Artikelen bij COM(2021)128 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake een Verordening tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 17.3.2021

COM(2021) 128 final

2018/0209(COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1293/2013


2018/0209 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1293/2013

1. Chronologisch overzicht

Indiening voorstel bij het Europees Parlement en de Raad
(document COM(2018) 385 final – 2018/0209 COD):
18 juni 2018
Datum van het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité:17 oktober 2018
Datum van het advies van het Comité van de Regio’s:9 oktober 2018
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:17 april 2019
Vaststelling van het standpunt van de Raad:16 maart 2021

2. Doel van het voorstel van de Commissie

De overkoepelende doelstelling van het voorstel was de transitie naar een moderne, schone en meer circulaire economie te ondersteunen door ervoor te zorgen dat het LIFE-programma na 2020 wordt voortgezet.

Het LIFE-programma is het enige EU-fonds dat zich uitsluitend op milieu- en klimaatdoelstellingen richt. Het beschikt over een relatief bescheiden budget en richt zich daarmee op een niche tussen EU-programma’s ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, met inbegrip van hun demonstratieactiviteiten, enerzijds en EU-programma’s ter financiering van de grootschalige invoering van maatregelen anderzijds. Het programma helpt daarmee de kloof tussen de ontwikkeling van nieuwe kennis en het in praktijk brengen daarvan te dichten.

Het voorstel vloeide voort uit de resultaten van de tussentijdse evaluatie van het LIFE-programma en de daarmee samenhangende raadplegingsactiviteiten.

Het was grotendeels gebaseerd op de huidige verordening, met een uitbreiding van de omvang en het toepassingsgebied om de transitie naar schone energie te omarmen, die momenteel in het kader van Horizon 2020 wordt gefinancierd. In tegenstelling tot de huidige LIFE-verordening bevatte het voorstel geen gedetailleerde bepalingen betreffende uitvoeringsregelingen, maar was het beperkt tot het definiëren van de bredere doelstellingen en soorten projecten.

3. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt van de Raad volgt het in de trialoogrondes bereikte akkoord. Het bevat de horizontale bepalingen die in het kader van de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader (MFK) zijn vastgesteld.

In vergelijking met de eerste lezing van het Europees Parlement houdt het standpunt van de Raad de volgende belangrijke wijzigingen in:

–het schrappen van de onbeperkte duur van het programma;

–het voorstellen van een retroactieve toepassing van de verordening vanaf 1 januari 2021, om een juridisch vacuüm vóór de vaststelling ervan te voorkomen;

–het opnemen van de programmaspecifieke klimaatdoelstelling en de verwijzing naar de ambitie op het vlak van biodiversiteit;

–een verlaging van het budget, overeenkomstig het bedrag dat in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie was vastgesteld;

–een verfijning van het voorstel van de Commissie inzake cumulatieve en alternatieve financiering om een soepele toepassing van het excellentiekeurmerk mogelijk te maken;

–een beperking van de steun voor internationale overeenkomsten voor de organisatie van multilaterale conferenties;

–het schrappen van het voorzien in de deelname van consortia aan de oproep tot het indienen van voorstellen, in overeenstemming met de huidige praktijk, en

–het schrappen van de bevoegdheid van de Commissie om aanvullende voorwaarden vast te stellen voor de deelname van derde landen aan het programma.

Over het geheel genomen wordt met deze overeenkomst een evenwichtig resultaat bereikt tussen de standpunten van de medewetgevers, met behoud van de oorspronkelijke doelstellingen van de Commissie, en wordt een vergelijkbaar ambitieniveau als in het voorstel van de Commissie gehandhaafd.

4. Verklaringen van de Commissie

De Commissie heeft drie verklaringen afgelegd, die in het aanhangsel zijn opgenomen.

5. Conclusie

De Commissie staat achter de resultaten van de interinstitutionele onderhandelingen en kan bijgevolg het standpunt van de Raad in eerste lezing aanvaarden.

AANHANGSEL

Verklaringen van de Commissie

(1) Verklaring van de Commissie over het programmaspecifieke logo

De Commissie betreurt het dat de medewetgevers hebben besloten het LIFE-logo te behouden. Dit druist in tegen de horizontale aanpak om in het kader van de toekomstige langetermijnbegroting geen programmaspecifieke logo’s te gebruiken. Door de verschillende EU-programma’s het gemeenschappelijke Europese embleem te laten gebruiken, wil de Commissie ervoor zorgen dat Europeanen de Unie als één geheel kunnen ervaren.

Het embleem is gemeenschappelijk aan alle EU-instellingen en zal een belangrijk bestanddeel zijn van de eenvoudige, coherente en bindende voorschriften inzake zichtbaarheid en communicatie voor de verschillende programma’s.

Met het oog op het bereiken van een algemeen akkoord over het programma kan de Commissie instemmen met het behoud van het LIFE-logo, op voorwaarde dat het beperkt blijft tot het LIFE-programma in de betrokken programmeringsperiode.

De Commissie blijft ervan overtuigd dat de communicatie en de zichtbaarheid van het EU-optreden naar een breed publiek doeltreffender is zonder programmaspecifieke logo’s. De Commissie blijft bereid om dit ruim vóór de onderhandelingen over de volgende programmeringsperiode bij de medewetgevers verder te onderbouwen.

(2) Verklaring van de Commissie over de “geen-advies-bepaling”

De Commissie herinnert eraan dat wanneer de wetgever afwijkt van de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 182/2011 vastgelegde criteria, zijn keuze voor een andere procedure moet worden gemotiveerd. De Commissie is van mening dat de voorwaarde om een beroep te doen op de onderzoeksprocedure — namelijk dat de uitvoeringshandeling “aanzienlijke implicaties” heeft — verband houdt met de hoogte van het betrokken budget, en dat in het geval van het LIFE-programma niet aan die voorwaarde is voldaan.

De Commissie benadrukt bovendien dat het tegen de letter en de geest van Verordening (EU) nr. 182/2011 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13) indruist om systematisch gebruik te maken van artikel 5, lid 4, tweede alinea, punt b). Op deze bepaling kan alleen een beroep worden gedaan als er een specifieke behoefte bestaat om af te wijken van het basisbeginsel, te weten dat de Commissie een ontwerpuitvoeringshandeling kan aannemen indien geen advies is uitgebracht. Aangezien het hier een uitzondering betreft op de algemene regel zoals vastgesteld in artikel 5, lid 4, kan gebruikmaking van de tweede alinea, punt b), niet eenvoudig als een “discretionaire bevoegdheid” van de wetgever worden beschouwd, maar moet dit op restrictieve wijze worden uitgelegd en dus worden gemotiveerd.

(3) Verklaring van de Commissie over de bijdrage van het LIFE-programma aan de ambitie op het vlak van biodiversiteit

In overeenstemming met het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (2018/2070(ACI)), zal de Commissie in samenwerking met de Raad en het Parlement een doeltreffende, transparante en alomvattende methode vaststellen voor het monitoren van de biodiversiteitsuitgaven, met het oog op de ambitie om in 2024 7,5 %, en in 2026 en 2027 10 %, van de jaarlijkse MFK-uitgaven te besteden aan biodiversiteitsdoelstellingen.

Na de vaststelling van deze methode zal de Commissie uiterlijk op 31 juli 2022 aan het Europees Parlement en de Raad de bijdragen van de LIFE-verordening aan de ambitie op het vlak van biodiversiteit voorstellen. De uitgaven van het LIFE-programma voor biodiversiteitsdoelstellingen zullen jaarlijks worden gerapporteerd in de programmaverklaringen voor de operationele uitgaven. De bijdrage ervan aan de staat van instandhouding van habitats en soorten zal in het kader van de geplande tussentijdse evaluatie in 2024 waarnaar in artikel 19 van de LIFE-verordening wordt verwezen, worden geanalyseerd.