Artikelen bij COM(2021)283 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake de verordening inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 3.6.2021

COM(2021) 283 final

2018/0197(COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad over de vaststelling van de verordening inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds


2018/0197 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad over de vaststelling van de verordening inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds

1. Chronologisch overzicht

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (document COM(2018) 372 final – 2018/0197 (COD)):29 mei 2018
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité:17 oktober 2018
Advies van het Comité van de Regio’s:5 december 2018
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:26 maart 2019
Indiening van het gewijzigd voorstel:    
(document COM(2020) 452 final - 2018/0197 (COD)):
28 mei 2020
Het Europees Economisch en Sociaal Comité is geraadpleegd maar heeft geen advies uitgebracht/
Het Comité van de Regio’s is geraadpleegd maar heeft geen advies uitgebracht/
Vaststelling van het standpunt van de Raad in eerste lezing:27 mei 2021

2. Doel van het voorstel van de Commissie

Het voorstel van de Commissie stelt de specifieke doelstellingen en het toepassingsgebied van de steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (“EFRO”) en het Cohesiefonds vast met het oog op de bijdrage van deze fondsen aan de in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verankerde algemene doelstelling de economische, sociale en territoriale samenhang van de Unie te versterken.

3. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

In het standpunt van de Raad worden – op beperkte uitzonderingen na – de overeenkomstig het voorstel van de Commissie in het kader van de specifieke doelstellingen en het toepassingsgebied van de steun vastgestelde architectuur van de verordening en de geschiktheid van de fondsen overgenomen.

De belangrijkste wijzigingen betreffen:

·de mogelijkheid om aan de vereisten van concentratie te voldoen op nationaal niveau of op het niveau van de regiocategorie (meer flexibiliteit);

·een beperkte versoepeling van de vereisten voor thematische concentratie door:

·een verlaging van de toepasselijke concentratiedrempels voor relatief minder welvarende landen of regio’s (lidstaten met een bruto nationaal inkomen van 100 % of minder van het EU-gemiddelde) en voor overgangsregio’s en minder ontwikkelde regio’s; voor de meer ontwikkelde regio’s en landen is daarentegen een minimumvereiste van 30 % vastgesteld voor beleidsdoelstelling 2 (“Een groener Europa”);

·milieu- en klimaatvriendelijke uitgaven in het kader van het Cohesiefonds mee te tellen voor de thematische concentratie;

·specifieke toewijzingen voor de ultraperifere en dunbevolkte gebieden vrij te stellen van de concentratieregels;

·het overhevelen van de specifieke doelstellingen “stedelijke mobiliteit” en “digitale connectiviteit” van beleidsdoelstelling 3 naar beleidsdoelstellingen waarvoor thematische concentratie geldt (respectievelijk beleidsdoelstelling 2 en beleidsdoelstelling 1). Het effect van een dergelijke overheveling is verzacht door een limiet vast te stellen voor de toegestane maximumbijdrage van die sectoren aan de vereisten van thematische concentratie.

Wat de specifieke doelstellingen betreft, is extra nadruk gelegd op de integratie van onderdanen van derde landen (met inbegrip van migranten) en op investeringen in cultuur en duurzaam toerisme.

Met betrekking tot gebieden die van het toepassingsgebied van de steun zijn uitgesloten, houdt de belangrijkste wijziging verband met de subsidiabiliteit van steun voor met fossiele brandstoffen gerelateerde investeringen, via een zeer beperkte subsidiabiliteit van met aardgas gerelateerde investeringen onder bepaalde voorwaarden. Het effect ervan is verzacht door een restrictieve definitie van subsidiabele investeringen, de plafonnering van de middelen voor de ondersteuning van dergelijke investeringen (minder dan 1 % van de totale toewijzing uit het EFRO en het Cohesiefonds) en tijdsbeperkingen. Er is ook in enkele beperkte uitzonderingen op de algemeen uitgesloten gebieden voorzien, met name voor gerichte investeringen in luchthaveninfrastructuur en afvalbeheer. De uitsluiting van investeringen op het gebied van breedband en rollend materieel is geschrapt – voor deze gebieden blijven de overeenkomstige voorwaarden in het kader van de staatssteunregels volledig van toepassing.

Er is een verwijzing naar het stabiliteits- en groeipact opgenomen. De uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie, die in uitzonderlijke omstandigheden geactiveerd konden worden, zijn beperkt.

De nadruk is gelegd op de in het Verdrag vastgestelde doelstellingen van de fondsen en hun bijdrage aan de sociale, economische en territoriale samenhang en op het belang van gebieden met een ontwikkelingsachterstand, met inbegrip van plattelandsgebieden en gebieden met natuurlijke of demografische belemmeringen. Wat dit laatste punt betreft, is een specifieke bepaling opgenomen die voorziet in de mogelijkheid om in de door de lidstaten voorbereide partnerschapsovereenkomsten middelen te bestemmen voor gebieden met een ontwikkelingsachterstand.

De stedelijke dimensie is versterkt door de verplichte toewijzing van middelen voor duurzame stadsontwikkeling te verhogen van 6 % naar 8 % van de nationale EFRO-middelen in het kader van de doelstelling “Investeren in werkgelegenheid en groei”.

Voorts is de nieuwe component “Investeringen in interregionale innovatie” overgeheveld van de Interreg-verordening naar de verordening inzake het EFRO en het Cohesiefonds en de wijze van beheer van deze component is verduidelijkt.

4. Conclusie

Het standpunt van de Raad vormt een evenwichtig compromis en beantwoordt aan het evenwicht en de doelstellingen van het voorstel van de Commissie.