Artikelen bij COM(2021)532 - Standpunt EU tijdens de zevende zitting van de vergadering van partijen bij het Verdrag van Aarhus inzake naleving in het kader van de zaken ACCC/C/2008/32 en ACCC/C/2015/128

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de zevende zitting van de vergadering van de partijen bij het Verdrag van Aarhus met betrekking tot Ontwerpbesluit VII.8f betreffende de naleving door de Unie van haar verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Aarhus in zaak ACCC/C/2008/32 houdt in dat het bovengenoemde ontwerpbesluit aanvaard en de bevindingen worden bevestigd. De Unie moet echter waarborgen dat in het besluit met de volgende punten rekening wordt gehouden:

–In het besluit moet worden toegejuicht dat de EU alle nodige stappen heeft ondernomen om te waarborgen dat de bevindingen worden nageleefd en om het betrokken publiek inzake milieuaangelegenheden toegang te geven tot de rechter, overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, van het verdrag. In het besluit moet ook worden verduidelijkt dat zodra alle bepalingen van de herziene Aarhusverordening in werking zijn getreden, in zaak ACCC/C/2008/32 niet langer sprake zal zijn van niet-naleving door de EU.

–Indien het ontwerpbesluit de afwijzing door het Comité van de prejudiciële procedure herhaalt, moet dit worden verworpen. Het is essentieel dat het besluit de centrale rol van de nationale rechtbanken in de Unie als gewone rechterlijke instanties die het recht van de Unie toepassen, erkent en de procedure van prejudiciële beslissingen uit hoofde van artikel 267 VWEU als geldig rechtsmiddel erkent.

Artikel 2

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de zevende zitting van de vergadering van de partijen bij het Verdrag van Aarhus met betrekking tot Ontwerpbesluit VII.8f betreffende de naleving door de Unie van haar verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Aarhus in zaak ACCC/C/2015/128 is dat de bezwaren en bevindingen van het Comité van toezicht op de naleving worden erkend. In het besluit moet ook de formulering van de verklaring van de Commissie worden herhaald, die tijdens de laatste trialoog over de herziening van de Aarhusverordening op 12 juli 2021 is uitgebracht.

Deze verklaring luidt als volgt:

“De Commissie blijft vastbesloten ervoor te zorgen dat de EU haar internationale verplichtingen in aangelegenheden in verband met het Verdrag van Aarhus nakomt en erkent in dat verband de door het Comité van toezicht op de naleving van het Verdrag van Aarhus op 17 maart 2021 geuite bezorgdheid en bevindingen in zaak ACCC/C/2015/128 22 met betrekking tot staatssteun. In de bevindingen wordt de EU verzocht “de nodige wetgevende, regelgevende en andere maatregelen te nemen om te waarborgen dat de Aarhusverordening wordt gewijzigd of dat nieuwe wetgeving van de Europese Unie wordt vastgesteld, teneinde het publiek duidelijk toegang tot administratieve of gerechtelijke procedures te verschaffen om besluiten van de Europese Commissie inzake staatssteun uit hoofde van artikel 108, lid 2, VWEU aan te vechten die in strijd zijn met het Unierecht inzake het milieu, overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, van het Verdrag”.

De Commissie analyseert momenteel de implicaties van de bevindingen en beoordeelt de beschikbare opties. De Commissie zal deze beoordeling uiterlijk eind 2022 voltooien en bekend maken. Indien van toepassing zal de Commissie tegen eind 2023 maatregelen voorstellen om dit probleem aan te pakken, in het licht van de verplichtingen van de EU en haar lidstaten uit hoofde van het Verdrag van Aarhus en rekening houdend met de staatssteunregels van de Unie.”.

De Unie moet zich er dienovereenkomstig toe verbinden de implicaties van de bevindingen te analyseren en de beschikbare opties binnen het kader en de specifieke kenmerken van de rechtsorde van de Unie te beoordelen. De Unie moet zich er ook toe verbinden deze beoordeling uiterlijk eind 2022 te voltooien en bekend te maken. Bovendien moet de Unie zich ertoe verbinden, indien van toepassing, tegen eind 2023 maatregelen voor te stellen om dit probleem aan te pakken, in het licht van de verplichtingen van de EU en haar lidstaten uit hoofde van het Verdrag van Aarhus en rekening houdend met de staatssteunregels van de Unie.

Dit moet de Commissie dan in staat stellen de in de verklaring bedoelde beoordeling af te ronden en bekend te maken en, indien van toepassing, met maatregelen te komen om de door het Comité van toezicht op de naleving aan de orde gestelde kwestie aan te pakken, binnen de in de verklaring aangegeven termijnen.

Daarom moet de Unie de vergadering van de partijen dan ook voorstellen om de bevestiging van de bevindingen in zaak ACCC/C/2015/128 uit te stellen tot de achtste zitting van de vergadering van de partijen, in plaats van deze te bekrachtigen.


Artikel 3

Andere kleine wijzigingen in overeenstemming met de geest van dit besluit kunnen via coördinatie ter plaatse en in het licht van mogelijke onderhandelingen over Ontwerpbesluit VII.8f worden overeengekomen.


Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Commissie.