan de volgende voorschriften:

a) de betrokken afwikkelingsautoriteit heeft de oprichtingsdocumenten van het vehikel voor activa- en passivabeheer goedgekeurd;

b) de betrokken afwikkelingsautoriteit benoemt het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van het vehikel voor activa- en passivabeheer of keurt dit goed, afhankelijk van de eigendomsstructuur van het vehikel;

c) de betrokken afwikkelingsautoriteit keurt de beloning van de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan goed en stelt hun verantwoordelijkheden vast;

d) de betrokken afwikkelingsautoriteit keurt de strategie en het risicoprofiel van het vehikel voor activa- en passivabeheer goed.

5. De afwikkelingsautoriteiten mogen de in lid 1 bedoelde bevoegdheid tot overdracht van activa, rechten of passiva slechts uitoefenen in combinatie met andere afwikkelingsinstrumenten zoals bedoeld in artikel 26, lid 3, en indien zich een de volgende situaties voordoet:

a) de situatie van de specifieke markt voor die activa, rechten of passiva is zodanig dat liquidatie van die activa, rechten of passiva volgens een normale insolventieprocedure nadelige gevolgen voor een of meer financiële markten zou kunnen hebben;

b) die overdracht is noodzakelijk om het gebruik van het instrument van solvabele run-off te vergemakkelijken of om het goede functioneren van de onderneming in afwikkeling of de overbruggingsonderneming te verzekeren;

c) die overdracht is noodzakelijk om de opbrengsten van de liquidatie te maximaliseren.

6. Bij de toepassing van het instrument van afsplitsing van activa en passiva stellen de afwikkelingsautoriteiten, overeenkomstig artikel 23 en in overeenstemming met de staatssteunregels van de Unie, de vergoeding vast waartegen de activa, rechten en passiva aan het vehikel voor activa- en passivabeheer worden overgedragen. Dit lid staat er niet aan in de weg dat de vergoeding een nominale of negatieve waarde heeft.

7. Indien door de afwikkelingsautoriteiten het instrument van de overbruggingsonderneming is toegepast, kunnen vehikels voor activa- en passivabeheer, ten vervolge van de toepassing van het instrument van de overbruggingsonderneming, activa, rechten of passiva van de overbruggingsonderneming verwerven.

8. In de onderstaande situaties kunnen de afwikkelingsautoriteiten activa, rechten of passiva meermaals van de onderneming in afwikkeling aan een of meer vehikels voor activa- en passivabeheer overdragen, en activa, rechten of passiva terug van een of meer vehikels voor activa- en passivabeheer aan de onderneming in afwikkeling overdragen:

a) de mogelijkheid dat de activa, rechten of passiva terug worden overgedragen, wordt uitdrukkelijk vermeld in het instrument waarmee de overdracht is verricht;

b) de activa, rechten of passiva vallen niet in de categorieën van, of voldoen niet aan de voorwaarden voor de overdracht van activa, rechten of passiva die zijn vastgesteld in het instrument waarmee de overdracht is verricht.

In elk van de in de punten a) en b) bedoelde gevallen kan de heroverdracht binnen een bepaalde termijn worden verricht, en voldoet deze aan alle overige voorwaarden die in dat instrument voor het desbetreffende doel worden vermeld.

De onderneming in afwikkeling is verplicht activa, rechten of passiva die overeenkomstig de punten a) en b) zijn overgedragen, terug te nemen.

9. De doelstellingen van een vehikel voor activa- en passivabeheer houden geen verplichtingen of verantwoordelijkheden jegens de aandeelhouders of schuldeisers van de onderneming in afwikkeling in. De leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of het hogere management van het vehikel voor activa- en passivabeheer zijn jegens deze aandeelhouders of schuldeisers niet aansprakelijk voor handelen of nalaten in het kader van de vervulling van hun taken, tenzij dat handelen of nalaten krachtens het nationale recht neerkomen op een grove nalatigheid of een ernstige fout waardoor deze aandeelhouders of schuldeisers rechtstreeks in hun rechten zijn aangetast.

De lidstaten kunnen daarnaast de aansprakelijkheid beperken van een vehikel voor activa- en passivabeheer en van de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of het hogere management van dat vehikel wat betreft handelen en nalaten in het kader van de vervulling van hun taken.

Artikel 31

Het instrument van verkoop van de onderneming

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben het volgende over te dragen aan een andere verkrijger dan een overbruggingsonderneming:

a) aandelen of andere eigendomsinstrumenten die zijn uitgegeven door een onderneming in afwikkeling;

b) alle of bepaalde activa, rechten of passiva van een onderneming in afwikkeling.

2. Een overdracht overeenkomstig lid 1 vindt plaats op commerciële voorwaarden, rekening houdende met de omstandigheden en conform de staatssteunregels van de Unie.

De afwikkelingsautoriteiten ondernemen alle redelijke stappen om voor de overdracht commerciële voorwaarden te bedingen die in overeenstemming zijn met de overeenkomstig artikel 23 verrichte waardering, rekening houdende met de omstandigheden van de zaak.

3. Indien dat op grond van de omstandigheden van de zaak gerechtvaardigd is, kunnen de afwikkelingsautoriteiten, met toestemming van de verkrijger, de verrichte overdrachten terugdraaien. De onderneming in afwikkeling of de oorspronkelijke eigenaren zijn verplicht overgedragen aandelen of andere eigendomsinstrumenten, of activa, rechten of passiva terug te nemen.

4. Verkrijgers moeten over de benodigde vergunning beschikken om, indien er een overdracht als bedoeld in lid 1 is verricht, het bedrijf dat zij verwerven, voort te zetten. De toezichthoudende autoriteiten dragen er zorg voor dat aanvragen voor die vergunningen, in combinatie met de overdracht, tijdig in overweging worden genomen.

5. Indien een overdracht van aandelen of van andere eigendomsinstrumenten uit hoofde van de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming zou resulteren in de verwerving of verhoging van een gekwalificeerde deelneming in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming zoals bedoeld in artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2009/138/EG, verricht de toezichthoudende autoriteit van die verzekerings- of herverzekeringsonderneming, in afwijking van de artikelen 57 tot en met 62 van Richtlijn 2009/138/EG, de op grond van die artikelen vereiste beoordeling zo spoedig mogelijk, zodat de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming niet wordt vertraagd en niet wordt verhinderd dat met de afwikkelingsmaatregel de in artikel 18 van deze richtlijn bedoelde afwikkelingsdoelstellingen worden verwezenlijkt.

6. De lidstaten dragen er zorg voor dat wanneer de toezichthoudende autoriteit de in lid 5 bedoelde beoordeling niet heeft verricht vanaf de datum van overdracht, het volgende van toepassing is:

a) die overdracht van aandelen of andere eigendomsinstrumenten aan de verwerver heeft direct rechtsgevolg;

b) tijdens de beoordelingsperiode en tijdens elke in punt f) bepaalde afstotingsperiode wordt het aan die aandelen of andere eigendomsinstrumenten verbonden stemrecht van de verwerver geschorst en heeft alleen de afwikkelingsautoriteit stemrecht, zonder dat zij verplicht is die stemrechten uit te oefenen, noch enige aansprakelijkheid heeft voor de uitoefening of het afzien van de uitoefening van die stemrechten;

c) tijdens de beoordelingsperiode en tijdens elke in punt f) bepaalde afstotingsperiode zijn de sancties en andere maatregelen die in artikel 62 van Richtlijn 2009/138/EG zijn vastgesteld voor overtredingen op de voorschriften aangaande verwerving of vervreemding van gekwalificeerde deelnemingen, niet van toepassing op die overdracht van aandelen of andere eigendomsinstrumenten;

d) onmiddellijk na de voltooiing van haar beoordeling stelt de toezichthoudende autoriteit de afwikkelingsautoriteit en de verwerver schriftelijk ervan in kennis dat zij die overdracht van aandelen of andere eigendomsinstrumenten aan de verwerver goedkeurt dan wel, overeenkomstig artikel 58, lid 4, van Richtlijn 2009/138/EG zich daartegen verzet;

e) indien de toezichthoudende autoriteit die overdracht van aandelen of andere eigendomsinstrumenten aan de verwerver goedkeurt, wordt het aan die aandelen of andere eigendomsinstrumenten verbonden stemrecht geacht ten volle bij de verwerver te liggen zodra de afwikkelingsautoriteit en de verwerver de goedkeuring door de toezichthoudende autoriteit hebben ontvangen;

f) indien de toezichthoudende autoriteit zich verzet tegen die overdracht van aandelen of andere eigendomsinstrumenten aan de verwerver:

i) blijft het aan die aandelen of andere eigendomsinstrumenten als bedoeld in punt b) verbonden stemrecht onverkort volledig van kracht;

ii) kan de afwikkelingsautoriteit van de verwerver verlangen dat hij afstand doet van die aandelen of andere eigendomsinstrumenten binnen een afstotingsperiode die door de afwikkelingsautoriteit is vastgesteld, rekening houdende met de heersende marktomstandigheden;

iii) indien de verwerver geen gevolg geeft aan het in punt ii) bedoelde verzoek, kan de toezichthoudende autoriteit, met toestemming van de afwikkelingsautoriteit, de verwerver de sancties en andere maatregelen opleggen die in artikel 62 van Richtlijn 2009/138/EG zijn vastgesteld voor overtredingen op de voorschriften inzake verwerving of afstoting van gekwalificeerde deelnemingen.

7. Voor de uitoefening van het recht om overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG in een andere lidstaat diensten te verrichten of zich in een andere lidstaat te vestigen, wordt de verkrijger beschouwd als een voortzetting van de onderneming in afwikkeling, en mag deze alle rechten blijven uitoefenen die door de onderneming in afwikkeling werden uitgeoefend met betrekking tot de overgedragen activa, rechten of passiva.

Artikel 32

Instrument van de overbruggingsonderneming

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben het volgende over te dragen aan een overbruggingsonderneming:

a) aandelen of andere eigendomsinstrumenten die zijn uitgegeven door een of meer ondernemingen in afwikkeling;

b) alle of bepaalde activa, rechten of passiva van een of meer ondernemingen in afwikkeling.

2. De overbruggingsonderneming is een rechtspersoon die aan alle onderstaande vereisten voldoet:

a) hij is geheel of gedeeltelijk eigendom van een of meer overheidsinstanties, waarvan de afwikkelingsautoriteit of, naargelang het geval, een verzekeringsgarantiestelsel deel kan uitmaken, en staat onder zeggenschap van de afwikkelingsautoriteit;

b) hij is opgericht voor het ontvangen en houden van sommige of alle door een onderneming in afwikkeling uitgegeven aandelen of andere eigendomsinstrumenten, of van sommige of alle activa, rechten en passiva van een of meer ondernemingen in afwikkeling met als doel de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken en de onderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), te verkopen.

3. Bij de toepassing van het instrument van de overbruggingsonderneming zorgen de afwikkelingsautoriteiten ervoor dat de totale waarde van de aan de overbruggingsonderneming overgedragen passiva de totale waarde van de door de onderneming in afwikkeling overgedragen rechten en activa niet overschrijdt.

4. Na toepassing van het instrument van de overbruggingsonderneming, kunnen de afwikkelingsautoriteiten, indien dat op grond van de omstandigheden gerechtvaardigd is, in de volgende situaties de verrichte overdrachten terugdraaien, en zijn de onderneming in afwikkeling of de oorspronkelijke eigenaren verplicht de overgedragen activa, rechten of passiva, of aandelen of andere eigendomsinstrumenten terug te nemen, indien dat op grond van de omstandigheden van de zaak gerechtvaardigd is:

a) de mogelijkheid van een heroverdracht van de specifieke aandelen of andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten, of passiva, is uitdrukkelijk vermeld in het instrument waarbij de overdracht is verricht;

b) de specifieke aandelen of andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva vallen niet in de categorieën van, of voldoen niet aan de voorwaarden voor de overdracht van aandelen of andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten, of passiva die zijn gespecificeerd in het instrument waarbij de overdracht is verricht.

Een heroverdracht als bedoeld in de eerste alinea kan binnen een bepaalde termijn worden verricht en voldoet aan alle andere voorwaarden die zijn vermeld in het instrument waarmee de overdracht is verricht.

5. Na toepassing van het instrument van de overbruggingsonderneming kunnen de afwikkelingsautoriteiten aandelen of andere eigendomsinstrumenten, of activa, rechten of passiva overdragen van de overbruggingsonderneming aan een derde-verkrijger.

6. Een overbruggingsonderneming wordt beschouwd als een voortzetting van de onderneming in afwikkeling, en mag alle rechten blijven uitoefenen die door de onderneming in afwikkeling werden uitgeoefend met betrekking tot de overgedragen activa, rechten of passiva.

Een overbruggingsonderneming sluit geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten af en wijzigt bestaande verzekeringsovereenkomsten niet zodanig dat de schuldvorderingen uit hoofde van verzekering van de overbruggingsonderneming daardoor toenemen.

7. De doelstellingen van een overbruggingsonderneming houden geen verplichtingen of verantwoordelijkheden jegens de aandeelhouders of schuldeisers van de onderneming in afwikkeling in, en de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of het hogere management zijn jegens deze aandeelhouders of schuldeisers niet aansprakelijk voor handelen of nalaten in het kader van de vervulling van hun taken, tenzij dat handelen of nalaten overeenkomstig het nationale recht neerkomt op een grove nalatigheid of een ernstige fout waardoor deze aandeelhouders of schuldeisers rechtstreeks in hun rechten zijn aangetast.

De lidstaten kunnen de uit hoofde van het nationaal recht geldende aansprakelijkheid van een overbruggingsonderneming en het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of het hogere management ervan voor handelen en nalaten in het kader van de vervulling van hun taken verder beperken.

Artikel 33

Functioneren van een overbruggingsonderneming

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat het functioneren van een overbruggingsonderneming voldoet aan de volgende vereisten:

a) de afwikkelingsautoriteit heeft de oprichtingsdocumenten van de overbruggingsonderneming goedgekeurd;

b) de afwikkelingsautoriteit benoemt het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de overbruggingsonderneming of keurt dat goed, met inachtneming van de eigendomsstructuur van de overbruggingsonderneming;

c) de afwikkelingsautoriteit keurt de beloning van de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan goed en stelt hun verantwoordelijkheden vast;

d) de afwikkelingsautoriteit keurt de strategie en het risicoprofiel van de overbruggingsonderneming goed;

e) aan de overbruggingsonderneming wordt overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG vergunning verleend en zij krijgt de noodzakelijke vergunning overeenkomstig het toepasselijk nationaal recht voor het verrichten van de activiteiten of diensten die zij door middel van een overdracht overeenkomstig artikel 40 van deze richtlijn verwerft;

f) de overbruggingsonderneming voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 2009/138/EG en valt onder het met die richtlijn overeenkomstige toezicht;

g) het functioneren van de overbruggingsonderneming is in overeenstemming met de staatssteunregels van de Unie, en de afwikkelingsautoriteit kan haar dienovereenkomstig operationele beperkingen opleggen.

Onverminderd de in de punten d) en e) van de eerste alinea bedoelde bepalingen, en indien dit noodzakelijk is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, kan een overbruggingsonderneming worden opgericht en gedurende korte tijd een vergunning ontvangen zonder dat bij de aanvang van haar functioneren Richtlijn 2009/138/EG worden nageleefd. De afwikkelingsautoriteit legt daartoe een aanvraag in die zin voor aan de toezichthoudende autoriteit. Indien de toezichthoudende autoriteit besluit die vergunning te verlenen, geeft zij aan voor welke periode de overbruggingsonderneming ontheffing van de voorschriften van Richtlijn 2009/138/EG is verleend.

2. Met inachtneming van alle beperkingen die overeenkomstig de mededingingsvoorschriften op het niveau van de Unie of op nationaal niveau worden opgelegd, beheert het management van de overbruggingsonderneming deze met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen en op de verkoop van de onderneming in afwikkeling en haar activa, rechten of passiva aan een of meer verkrijgers uit de particuliere sector zodra de marktomstandigheden geschikt zijn.

3. De afwikkelingsautoriteiten besluiten in de volgende situaties dat een entiteit niet langer een overbruggingsonderneming is, al naargelang welke situatie zich het eerst voordoet:

a) de overbruggingsonderneming fuseert met een andere entiteit;

b) de overbruggingsonderneming voldoet niet langer aan de vereisten van artikel 32, lid 2;

c) alle of vrijwel alle activa, rechten of passiva van de overbruggingsonderneming worden verkocht aan een derde-verkrijger;

d) de activa van de overbruggingsonderneming worden volledig geliquideerd en haar passiva worden volledig voldaan.

4. Indien de bedrijfsactiviteiten van een overbruggingsonderneming in de in lid 3, punt c), bedoelde situatie worden beëindigd, wordt de overbruggingsonderneming geliquideerd volgens een normale insolventieprocedure.

Met inachtneming van artikel 26, lid 7, vallen alle opbrengsten die voortvloeien uit de beëindiging van het functioneren van de overbruggingsonderneming toe aan de aandeelhouders van de overbruggingsonderneming.

Afdeling 4
Het afschrijvings- of omzettingsinstrument

Artikel 34

Doel en toepassingsgebied van het afschrijvings- of omzettingsinstrument

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten het afschrijvings- of omzettingsinstrument ter verwezenlijking van de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen voor de volgende doeleinden kunnen toepassen:

a) de herkapitalisering van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), die in zoverre aan de in artikel 19, lid 1, en artikel 20, lid 3, bedoelde afwikkelingsvoorwaarden voldoet dat het in artikel 27 bedoelde instrument van solvabele run-off kan worden toegepast en zij haar krachtens Richtlijn 2009/138/EG verkregen vergunning kan behouden;

b) de omzetting in eigen vermogen of de verlaging van de hoofdsom van de vorderingen, met inbegrip van schuldvorderingen uit hoofde van verzekering, of schuldinstrumenten die zijn overgedragen:

i) aan een overbruggingsonderneming teneinde kapitaal voor die overbruggingsonderneming te verschaffen; of

ii) met het in artikel 30 bedoelde instrument van afsplitsing van activa en passiva of het in artikel 31 bedoelde instrument van verkoop van de onderneming.

Bij toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument op schuldvorderingen uit hoofde van verzekering kunnen de afwikkelingsautoriteiten ook de voorwaarden van de desbetreffende verzekeringsovereenkomsten herstructureren teneinde de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen effectiever te verwezenlijken.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat het bedrag waarmee kapitaalinstrumenten, schuldinstrumenten en andere in aanmerking komende passiva voor de in lid 1 genoemde doeleinden moeten worden afgeschreven of omgezet, door de afwikkelingsautoriteiten wordt vastgesteld op basis van de overeenkomstig artikel 23 uitgevoerde beoordeling.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten het afschrijvings- of omzettingsinstrument kunnen toepassen op alle passiva van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), waarbij hun huidige rechtsvorm wordt gehandhaafd of zo nodig een verandering in de rechtsvorm wordt overwogen.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat het afschrijvings- of omzettingsinstrument kan worden toegepast op alle kapitaalinstrumenten en alle passiva van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), die niet op grond van lid 5 of 6 van dit artikel van het toepassingsgebied van dat instrument zijn uitgesloten.

5. De afwikkelingsautoriteiten passen hun afschrijvings- of omzettingsinstrument niet toe met betrekking tot de volgende verplichtingen indien deze vallen onder het recht van een lidstaat of van een derde land:

a) door zekerheid gedekte passiva;

b) verplichtingen jegens kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, met uitzondering van entiteiten die tot dezelfde groep behoren, met een oorspronkelijke looptijd van minder dan zeven dagen;

c) verplichtingen met een resterende looptijd van minder dan zeven dagen jegens hetzij systemen of exploitanten van systemen die als zodanig zijn aangemerkt overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG dan wel jegens hun deelnemers en die uit de deelname aan een dergelijk systeem voortvloeien, hetzij jegens CTP’s waaraan in de Unie een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad 32 en CTP’s uit derde landen die door de ESMA zijn erkend overeenkomstig artikel 25 van die verordening;

d) verplichtingen ten aanzien van:

i) werknemers, met betrekking tot hun loon, pensioenuitkeringen of andere vaste vergoedingen, met uitzondering van de niet bij collectieve arbeidsovereenkomst geregelde variabele component van de beloning;

ii) commerciële of handelscrediteuren die voortvloeien uit de levering van goederen of diensten aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), die van kritiek belang zijn voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten ervan, zoals IT-diensten, nutsvoorzieningen en de huur, de exploitatie en het onderhoud van bedrijfsruimten;

iii) belastingautoriteiten en socialezekerheidsinstanties, op voorwaarde dat het, volgens het toepasselijke recht, preferente verplichtingen betreft;

iv) verzekeringsgarantiestelsels die voortvloeien uit bijdragen die verschuldigd zijn uit hoofde van toepasselijke nationale wetgeving.

Het in de eerste alinea, punt a), bepaalde weerhoudt de afwikkelingsautoriteiten er in voorkomend geval niet van om het afschrijvings- of omzettingsinstrument toe te passen op die delen van door zekerheden of anderszins gedekte verplichtingen die de waarde van de activa, het pand, het pandrecht of de zakelijke zekerheid waarmee zij zijn gedekt, overschrijden.

6. In uitzonderlijke omstandigheden mogen de afwikkelingsautoriteiten, wanneer het afschrijvings- of omzettingsinstrument wordt toegepast, in de volgende situaties bepaalde passiva geheel of gedeeltelijk van de toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument uitsluiten:

a) de passiva kunnen niet binnen een redelijke termijn worden afgeschreven of omgezet, ondanks de inspanningen te goeder trouw van de afwikkelingsautoriteit;

b) de uitsluiting is strikt noodzakelijk en evenredig aan het doel om de continuïteit van kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen te garanderen op een wijze die de onderneming in afwikkeling in staat blijft stellen de kernactiviteiten, -diensten en -transacties voort te zetten;

c) de uitsluiting is strikt noodzakelijk en evenredig aan het doel om te voorkomen dat er een wijdverbreide besmetting ontstaat die de economie van een lidstaat of van de Unie ernstig kan ontwrichten; of

d) de toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument op deze passiva een zodanige waardevernietiging tot gevolg zou hebben dat het door andere schuldeisers geleden verlies groter zou zijn dan wanneer deze passiva van de toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument zouden zijn uitgesloten.

Artikel 35

Behandeling van aandeelhouders en houders van andere eigendomsinstrumenten bij toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat bij de toepassing van het in artikel 34 bedoelde afschrijvings- of omzettingsinstrument de afwikkelingsautoriteiten ten aanzien van de aandeelhouders en houders van andere eigendomsinstrumenten een of meer van de volgende maatregelen treffen:

a) het intrekken van bestaande aandelen of andere eigendomsinstrumenten, of de overdracht daarvan op schuldeisers wier vorderingen zijn omgezet;

b) mits uit de uit hoofde van artikel 23 uitgevoerde waardering blijkt dat de nettowaarde van de onderneming in afwikkeling positief is, het doen verwateren van bestaande aandeelhouders en houders van andere eigendomsinstrumenten door omzetting van door de onderneming in afwikkeling uitgegeven relevante kapitaalinstrumenten of schuldinstrumenten of van andere in aanmerking komende passiva van de onderneming in afwikkeling in aandelen of andere eigendomsinstrumenten op grond van de toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument.

Wat punt b) van de eerste alinea betreft, vindt de omzetting plaats tegen een omzettingskoers die bestaande aandelenpakketten of andere eigendomsinstrumenten sterk verwatert.

2. Wanneer afwikkelingsautoriteiten nagaan welke van de in lid 1 bedoelde maatregelen moet worden genomen, houden zij rekening met:

a) de overeenkomstig artikel 23 uitgevoerde waardering;

b) het bedrag waarmee naar het oordeel van de afwikkelingsautoriteit tier 1-bestanddelen moeten worden verminderd en waarmee relevante kapitaalinstrumenten moeten worden afgeschreven of omgezet krachtens artikel 37, lid 1.

3. Indien de omzetting van kapitaalinstrumenten, door de onderneming in afwikkeling uitgegeven schuldinstrumenten, of andere in aanmerking komende passiva van de onderneming in afwikkeling zou resulteren in de verwerving of verhoging van een gekwalificeerde deelneming in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming zoals bedoeld in artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2009/138/EG, verrichten de toezichthoudende autoriteiten, in afwijking van de artikelen 57 tot en met 62 van Richtlijn 2009/138/EG, de op grond van die artikelen vereiste beoordeling zo spoedig mogelijk, zodat de omzetting van kapitaalinstrumenten niet wordt vertraagd of niet wordt verhinderd dat met de afwikkelingsmaatregel de in artikel 18 bedoelde relevante afwikkelingsdoelstellingen worden verwezenlijkt.

4. Indien de toezichthoudende autoriteit van die onderneming de uit hoofde van lid 3 vereiste beoordeling op de datum van de omzetting van de kapitaalinstrumenten niet heeft voltooid, is artikel 31, lid 6, van toepassing op alle verwervingen of verhogingen van een gekwalificeerde deelneming door een verwerver die het resultaat is van de omzetting van kapitaalinstrumenten.

Artikel 36

Koers voor de omzetting van vreemd vermogen in eigen vermogen

De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij het toepassen van de in artikel 34, lid 1, omschreven instrumenten en bij het uitoefenen van de in artikel 40, lid 1, punt g), omschreven bevoegdheden een verschillende omzettingskoers op verschillende categorieën van kapitaalinstrumenten en passiva kunnen toepassen, overeenkomstig één of beide van de volgende beginselen:

a) de omzettingskoers biedt de getroffen schuldeiser een passende vergoeding voor het als gevolg van de uitoefening van de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden geleden verlies;

b) de omzettingskoers die toepasselijk is op verplichtingen die overeenkomstig de toepasselijke insolventiewetgeving als niet-achtergesteld worden beschouwd, is hoger dan de op achtergestelde verplichtingen toepasselijke omzettingskoers.

Artikel 37

Aanvullende bepalingen betreffende het afschrijvings- of omzettingsinstrument

1. De afwikkelingsautoriteiten passen, met inachtneming van de rangorde van vorderingen in het kader van een normale insolventieprocedure, het afschrijvings- of omzettingsinstrument op zodanige wijze toe dat dit de volgende resultaten oplevert:

a) tier 1-bestanddelen worden eerst verlaagd in verhouding tot de verliezen en tot hun volledige capaciteit, en de afwikkelingsautoriteit neemt jegens houders van tier 1-instrumenten een of meer maatregelen als bedoeld in artikel 35, lid 1;

b) voor de hoofdsom van de tier 2-instrumenten vindt afschrijving of omzetting in tier 1-instrumenten plaats, dan wel beide, in de mate die noodzakelijk is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen te bereiken of tot de volledige omvang van de relevante kapitaalinstrumenten, al naargelang hetgeen lager is;

c) de hoofdsom van de tier 3-instrumenten wordt afgeschreven of omgezet in tier 1-instrumenten, dan wel beide, in de mate die noodzakelijk is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen te bereiken of tot de volledige omvang van de relevante kapitaalinstrumenten, al naargelang hetgeen lager is;

d) de hoofdsom van, of het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot, de rest van de in aanmerking komende passiva wordt, volgens de rangorde van vorderingen in normale insolventieprocedures, waaronder de rangorde van schuldvorderingen uit hoofde van verzekering in de zin van artikel 275, lid 1, van Richtlijn 2009/138/EG, afgeschreven of omgezet in tier 1-instrumenten, of beide, voor zover dat nodig is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.

Indien het niveau van de afschrijvingen op basis van de voorlopige waardering als bedoeld in artikel 25 hoger is dan de vereisten wanneer dit niveau wordt vergeleken met dat van de definitieve waardering als bedoeld in artikel 24, lid 2, kan gebruik worden gemaakt van een opwaarderingsregeling om de schuldeisers en vervolgens de aandeelhouders voor zover nodig terug te betalen.

Wanneer zij beslissen of passiva moeten worden afgeschreven of in aandelen moeten worden omgezet, mogen de afwikkelingsautoriteiten niet een categorie passiva omzetten terwijl een categorie passiva die achtergesteld is aan die categorie passiva, niet in aandelen wordt omgezet of niet wordt afgeschreven.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle vorderingen die voortvloeien uit eigenvermogensbestanddelen in hun nationale op normale insolventieprocedures toepasselijke recht een lagere rang hebben dan die van vorderingen die niet voortvloeien uit een eigenvermogensbestanddeel. Voor de toepassing van deze alinea wordt voor zover een instrument slechts gedeeltelijk als een eigenvermogensbestanddeel wordt opgenomen, het gehele instrument behandeld als een uit een eigenvermogensbestanddeel voortvloeiende vordering met een lagere rang dan vorderingen die niet voortvloeien uit een eigenvermogensbestanddeel.

2. Indien de hoofdsom van een relevant kapitaalinstrument of de hoofdsom van een schuldinstrument of een ander in aanmerking komend passivum wordt afgeschreven, is het volgende van toepassing:

a) de verlaging ten gevolge van de toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument is permanent, behoudens een opwaardering in overeenstemming met het in lid 1 bedoelde terugbetalingsmechanisme;

b) voor de houder van het relevante kapitaalinstrument, het schuldinstrument of een ander in aanmerking komend passivum resteert er geen verplichting uit hoofde van of in verband met het afgeschreven bedrag van het instrument, met uitzondering van elke reeds opeisbare verplichting en elke schadevergoedingsverplichting die kan ontstaan als gevolg van een beroep waarbij de rechtmatigheid van de uitoefening van de afschrijvingsbevoegdheid wordt betwist;

c) aan houders van het relevante kapitaalinstrument, schuldinstrument of een ander in aanmerking komend passivum wordt geen compensatie betaald, behalve in overeenstemming met lid 3.

3. Met het oog op een omzetting van de desbetreffende kapitaalinstrumenten, schuldinstrumenten of andere in aanmerking komende passiva overeenkomstig lid 1, punten b) en c), kunnen de afwikkelingsautoriteiten eisen dat verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), tier 1-instrumenten verstrekken aan de houders van de desbetreffende kapitaalinstrumenten, schuldinstrumenten of andere in aanmerking komende passiva.

De desbetreffende kapitaalinstrumenten, schuldinstrumenten of andere in aanmerking komende passiva mogen uitsluitend worden omgezet mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) de tier 1-instrumenten zijn uitgegeven door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, door de in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), bedoelde entiteit of door de moederonderneming, met instemming van de desbetreffende afwikkelingsautoriteit;

b) de tier 1-instrumenten zijn uitgegeven voordat die verzekerings- of herverzekeringsonderneming of die entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), aandelen of eigendomsinstrumenten heeft uitgegeven met het oog op de verschaffing van eigen vermogen door de Staat of door een overheidsentiteit;

c) de tier 1-instrumenten zijn onmiddellijk na de uitoefening van de omzettingsbevoegdheid toegekend en overgedragen;

d) de omzettingskoers die bepaalt hoeveel tier 1-instrumenten in ruil voor elk relevant kapitaalinstrument, schuldinstrument of ander in aanmerking komend passivum worden verstrekt, voldoet aan artikel 36.

4. Met het oog op de verstrekking van tier 1-instrumenten in overeenstemming met lid 3 kan de afwikkelingsautoriteit voorschrijven dat de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), te allen tijde de vereiste voorafgaande toestemming voor de uitgifte van het relevante aantal tier 1-instrumenten moeten handhaven.

Artikel 38

Gevolgen van afschrijving of omzetting

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat zodra een afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 34, lid 1, en artikel 40, lid 1, punten f) tot en met j), het afschrijvings- of omzettingsinstrument toepast of de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden uitoefent, de vermindering van de hoofdsom of van het nog uitstaande verschuldigde bedrag, de omzetting of de intrekking van kracht wordt en onmiddellijk bindend is voor de onderneming in afwikkeling en de getroffen schuldeisers en aandeelhouders.

2. De afwikkelingsautoriteit vervult of verlangt de vervulling van alle administratieve en procedurele taken die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan de toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument, met inbegrip van:

a) het wijzigen van alle betrokken registers;

b) het schrappen van de notering of het uit de handel nemen van aandelen of andere eigendomsinstrumenten of schuldinstrumenten;

c) de notering of toelating tot de handel van nieuwe aandelen of andere eigendomsinstrumenten;

d) het opnieuw noteren of tot de handel toelaten van schuldinstrumenten die zijn afgeschreven, zonder dat overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad 33 een prospectus hoeft te worden uitgegeven.

3. Indien een afwikkelingsautoriteit de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van een verplichting met gebruikmaking van de in artikel 40, lid 1, punt f), bedoelde bevoegdheid tot nul verlaagt, dan worden die verplichting en eventuele verplichtingen of vorderingen die daaruit voortvloeien en die niet vorderbaar waren op het moment waarop de bevoegdheid werd uitgeoefend, als voldaan beschouwd voor alle doeleinden en kunnen zij niet worden ingebracht in het kader van eventuele latere procedures met betrekking tot de onderneming in afwikkeling of een eventuele opvolgende entiteit bij een latere liquidatie.

4. Wanneer een afwikkelingsautoriteit de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van een verplichting met gebruikmaking van de in artikel 40, lid 1, punt f), bedoelde bevoegdheid verlaagt, doch niet tot nul reduceert:

a) wordt de verplichting als voldaan beschouwd ten belope van het verminderde bedrag;

b) blijft het betrokken instrument of de overeenkomst waarop de oorspronkelijke verplichting is gebaseerd, van toepassing op het resterende bedrag van de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van de verplichting, behoudens een eventuele wijziging van het verschuldigde rentebedrag om de verlaging van het bedrag van de hoofdsom weer te geven, en een eventuele verdere wijziging van de voorwaarden die de afwikkelingsautoriteit zou kunnen aanbrengen met gebruikmaking van de in artikel 40, lid 1, punt k), bedoelde bevoegdheid.

Artikel 39

Wegnemen van procedurele belemmeringen voor afschrijving of omzetting

1. Indien het afschrijvings- of omzettingsinstrument wordt toegepast, verlangen de lidstaten, indien van toepassing, dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en de entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), te allen tijde voldoende maatschappelijk kapitaal of andere tier 1-instrumenten aanhouden zodat die ondernemingen en entiteiten er niet van worden weerhouden voldoende nieuwe aandelen of eigendomsinstrumenten uit te geven om ervoor te zorgen dat de omzetting van passiva in aandelen of andere eigendomsinstrumenten daadwerkelijk kan plaatsvinden.

De afwikkelingsautoriteiten beoordelen de naleving van het in lid 1 vastgestelde voorschrift tegen de achtergrond van het opstellen en actualiseren van de afwikkelingsplannen overeenkomstig de artikelen 9 en 10.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de omzetting van passiva in gewone aandelen of andere eigendomsinstrumenten niet stuit op procedurele belemmeringen die uit hun oprichtingsakte of statuten voortvloeien, zoals voorkeurrechten voor aandeelhouders of het vereiste dat aandeelhouders toestemming moeten verlenen voor een kapitaalverhoging.

HOOFDSTUK IV
Afwikkelingsbevoegdheden

Artikel 40

Algemene bevoegdheden

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten over alle bevoegdheden beschikken die nodig zijn om de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten toe te passen op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en op de in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), bedoelde entiteiten die aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, vastgestelde afwikkelingsvoorwaarden voldoen, naargelang het geval. De afwikkelingsautoriteiten hebben in het bijzonder de volgende afwikkelingsbevoegdheden, die zij afzonderlijk, of in elke combinatie met elkaar kunnen uitoefenen:

a) de bevoegdheid om van een persoon te verlangen dat hij alle informatie verstrekt die de afwikkelingsautoriteit nodig heeft om een besluit te nemen over een afwikkelingsmaatregel en deze voor te bereiden, met inbegrip van bijwerkingen en aanvullingen van de informatie die in de afwikkelingsplannen wordt verstrekt en van de informatie die in het kader van inspecties ter plaatse moet worden verstrekt;

b) de bevoegdheid om de zeggenschap over een onderneming in afwikkeling over te nemen en alle aan de aandeelhouders, andere eigenaren en het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de onderneming in afwikkeling verleende bevoegdheden uit te oefenen;

c) de bevoegdheid om de vergunning tot het sluiten van nieuwe verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten in te trekken en om voor een onderneming in afwikkeling een procedure voor een solvabele run-off in te leiden en haar activiteiten te beëindigen;

d) de bevoegdheid om door een onderneming in afwikkeling uitgegeven aandelen of andere eigendomsinstrumenten over te dragen;

e) de bevoegdheid om rechten, activa en passiva van een onderneming in afwikkeling aan een andere entiteit over te dragen, met toestemming van die entiteit;

f) de bevoegdheid om schuldvorderingen uit hoofde van verzekering te herstructureren of om de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot schuldinstrumenten en in aanmerking komende passiva, met inbegrip van schuldvorderingen uit hoofde van verzekering, van een onderneming in afwikkeling (tot nul) te verlagen;

g) schuldvorderingen uit hoofde van verzekering uitgezonderd, de bevoegdheid om schuldinstrumenten en in aanmerking komende passiva van een onderneming in afwikkeling om te zetten in gewone aandelen of andere eigendomsinstrumenten van die onderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), van een relevante moederonderneming of van een overbruggingsonderneming waaraan activa, rechten of passiva van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), worden overgedragen;

h) de bevoegdheid om door een onderneming in afwikkeling uitgegeven schuldinstrumenten in te trekken, tenzij het gaat om door zekerheid gedekte passiva als bedoeld in artikel 34, lid 5;

i) de bevoegdheid om het nominale aantal aandelen of andere eigendomsinstrumenten van een onderneming in afwikkeling te verminderen of tot nul te herleiden en deze aandelen of andere eigendomsinstrumenten in te trekken;

j) de bevoegdheid om een onderneming in afwikkeling of een relevante moederonderneming te verplichten nieuwe aandelen of andere eigendomsinstrumenten of andere kapitaalinstrumenten, met inbegrip van preferente aandelen en voorwaardelijk converteerbare instrumenten, uit te geven;

k) de bevoegdheid om de looptijd van door een onderneming in afwikkeling uitgegeven schuldinstrumenten en andere in aanmerking komende passiva te wijzigen of het bedrag van de in het kader van dergelijke instrumenten en andere in aanmerking komende passiva verschuldigde rente of de datum waarop de rente moet worden betaald te wijzigen, met inbegrip van een tijdelijke opschorting van betaling;

l) de bevoegdheid om financiële contracten of derivaten als gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad te vereffenen en te beëindigen;

m) de bevoegdheid om het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan en het hogere management van een onderneming in afwikkeling te ontslaan of te vervangen;

n) de bevoegdheid om de toezichthoudende autoriteit opdracht te geven de koper van een gekwalificeerde deelneming tijdig en in afwijking van de in artikel 58 van Richtlijn 2009/138/EG vastgestelde termijnen te beoordelen.

2. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsautoriteiten bij de toepassing van de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de in lid 1 van dit artikel bedoelde afwikkelingsbevoegdheden niet zijn onderworpen aan een van de volgende vereisten die anders krachtens het nationale recht, een contract of een andere rechtsgrondslag van toepassing zouden zijn:

a) met inachtneming van artikel 3, lid 8, en artikel 65, lid 1, vereisten om de goedkeuring of toestemming van een publieke of privépersoon, met inbegrip van aandeelhouders, de schuldeisers of de verzekeringnemers van de onderneming in afwikkeling, te verkrijgen;

b) voorafgaand aan de uitoefening van de bevoegdheid, procedurele vereisten om een persoon in kennis te stellen, met inbegrip van vereisten om kennisgevingen of prospectussen te publiceren, of documenten bij andere autoriteiten neer te leggen of te laten registreren.

Punt b) van de eerste alinea laat de in de artikelen 61 en 63 vastgestelde vereisten en eventuele kennisgevingsvereisten in het kader van de staatssteunregels van de Unie onverlet.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat, voor zover enige in lid 1 van dit artikel genoemde bevoegdheid niet toepasselijk is op een onder artikel 1, lid 1, van deze richtlijn vallende entiteit wegens de specifieke rechtsvorm ervan, de afwikkelingsautoriteiten bevoegdheden hebben die zo gelijkend mogelijk zijn wat hun rechtsgevolgen betreft.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat, wanneer de afwikkelingsautoriteiten de in lid 3 vastgestelde bevoegdheden uitoefenen, de in hoofdstuk V van deze richtlijn bedoelde waarborgen, of waarborgen met hetzelfde effect, worden toegepast op de getroffen personen, met inbegrip van aandeelhouders, schuldeisers, verzekeringnemers en tegenpartijen.

Artikel 41

Aanvullende bevoegdheden

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten, bij de uitoefening van een afwikkelingsbevoegdheid, bevoegd zijn tot al het volgende:

a) ervoor zorgen, met inachtneming van artikel 58, dat een overdracht op zodanige wijze plaatsvindt dat de overgedragen financiële instrumenten, rechten, activa of passiva vrij zijn van enige aansprakelijkheid of bezwaring;

b) het intrekken van rechten om extra aandelen of andere eigendomsinstrumenten te verwerven;

c) de betrokken autoriteit opdragen de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt in te trekken of de officiële notering van financiële instrumenten overeenkomstig Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad 34 op te schorten;

d) ervoor zorgen dat de ontvanger wordt behandeld als de onderneming in afwikkeling met betrekking tot alle rechten of verplichtingen van of door de onderneming in afwikkeling genomen maatregelen, met inbegrip van, met inachtneming van de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming en het instrument van de overbruggingsonderneming als bedoeld in de artikelen 31 en 32, alle rechten of verplichtingen in verband met de deelneming in een marktinfrastructuur;

e) de onderneming in afwikkeling of de ontvanger verplichten elkaar informatie en bijstand te verstrekken;

f) de voorwaarden van een contract waarbij de onderneming in afwikkeling partij is, annuleren of wijzigen, of een ontvanger vervangen als partij;

g) herverzekeringsrechten ten aanzien van overgedragen schuldvorderingen uit hoofde van verzekering zonder instemming van de herverzekeringsonderneming overdragen indien de afwikkelingsautoriteit activa en passiva van de onderneming in afwikkeling geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een andere entiteit.

Voor de toepassing van punt a) wordt het overeenkomstig deze richtlijn toegekende recht op compensatie niet als een aansprakelijkheid of een bezwaring beschouwd.

2. De afwikkelingsautoriteiten oefenen de in lid 1 vermelde bevoegdheden uit indien zij dat passend achten om ervoor te zorgen dat een afwikkelingsmaatregel doeltreffend is of om een of meer afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten die een afwikkelingsbevoegdheid uitoefenen, bevoegd zijn om in de benodigde continuïteitsregelingen te voorzien om te garanderen dat de afwikkelingsmaatregel doeltreffend is en, in voorkomend geval, te garanderen dat de overgedragen bedrijfsactiviteiten door de ontvanger mogen worden uitgeoefend. Deze continuïteitsregelingen omvatten met name:

a) de continuïteit van door de onderneming in afwikkeling aangegane contracten, zodat de ontvanger de rechten en passiva van de onderneming in afwikkeling met betrekking tot elk overgedragen financieel instrument, recht of activum of elk overgedragen passivum overneemt en de onderneming in afwikkeling – expliciet of impliciet – vervangt in alle relevante contractuele documenten;

b) de vervanging van de onderneming in afwikkeling door de ontvanger in elke juridische procedure met betrekking tot elk overgedragen financieel instrument, recht of activum of elke overgedragen verplichting.

4. De in lid 1, punt d), en lid 3, punt b), bedoelde bevoegdheden laten het volgende onverlet:

a) het recht van een werknemer van de onderneming in afwikkeling om een arbeidscontract te beëindigen;

b) met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 47, 48 en 49, ieder recht van een partij bij een contract om rechten op grond van het contract uit te oefenen, waaronder het recht om het contract te beëindigen indien dit overeenkomstig de contractvoorwaarden is toegestaan wegens handelen of nalaten van de onderneming in afwikkeling vóór de betrokken overdracht, of van de ontvanger na voltooiing van de betrokken overdracht.

Artikel 42

Bijzonder bestuur

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten een bijzonder bestuurder kunnen aanstellen ter vervanging van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de onderneming in afwikkeling. De lidstaten waarborgen voorts dat de bijzonder bestuurder de kwalificaties, vaardigheden en kennis heeft om zijn of haar functies uit te oefenen.

2. De bijzonder bestuurder heeft alle bevoegdheden van de aandeelhouders en het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming. De bijzonder bestuurder oefent deze bevoegdheden slechts uit onder toezicht van de afwikkelingsautoriteit. De afwikkelingsautoriteit kan grenzen stellen aan het optreden van de bijzonder bestuurder of voor bepaalde handelingen voorafgaande toestemming verlangen.

De afwikkelingsautoriteit maakt de in lid 1 bedoelde aanstelling en de voorwaarden van deze aanstelling bekend.

3. De bijzonder bestuurder heeft de wettelijke plicht om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de in artikel 18 genoemde afwikkelingsdoelstellingen in de hand te werken en de door de afwikkelingsautoriteit genomen afwikkelingsmaatregelen uit te voeren. In het geval van tegenstrijdigheid of conflict met een andere bestuursplicht op grond van de statuten van de onderneming of het nationale recht, heeft deze wettelijke plicht voorrang.

4. De lidstaten eisen dat de bijzondere bestuurder met regelmatige tussenpozen die door de afwikkelingsautoriteit worden vastgesteld, alsook aan het begin en het einde van zijn mandaat, verslagen opstelt ten behoeve van de afwikkelingsautoriteit waardoor hij is aangesteld. Die verslagen bevatten een gedetailleerde beschrijving van de financiële situatie van de onderneming in afwikkeling en vermelden de redenen van de genomen maatregelen.

5. De afwikkelingsautoriteit kan de bijzonder bestuurder op elk moment uit zijn functie ontheffen.

Artikel 43

Bevoegdheid om de verstrekking van operationele diensten en faciliteiten te verlangen

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om een onderneming in afwikkeling, of groepsentiteiten daarvan, ertoe te verplichten alle operationele diensten en faciliteiten te verschaffen die nodig zijn om de ontvanger in staat te stellen de aan hem overgedragen bedrijfsactiviteiten effectief uit te oefenen, ook indien de onderneming in afwikkeling of de desbetreffende groepsentiteit zich in een normale insolventieprocedure bevindt.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat hun afwikkelingsautoriteiten beschikken over de nodige bevoegdheden om de nakoming af te dwingen van de verplichtingen die overeenkomstig lid 1 door in andere lidstaten gevestigde afwikkelingsautoriteiten aan op hun grondgebied gevestigde groepsentiteiten zijn opgelegd.

3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 verschafte operationele diensten en faciliteiten worden onder de volgende voorwaarden verschaft:

a) onder dezelfde voorwaarden indien de operationele diensten en faciliteiten in het kader van een overeenkomst aan de onderneming in afwikkeling werden verschaft voordat de afwikkelingsmaatregel werd genomen, en voor de duur van die overeenkomst;

b) onder redelijke voorwaarden indien er geen overeenkomst is of de looptijd van de overeenkomst is verstreken.

Artikel 44

Bevoegdheid om crisisbeheersingsmaatregelen van andere lidstaten af te dwingen

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat, indien een overdracht van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, of activa, rechten of passiva, activa omvat die zich in een andere lidstaat dan de staat van de afwikkelingsautoriteit bevinden, dan wel rechten of passiva omvat naar het recht van een andere lidstaat dan de staat van de afwikkelingsautoriteit, de overdracht in of volgens het recht van die andere lidstaat uitwerking heeft.

2. De lidstaten verlenen de afwikkelingsautoriteit die de overdracht heeft uitgevoerd of voornemens is uit te voeren, alle redelijke bijstand om te waarborgen dat de aandelen of andere eigendomsinstrumenten of activa, rechten of passiva overeenkomstig alle toepasselijke vereisten van het nationale recht aan de ontvanger worden overgedragen.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat aandeelhouders, schuldeisers en derden die door een in lid 1 bedoelde overdracht van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva worden getroffen, niet gerechtigd zijn de overdracht te verhinderen, te betwisten of te vernietigen op grond van een rechtsbepaling van de lidstaat waar de activa zich bevinden of op grond van het op de aandelen, andere eigendomsinstrumenten, rechten of passiva toepasselijke recht.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat de hoofdsom van kapitaalinstrumenten, schuldinstrumenten of andere in aanmerking komende passiva wordt verlaagd of dat die passiva of instrumenten worden omgezet in een onderneming in afwikkeling, op grond van de uitoefening van afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden door een afwikkelingsautoriteit van een andere lidstaat, indien de desbetreffende passiva of instrumenten:

a) onder het recht vallen van een andere lidstaat dan de lidstaat van de afwikkelingsautoriteit die de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden heeft uitgeoefend;

b) verschuldigd zijn aan schuldeisers die zijn gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van de afwikkelingsautoriteit die de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden heeft uitgeoefend.

5. De lidstaten dragen er zorg voor dat de door de in lid 4 bedoelde uitoefening van afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden getroffen schuldeisers niet gerechtigd zijn om krachtens een rechtsbepaling van een andere lidstaat dan de lidstaat van de afwikkelingsautoriteit die de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden heeft uitgeoefend, de verlaging van de hoofdsom van het instrument of het passivum, dan wel de omzetting ervan, al naargelang het geval, te betwisten.

6. Elke lidstaat draagt er zorg voor dat al het volgende overeenkomstig het recht van de lidstaat van de afwikkelingsautoriteit wordt bepaald:

a) het recht voor aandeelhouders, schuldeisers en derden om door het instellen van beroep zoals bepaald in artikel 65 een overdracht van in lid 1 van dit artikel bedoelde aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva te betwisten;

b) het recht voor schuldeisers om door het instellen van beroep, zoals bepaald in artikel 65, de verlaging van de hoofdsom of de omzetting van een onder lid 4, punt a) of b), van dit artikel vallend instrument of passivum te betwisten;

c) de in hoofdstuk V bedoelde waarborgen voor gedeeltelijke overdrachten van de in lid 1 bedoelde activa, rechten of passiva.

Artikel 45

Bevoegdheid met betrekking tot activa, rechten, passiva, aandelen en andere eigendomsinstrumenten die zich in derde landen bevinden of onder het recht van derde landen vallen

1. De lidstaten bepalen dat ingeval bij een afwikkelingsmaatregel actie wordt ondernomen ten aanzien van activa die zich in een derde land bevinden, dan wel aandelen, andere eigendomsinstrumenten, rechten of passiva die onder het recht van een derde land vallen, de afwikkelingsautoriteiten kunnen verlangen dat:

a) de persoon die zeggenschap over de onderneming in afwikkeling uitoefent, en de ontvanger verplicht zijn alle noodzakelijke stappen te nemen om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsmaatregel van kracht wordt;

b) de persoon die zeggenschap over de onderneming in afwikkeling uitoefent, verplicht is de aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa of rechten te houden of de passiva namens de ontvanger te voldoen totdat de afwikkelingsmaatregel van kracht wordt;

c) de redelijke uitgaven die de ontvanger bij het uitvoeren van een overeenkomstig de punten a) en b) vereiste maatregel rechtmatig heeft gemaakt, worden vergoed op een van de manieren als bedoeld in artikel 26, lid 5.

2. Teneinde eventuele maatregelen uit hoofde van lid 1 van dit artikel te vergemakkelijken, verplichten de lidstaten de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), om in de bijbehorende overeenkomsten contractuele bepalingen op te nemen waarbij de aandeelhouders, schuldeisers of partijen bij de overeenkomst waarbij de passiva tot stand komen, erkennen dat de passiva aan afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden onderworpen kunnen zijn en erin toestemmen gebonden te zijn door elke verlaging van de hoofdsom of van het uitstaande verschuldigde bedrag, omzetting of intrekking die door de uitoefening van deze bevoegdheden door een afwikkelingsautoriteit wordt teweeggebracht.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), kunnen verlangen dat zij die afwikkelingsautoriteiten een met redenen omkleed juridisch advies van een onafhankelijke juridisch deskundige verstrekken waarin de juridische afdwingbaarheid en de rechtsgeldigheid van dergelijke contractuele bepalingen worden bevestigd.

3. Wanneer een afwikkelingsautoriteit vaststelt dat het, ondanks alle noodzakelijke, door de persoon die over de onderneming in afwikkeling zeggenschap uitoefent, genomen maatregelen als bedoeld in lid 1, punt a), uiterst twijfelachtig is of de afwikkelingsmaatregel met betrekking tot bepaalde activa in een derde land of bepaalde aandelen, andere eigendomsinstrumenten, rechten of passiva die onder het recht van een derde land vallen, van kracht wordt, gaat de afwikkelingsautoriteit niet over tot de afwikkelingsmaatregel. Indien de afwikkelingsautoriteit reeds opdracht tot de afwikkelingsmaatregel heeft gegeven, is deze opdracht met betrekking tot de desbetreffende activa, aandelen, eigendomsinstrumenten, rechten of passiva nietig.

Artikel 46

Uitsluiting van bepaalde contractuele bepalingen

1. Een op zichzelf staande crisispreventiemaatregel of een crisisbeheersingsmaatregel die jegens een entiteit is genomen, daaronder begrepen een gebeurtenis die rechtstreeks verband houdt met de toepassing van een dergelijke maatregel, wordt op zich uit hoofde van een door die betrokken entiteit aangegaan contract niet als een afdwingingsgrond in de zin van Richtlijn 2002/47/EG of als een insolventieprocedure in de zin van Richtlijn 98/26/EG erkend, mits bij voortduring aan de materiële verplichtingen uit hoofde van dat contract, daaronder begrepen de betalings- en leveringsverplichtingen, wordt voldaan en het verschaffen van zekerheden wordt voortgezet.

Voorts wordt een crisispreventiemaatregel of een crisisbeheersingsmaatregel op zichzelf niet beschouwd als een afdwingingsgrond in de zin van Richtlijn 2002/47/EG of als een insolventieprocedure in de zin van Richtlijn 98/26/EG uit hoofde van een contract dat is aangegaan door:

a) een dochteronderneming, indien de moederonderneming of een groepsentiteit de verplichtingen uit hoofde van dat contract garandeert of anderszins ondersteunt; of

b) een groepsentiteit, indien het contract cross-default-bepalingen bevat.

2. Indien afwikkelingsmaatregelen van een derde land uit hoofde van artikel 73 worden erkend, of indien een afwikkelingsautoriteit bij gebreke van die erkenning aldus besluit, wordt een afwikkelingsprocedure van een derde land voor de toepassing van dit artikel beschouwd als een crisisbeheersingsmaatregel.

3. Mits bij voortduring aan de materiële verplichtingen uit hoofde van het contract, daaronder begrepen de betalings- en leveringsverplichtingen, wordt voldaan en het verschaffen van zekerheden wordt voortgezet, biedt een crisispreventiemaatregel of een crisisbeheersingsmaatregel, daaronder begrepen een gebeurtenis die rechtstreeks met de toepassing van een dergelijke maatregel verband houdt, op zich niemand de mogelijkheid om:

a) recht op beëindiging, opschorting, wijziging, saldering of verrekening uit te oefenen, waaronder in verband met een contract dat is gesloten door:

i) een dochteronderneming, indien de verplichtingen uit hoofde van het contract door een groepsentiteit worden gegarandeerd of anderszins worden gewaarborgd;

ii) een groepsentiteit, indien het contract kruiselingse cross-default-bepalingen bevat;

b) het bezit te verwerven van, de zeggenschap uit te oefenen over of een zekerheidsrecht uit te oefenen jegens de eigendom van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), of elke andere groepsentiteit in verband met een overeenkomst die cross-default-bepalingen bevat;

c) afbreuk te doen aan de contractuele rechten van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), of elke andere groepsentiteit in verband met een contract dat cross-default-bepalingen bevat.

4. De leden 1, 2 en 3 laten het recht van een persoon om tot een in lid 3, punt a), b), of c), bedoelde handeling over te gaan onverlet indien dit recht ontstaat uit hoofde van een andere gebeurtenis dan de crisispreventiemaatregel of de crisisbeheersingsmaatregel of uit hoofde van een gebeurtenis die rechtstreeks verband houdt met de toepassing van een dergelijke maatregel.

5. Een opschorting of beperking op grond van artikel 47 of 48 wordt voor de toepassing van de leden 1 en 3 van dit artikel en van artikel 49, lid 1, niet beschouwd als het niet naleven van een contractuele verplichting.

6. De bepalingen van dit artikel zijn te beschouwen als bepalingen van bijzonder dwingend recht in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad 35 .

Artikel 47

Bevoegdheid om bepaalde verplichtingen op te schorten

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om betalings- of leveringsverplichtingen ingevolge elk contract waarbij een onderneming in afwikkeling partij is, op te schorten vanaf de bekendmaking overeenkomstig artikel 63, lid 3, van een bericht van de opschorting tot middernacht aan het eind van de werkdag volgend op die bekendmaking in de lidstaat waar de voor de afwikkeling van de onderneming in afwikkeling bevoegde autoriteit is gevestigd.

2. Een betalings- of leveringsverplichting waaraan tijdens de in lid 1 bedoelde periode van opschorting uitvoering moet worden gegeven, wordt bij het verstrijken van die periode onmiddellijk voldaan.

3. Indien voor een onderneming in afwikkeling in het kader van een contract geldende betalings- of leveringsverplichtingen overeenkomstig lid 1 worden opgeschort, worden de ingevolge dat contract voor de tegenpartijen van de onderneming in afwikkeling geldende betalings- of leveringsverplichtingen voor dezelfde periode opgeschort.

4. Een opschorting op grond van lid 1 is niet van toepassing op betalings- en leveringsverplichtingen ten aanzien van:

a) systemen en exploitanten van systemen die overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG zijn aangewezen;

b) CTP’s waaraan in de Unie een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012, en CTP’s uit derde landen die door de ESMA zijn erkend overeenkomstig artikel 25 van die verordening.

5. Bij het uitoefenen van een bevoegdheid uit hoofde van dit artikel houden de afwikkelingsautoriteiten rekening met de gevolgen die dit zou kunnen hebben.

De afwikkelingsautoriteiten bepalen de reikwijdte van die bevoegdheid, rekening houdende met de omstandigheden van elk geval.

Artikel 48

Bevoegdheid om de uitwinning van zekerheidsrechten te beperken

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten bevoegd zijn om schuldeisers met een zekerheid van een onderneming in afwikkeling te beperken in hun mogelijkheden om hun zekerheidsrechten in verband met activa van die onderneming af te dwingen vanaf de bekendmaking overeenkomstig artikel 63, lid 3, van een bericht betreffende de beperking tot middernacht aan het eind van de werkdag volgend op die bekendmaking in de lidstaat waar de onderneming in afwikkeling is gevestigd.

2. Een beperking op grond van lid 1 is niet van toepassing op:

a) het zekerheidsrecht van systemen of exploitanten die voor de toepassing van Richtlijn 98/26/EG zijn aangewezen;

b) CTP’s waaraan in de Unie een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012, en CTP’s uit derde landen die door de ESMA zijn erkend overeenkomstig artikel 25 van die verordening.

3. Indien artikel 60 van toepassing is, zorgen de afwikkelingsautoriteiten ervoor dat alle beperkingen die uit hoofde van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegdheid zijn opgelegd, consistent zijn voor alle groepsentiteiten ten aanzien waarvan een afwikkelingsmaatregel is genomen.

Artikel 49

Bevoegdheid tot tijdelijke opschorting van beëindigingsrechten

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben tot opschorting van de beëindigingsrechten van een partij bij een financieel contract met een onderneming in afwikkeling vanaf de bekendmaking overeenkomstig artikel 63, lid 3, van het bericht tot middernacht aan het eind van de werkdag volgend op die bekendmaking in de lidstaat waar de onderneming in afwikkeling is gevestigd, mits de uitoefening van de betalings- en leveringsverplichtingen, alsook het verschaffen van zekerheden, wordt voortgezet.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om de beëindigingsrechten van een partij bij een contract met een dochteronderneming van een onderneming in afwikkeling op te schorten indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de verplichtingen uit hoofde van dat contract worden door de onderneming in afwikkeling gegarandeerd of anderszins ondersteund;

b) de beëindigingsrechten uit hoofde van dat contract zijn uitsluitend gebaseerd op de insolvabiliteit of de financiële positie van de onderneming in afwikkeling;

c) ingeval met betrekking tot de onderneming in afwikkeling een overdrachtsbevoegdheid is uitgeoefend of kan worden uitgeoefend:

i) zijn of kunnen alle activa en passiva van de dochteronderneming in verband met dat contract worden overgedragen aan de ontvanger en door hem worden overgenomen; of

ii) biedt de afwikkelingsautoriteit op een andere wijze passende bescherming voor dergelijke verplichtingen.

De opschorting van de beëindigingsrechten treedt in werking vanaf de bekendmaking van het bericht overeenkomstig artikel 63, lid 3, tot middernacht op de werkdag volgend op die bekendmaking in de lidstaat waar de dochteronderneming van de onderneming in afwikkeling is gevestigd.

3. Een opschorting op grond van lid 1 of lid 2 is niet van toepassing op:

a) systemen of exploitanten van systemen die voor de toepassing van Richtlijn 98/26/EG als zodanig zijn aangemerkt; of

b) CTP’s waaraan in de Unie een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012, en CTP’s uit derde landen die door de ESMA zijn erkend overeenkomstig artikel 25 van die verordening.

4. Een persoon kan een beëindigingsrecht ingevolge een contract uitoefenen vóór het einde van de in lid 1 of lid 2 bedoelde termijn indien die persoon bericht van de afwikkelingsautoriteit ontvangt dat de onder het contract vallende rechten en verplichtingen niet:

a) aan een andere entiteit worden overgedragen; of

b) zijn onderworpen aan afschrijving of omzetting overeenkomstig artikel 34, lid 1, punt a).

5. Indien een afwikkelingsautoriteit de in lid 1 of lid 2 van dit artikel vermelde bevoegdheid tot opschorting van beëindigingsrechten uitoefent en geen bericht is bekendgemaakt overeenkomstig lid 4 van dit artikel, mogen deze beëindigingsrechten na afloop van de opschortingstermijn met inachtneming van artikel 46 als volgt worden uitgeoefend:

a) indien de onder het contract vallende rechten en verplichtingen aan een andere entiteit zijn overgedragen, mag een tegenpartij die beëindigingsrechten volgens de voorwaarden van dat contract alleen uitoefenen indien zich aan de zijde van de ontvanger een afdwingingsgrond blijft voordoen of zich later voordoet;

b) indien de onder het contract vallende rechten en verplichtingen bij de onderneming in afwikkeling blijven en de afwikkelingsautoriteit het afschrijvings- of omzettingsinstrument niet voor het in artikel 34, lid 1, punt a), genoemde doel op dat contract heeft toegepast, kan een tegenpartij bij het verstrijken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde opschorting die beëindigingsrechten uitoefenen overeenkomstig de voorwaarden van dat contract.

Artikel 50

Contractuele erkenning van bevoegdheden in verband met de opschorting van de afwikkeling

1. De lidstaten verplichten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), om in ieder financieel contract dat zij afsluiten en dat onder het recht van een derde land valt, contractuele bepalingen op te nemen waarbij de partijen erkennen dat het financieel contract onderworpen kan zijn aan de uitoefening van bevoegdheden door de afwikkelingsautoriteit met het oog op het opschorten of beperken van rechten en verplichtingen uit hoofde van de artikelen 47, 48 en 49, en erkennen dat zij gebonden zijn aan de vereisten van artikel 46.

2. De lidstaten kunnen ook eisen dat uiteindelijke moederondernemingen ervoor zorgen dat hun dochterondernemingen in derde landen die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), zijn, in de in lid 1 bedoelde financiële contracten bepalingen opnemen die uitsluiten dat de uitoefening door de afwikkelingsautoriteit van de bevoegdheid tot opschorting of tot beperking van rechten en verplichtingen van de uiteindelijke moederonderneming overeenkomstig lid 1, een geldige reden vormt voor vroegtijdige beëindiging, opschorting, wijziging, verrekening, uitoefening van rechten op saldering of uitwinning van zekerheidsrechten met betrekking tot die contracten.

3. Lid 1 geldt voor elk financieel contract dat:

a) een nieuwe verplichting creëert, of een bestaande verplichting wezenlijk verandert na de inwerkingtreding van de bepalingen die op nationaal niveau zijn vastgesteld tot omzetting van dit artikel;

b) voorziet in de uitoefening van een of meer beëindigingsrechten of rechten tot uitvoering van zekerheidsrechten waarop artikel 46, 47, 48 of 49 van toepassing zou zijn indien het financiële contract onder de wetgeving van een lidstaat zou vallen.

4. Het feit dat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), in haar financiële contracten niet de in lid 1 van dit artikel bedoelde contractuele bepalingen opneemt, belet de afwikkelingsautoriteit niet om de in artikel 46, 47, 48 of 49 bedoelde bevoegdheden toe te passen met betrekking tot dat financiële contract.

5. De Eiopa stelt technische reguleringsnormen op ter bepaling van de inhoud van de in lid 1 bedoelde contractuele bepaling en houdt daarbij rekening met de diverse bedrijfsmodellen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en entiteiten.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

Artikel 51

Bevoegdheid tot tijdelijke opschorting van terugbetalingsrechten

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om de terugbetalingsrechten van verzekeringnemers met betrekking tot de door de onderneming in afwikkeling gesloten levensverzekeringsovereenkomsten tijdelijk te beperken of op te schorten, mits de uit de contracten voortvloeiende materiële verplichtingen worden voldaan, en met name betalingsverplichtingen ten behoeve van verzekeringnemers, begunstigden of benadeelden.

2. De in lid 1 bedoelde bevoegdheid wordt slechts gebruikt zolang dat nodig is om de toepassing van een of meer van de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten te vergemakkelijken. Die bevoegdheid geldt voor de periode die is vastgesteld in de overeenkomstig artikel 63, lid 3, gepubliceerde kennisgeving van opschorting.

Artikel 52

Uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten zeggenschap over de onderneming in afwikkeling kunnen uitoefenen, teneinde:

a) de activiteiten en diensten van de onderneming in afwikkeling te verrichten met alle bevoegdheden van haar aandeelhouders en haar bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan;

b) de activa en eigendom van de onderneming in afwikkeling te beheren en vervreemden.

De in de eerste alinea bedoelde zeggenschap kan rechtstreeks door de afwikkelingsautoriteit of middellijk door (een) door de afwikkelingsautoriteit aangewezen persoon of personen worden uitgeoefend. De lidstaten dragen er zorg voor dat de aan aandelen of andere eigendomsinstrumenten van de onderneming in afwikkeling verbonden stemrechten niet kunnen worden uitgeoefend in de afwikkelingsperiode.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten, met inachtneming van het in artikel 65, lid 1, bedoelde recht van beroep, op grond van nationale bestuurlijke bevoegdheden en procedures via een bestuursmaatregel een afwikkelingsmaatregel kunnen nemen, zonder zeggenschap over de onderneming in afwikkeling uit te oefenen.

3. De afwikkelingsautoriteiten besluiten per geval of het passend is de afwikkelingsmaatregel met behulp van de in lid 1 of lid 2 vermelde middelen uit te voeren, rekening houdende met de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen en de in artikel 22 bedoelde algemene afwikkelingsbeginselen, de specifieke omstandigheden van de betrokken onderneming in afwikkeling en de noodzaak om de doeltreffende afwikkeling van grensoverschrijdende groepen te vergemakkelijken.

4. De afwikkelingsautoriteiten worden niet geacht een schaduwdirecteur of een feitelijke directeur op grond van nationaal recht te zijn.

HOOFDSTUK V
Waarborgen

Artikel 53

Behandeling van aandeelhouders en schuldeisers in het geval van gedeeltelijke overdrachten en toepassing van het afschrijvings- of omzettingsinstrument

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat, na toepassing van een of meer afwikkelingsinstrumenten als bedoeld in artikel 26, lid 3, behalve in een in de tweede alinea beschreven situatie, en ingeval afwikkelingsautoriteiten slechts delen van de rechten, activa en passiva van de onderneming in afwikkeling overdragen, de aandeelhouders en de schuldeisers wier vorderingen niet zijn overgedragen, ter voldoening van hun vorderingen ten minste evenveel ontvangen als zij zouden hebben ontvangen indien op het moment dat het in artikel 62 bedoelde besluit werd genomen, de onderneming in afwikkeling volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat, na toepassing van een of meer afwikkelingsinstrumenten als bedoeld in artikel 26, lid 3, en ingeval afwikkelingsautoriteiten het afschrijvings- of omzettingsinstrument toepassen, de aandeelhouders en de schuldeisers wier vorderingen zijn afgeschreven of in aandelen zijn omgezet, geen grotere verliezen lijden dan zij zouden hebben geleden indien op het moment dat het in artikel 62 bedoelde besluit werd genomen, de onderneming in afwikkeling vlak vóór de afschrijving of omzetting volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

Artikel 54

Waardering van verschillen in behandeling

1. Om te beoordelen of aandeelhouders en schuldeisers beter zouden zijn behandeld als er een normale insolventieprocedure ten aanzien van de onderneming in afwikkeling was geopend, dragen de lidstaten er zorg voor dat er zo spoedig mogelijk na de uitvoering van de afwikkelingsmaatregel of afwikkelingsmaatregelen een waardering door een onafhankelijke persoon wordt verricht. De waardering staat los van de waardering die uit hoofde van artikel 23 is verricht.

2. Bij de waardering in de zin van lid 1 wordt het volgende bepaald:

a) de behandeling die aandeelhouders en schuldeisers, of de desbetreffende verzekeringsgarantiestelsels, zouden hebben genoten indien op het moment dat het in artikel 62 bedoelde besluit werd genomen een normale insolventieprocedure zou zijn geopend ten aanzien van de onderneming in afwikkeling waarop de afwikkelingsmaatregel of afwikkelingsmaatregelen betrekking had of hadden;

b) de daadwerkelijke behandeling die aandeelhouders en schuldeisers hebben genoten bij de afwikkeling van de onderneming in afwikkeling;

c) de vraag of er sprake is van een verschil tussen de in punt a) en de in punt b) bedoelde behandeling.

3. Bij de waardering wordt:

a) aangenomen dat tegen de onderneming in afwikkeling waarop de afwikkelingsmaatregel of afwikkelingsmaatregelen betrekking had of hadden, op het moment dat het in artikel 62 bedoelde besluit werd genomen, een normale insolventieprocedure zou zijn geopend;

b) aangenomen dat de afwikkelingsmaatregel of afwikkelingsmaatregelen niet had of hadden plaatsgevonden;

c) geen rekening gehouden met de toekenning van buitengewone financiële openbare steun aan de onderneming in afwikkeling.

4. De Eiopa stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op met het oog op de vaststelling van de methode om de waardering in de zin van dit artikel uit te voeren, in het bijzonder de methode ter beoordeling van de behandeling die aandeelhouders en schuldeisers zouden hebben genoten indien op het moment dat het in artikel 62 bedoelde besluit werd genomen, een insolventieprocedure zou zijn geopend ten aanzien van de onderneming in afwikkeling.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

Artikel 55

Waarborg voor aandeelhouders en schuldeisers

De lidstaten dragen er zorg voor dat, indien bij de overeenkomstig artikel 54 verrichte waardering blijkt dat in artikel 53 bedoelde aandeelhouders of schuldeisers of, waar van toepassing, verzekeringsgarantiestelsels op grond van het toepasselijk nationaal recht grotere verliezen hebben geleden dan deze in het kader van een normale insolventieprocedure zouden hebben geleden, deze recht hebben op betaling van het verschil.

Artikel 56

Waarborg voor tegenpartijen bij gedeeltelijke overdrachten

1. De lidstaten zorgen voor een adequate bescherming van de volgende regelingen en van de tegenpartijen bij de volgende regelingen:

a) zekerheidsregelingen, waarbij een persoon bij wijze van zekerheid een daadwerkelijk of voorwaardelijk belang in de over te dragen activa of rechten heeft, ongeacht of dat belang door specifieke activa of rechten, dan wel door middel van een vlottende zekerheid of soortgelijke regeling is gedekt;

b) financiëlezekerheidsovereenkomsten die leiden tot overdracht waarbij ter dekking van de uitvoering van welbepaalde verplichtingen een zekerheid wordt verstrekt door de overdracht van de volledige eigendom van activa van de zekerheidsgever aan de zekerheidsnemer, onder voorwaarden waarin is bepaald dat de zekerheidsnemer de activa overdraagt indien die welbepaalde verplichtingen zijn uitgevoerd;

c) verrekeningsovereenkomsten waarbij twee of meer vorderingen of verplichtingen tussen de onderneming in afwikkeling en een tegenpartij met elkaar kunnen worden verrekend;

d) salderingsovereenkomsten;

e) fractieverzekeringen of andere geoormerkte portefeuilles;

f) herverzekeringsovereenkomsten;

g) gestructureerde financieringsregelingen, met inbegrip van securitisaties en instrumenten voor hedgingdoeleinden die integrerend deel uitmaken van de pool van onderliggende activa en volgens nationaal recht gedekt zijn en die het verstrekken en aanhouden van zekerheden door een partij bij de regeling of een trustee, lasthebber of gevolmachtigde inhouden.

De adequate bescherming voor de in de punten a) tot en met g) van dit lid vermelde categorieën regelingen wordt overeenkomstig de artikelen 57 tot en met 60 gekozen.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de in lid 1 beschreven bescherming in de volgende omstandigheden van toepassing is:

a) een afwikkelingsautoriteit draagt sommige, doch niet alle activa, rechten of passiva van een onderneming in afwikkeling over aan een andere entiteit of, in het geval van de toepassing van een in artikel 26, lid 3, bedoeld afwikkelingsinstrument, van een overbruggingsonderneming of vehikel voor activa- en passivabeheer aan een andere persoon;

b) een afwikkelingsautoriteit oefent de in artikel 41, lid 1, punt f), vermelde bevoegdheden uit.

3. Het vereiste van lid 1 is van toepassing ongeacht het aantal partijen bij de regelingen en ongeacht of de regelingen:

a) bij overeenkomst, trust, of andere middelen zijn opgezet, dan wel van rechtswege automatisch zijn ontstaan;

b) ontstaan uit hoofde van, dan wel geheel of gedeeltelijk worden beheerst door het recht van een andere lidstaat of van een derde land.

Artikel 57

Bescherming voor financiële zekerheden, verrekenings- en salderingsovereenkomsten en herverzekeringsovereenkomsten

1. De lidstaten dragen zorg voor een adequate bescherming van financiëlezekerheidsovereenkomsten die leiden tot overdracht, van verrekenings- en salderingsovereenkomsten en van herverzekeringsovereenkomsten, om te voorkomen dat sommige, doch niet alle rechten en verplichtingen die door een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht of door een verrekeningsovereenkomst, een salderingsovereenkomst of een herverzekeringsovereenkomst tussen de onderneming in afwikkeling en een andere persoon, worden beschermd, worden overgedragen, en om te voorkomen dat die rechten en verplichtingen die door een dergelijke financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht of door een verrekeningsovereenkomst, een salderingsovereenkomst of een herverzekeringsovereenkomst door de uitoefening van aanvullende bevoegdheden worden beschermd, worden gewijzigd of beëindigd.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden rechten en verplichtingen geacht te zijn beschermd door een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht, een verrekenings- en salderingsovereenkomst en een herverzekeringsovereenkomst, indien de partijen bij de overeenkomst of overeenkomsten recht hebben op de verrekening of saldering van deze rechten en verplichtingen.

2. Onverminderd lid 1 kunnen de afwikkelingsautoriteiten, indien dat nodig is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen beter te kunnen verwezenlijken en in het bijzonder om een betere bescherming van verzekeringnemers te waarborgen, tot de financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht, een verrekenings- en salderingsovereenkomst of een herverzekeringsovereenkomst behorende activa, rechten en passiva overdragen, wijzigen of beëindigen.

Artikel 58

Bescherming voor zekerheidsregelingen

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat er voor passiva die door een zekerheidsregeling zijn gedekt, in adequate bescherming is voorzien teneinde een of meer van de volgende gevallen te voorkomen:

a) de overdracht van de activa waarmee het passivum is gedekt, tenzij die verplichting en het voordeel van de zekerheid ook worden overgedragen;

b) de overdracht van een gedekt passivum, tenzij het voordeel van de zekerheid ook wordt overgedragen;

c) de overdracht van het voordeel van de zekerheid, tenzij het gedekte passivum ook wordt overgedragen;

d) de wijziging of beëindiging van een zekerheidsregeling door de uitoefening van aanvullende bevoegdheden, indien de wijziging of beëindiging tot gevolg zou hebben dat het passivum niet langer wordt gedekt.

2. Onverminderd lid 1 kan de afwikkelingsautoriteit, indien dat nodig is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen beter te kunnen verwezenlijken en in het bijzonder om een betere bescherming van verzekeringnemers te waarborgen, tot dezelfde regeling behorende activa, rechten en passiva overdragen, wijzigen of beëindigen.

Artikel 59

Bescherming voor gestructureerde financieringsregelingen en andere geoormerkte portefeuilles

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat er voor gestructureerde financieringsregelingen of andere geoormerkte portefeuilles, met inbegrip van de in artikel 56, lid 1, punten e) tot en met g), bedoelde regelingen, in adequate bescherming is voorzien, zodat wordt voorkomen dat er zich een van de volgende gevallen voordoet:

a) de overdracht van sommige, doch niet alle activa, rechten en passiva die een gestructureerde financieringsregeling of andere geoormerkte portefeuilles of een onderdeel ervan vormen, met inbegrip van de in artikel 56, lid 1, punten e) tot en met g), bedoelde regelingen, waarbij de onderneming in afwikkeling partij is;

b) de beëindiging of wijziging door de uitoefening van aanvullende bevoegdheden van de activa, rechten en passiva die een gestructureerde financieringsregeling of andere geoormerkte portefeuilles of een onderdeel ervan vormen, met inbegrip van in artikel 56, lid 1, punten e) tot en met g), bedoelde regelingen, waarbij de onderneming in afwikkeling partij is.

2. Onverminderd lid 1 kunnen de afwikkelingsautoriteiten, indien dat nodig is om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen beter te kunnen verwezenlijken en in het bijzonder om een betere bescherming van verzekeringnemers te waarborgen, tot diezelfde regeling behorende activa, rechten en passiva overdragen, wijzigen of beëindigen.

Artikel 60

Gedeeltelijke overdrachten: bescherming van handels-, clearing- en afwikkelingssystemen

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de toepassing van een in artikel 26, lid 3, bedoeld afwikkelingsinstrument geen afbreuk doet aan het functioneren van systemen en regels van systemen die onder Richtlijn 98/26/EG vallen, wanneer de afwikkelingsautoriteit overgaat tot:

a) overdracht van sommige, doch niet alle activa, rechten of passiva van een onderneming in afwikkeling aan een andere entiteit;

b) uitoefening van de in artikel 41 bedoelde aanvullende bevoegdheden om de voorwaarden van een contract waarvan een van de partijen de onderneming in afwikkeling is, te annuleren of te wijzigen, dan wel om een ontvanger als partij te vervangen.

2. Een overdracht, annulering of wijziging als bedoeld in lid 1 van dit artikel mag niet leiden tot:

a) het intrekken van een overboekingsopdracht in strijd met artikel 5 van Richtlijn 98/26/EG;

b) het wijzigen of tenietdoen van de afdwingbaarheid van overboekingsopdrachten en verrekening zoals voorgeschreven bij de artikelen 3 en 5 van Richtlijn 98/26/EG, van het gebruik van middelen, effecten of kredietfaciliteiten zoals voorgeschreven bij artikel 4 van die richtlijn of van de bescherming van zakelijke zekerheden zoals voorgeschreven bij artikel 9 van die richtlijn.

HOOFDSTUK VI
Procedurele verplichtingen

Artikel 61

Kennisgevingsvereisten

1. De lidstaten eisen dat het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), de toezichthoudende autoriteit in kennis stelt wanneer die organen van oordeel zijn dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), faalt of waarschijnlijk zal falen in de zin van artikel 19, lid 3.

2. De toezichthoudende autoriteiten stellen de betrokken afwikkelingsautoriteiten in kennis van:

a) elke kennisgeving die uit hoofde van lid 1 van dit artikel of van artikel 136, artikel 138, lid 1, en artikel 139, lid 1, van Richtlijn 2009/138/EG is ontvangen;

b) elke maatregel die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), door de toezichthoudende autoriteit wordt verlangd te nemen krachtens de uitoefening van de bevoegdheden waarover zij beschikt op grond van artikel 15 of artikel 16 van deze richtlijn en op grond van artikel 137, artikel 138, leden 3 en 5, artikel 139, lid 3, en de artikelen 140, 141, en 144 van Richtlijn 2009/138/EG;

c) elke verlenging van de herstelperiode overeenkomstig artikel 138, lid 4, van Richtlijn 2009/138/EG.

De toezichthoudende autoriteiten verstrekken de afwikkelingsautoriteiten tevens een kopie van het herstelplan dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), overeenkomstig artikel 138, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG heeft ingediend, een kopie van het door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), overeenkomstig artikel 139, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG ingediend financieel plan en het advies van de toezichthoudende autoriteiten over die stukken, naargelang het geval.

3. Een toezichthoudende autoriteit of afwikkelingsautoriteit die oordeelt dat met betrekking tot een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), is voldaan aan de in artikel 19, lid 1, punten a) en b), gestelde voorwaarden, deelt dit oordeel onverwijld mee aan de volgende autoriteiten, indien deze verschillend zijn:

a) de afwikkelingsautoriteit voor die onderneming of entiteit;

b) de toezichthoudende autoriteit voor die onderneming of entiteit;

c) de toezichthoudende autoriteit van elke lidstaat waarin die onderneming of entiteit significante grensoverschrijdende activiteiten ontplooit;

d) de afwikkelingsautoriteit van elke lidstaat waarin die onderneming of entiteit significante grensoverschrijdende activiteiten ontplooit;

e) het verzekeringsgarantiestelsel waarbij een verzekeringsonderneming is aangesloten indien zulks van toepassing en noodzakelijk is voor het vervullen van de functies van het verzekeringsgarantiestelsel;

f) in voorkomend geval, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

g) het bevoegde ministerie;

h) in voorkomend geval, de groepstoezichthouder;

i) het Europees Comité voor systeemrisico’s en de aangewezen nationale macroprudentiële autoriteit.

Artikel 62

Beslissing van de afwikkelingsautoriteit

1. Bij ontvangst van een mededeling van de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 61, lid 3, of ambtshalve, beoordeelt de afwikkelingsautoriteit of ten aanzien van de desbetreffende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3.

2. Een besluit betreffende het al dan niet nemen van afwikkelingsmaatregelen met betrekking tot een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), bevat de volgende informatie:

a) de redenen voor dat besluit;

b) de afwikkelingsmaatregel die de afwikkelingsautoriteit voornemens is te treffen, met inbegrip van, in voorkomend geval, het besluit om liquidatie aan te vragen, de benoeming van een bewindvoerder of enige andere maatregel in het kader van normale insolventieprocedures of, met inachtneming van artikel 26, lid 8, krachtens de nationale wetgeving.

Artikel 63

Procedurele verplichtingen van afwikkelingsautoriteiten

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk na het nemen van een afwikkelingsmaatregel voldoen aan de in de leden 2 en 3 vastgelegde vereisten.

2. De afwikkelingsautoriteiten stellen de onderneming in afwikkeling en de onderstaande autoriteiten, indien deze verschillend zijn, in kennis van de in lid 1 bedoelde afwikkelingsmaatregel:

a) de toezichthoudende autoriteit voor de onderneming in afwikkeling;

b) de toezichthoudende autoriteit van elk bijkantoor van de onderneming in afwikkeling;

c) de centrale bank van de lidstaat waar de onderneming in afwikkeling gevestigd is;

d) in voorkomend geval, het verzekeringsgarantiestelsel waarbij de onderneming in afwikkeling is aangesloten;

e) in voorkomend geval, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

f) het bevoegde ministerie;

g) in voorkomend geval, de toezichthoudende autoriteit op groepsniveau;

h) de aangewezen nationale macroprudentiële autoriteit en het Europees Comité voor systeemrisico’s;

i) de Commissie, de Europese Centrale Bank, de Eiopa, de ESMA en de EBA;

j) indien de onderneming in afwikkeling een instelling in de zin van artikel 2, punt b), van Richtlijn 98/26/EG is, de exploitanten van de systemen waaraan zij deelneemt.

3. De afwikkelingsautoriteit maakt via de volgende middelen hetzij een kopie van de maatregel of het instrument door middel waarvan de afwikkelingsmaatregel is genomen, hetzij een bericht waarin de gevolgen van de afwikkelingsmaatregel, met inbegrip van de gevolgen ervan voor verzekeringnemers en in voorkomend geval de voorwaarden en de in de artikelen 47, 48 en 49 bedoelde opschortings- of beperkingsperiode, worden samengevat, bekend of laat een dergelijke kopie of een dergelijk bericht bekendmaken:

a) op haar officiële website;

b) op de website van de toezichthoudende autoriteit indien deze verschilt van de afwikkelingsautoriteit, en op de website van de Eiopa;

c) op de website van de onderneming in afwikkeling;

d) indien de aandelen, andere eigendomsinstrumenten of schuldinstrumenten van de onderneming in afwikkeling tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten, de voor de bekendmaking van gereglementeerde informatie met betrekking tot de onderneming in afwikkeling overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad 36 gebruikte middelen.

4. Indien de aandelen, eigendomsinstrumenten of schuldinstrumenten niet ter verhandeling op een gereglementeerde markt worden toegelaten, draagt de afwikkelingsautoriteit er zorg voor dat de documenten die als bewijsstuk van de in lid 3 bedoelde instrumenten fungeren, worden toegezonden aan de aandeelhouders en schuldeisers van de onderneming in afwikkeling die bekend zijn uit de registers of databases van de onderneming in afwikkeling en die de afwikkelingsautoriteit ter beschikking staan.

Artikel 64

Vertrouwelijkheid

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de volgende personen, autoriteiten en organen aan de vereisten van het ambtsgeheim gebonden zijn en dat door geen van hen inzage in vertrouwelijke informatie wordt verleend:

a) de afwikkelingsautoriteiten;

b) de toezichthoudende autoriteiten en de Eiopa;

c) de bevoegde ministeries;

d) de bijzondere bestuurders die overeenkomstig artikel 42 van deze richtlijn zijn benoemd;

e) potentiële verwervers met wie de toezichthoudende autoriteiten contact heeft opgenomen of die door de afwikkelingsautoriteiten zijn benaderd, ongeacht of dat contact of verzoek ter voorbereiding van het gebruik van het instrument van verkoop van de onderneming plaatsvond, en ongeacht of het verzoek uitmondde in een verwerving;

f) auditors, boekhouders, juridische en professionele adviseurs, taxateurs en andere deskundigen op wie de afwikkelingsautoriteiten, de toezichthoudende autoriteiten, de bevoegde ministeries of in punt e) bedoelde potentiële verwervers direct of indirect een beroep hebben gedaan;

g) organen die verzekeringsgarantiestelsels beheren;

h) het voor de financieringsregelingen bevoegde orgaan;

i) centrale banken en andere bij het afwikkelingsproces betrokken autoriteiten;

j) een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer;

k) andere personen die direct of indirect, permanent of incidenteel, diensten verrichten of hebben verricht voor de in de punten a) tot en met j) bedoelde personen;

l) het hogere management, leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend en toezichthoudend orgaan, en werknemers van de in de punten a) tot en met j) bedoelde organen of entiteiten, vóór, tijdens en na hun benoeming.

2. Onverminderd de algemene strekking van de vereisten van lid 1, dragen de lidstaten er zorg voor dat het de in dat lid bedoelde personen verboden is aan enige persoon of autoriteit inzage te verlenen in vertrouwelijke informatie die zij bij de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden hebben ontvangen of van een toezichthoudende autoriteit of afwikkelingsautoriteit in verband met de taken van die autoriteit hebben verkregen, behalve in de volgende situaties:

a) de inzageverlening geschiedt in het kader van de uitoefening van hun taken als bedoeld in deze richtlijn;

b) de inzageverlening geschiedt in een zodanig samengevatte of geaggregeerde vorm dat individuele verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of de entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), niet kunnen worden geïdentificeerd;

c) de inzageverlening geschiedt met de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de autoriteit, de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), die de informatie heeft verschaft.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de in lid 1 bedoelde personen beoordelen wat de eventuele gevolgen zijn van de inzageverlening in informatie voor het openbaar belang met betrekking tot het financieel, monetair of economisch beleid, voor de commerciële belangen van natuurlijke personen en rechtspersonen, voor inspecties, onderzoeken en audits.

De procedure voor het beoordelen van de in de tweede alinea bedoelde gevolgen houdt onder meer in dat in het bijzonder wordt gekeken naar de effecten van een mogelijke inzageverlening in de inhoud en de details van het herstel- en afwikkelingsplan als bedoeld in de artikelen 5, 7, 9, 10 en 12, en van de resultaten van beoordelingen als bedoeld in de artikelen 6, 8 en 13.

De lidstaten dragen er zorg voor dat elke in lid 1 bedoelde persoon of entiteit civielrechtelijk aansprakelijk is in het geval van een overtreding op het bepaalde in dit artikel.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de in lid 1, punten a), b), c), g), i) en j), bedoelde personen interne voorschriften hebben opgesteld ter waarborging van de naleving van de in de leden 1 en 2 vastgestelde vertrouwelijkheidsvoorschriften, waaronder voorschriften die tot doel hebben de vertrouwelijkheid te waarborgen van informatie die wordt uitgewisseld tussen de personen die rechtstreeks bij het afwikkelingsproces betrokken zijn.

4. De leden 1 tot en met 3 van dit artikel beletten niet dat:

a) werknemers en deskundigen van de in lid 1, punten a) tot en met i), vermelde organen of entiteiten onderling binnen elk orgaan of elke entiteit informatie delen;

b) de afwikkelingsautoriteiten en de toezichthoudende autoriteiten, met inbegrip van hun werknemers en deskundigen, informatie delen met elkaar en met andere afwikkelingsautoriteiten in de Unie, andere toezichthoudende autoriteiten in de Unie, bevoegde ministeries, centrale banken, verzekeringsgarantiestelsels, voor normale insolventieprocedures verantwoordelijke autoriteiten, autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het handhaven van het stabiliteit van het financiële stelsel in lidstaten door middel van macroprudentiële regels, personen die belast zijn met de wettelijke controle van financiële overzichten, de ESMA, of, met inachtneming van artikel 77, autoriteiten van derde landen die taken uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan de taken die door de afwikkelingsautoriteiten worden uitgeoefend, of, onder voorbehoud van strikte vertrouwelijkheidsvereisten, met een potentiële verwerver met het oog op het plannen of uitvoeren van een afwikkelingsmaatregel.

5. De lidstaten kunnen toestaan dat met elk van de volgende partijen informatie wordt uitgewisseld:

a) elk ander persoon, met inachtneming van strikte vertrouwelijkheidsvereisten, indien dit noodzakelijk is voor het plannen of uitvoeren van een afwikkelingsmaatregel;

b) parlementaire onderzoekscommissies in hun lidstaat, de rekenkamer of rekenkamers van hun lidstaat en andere entiteiten die belast zijn met onderzoek in hun lidstaat, onder passende voorwaarden;

c) nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op systemen voor het betalingsverkeer, de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor normale insolventieprocedures, de autoriteiten waaraan van overheidswege het toezicht op andere entiteiten uit de financiële sector is opgedragen, de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op financiële markten, kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en de inspecteurs die namens hen optreden, de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het bewaren van de stabiliteit van het financiële stelsel in de lidstaten door middel van macroprudentiële regels, de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het zekerstellen van de stabiliteit van het financiële stelsel, en personen die belast zijn met het uitvoeren van de wettelijke controle van de financiële overzichten.

6. De leden 1 tot en met 5 van dit artikel laten de nationale wetgeving betreffende de inzageverlening in informatie voor juridische procedures in straf- of civielrechtelijke zaken onverlet.

7. De Eiopa vaardigt uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 richtsnoeren uit met het oog op de bepaling van de wijze waarop informatie in een samengevatte of geaggregeerde vorm moet worden verschaft voor de toepassing van lid 2.

HOOFDSTUK VII
Recht van beroep en uitsluiting van andere maatregelen

Artikel 65

Voorafgaande rechterlijke goedkeuring en het recht van betwisting van besluiten

1. De lidstaten kunnen verlangen dat voor een besluit tot het nemen van een crisispreventie- of crisisbeheersingsmaatregel voorafgaande rechterlijke goedkeuring vereist is, mits met betrekking tot een besluit tot het nemen van een crisisbeheersingsmaatregel overeenkomstig het nationaal recht de procedures voor de goedkeuring van de aanvraag en de beoordeling van de aanvraag door een rechterlijke instantie snel worden afgerond.

2. De lidstaten nemen in hun nationale recht een recht van beroep op dat kan worden ingesteld tegen een besluit tot het nemen van een crisispreventiemaatregel of een besluit tot het uitoefenen, krachtens deze richtlijn, van een bevoegdheid anders dan een crisisbeheersingsmaatregel.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat alle personen die door een besluit tot het nemen van een crisisbeheersingsmaatregel worden geraakt, het recht hebben om tegen dat besluit beroep in te stellen.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de rechterlijke toetsing van een crisisbeheersingsmaatregel snel wordt afgerond en dat de nationale rechterlijke instanties zich bij hun eigen toetsing baseren op de economische beoordeling van de feiten zoals uitgevoerd door de afwikkelingsautoriteit.

4. Het recht op beroep als bedoeld in lid 3 is onderworpen aan de volgende vereisten:

a) het instellen van beroep leidt niet tot automatische opschorting van de gevolgen van het betwiste besluit;

b) het besluit van de afwikkelingsautoriteit is bij voorraad uitvoerbaar en geeft aanleiding tot een weerlegbaar vermoeden dat een opschorting van de handhaving ervan indruist tegen het algemeen belang.

Indien zulks noodzakelijk is om de belangen te beschermen van te goeder trouw handelende derden die uit hoofde van het gebruik van in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten of de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden door een afwikkelingsautoriteit aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva van de onderneming in afwikkeling hebben gekocht, laat de nietigverklaring van een besluit van een afwikkelingsautoriteit de latere bestuurlijke handelingen of transacties van de afwikkelingsautoriteit in kwestie welke op het nietig verklaarde besluit van de afwikkelingsautoriteit zijn gebaseerd, onverlet. In dat geval zijn rechtsmiddelen voor een onrechtmatig besluit of onrechtmatige maatregel van de afwikkelingsautoriteiten beperkt tot compensatie voor het ten gevolge van het nietig verklaarde besluit of de nietig verklaarde maatregel door de verzoeker geleden verlies.

Artikel 66

Beperkingen op andere procedures

1. Onverminderd artikel 62, lid 2, punt b), dragen de lidstaten er zorg voor dat met betrekking tot een onderneming in afwikkeling of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), waarvoor is vastgesteld dat aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, bedoelde afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, geen normale insolventieprocedure wordt ingeleid, behalve op initiatief van de afwikkelingsautoriteit, en dat een besluit om een normale insolventieprocedure in te leiden ten aanzien van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), uitsluitend wordt genomen met toestemming van de afwikkelingsautoriteit.

2. Voor de toepassing van lid 1 dragen de lidstaten er zorg voor dat:

a) de toezichthoudende autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten onverwijld in kennis worden gesteld van aanvragen tot het inleiden van normale insolventieprocedures ten aanzien van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), ongeacht of die onderneming of entiteit in afwikkeling verkeert en of overeenkomstig artikel 63, leden 3 en 4, een besluit is bekendgemaakt;

b) niet over de aanvraag tot inleiding van een normale insolventieprocedure wordt beslist, tenzij de in punt a) bedoelde kennisgevingen zijn gedaan en er zich een van de volgende situaties voordoet:

i) de afwikkelingsautoriteit heeft de autoriteiten die voor de normale insolventieprocedure verantwoordelijk zijn, in kennis gesteld van het feit dat zij niet voornemens is een afwikkelingsmaatregel te nemen met betrekking tot de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e);

ii) een termijn van zeven dagen is verstreken vanaf de datum waarop de in punt a) bedoelde kennisgevingen zijn gedaan.

3. Onverminderd een ingevolge artikel 48 opgelegde beperking van de uitwinning van zekerheidsrechten, dragen de lidstaten er zorg voor dat, indien zulks voor de doeltreffende toepassing van de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten en uitoefening van de in hoofdstuk IV, titel III, bedoelde afwikkelingsbevoegdheden noodzakelijk is, de afwikkelingsautoriteiten een rechterlijke instantie kunnen verzoeken gedurende een in het licht van de nagestreefde doelstelling passende termijn opschorting te verlenen van een gerechtelijke maatregel of procedure waarbij een onderneming in afwikkeling een partij is of wordt.

TITEL IV
GRENSOVERSCHRIJDENDE GROEPSAFWIKKELING

Artikel 67

Algemene beginselen inzake besluitvorming waarbij verscheidene lidstaten betrokken zijn

Bij het nemen van besluiten of maatregelen op grond van deze richtlijn die in een of meer andere lidstaten effect kunnen hebben, dragen de lidstaten er zorg voor dat hun autoriteiten de volgende algemene beginselen in acht nemen:

a) bij het nemen van een afwikkelingsmaatregel moet de besluitvorming efficiënt verlopen en worden de afwikkelingskosten zo laag mogelijk gehouden;

b) besluiten en maatregelen worden tijdig en met gepaste spoed genomen indien zulks is vereist;

c) afwikkelingsautoriteiten, toezichthoudende autoriteiten en andere autoriteiten werken samen om ervoor te zorgen dat besluiten en maatregelen gecoördineerd en efficiënt worden genomen;

d) de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken autoriteiten in elke lidstaat worden duidelijk omschreven;

e) de belangen, de mogelijke gevolgen van besluiten, maatregelen of het uitblijven daarvan, en negatieve gevolgen voor verzekeringnemers, de financiële stabiliteit, de begrotingsmiddelen, de verzekeringsgarantiestelsels en negatieve economische en maatschappelijke gevolgen in alle lidstaten waarin de uiteindelijke moederonderneming en haar dochterondernemingen actief zijn of waarin zij significante grensoverschrijdende activiteiten ontplooien, worden zorgvuldig meegewogen;

f) de doelstellingen om de belangen van de verschillende betrokken lidstaten tegen elkaar af te wegen en te voorkomen dat de belangen van specifieke lidstaten worden geschaad of onbillijk worden beschermd, worden zorgvuldig meegewogen;

g) afwikkelingsautoriteiten houden bij het nemen van afwikkelingsmaatregelen rekening met, en geven gevolg aan, de in artikel 11 bedoelde groepsafwikkelingsplannen, tenzij de afwikkelingsautoriteiten, rekening houdende met de omstandigheden van de zaak, van oordeel zijn dat de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen op doeltreffendere wijze kunnen worden verwezenlijkt door maatregelen waarin in de afwikkelingsplannen niet is voorzien;

h) een voorgenomen besluit of een voorgenomen maatregel moet altijd transparant zijn wanneer dat besluit of die maatregel gevolgen kan hebben voor de verzekeringnemers, de reële economie, de financiële stabiliteit, de begrotingsmiddelen of, indien van toepassing, de verzekeringsgarantiestelsels en financieringsregelingen van betrokken lidstaten.

Artikel 68

Afwikkelingscolleges

1. Afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau richten afwikkelingscolleges op om de in de artikelen 10, 11, 14, 16, 70 en 71 bedoelde taken uit te voeren en, in voorkomend geval, de samenwerking en coördinatie met afwikkelingsautoriteiten van derde landen te verzekeren.

Met name voorzien afwikkelingscolleges in een kader voor de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere betrokken afwikkelingsautoriteiten en, in voorkomend geval, toezichthoudende autoriteiten en groepstoezichthouders om de volgende taken uit te voeren:

a) uitwisselen van informatie die relevant is voor de opstelling van groepsafwikkelingsplannen en voor de toepassing van afwikkelingsbevoegdheden op groepen;

b) opstellen van groepsafwikkelingsplannen uit hoofde van de artikelen 10 en 11;

c) beoordelen van de afwikkelbaarheid van groepen uit hoofde van artikel 14;

d) uitoefenen van bevoegdheden om obstakels voor de afwikkelbaarheid van groepen overeenkomstig artikel 16 aan te pakken of te verwijderen;

e) een beslissing nemen inzake de noodzaak van het opzetten van een groepsafwikkelingsregeling als bedoeld in artikel 70 of artikel 71;

f) een akkoord sluiten over een overeenkomstig artikel 70 of artikel 71 voorgestelde groepsafwikkelingsregeling;

g) coördineren van de openbare communicatie van groepsafwikkelingsstrategieën en -plannen;

h) coördineren van het gebruik van verzekeringsgarantiestelsels of financieringsregelingen.

Voorts kunnen afwikkelingscolleges worden benut als discussieforum voor vraagstukken betreffende grensoverschrijdende groepsafwikkeling.

2. De volgende entiteiten zijn lid van het afwikkelingscollege:

a) de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

b) de afwikkelingsautoriteiten van elke lidstaat waarin een aan groepstoezicht onderworpen dochteronderneming is gevestigd;

c) de afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten waar een moederonderneming van een of meer ondernemingen van de groep, die een entiteit is als bedoeld in artikel 1, lid 1, punt b), d) of e), gevestigd is;

d) de groepstoezichthouder en de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten indien de afwikkelingsautoriteit een lid van het afwikkelingscollege is;

e) de bevoegde ministeries, indien de afwikkelingsautoriteiten die lid zijn van het afwikkelingscollege, niet de bevoegde ministeries zijn;

f) indien van toepassing, de voor het verzekeringsgarantiestelsel bevoegde overheidsinstantie van een lidstaat indien de afwikkelingsautoriteit van die lidstaat lid is van het afwikkelingscollege;

g) de Eiopa, met inachtneming van lid 4;

h) de afwikkelingsautoriteiten in de lidstaten waarin de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van de groep significante grensoverschrijdende activiteiten ontplooien.

Voor de toepassing van punt g) draagt de Eiopa bij tot het bevorderen en monitoren van de efficiënte, doeltreffende en consistente werking en onderlinge convergentie van afwikkelingscolleges. Daartoe wordt de Eiopa uitgenodigd om aan de vergaderingen van het afwikkelingscollege deel te nemen. De Eiopa heeft geen stemrecht.

Voor de toepassing van punt h) beperkt de deelname van de afwikkelingsautoriteiten zich tot het verwezenlijken van de doelstellingen van efficiënte informatie-uitwisseling.

3. De afwikkelingsautoriteiten van derde landen kunnen, indien een moederonderneming of een in de Unie gevestigde onderneming een verzekerings- of herverzekeringsdochteronderneming die of bijkantoor heeft dat als significant zou worden beschouwd indien die dochteronderneming of dat bijkantoor zich in de Unie bevonden, uitgenodigd worden om als waarnemer deel te nemen aan het afwikkelingscollege, mits die autoriteiten onderworpen zijn aan vertrouwelijkheidsvereisten die naar het oordeel van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau gelijkwaardig zijn aan die welke bij artikel 77 zijn vastgelegd.

4. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is voorzitter van het afwikkelingscollege. In die hoedanigheid zal zij:

a) schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van het afwikkelingscollege opstellen, na de andere leden van het afwikkelingscollege te hebben geraadpleegd;

b) alle werkzaamheden van het afwikkelingscollege coördineren;

c) de vergaderingen van het afwikkelingscollege bijeenroepen en voorzitten, en alle leden van het afwikkelingscollege vooraf volledig informeren over de organisatie van vergaderingen van het afwikkelingscollege, de voornaamste agendapunten en de in overweging te nemen punten;

d) de leden van het afwikkelingscollege op de hoogte houden van geplande vergaderingen zodat zij kunnen verzoeken deel te nemen;

e) beslissen, op basis van de specifieke behoeften, welke leden en waarnemers voor bepaalde vergaderingen van het afwikkelingscollege moeten worden uitgenodigd, met inachtneming van het belang van het te bespreken punt voor die leden en waarnemers;

f) alle leden van het college tijdig informeren over de besluiten en resultaten van die vergaderingen.

Onverminderd punt e) hebben de afwikkelingsautoriteiten het recht aan de vergaderingen van het afwikkelingscollege deel te nemen wanneer er punten op de agenda staan waarover een gezamenlijk besluit moet worden genomen of er agendapunten zijn die een in hun lidstaat gelegen groepsentiteit betreffen.

5. Afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau zijn niet verplicht een afwikkelingscollege op te richten indien andere groepen of colleges dezelfde functies vervullen en dezelfde taken uitvoeren als die welke in lid 1 zijn vermeld en alle in dit artikel en in artikel 69 vastgelegde voorwaarden en procedures, met inbegrip van die betreffende lidmaatschap van en deelname aan afwikkelingscolleges, in acht nemen. In een dergelijk geval worden alle in deze richtlijn voorkomende verwijzingen naar afwikkelingscolleges beschouwd als verwijzingen naar deze andere groepen of colleges.

6. De Eiopa stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van de operationele werking van de afwikkelingscolleges voor het verrichten van de in lid 1 bedoelde taken.

De Eiopa dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding invullen] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om de in de eerste alinea bedoelde reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Artikel 69

Uitwisseling van informatie

1. Met inachtneming van artikel 64 verstrekken de afwikkelingsautoriteiten en de toezichthoudende autoriteiten elkaar op verzoek alle informatie die relevant is voor de uitoefening van de taken waarmee de andere autoriteiten krachtens deze richtlijn zijn belast.

2. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau coördineert de stroom van alle relevante informatie tussen afwikkelingsautoriteiten. Met name verstrekt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de afwikkelingsautoriteiten in andere lidstaten tijdig alle relevante informatie om de uitoefening van de in artikel 68, lid 1, tweede alinea, punten b) tot en met h), bedoelde taken te vergemakkelijken.

3. Een afwikkelingsautoriteit stuurt geen informatie door die is verstrekt door een toezichthoudende autoriteit of afwikkelingsautoriteit van een derde land, tenzij die toezichthoudende autoriteit of afwikkelingsautoriteit van dat derde land daarmee heeft ingestemd.

De afwikkelingsautoriteiten zijn niet verplicht dergelijke informatie door te sturen indien de toezichthoudende autoriteit of afwikkelingsautoriteit van het derde land daarmee niet heeft ingestemd.

Artikel 70

Groepsafwikkeling waarbij een dochteronderneming van de groep is betrokken

1. Een afwikkelingsautoriteit die besluit dat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), die een dochteronderneming van een groep is, voldoet aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, vastgestelde afwikkelingsvoorwaarden, stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, indien deze verschillend is, de groepstoezichthouder en de leden van het afwikkelingscollege voor de groep in kwestie onverwijld in kennis van het volgende:

a) het besluit dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), voldoet aan de in artikel 19 of artikel 20 vastgestelde voorwaarden;

b) de afwikkelingsmaatregelen of insolventiemaatregelen die de afwikkelingsautoriteit voor die verzekerings- of herverzekeringsonderneming of die in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), bedoelde entiteit passend acht.

2. Na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving beoordeelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, na de andere leden van het betrokken afwikkelingscollege te hebben geraadpleegd, de waarschijnlijke invloed van de overeenkomstig lid 1, punt b), ter kennis gebrachte afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen op de groep en op groepsentiteiten in andere lidstaten, en of de afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen het aannemelijk maken dat een groepsentiteit in een andere lidstaat aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, bedoelde afwikkelingsvoorwaarden zal voldoen.

3. Indien de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau oordeelt dat de overeenkomstig lid 1, punt b), ter kennis gebrachte afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen het aannemelijk maken dat een groepsentiteit in een andere lidstaat aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, vastgestelde afwikkelingsvoorwaarden zal voldoen, kan de voor die verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), verantwoordelijke afwikkelingsautoriteit de overeenkomstig lid 1, punt b), van dit artikel gemelde afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen treffen.

4. Indien de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau oordeelt dat de overeenkomstig lid 1, punt b), ter kennis gebrachte afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen, het aannemelijk maken dat een groepsentiteit in een andere lidstaat aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, vastgestelde voorwaarden zal voldoen, stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau uiterlijk 24 uur na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving een groepsafwikkelingsregeling voor en legt die regeling aan het afwikkelingscollege voor. Deze termijn van 24 uur kan worden verlengd met de instemming van de afwikkelingsautoriteit die de in lid 1 bedoelde kennisgeving heeft gedaan.

5. Indien de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau niet binnen een termijn van 24 uur, of een langere termijn, indien dat is overeengekomen, na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving een beoordeling verricht, kan de afwikkelingsautoriteit die de in lid 1 bedoelde kennisgeving heeft gedaan, de afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen nemen die zij overeenkomstig punt b) van dat lid heeft meegedeeld.

6. In de in lid 4 bedoelde groepsafwikkelingsregeling:

a) worden de afwikkelingsmaatregelen uiteengezet die de betrokken afwikkelingsautoriteiten met betrekking tot de uiteindelijke moederonderneming of bepaalde groepsentiteiten moeten nemen om de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken en om te voldoen aan de in artikel 22 bedoelde algemene afwikkelingsbeginselen;

b) wordt beschreven hoe de in punt a) bedoelde afwikkelingsmaatregelen moeten worden gecoördineerd;

c) wordt een financieringsplan vastgesteld waarin rekening wordt gehouden met het groepsafwikkelingsplan en met de overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt e), in dat groepsafwikkelingsplan vastgelegde beginselen voor de verdeling van de verantwoordelijkheid.

7. Met inachtneming van lid 8, neemt de groepsafwikkelingsregeling de vorm aan van een gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten die bevoegd zijn voor de onder de groepsafwikkelingsregeling vallende dochterondernemingen.

Op verzoek van een afwikkelingsautoriteit kan de Eiopa overeenkomstig artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1094/2010 de afwikkelingsautoriteiten bijstaan bij het bereiken van een gezamenlijk besluit.

8. Een afwikkelingsautoriteit die het niet eens is met de door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voorgestelde groepsafwikkelingsregeling of die om redenen van bescherming van de verzekeringnemers, de reële economie en de financiële stabiliteit meent dat zij ten aanzien van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), onafhankelijke afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen moet nemen dan die welke in het kader van de regeling zijn voorgesteld:

a) geeft een omstandige motivering van het meningsverschil of van de redenen om af te wijken van de groepsafwikkelingsregeling;

b) brengt de in punt a) bedoelde motivering ter kennis van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere afwikkelingsautoriteiten die onder de groepsafwikkelingsregeling vallen;

c) deelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere afwikkelingsautoriteiten die onder de groepsafwikkelingsregeling vallen, mee welke afwikkelingsmaatregelen zij voornemens is te nemen.

Wanneer een afwikkelingsautoriteit haar verschil van mening motiveert, houdt zij rekening met de in artikel 11 bedoelde groepsafwikkelingsplannen, de mogelijke gevolgen van de maatregelen die zij zal nemen voor de verzekeringnemers, de reële economie en de financiële stabiliteit in de betrokken lidstaten, en de mogelijke gevolgen van deze afwikkelingsmaatregelen voor andere delen van de groep.

9. De afwikkelingsautoriteiten die het wel met de door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voorgestelde groepsafwikkelingsregeling eens zijn, kunnen, zonder deelname van de afwikkelingsautoriteiten die het oneens zijn, een gezamenlijk besluit bereiken over een groepsafwikkelingsregeling die de groepsentiteiten in hun respectieve lidstaat bestrijkt.

10. De in de leden 7 en 9 bedoelde gezamenlijke besluiten en de overeenkomstig lid 8 genomen afwikkelingsmaatregelen worden als definitief erkend en door de afwikkelingsautoriteiten in de betrokken lidstaten toegepast.

11. De autoriteiten nemen alle in dit artikel bedoelde maatregelen onverwijld en met inachtneming van het spoedeisende karakter van de situatie.

12. Indien een groepsafwikkelingsregeling niet is uitgevoerd, werken de afwikkelingsautoriteiten bij het treffen van afwikkelingsmaatregelen met betrekking tot een groepsentiteit nauw samen met het afwikkelingscollege om te komen tot een gecoördineerde afwikkelingsstrategie voor alle groepsentiteiten die falen of waarschijnlijk zullen falen.

13. Afwikkelingsautoriteiten die een afwikkelingsmaatregel met betrekking tot een groepsentiteit treffen, houden de leden van het afwikkelingscollege regelmatig en volledig op de hoogte van deze maatregelen en van de bij de uitvoering daarvan gemaakte vorderingen.

Artikel 71

Groepsafwikkeling waarbij een uiteindelijke moederonderneming is betrokken

1. Een afwikkelingsautoriteit op groepsniveau die besluit dat een uiteindelijke moederonderneming waarvoor zij verantwoordelijk is, voldoet aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, bedoelde voorwaarden, stelt de groepstoezichthouder en de andere leden van het afwikkelingscollege van de groep in kwestie onverwijld in kennis van de in artikel 70, lid 1, punten a) en b), bedoelde informatie.

De in artikel 70, lid 1, punt b), bedoelde afwikkelingsmaatregelen of insolventiemaatregelen kunnen de uitvoering van een overeenkomstig artikel 70, lid 6, opgestelde groepsafwikkelingsregeling omvatten in één of meer van de volgende omstandigheden:

a) de overeenkomstig artikel 70, lid 1, punt b), ter kennis gebrachte afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen op het niveau van de moederonderneming maken het aannemelijk dat een groepsentiteit in een andere lidstaat zal voldoen aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, vastgestelde voorwaarden;

b) de afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen op het niveau van de moederonderneming volstaan niet om de situatie te stabiliseren of zullen waarschijnlijk geen optimaal resultaat opleveren;

c) de afwikkelingsautoriteiten hebben vastgesteld dat een of meer dochterondernemingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn voldoen aan de in artikel 19, lid 1, of artikel 20, lid 3, bedoelde voorwaarden;

d) de afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen op groepsniveau komen de dochterondernemingen van de groep op zodanige wijze ten goede dat een groepsafwikkelingsregeling passend wordt.

2. Indien de door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau uit hoofde van lid 1 voorgestelde maatregelen geen groepsafwikkelingsregeling omvatten, neemt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau haar besluit na de leden van het afwikkelingscollege te hebben geraadpleegd.

3. Indien de door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau uit hoofde van lid 1 voorgestelde maatregelen wel een groepsafwikkelingsregeling omvatten, neemt deze regeling de vorm aan van een gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten die bevoegd zijn voor de dochterondernemingen die onder de groepsafwikkelingsregeling vallen.

Op verzoek van een afwikkelingsautoriteit kan de Eiopa overeenkomstig artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1094/2010 de afwikkelingsautoriteiten bijstaan bij het bereiken van een gezamenlijk besluit.

4. Een afwikkelingsautoriteit die het niet eens is met of afwijkt van de door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voorgestelde groepsafwikkelingsregeling of die om redenen van financiële stabiliteit meent dat zij ten aanzien van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), onafhankelijke afwikkelingsmaatregelen of andere maatregelen moeten nemen dan die in het kader van de regeling zijn voorgesteld:

a) geeft een omstandige motivering van het meningsverschil of van de redenen om af te wijken van de groepsafwikkelingsregeling;

b) brengt de in punt a) bedoelde motivering ter kennis van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere afwikkelingsautoriteiten die onder de groepsafwikkelingsregeling vallen;

c) deelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere afwikkelingsautoriteiten die onder de groepsafwikkelingsregeling vallen, mee welke maatregelen zij voornemens is te nemen.

Wanneer de betrokken afwikkelingsautoriteit haar verschil van mening motiveert, houdt zij rekening met de in artikel 11 bedoelde groepsafwikkelingsplannen, de mogelijke gevolgen van de maatregelen die zij zal nemen voor de financiële stabiliteit in de betrokken lidstaten, en de mogelijke gevolgen van de afwikkelingsmaatregelen voor andere delen van de groep.

5. De afwikkelingsautoriteiten die het wel eens zijn met de door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voorgestelde groepsafwikkelingsregeling kunnen, zonder deelname van de afwikkelingsautoriteiten die het oneens zijn, een gezamenlijk besluit bereiken over een groepsafwikkelingsregeling die de groepsentiteiten in hun respectieve lidstaat bestrijkt.

6. Het in lid 3 of 5 bedoelde gezamenlijk besluit en de in lid 4 bedoelde maatregelen worden als definitief erkend en door de afwikkelingsautoriteiten in de betrokken lidstaten toegepast.

7. De autoriteiten voeren alle in de leden 1 tot en met 6 bedoelde maatregelen onverwijld en met inachtneming van het spoedeisende karakter van de situatie uit.

8. Indien een groepsafwikkelingsregeling niet is uitgevoerd, werken de afwikkelingsautoriteiten bij het treffen van een afwikkelingsmaatregel met betrekking tot een groepsentiteit nauw samen met het afwikkelingscollege om te komen tot een gecoördineerde afwikkelingsstrategie voor alle getroffen groepsentiteiten.

9. Afwikkelingsautoriteiten die een afwikkelingsmaatregel met betrekking tot een groepsentiteit treffen, houden de leden van het afwikkelingscollege regelmatig en volledig op de hoogte van deze maatregelen en van de bij de uitvoering daarvan gemaakte vorderingen.

TITEL V
BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 72

Overeenkomsten met derde landen

1. Overeenkomstig artikel 218 VWEU kan de Commissie bij de Raad voorstellen indienen voor het voeren van onderhandelingen over overeenkomsten met een of meer derde landen met betrekking tot de middelen voor samenwerking tussen de afwikkelingsautoriteiten en de betrokken autoriteiten van derde landen, onder meer met het oog op informatie-uitwisseling over herstel- en afwikkelingsplanning met betrekking tot verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen, en groepen.

2. Met de in lid 1 bedoelde overeenkomsten wordt de vaststelling beoogd van procedures en regelingen tussen de afwikkelingsautoriteiten en de betrokken autoriteiten van derde landen om samen te werken bij de uitvoering van sommige of alle taken en bij de uitoefening van sommige of alle in artikel 76 bedoelde bevoegdheden.

3. Totdat er een overeenkomst als bedoeld in lid 1 met dat land in werking treedt, mogen de lidstaten bilaterale overeenkomsten met een derde land aangaan betreffende de in de leden 1 en 2 bedoelde aangelegenheden, mits die bilaterale overeenkomsten niet strijdig zijn met deze titel.

Artikel 73

Erkenning en handhaving van afwikkelingsprocedures van derde landen

1. Dit artikel is van toepassing op afwikkelingsprocedures van derde landen tenzij en totdat er een internationale overeenkomst als bedoeld in artikel 72, lid 1, met het betrokken derde land in werking treedt. Het blijft ook van toepassing na de inwerkingtreding van een internationale overeenkomst als bedoeld in artikel 72, lid 1, met het betrokken derde land, voor zover de erkenning en handhaving van afwikkelingsprocedures van derde landen niet door die overeenkomst worden geregeld.

2. De betrokken afwikkelingsautoriteit besluit, afgezien van het bepaalde in artikel 74, over de eventuele erkenning en handhaving van afwikkelingsprocedures van derde landen met betrekking tot een EU-dochteronderneming of een EU-bijkantoor van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of moederonderneming van een derde land.

Het besluit houdt terdege rekening met de belangen van elke lidstaat waarin een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of moederonderneming van een derde land actief is, en met name met de overige onderdelen van de groep, de verzekeringnemers, de reële economie en de financiële stabiliteit in die lidstaten.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat aan afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid wordt verleend om:

a) de afwikkelingsbevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van het volgende:

i) activa van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of moederonderneming van een derde land die zich in hun lidstaat bevinden of aan het recht van hun lidstaat zijn onderworpen;

ii) rechten of passiva van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land die door het EU-bijkantoor in hun lidstaat zijn geboekt, of aan het recht van hun lidstaat zijn onderworpen, dan wel ingeval met dergelijke rechten en verplichtingen samenhangende vorderingen in hun lidstaat afdwingbaar zijn;

b) het voltrekken van een overdracht van aandelen of andere eigendomsinstrumenten van een in die lidstaat gevestigde EU-dochteronderneming, onder meer door een andere persoon ertoe te verplichten actie te ondernemen om de overdracht te voltrekken;

c) het uitoefenen van de in artikel 47, 48 of 49 bedoelde bevoegdheden met betrekking tot de rechten van elke partij bij een contract met een in lid 1 van dit artikel bedoelde entiteit, indien die bevoegdheden nodig zijn om de afwikkelingsprocedures van derde landen te handhaven; en

d) het niet-afdwingbaar maken van rechten om contracten te beëindigen, te liquideren of versneld uit te voeren, of het afbreuk doen aan de contractuele rechten, van entiteiten als bedoeld in lid 1 en andere groepsentiteiten, indien die rechten voortvloeien uit afwikkelingsmaatregelen met betrekking tot de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die de moederonderneming is van dergelijke entiteiten of andere groepsentiteiten uit het derde land, of die nu hetzij door de afwikkelingsautoriteit van het derde land, hetzij krachtens de wettelijke of regelgevingsvereisten op het gebied van afwikkeling in dat land worden genomen, mits bij voortduring aan de materiële verplichtingen op grond van het contract, daaronder begrepen de betalings- en leveringsverplichtingen, wordt voldaan en het verschaffen van zekerheden wordt voortgezet.

4. De afwikkelingsautoriteiten kunnen, indien het openbaar belang dat vereist, afwikkelingsmaatregelen nemen ten aanzien van een moederonderneming wanneer de betrokken autoriteit van een derde land van oordeel is dat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een dochteronderneming van die moederonderneming is en in dat derde land is gevestigd, voldoet aan de voorwaarden voor afwikkeling uit hoofde van de wetgeving van dat derde land. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten bevoegd zijn om eender welke afwikkelingsbevoegdheid ten aanzien van die moederonderneming uit te oefenen, en is artikel 46 van toepassing.

5. De erkenning en handhaving van afwikkelingsprocedures van derde landen doen geen afbreuk aan de toepassing van de normale insolventieprocedures uit hoofde van het toepasselijke nationale recht, in voorkomend geval overeenkomstig deze richtlijn.

Artikel 74

Recht tot weigering van de erkenning of handhaving van afwikkelingsprocedures van derde landen

De afwikkelingsautoriteit mag weigeren om afwikkelingsprocedures van derde landen uit hoofde van artikel 73 te erkennen of te handhaven indien zij van oordeel is:

a) dat de afwikkelingsprocedure van een derde land nadelige gevolgen zou hebben voor de financiële stabiliteit in de lidstaat waar de afwikkelingsautoriteit is gevestigd, of dat de procedures nadelige gevolgen zouden hebben voor de financiële stabiliteit in een andere lidstaat;

b) dat een onafhankelijke afwikkelingsmaatregel uit hoofde van artikel 75 met betrekking tot een EU-bijkantoor noodzakelijk is om een of meer van de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken;

c) dat schuldeisers in het kader van een afwikkelingsprocedure van het derde land niet op dezelfde wijze zouden worden behandeld als schuldeisers met vergelijkbare wettelijke rechten krachtens de binnenlandse afwikkelingsprocedures van het derde land;

d) dat de erkenning of handhaving van de afwikkelingsprocedures van een derde land ingrijpende begrotingsgevolgen voor de lidstaat zou hebben; of

e) dat de gevolgen van de erkenning of handhaving in strijd zouden zijn met de nationale wetgeving.

Artikel 75

Afwikkeling van EU-bijkantoren

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om een maatregel te nemen ten aanzien van een EU-bijkantoor dat niet onder een afwikkelingsprocedure van een derde land valt of dat onder een procedure van een derde land valt en indien één van de in artikel 74 bedoelde omstandigheden van toepassing is.

De lidstaten dragen er zorg voor dat artikel 46 op de uitoefening van dergelijke bevoegdheden van toepassing is.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de krachtens lid 1 vereiste bevoegdheden door de afwikkelingsautoriteiten mogen worden uitgeoefend indien de afwikkelingsautoriteit van oordeel is dat een maatregel noodzakelijk is in het algemeen belang en dat is voldaan aan een of meer van de volgende voorwaarden:

a) het EU-bijkantoor vervult niet langer, of vervult waarschijnlijk niet langer, de door het nationale recht opgelegde voorwaarden om een vergunning te krijgen en werkzaamheden binnen de betrokken lidstaat uit te oefenen, en het valt niet te verwachten dat een maatregel van de particuliere sector, een toezichthouder of een betrokken derde land ervoor zou zorgen dat het bijkantoor wederom aan de voorwaarden voldoet, dan wel het falen van het bijkantoor binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;

b) de verzekerings- of herverzekeringsonderneming van het derde land is, naar het oordeel van de afwikkelingsautoriteit, niet bereid of niet in staat of waarschijnlijk niet in staat om te voldoen aan haar verplichtingen jegens schuldeisers uit de Unie of aan via het bijkantoor ontstane of geboekte verplichtingen, zoals betalingen aan verzekeringnemers of begunstigden, wanneer deze opeisbaar worden, en de afwikkelingsautoriteit is ervan overtuigd dat er ten aanzien van die verzekerings- of herverzekeringsonderneming van het derde land binnen een redelijke termijn geen afwikkelingsprocedures of insolventieprocedures van een derde land zijn ingeleid of zullen worden ingeleid;

c) de betrokken autoriteit van een derde land heeft afwikkelingsprocedures van een derde land ten aanzien van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming van het derde land ingeleid, of heeft de afwikkelingsautoriteit in kennis gesteld van haar voornemen om een dergelijke procedure in te leiden.

3. Indien een afwikkelingsautoriteit een onafhankelijke maatregel met betrekking tot een EU-bijkantoor treft, houdt zij rekening met de in artikel 18 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen en treft zij de maatregel overeenkomstig de volgende beginselen en vereisten, voor zover deze relevant zijn:

a) de in artikel 22 vastgelegde beginselen;

b) de vereisten van titel III, hoofdstuk II, met betrekking tot de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten.

Artikel 76

Samenwerking met autoriteiten van derde landen

1. Dit artikel is van toepassing op samenwerking met derde landen tenzij en totdat er een internationale overeenkomst als bedoeld in artikel 72, lid 1, met het betrokken derde land in werking treedt. Het blijft van toepassing na de inwerkingtreding van een internationale overeenkomst, als bedoeld in artikel 72, lid 1, met het betrokken derde land voor zover de materie van dit artikel niet door die overeenkomst wordt geregeld.

2. De Eiopa kan niet-bindende kaderovereenkomsten sluiten voor samenwerking met de betrokken autoriteiten van derde landen. In de kaderovereenkomsten voor samenwerking worden tussen de deelnemende autoriteiten procedures en regelingen vastgesteld voor het delen van noodzakelijke informatie voor en samenwerking bij de uitvoering van sommige of alle volgende taken en bij de uitoefening van sommige of alle volgende bevoegdheden met betrekking tot verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of groepen:

a) de opstelling van afwikkelingsplannen overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 12 en soortgelijke in het recht van de betrokken derde landen neergelegde vereisten;

b) de beoordeling van de afwikkelbaarheid van dergelijke verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen overeenkomstig de artikelen 13 en 14 en soortgelijke vereisten in het recht van de betrokken derde landen;

c) de uitoefening van bevoegdheden om belemmeringen voor de afwikkelbaarheid aan te pakken of weg te nemen overeenkomstig de artikelen 15 en 16 en soortgelijke bevoegdheden in het recht van de betrokken derde landen;

d) de toepassing van preventieve maatregelen overeenkomstig artikel 141 van Richtlijn 2009/138/EG en de uitoefening van soortgelijke bevoegdheden in het recht van de betrokken derde landen;

e) de toepassing van de in artikel 26, lid 3, bedoelde afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden en soortgelijke bevoegdheden die door de betrokken autoriteiten van een derde land kunnen worden uitgeoefend.

3. Wanneer zulks passend is, kunnen toezichthoudende autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten met betrokken autoriteiten van derde landen samenwerkingsregelingen sluiten die in de lijn van de in lid 2 bedoelde Eiopa-kaderregeling liggen.

4. De lidstaten stellen de Eiopa in kennis van elke samenwerkingsregeling die afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig dit artikel hebben gesloten.

Artikel 77

Uitwisseling van vertrouwelijke informatie

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten, toezichthoudende autoriteiten en bevoegde ministeries vertrouwelijke informatie, met inbegrip van preventieve herstelplannen die overeenkomstig de artikelen 5 en 7 zijn opgesteld en worden bijgewerkt, alleen met betrokken autoriteiten van derde landen uitwisselen indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) de betrokken autoriteiten van derde landen zijn onderworpen aan vereisten en normen inzake het ambtsgeheim die door alle betrokken autoriteiten ten minste gelijkwaardig worden geacht met die welke worden opgelegd door artikel 64;

b) de informatie is nodig voor het uitvoeren door de betrokken autoriteiten van derde landen van hun afwikkelingstaken naar nationaal recht die vergelijkbaar zijn met die uit hoofde van deze richtlijn, en wordt, met inachtneming van punt a), niet voor andere doeleinden gebruikt.

Voor de toepassing van punt a) geldt dat, indien de uitwisseling van informatie betrekking heeft op persoonsgegevens, het toepasselijke recht van de Unie en de lidstaten inzake gegevensbescherming geldt voor de verwerking en doorgifte van deze persoonsgegevens aan de autoriteiten van derde landen.

2. Indien vertrouwelijke informatie afkomstig is uit een andere lidstaat, geven afwikkelingsautoriteiten, toezichthoudende autoriteiten en bevoegde ministeries de betrokken autoriteiten van derde landen alleen inzage in die informatie indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) de betrokken autoriteit van de lidstaat waar de informatie vandaan komt (de autoriteit van oorsprong), gaat akkoord met de inzage;

b) er wordt alleen inzage in de informatie gegeven voor de doeleinden waarmee de autoriteit van oorsprong heeft ingestemd.

TITEL VI
SANCTIES

Artikel 78

Bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen

1. Onverminderd de bevoegdheden van de afwikkelings- en toezichthoudende autoriteiten die in deze richtlijn en in Richtlijn 2009/138/EG zijn vastgesteld en het recht van de lidstaten om de in de tweede alinea bedoelde strafrechtelijke sancties vast te stellen en op te leggen, stellen de lidstaten regels vast voor bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen die van toepassing zijn indien de tot omzetting van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen niet worden nageleefd, en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd.

Lidstaten die besluiten om geen regels vast te stellen voor bestuurlijke sancties of andere bestuurlijke maatregelen met betrekking tot inbreuken waarop hun nationale strafrecht van toepassing is, delen de Commissie de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen mee.

De bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat bij een inbreuk, onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, bestuurlijke sancties of andere bestuurlijke maatregelen kunnen worden opgelegd aan de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan en aan andere natuurlijke personen die op grond van het nationale recht aansprakelijk zijn voor de inbreuk.

3. De bevoegdheid om de in deze richtlijn voorziene bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen op te leggen, wordt toegekend aan ofwel de afwikkelingsautoriteiten, ofwel de toezichthoudende autoriteiten, afhankelijk van het type inbreuk. De afwikkelingsautoriteiten en de toezichthoudende autoriteiten beschikken over alle bevoegdheden voor het vergaren van informatie en alle onderzoeksbevoegdheden die nodig zijn voor de uitoefening van hun respectieve taken. Om ervoor te zorgen dat de bestuurlijke sancties of andere bestuurlijke maatregelen het gewenste resultaat opleveren, werken de afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten nauw samen bij de uitoefening van hun bevoegdheid tot het opleggen van bestuurlijke sancties of andere bestuurlijke maatregelen en coördineren zij hun optreden indien het om grensoverschrijdende zaken gaat.

4. De afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten oefenen hun bestuurlijke bevoegdheden tot het opleggen van sancties en andere bestuurlijke maatregelen uit overeenkomstig deze richtlijn en het nationaal recht, en wel op een van de volgende wijzen:

a) rechtstreeks;

b) in samenwerking met andere autoriteiten;

c) onder eigen verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan andere autoriteiten;

d) door middel van een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

5. De lidstaten dragen er zorg voor dat beroep mogelijk is tegen besluiten die door de afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten uit hoofde van deze titel worden genomen.

Artikel 79

Specifieke bepalingen betreffende bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ten in minste de volgende gevallen voorzien in bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen:

a) een inbreuk op artikel 5 of artikel 7 doordat de preventieve herstelplannen en preventieve groepsherstelplannen niet worden opgesteld, bijgehouden en bijgewerkt;

b) een inbreuk op artikel 12 doordat niet alle voor het opstellen van afwikkelingsplannen vereiste informatie wordt versterkt;

c) een inbreuk op artikel 61, lid 1, doordat het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), de toezichthoudende autoriteit niet in kennis stelt wanneer die onderneming of entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat in de in lid 1 bedoelde gevallen ten minste de volgende bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen kunnen worden opgelegd:

a) een publieke verklaring waarin de natuurlijke persoon, verzekerings- of herverzekeringsonderneming, entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), een uiteindelijke moederonderneming of een andere rechtspersoon die voor de inbreuk aansprakelijk is, wordt vermeld, alsmede de aard van de inbreuk;

b) een bevel dat de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon gelast de gedraging te staken en af te zien van herhaling ervan;

c) een voorlopig verbod voor een lid van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of van het hogere management van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), of voor een andere natuurlijke persoon die voor de inbreuk aansprakelijk wordt gehouden, om functies in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), uit te oefenen;

d) indien het een rechtspersoon betreft, bestuurlijke geldboeten tot 10 % van de totale jaaromzet van deze rechtspersoon in het voorgaande boekjaar;

e) indien het een natuurlijke persoon betreft, bestuurlijke geldboeten tot maximaal 5 000 000 EUR of, in lidstaten waar de euro niet de officiële munteenheid is, de overeenkomstige waarde in de nationale munteenheid op [OP – de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn toevoegen];

f) bestuurlijke boeten oplopend tot tweemaal het bedrag van de met de inbreuk behaalde winst indien deze kan worden bepaald.

Voor de toepassing van punt d) is, indien de rechtspersoon een dochteronderneming is van een moederonderneming, de desbetreffende jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet die blijkt uit de geconsolideerde jaarrekeningen van de uiteindelijke moederonderneming in het voorgaande boekjaar.

Artikel 80

Bekendmaking van bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten op hun officiële website ten minste alle bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen bekendmaken die door deze autoriteiten zijn opgelegd wegens inbreuken op de nationale voorschriften tot omzetting van deze richtlijn, indien tegen deze bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen geen beroep is ingesteld of het recht van beroep is uitgeput. Deze bekendmaking geschiedt onverwijld nadat de natuurlijke persoon of rechtspersoon van die bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel in kennis is gesteld. De bekendmaking bevat informatie over het type en de aard van de inbreuk en over de identiteit van een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel wordt opgelegd.

Indien de lidstaten bekendmaking toestaan van bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen waartegen beroep is ingesteld, maken de afwikkelingsautoriteiten en de toezichthoudende autoriteiten op hun officiële website zonder onnodige vertraging eveneens informatie inzake de status van dat beroep en het resultaat ervan bekend.

2. Wanneer na een individueel uitgevoerde beoordeling van de evenredigheid van bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen of de identiteit of de persoonsgegevens van natuurlijke personen de bekendmaking van dergelijke gegevens door de afwikkelingsautoriteit of toezichthoudende autoriteit onevenredig wordt geacht, of indien een dergelijke bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar brengt, neemt de afwikkelingsautoriteit of toezichthoudende autoriteit een van de volgende maatregelen:

a) uitstel van de bekendmaking van het besluit waarbij de bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregelen worden opgelegd, totdat de redenen voor dat uitstel zijn vervallen;

b) bekendmaking van het besluit waarbij de bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregelen worden opgelegd op anonieme basis overeenkomstig het nationale recht, indien een dergelijke anonieme bekendmaking de doeltreffende bescherming van de betrokken persoonsgegevens waarborgt;

c) niet-bekendmaking van het besluit waarbij de bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregelen worden opgelegd indien de afwikkelingsautoriteit of toezichthoudende autoriteit van mening is dat bekendmaking overeenkomstig punt a) of b) niet volstaat om een van de volgende resultaten te bereiken:

i) de stabiliteit van financiële markten wordt niet in gevaar gebracht;

ii) de bekendmaking van dergelijke gegevens is evenredig, indien het maatregelen betreft die van mineur belang worden geacht.

De afwikkelingsautoriteiten en de toezichthoudende autoriteiten zorgen ervoor dat de overeenkomstig dit artikel bekendgemaakte informatie gedurende ten minste vijf jaar na de bekendmaking ervan op hun officiële website blijft staan. In de bekendmaking opgenomen persoonsgegevens worden op de officiële website van de afwikkelingsautoriteit of de toezichthoudende autoriteit niet langer bewaard dan uit hoofde van de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming noodzakelijk is.

Artikel 81

Door de Eiopa bijgehouden centrale database

1. Met inachtneming van de in artikel 64 bedoelde bepalingen inzake het ambtsgeheim stellen de afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten de Eiopa op de hoogte van alle door hen uit hoofde van artikel 79 opgelegde bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen en van de status van eventueel ingestelde beroepen en het resultaat daarvan.

Louter om de uitwisseling van informatie tussen afwikkelingsautoriteiten mogelijk te maken, onderhoudt en actualiseert de Eiopa een centrale database met de haar door de afwikkelingsautoriteiten gemelde sancties en andere bestuurlijke maatregelen die uitsluitend voor die afwikkelingsautoriteiten toegankelijk is.

Louter om de uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten mogelijk te maken, onderhoudt en actualiseert de Eiopa een centrale database met de haar door de toezichthoudende autoriteiten gemelde sancties en andere bestuurlijke maatregelen, die uitsluitend voor die toezichthoudende autoriteiten toegankelijk is.

2. De Eiopa onderhoudt en actualiseert een website met de volgende informatie of links naar die informatie:

a) bekendmakingen van sancties door elke afwikkelingsautoriteit;

b) bekendmakingen van sancties krachtens artikel 80 door elke toezichthoudende autoriteit;

c) de duur van de bekendmaking van sancties door elke lidstaat.

Artikel 82

Effectieve toepassing van sancties en uitoefening van sanctiebevoegdheden door toezichthoudende autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten

De lidstaten dragen er zorg voor dat de toezichthoudende autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten bij de vaststelling van het type bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel en de hoogte van bestuurlijke geldboeten alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen, zoals onder meer, waar passend:

a) de ernst en duur van de inbreuk;

b) de mate van aansprakelijkheid van de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

c) de financiële draagkracht van de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

d) het bedrag aan winsten of vermeden verliezen dat door de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon is behaald, voor zover deze winsten of verliezen kunnen worden bepaald;

e) de verliezen die derden, met inbegrip van verzekeringnemers, door de inbreuk hebben geleden, voor zover die verliezen kunnen worden bepaald;

f) de mate waarin de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon met de toezichthoudende autoriteit of de afwikkelingsautoriteit meewerkt;

g) eerdere inbreuken van de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon.

Voor de toepassing van punt c) geldt dat de totale omzet van de voor de inbreuk aansprakelijke rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon meetelt als indicator voor de financiële draagkracht van een natuurlijke persoon of rechtspersoon.

TITEL VII
WIJZIGINGEN VAN DE RICHTLIJNEN 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2009/138/EG EN (EU) 2017/1132 EN VAN DE VERORDENINGEN (EU) NR. 1094/2010 EN (EU) NR. 648/2012

Artikel 83

Wijzigingen van Richtlijn 2009/138/EG

Richtlijn 2009/138/EG wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 141 wordt vervangen door:

“Artikel 141

Bevoegdheden van toezichthoudende autoriteiten bij de verslechtering van financiële omstandigheden

1. Na een kennisgeving uit hoofde van artikel 136 of nadat op grond van artikel 36, lid 3, verslechterende financiële omstandigheden zijn vastgesteld, zijn de toezichthoudende autoriteiten bevoegd om de nodige maatregelen tot herstel van de naleving te treffen indien de besluiten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, waaronder financiële besluiten, de komende drie maanden zullen leiden, of reeds op dat moment leiden, tot niet-naleving van een of meer van de in artikel 36, lid 2, punten a) tot en met e), bedoelde punten.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig aan het risico en de mate van niet-naleving van de regelgevingseisen en kunnen het volgende inhouden:

a) het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de onderneming gelasten het overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad*1 opgestelde preventieve herstelplan te actualiseren, indien de omstandigheden verschillen van de in dat plan beschreven aannames;

b) het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de onderneming gelasten maatregelen te nemen die zijn beschreven in het overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad [OP – het nummer van de IRRD invoegen] opgestelde preventieve herstelplan. Indien het plan overeenkomstig punt a) is geactualiseerd, bevatten die maatregelen alle geactualiseerde maatregelen;

c) het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van een onderneming die niet beschikt over een preventief herstelplan als bedoeld artikel 5 van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] gelasten na te gaan wat de oorzaken zijn van de niet-naleving of waarschijnlijke niet-naleving van regelgevingseisen en passende maatregelen en een tijdschema voor de uitvoering van die regelgevingseisen vast te stellen;

d) het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de onderneming gelasten variabele beloningen en bonussen, uitkeringen op eigenvermogensinstrumenten of terugbetaling of wederinkoop van eigenvermogensbestanddelen op te schorten of te beperken.

3. Bij aanhoudende verslechtering van de solvabiliteitspositie van de onderneming na een kennisgeving als bedoeld in artikel 138, lid 1, of artikel 139, lid 1, hebben de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid om alle nodige maatregelen te treffen, met inbegrip van de in lid 2 bedoelde maatregelen, om in het geval van verzekeringsovereenkomsten de belangen van verzekeringnemers te beschermen, alsook de uit herverzekeringsovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen.

Deze maatregelen zijn evenredig en weerspiegelen derhalve de mate waarin de solvabiliteitspositie van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming is verslechterd.

_________________________________________________________________

*1    Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad [OP – het nummer van de IRRD invoegen].”.

(2) Aan artikel 267 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

“Bij toepassing van de afwikkelingsinstrumenten als bedoeld in artikel 26, lid 3, van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] en uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV, titel III, van die richtlijn, is deze titel ook van toepassing op herverzekeringsondernemingen en de entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), van die richtlijn.

De artikelen 270 en 272 van deze richtlijn zijn niet van toepassing indien artikel 63 van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] van toepassing is.

Artikel 295 van deze richtlijn is niet van toepassing indien artikel 64 van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] van toepassing is.”.

(3) Artikel 268, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a) punt a) wordt vervangen door:

“a)    “bevoegde autoriteiten”: de bestuurlijke of rechterlijke autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor het nemen van saneringsmaatregelen of voor de liquidatieprocedures, dan wel een afwikkelingsautoriteit in de zin van artikel 2, lid 2, punt 7, van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] met betrekking tot uit hoofde van die richtlijn genomen saneringsmaatregelen;”;

b) punt c) wordt vervangen door:

“c)    “saneringsmaatregelen”: maatregelen die enigerlei optreden van de bevoegde autoriteiten behelzen, bedoeld zijn om de financiële positie van een verzekeringsonderneming in stand te houden of te herstellen en van dien aard zijn dat zij bestaande rechten van andere partijen dan de verzekeringsonderneming zelf aantasten, zoals het opschorten van betalingen of handhavingsmaatregelen of het verlagen van schuldvorderingen, het toepassen van de in artikel 26, lid 3, van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] bedoelde afwikkelingsinstrumenten en het uitoefenen van de in hoofdstuk IV, titel III, van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] bedoelde afwikkelingsbevoegdheden;”.

Artikel 84

Wijzigingen van Richtlijn 2002/47/EG

Richtlijn 2002/47/EG wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 1, lid 6, wordt vervangen door:

“6.    De artikelen 4 tot en met 7 van deze richtlijn zijn niet van toepassing op beperkingen van de afdwingbaarheid van financiëlezekerheidsovereenkomsten of op beperkingen van de gevolgen van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leiden tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, of op bepalingen inzake saldering bij vroegtijdige beëindiging of verrekening die krachtens titel IV, hoofdstuk V of VI, van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad*2, krachtens titel V, hoofdstuk III, afdeling 3, of hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad*3, krachtens titel III, hoofdstuk III, afdeling 4, of hoofdstuk IV van Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad*4 worden opgelegd, of op dergelijke beperkingen die krachtens soortgelijke bevoegdheden op grond van de nationale wetgeving van een lidstaat worden opgelegd ter facilitering van de ordelijke afwikkeling van entiteiten als bedoeld in lid 2, punt d), van dit artikel waarvoor waarborgen gelden die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in titel IV, hoofdstuk VII, van Richtlijn 2014/59/EU of titel V, hoofdstuk V, van Verordening (EU) 2021/23 vermelde waarborgen;

______________________________________________________________

*2Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

*3Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1).

*4[OP – verwijzing naar de IRRD invoegen].”.

(2) Artikel 9 bis wordt vervangen door:

“Artikel 9 bis

Richtlijn 2008/48/EG, Richtlijn 2014/59/EU, Richtlijn (EU) xx/xx en Verordening (EU)2021/23

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan Richtlijn 2008/48/EG, Richtlijn 2014/59/EU, Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad*5 [OP – het nummer van de IRRD invoegen] en Verordening (EU) 2021/23.

_______________________________________________________

*5    Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad [OP – verwijzing naar de IRRD invoegen].”.

Artikel 85

Wijziging van Richtlijn 2004/25/EG

Aan artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2004/25/EG wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De lidstaten dragen er zorg voor dat artikel 5, lid 1, van deze richtlijn niet van toepassing is wanneer gebruik wordt gemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin wordt voorzien in titel IV van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad, in titel V van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad*6 of in titel III van Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad*7 [OP – het nummer van de IRRD invoegen].

___________________________________________________________

*6Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1).

*7Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad [OP – verwijzing naar de IRRD invoegen].”.

Artikel 86

Wijzigingen van Richtlijn 2007/36/EG

Artikel 1, lid 4, van Richtlijn 2007/36/EG wordt vervangen door:

“4.    De lidstaten dragen er zorg voor dat deze richtlijn niet van toepassing is wanneer gebruik wordt gemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin wordt voorzien in titel IV van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad*8, in titel V van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad*9 of in titel III van Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad*10 [OP – het nummer van de IRRD invoegen].

______________________________________________________

*8Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

*9Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1).

*10Richtlijn (EU) XX/XX van het Europees Parlement en de Raad [OP – verwijzing naar de IRRD invoegen].”.

Artikel 87

Wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132

Richtlijn (EU) 2017/1132 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 84, lid 3, wordt vervangen door:

“3.    De lidstaten dragen er zorg voor dat artikel 49, artikel 58, lid 1, artikel 68, leden 1, 2 en 3, artikel 70, lid 2, eerste alinea, de artikelen 72 tot en met 75, 79, 80 en 81 van deze richtlijn niet van toepassing zijn wanneer gebruik wordt gemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin wordt voorzien in titel IV van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad*11, in titel V van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad*12 of in titel III van Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad*13.

______________________________________________________

*11Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

*12Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 22 van 22.1.2021, blz. 1).

*13Richtlijn (EU) XX/XX van het Europees Parlement en de Raad [OP – verwijzing naar de IRRD invoegen].”.

(2) Artikel 86 bis wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

“b)    de vennootschap is onderworpen aan afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin wordt voorzien in titel IV van Richtlijn 2014/59/EU, titel V van Verordening (EU) 2021/23 of in titel III van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen].”;

b) in lid 4 wordt punt c) vervangen door:

“c)    waarop crisispreventiemaatregelen in de zin van artikel 2, lid 1, punt 101, van Richtlijn 2014/59/EU, van artikel 2, punt 48, van Verordening (EU) 2021/23 of van artikel 2, lid 2, punt 75, van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] van toepassing zijn.”.

(3) Artikel 87, lid 4, wordt vervangen door:

“4.    De lidstaten dragen er zorg voor dat dit hoofdstuk niet van toepassing is op vennootschappen die het voorwerp zijn van de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin wordt voorzien in titel IV van Richtlijn 2014/59/EU, in titel V van Verordening (EU) 2021/23 of in titel III van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen].”.

(4) Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 4 wordt punt b) vervangen door:

“b)    de vennootschap is onderworpen aan afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin wordt voorzien in titel IV van Richtlijn 2014/59/EU, titel V van Verordening (EU) 2021/23 of in titel III van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen].”;

b) in lid 5 wordt punt c) vervangen door:

“c)    waarop crisispreventiemaatregelen in de zin van artikel 2, lid 1, punt 101, van Richtlijn 2014/59/EU, van artikel 2, punt 48, van Verordening (EU) 2021/23 of van artikel 2, lid 2, punt 75, van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] van toepassing zijn.”.

(5) Artikel 160 bis wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 4 wordt punt b) vervangen door:

“b)    de vennootschap is onderworpen aan afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin wordt voorzien in titel IV van Richtlijn 2014/59/EU, titel V van Verordening (EU) 2021/23 of in titel III van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – verwijzing naar de IRRD invoegen].”;

b) in lid 5 wordt punt c) vervangen door:

“c)    waarop crisispreventiemaatregelen in de zin van artikel 2, lid 1, punt 101, van Richtlijn 2014/59/EU, van artikel 2, punt 48, van Verordening (EU) 2021/23 of van artikel 2, lid 2, punt 75, van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – verwijzing naar de IRRD invoegen] van toepassing zijn.”.

Artikel 88

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1094/2010

Verordening (EU) nr. 1094/2010 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 4, punt 2, wordt punt i) vervangen door:

“i)    toezichthoudende autoriteiten in de zin van artikel 13, punt 10, van Richtlijn 2009/138/EG, afwikkelingsautoriteiten in de zin van artikel 2, punt 7, van Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad*14, en bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 6, punt 8, van Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad*15 en als bedoeld in Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad*16;”.

(2) Aan artikel 40, lid 6, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Het in lid 1, punt b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan, wanneer hij binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) xx/xx [OP – het nummer van de IRRD invoegen] optreedt, zich in voorkomend geval laten vergezellen door een vertegenwoordiger van de afwikkelingsautoriteit in elke lidstaat, die niet stemgerechtigd is.

_________________________________________________________________

*14    [OP – verwijzing naar de IRRD invoegen].

*15    Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).

*16    Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19).”.

Artikel 89

Wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012

Aan artikel 81, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het volgende punt toegevoegd:

“r)    de afwikkelingsautoriteiten die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn (EU) xx/xx van het Europees Parlement en de Raad*17.

_______________________________________________________________

*17    [OP – verwijzing naar de IRRD invoegen].”.

TITEL VIII
SLOTBEPALINGEN

Artikel 90

Afwikkelingscomité van de Eiopa

1. Overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 richt de Eiopa een permanent intern comité op voor de voorbereiding van de Eiopa-besluiten als bedoeld in artikel 44 van die verordening, met inbegrip van besluiten betreffende ontwerpen van technische reguleringsnormen en ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ten aanzien van taken die overeenkomstig deze richtlijn aan afwikkelingsautoriteiten zijn overgedragen. Dat intern comité is samengesteld uit de in artikel 3 van deze richtlijn bedoelde afwikkelingsautoriteiten.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn werkt de Eiopa in het kader van het gemengd comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten dat bij artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 is opgericht, samen met de EBA en de ESMA.

3. Voor de toepassing van deze richtlijn zorgt de Eiopa voor een organisatorische scheiding tussen het afwikkelingscomité en andere in Verordening (EU) nr. 1094/2010 uiteengezette functies. Het afwikkelingscomité bevordert de ontwikkeling en coördinatie van afwikkelingsplannen en ontwikkelt methoden voor de afwikkeling van in artikel 1, lid 1, van deze richtlijn bedoelde entiteiten die falende zijn.

Artikel 91

Samenwerking met de Eiopa

1. De lidstaten zien erop toe dat de toezichthoudende autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten voor de toepassing van deze richtlijn samenwerken met de Eiopa overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1094/2010.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de toezichthoudende autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten de Eiopa onverwijld alle informatie verstrekken die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Artikel 92

Omzetting

1. De lidstaten dienen uiterlijk [OP – 18 maanden na de inwerkingtreding toevoegen] de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan de artikelen 1 tot en met 87, 90 en 91 van deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee. De artikelen 88 en 89 zijn echter verbindend in al hun onderdelen en zijn rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Zij passen de artikelen 1 tot en met 87, en de artikelen 90 en 91 toe met ingang van [OP – 18 maanden plus één dag na de inwerkingtreding toevoegen].

Wanneer de lidstaten de artikelen 1 tot en met 87, en de artikelen 90 en 91 aannemen, wordt in die artikelen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 93

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 94

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.