Artikelen bij COM(2020)798 - Verordening (EU) 2023/1542 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG en Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen

Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied

1. Bij deze verordening worden vereisten vastgesteld inzake duurzaamheid, veiligheid, etikettering en informatie om het in de handel brengen of in gebruik nemen van batterijen toe te staan, alsmede voorschriften voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte batterijen.

2. Deze verordening is van toepassing op alle batterijen, namelijk draagbare batterijen, autobatterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en industriële batterijen, ongeacht hun vorm, volume, gewicht, ontwerp, materiaalsamenstelling, gebruik of doel. Zij is ook van toepassing op batterijen die in andere producten zijn ingebouwd of die aan andere producten zijn toegevoegd.

3. Deze verordening is niet van toepassing op batterijen in:

a) apparatuur die wordt aangewend in samenhang met de bescherming van wezenlijke belangen in verband met de veiligheid van de lidstaten, wapens, munitie en oorlogsmateriaal, met uitzondering van producten die niet voor specifieke militaire doeleinden zijn bestemd; en

b) apparatuur bestemd om de ruimte ingestuurd te worden.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) “batterij”: elke bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een of meer niet-oplaadbare of oplaadbare batterijcellen of groepen daarvan;

2) “batterijcel”: de functionele basiseenheid in een batterij die wordt gevormd door elektroden, elektrolyt, een behuizing, aansluitingen en, indien van toepassing, separatoren, en die de actieve materialen bevat waarvan de reactie elektrische energie opwekt;

3) “actief materiaal”: materiaal dat chemisch reageert om elektrische energie op te wekken wanneer de batterijcel ontlaadt;

4) “niet-oplaadbare batterij”: een batterij die niet is ontworpen om elektrisch te worden opgeladen;

5) “oplaadbare batterij”: een batterij die is ontworpen om elektrisch te worden opgeladen;

6) “batterij met interne opslag”: een batterij waarop geen externe apparaten zijn aangesloten die bedoeld zijn om energie op te slaan;

7) “draagbare batterij”: elke batterij die:

–afgedicht is,

–minder dan 5 kg weegt,

–niet voor industriële doeleinden ontworpen is, en

–noch een batterij voor een elektrisch voertuig, noch een autobatterij is;

8) “draagbare batterijen voor algemeen gebruik”: draagbare batterijen met de volgende algemene modellen: 4,5 volt (3R12), D, C, AA, AAA, AAAA, A23, 9 volt (PP3);

9) “lichte vervoermiddelen”: voertuigen op wielen met een elektromotor van minder dan 750 watt, waarop reizigers zitten wanneer het voertuig in beweging is en die uitsluitend door de elektromotor of door een combinatie van motor en menselijke kracht kunnen worden aangedreven;

10) “autobatterij”: elke batterij die uitsluitend wordt gebruikt voor het starten, voor de verlichting of het ontstekingsvermogen van een motorvoertuig;

11) “industriële batterij”: een batterij die is ontworpen voor industrieel gebruik en alle andere batterijen, met uitzondering van draagbare batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen;

12) “batterij voor een elektrisch voertuig”: een batterij die specifiek is ontworpen om te zorgen voor de aandrijving van hybride en elektrische wegvoertuigen;

13) “batterijsysteem voor stationaire energieopslag”: een oplaadbare industriële batterij met interne opslag die speciaal is ontworpen om elektrische energie op te slaan en aan het elektriciteitsnet te leveren, ongeacht de plaats waar deze batterij wordt gebruikt of de persoon door wie zij wordt gebruikt;

14) “in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een batterij;

15) “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een batterij met het oog op distributie of gebruik in de handel;

16) “in gebruik nemen”: het eerste gebruik, voor het beoogde doel, van een batterij in de Unie;

17) “batterijmodel”: elke batterij die in serie wordt geproduceerd;

18) “koolstofvoetafdruk”: de som van broeikasgasemissies en verwijderingen van broeikasgassen in een productsysteem, uitgedrukt in equivalenten kooldioxide (CO2) en gebaseerd op een onderzoek naar de milieuvoetafdruk van producten (Product Environmental Footprint, PEF), waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van de effectcategorie klimaatverandering;

19) “marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur of de fulfilmentdienstverlener die overeenkomstig deze verordening verplichtingen heeft met betrekking tot de productie van batterijen, het op de markt aanbieden, het in de handel brengen of het in gebruik nemen van batterijen;

20) “onafhankelijke marktdeelnemer”: een natuurlijke of rechtspersoon, die geen erkende dealer of reparateur of revisiebedrijf is, die onafhankelijk is van de fabrikant en de producent en die direct of indirect betrokken is bij de reparatie, het onderhoud of de herbestemming van batterijen, met inbegrip van afvalverwerkers, reparateurs, fabrikanten of distributeurs van reparatie-apparatuur, gereedschap of reserveonderdelen, alsmede uitgevers van technische informatie, organisaties die keurings- en testdiensten aanbieden, organisaties die opleidingen aanbieden voor installateurs en fabrikanten van batterijen en voor reparateurs van apparatuur voor door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen;

21) “QR-code”: een matrixstreepjescode die een koppeling vormt met informatie over een batterijmodel;

22) “batterijmanagementsysteem”: een elektronisch apparaat dat de elektrische en thermische functies van de batterij regelt of beheert, dat de gegevens over de parameters voor het bepalen van de conditie en de verwachte levensduur van de batterijen, zoals vastgesteld in bijlage VII, beheert en opslaat en dat communiceert met het voertuig of het apparaat waarin de batterij is ingebouwd;

23) “apparaat”: elektrische of elektronische apparatuur, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2012/19/EU, die geheel of gedeeltelijk door een batterij wordt gevoed of kan worden gevoed;

24) “laadniveau”: de beschikbare capaciteit in een batterij, uitgedrukt als percentage van de nominale capaciteit;

25) “conditie”: een maatstaf voor de algemene toestand van een oplaadbare batterij en het vermogen ervan om de gespecificeerde prestaties te leveren in vergelijking met de oorspronkelijke toestand;

26) “herbestemming”: elke handeling die tot gevolg heeft dat onderdelen of de volledige batterij voor een ander doel of een andere toepassing worden gebruikt dan die waarvoor de batterij oorspronkelijk is ontworpen;

27) “fabrikant”: een natuurlijke of rechtspersoon die een batterij produceert of een batterij laat ontwerpen of produceren en deze onder zijn eigen naam of handelsmerk verhandelt;

28) “technische specificatie”: een document dat de technische eisen voorschrijft waaraan een product, proces of dienst moet voldoen;

29) “geharmoniseerde norm”: een norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

30) “CE-markering”: een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat de batterij in overeenstemming is met de toepasselijke vereisten van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet;

31) “accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

32) “nationale accreditatie-instantie”: een nationale accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

33) “conformiteitsbeoordeling”: het proces waarin wordt aangetoond of voldaan is aan de in deze verordening vastgestelde duurzaamheids-, veiligheids- en etiketteringsvoorschriften voor een batterij;

34) “conformiteitsbeoordelingsinstantie”: een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uitvoert, waaronder ijken, testen, certificeren en inspecteren;

35) “aangemelde instantie”: een conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig artikel 22 van deze verordening is aangemeld;

36) “zorgvuldigheidseisen in de toeleveringsketen”: de verplichtingen van de marktdeelnemer die een oplaadbare industriële batterij of een batterij voor elektrische voertuigen in de handel brengt met betrekking tot zijn beheersysteem, risicobeheer, externe verificaties door aangemelde instanties en de bekendmaking van informatie met het oog op de vaststelling en aanpak van huidige en potentiële risico’s in verband met de aankoop, verwerking en verhandeling van de voor de productie van batterijen benodigde grondstoffen;

37) “producent”: een fabrikant, importeur of distributeur die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, ook door middel van overeenkomsten op afstand zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2011/83/EU, en beroepshalve een batterij voor het eerst in omloop brengt of voor een eerste gebruik levert op het grondgebied van een lidstaat, ook wanneer deze batterij is ingebouwd in een apparaat of voertuig;

38) “organisatie voor producentenverantwoordelijkheid”: een rechtspersoon die de nakoming van de verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid financieel of operationeel organiseert namens meerdere producenten;

39) “afgedankte batterij”: een batterij die een afvalstof is in de zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG;

40) “hergebruik”: het geheel of gedeeltelijk rechtstreeks hergebruiken van de batterij voor het oorspronkelijke doel waarvoor de batterij werd ontworpen;

41) “gevaarlijke stof”: een stof die voldoet aan de criteria voor een of meer van de volgende gevarenklassen of -categorieën die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 67 :

a) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, 2.15 typen A tot en met F,

b) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10,

c) gevarenklasse 4.1,

d) gevarenklasse 5.1,

42) “verwerking”: elke activiteit die wordt uitgevoerd op afgedankte batterijen nadat deze zijn overgedragen aan een inrichting voor sortering of voorbereiding op recycling;

43) “vrijwillige-inzamelpunten”: alle non-profit, commerciële of andere economische ondernemingen of overheidsorganen die op eigen initiatief betrokken zijn bij de gescheiden inzameling van afgedankte draagbare batterijen, door de afgedankte draagbare batterijen die zij genereren of die door andere eindgebruikers worden gegenereerd, in te zamelen voordat zij door afvalverwerkers worden opgehaald voor verdere verwerking;

44) “afvalverwerker”: een natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve betrokken is bij de gescheiden inzameling, sortering of verwerking van afgedankte batterijen;

45) “inrichting met een vergunning”: een inrichting die overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG een vergunning heeft om afgedankte batterijen te verwerken of te recyclen;

46) “recycler”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die recyclingprocessen uitvoert in een inrichting met een vergunning;

47) “levensduur”: de levensduur van een batterij is de periode die begint wanneer de batterij in de handel wordt gebracht en eindigt wanneer de batterij als afval wordt beschouwd;

48) “recyclingniveau”: voor een bepaalde lidstaat in een bepaald kalenderjaar het percentage dat wordt verkregen door het gewicht van de afgedankte batterijen die in dat kalenderjaar overeenkomstig artikel 56 van deze verordening worden verwerkt en gerecycled, te delen door het gewicht van afgedankte batterijen die overeenkomstig de artikelen 48 en 49 van deze verordening zijn ingezameld;

49) “recyclingproces”: elke recyclinghandeling van afgedankte batterijen, met uitzondering van het sorteren of voorbereiden op recycling, die kan worden uitgevoerd in één of meer inrichtingen met een vergunning;

50) “recyclingrendement” van een recyclingproces: de verhouding die wordt verkregen door de massa van de voor recycling bestemde outputfracties te delen door de massa van de inputfractie van de afgedankte batterijen, uitgedrukt in een percentage;

51) “harmonisatiewetgeving van de Unie”: alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert;

52) “nationale autoriteit”: een goedkeuringsautoriteit of een andere autoriteit die betrokken is bij en verantwoordelijk is voor het markttoezicht zoals beschreven in hoofdstuk VI of de grenscontrole in een lidstaat met betrekking tot batterijen;

53) “gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen in verband met de verplichtingen van de fabrikant op grond van de voorschriften van deze verordening;

54) “importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die een batterij uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

55) “distributeur”: een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen dan de fabrikant of de importeur, die een batterij op de markt aanbiedt;

56) “risico”: de combinatie van de waarschijnlijkheid van schade en de ernst van die schade, beperkt tot de menselijke gezondheid of de veiligheid van personen, eigendommen of het milieu.

De definities van “afvalstof”, “afvalstoffenhouder”, “afvalstoffenbeheer”, “inzameling”, “gescheiden inzameling”, “preventie”, “voorbereiding voor hergebruik”, “nuttige toepassing” en “recycling” die zijn vastgesteld in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG zijn van toepassing.

De definities van “eindgebruiker”, “markttoezicht”, “markttoezichtautoriteit”, “fulfilmentdienstverlener”, “corrigerende maatregel”, “terugroepen” en “uit de handel nemen” die zijn vastgesteld in artikel 3 van Verordening (EU) 2019/1020 zijn van toepassing.

De definities van “onafhankelijke aankoopgroepering” en “marktdeelnemer” die zijn vastgesteld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/944 zijn van toepassing.

Artikel 3
Vrij verkeer

1. Het op de markt aanbieden of het in gebruik nemen van batterijen die aan deze verordening voldoen, wordt door de lidstaten niet verboden, beperkt of belemmerd om redenen die verband houden met duurzaamheids-, veiligheids-, etiketterings- en informatievereisten voor batterijen of het beheer van afgedankte batterijen die onder deze verordening vallen.

2. De lidstaten verhinderen niet dat op handelsbeurzen, tentoonstellingen, bij demonstraties of soortgelijke evenementen batterijen worden getoond die niet aan deze verordening voldoen, op voorwaarde dat een zichtbaar bord duidelijk aangeeft dat deze batterijen niet aan deze verordening voldoen en niet te koop zijn voordat zij conform zijn gemaakt.

Artikel 4
Eisen ten aanzien van duurzaamheid, veiligheid, etikettering en informatie voor batterijen

1. Batterijen mogen alleen in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen als zij voldoen aan: 

a) de in hoofdstuk II vastgestelde duurzaamheids- en veiligheidseisen;

b) de in hoofdstuk III vastgestelde etiketterings- en informatievereisten.

2. Voor aspecten die niet onder de hoofdstukken II en III vallen, geldt dat batterijen geen risico voor de menselijke gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu mogen vormen.

Artikel 5
Bevoegde autoriteit

1. De lidstaten wijzen een of meer bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit hoofdstuk VII en voor het toezicht op en de controle van de naleving van de eisen van dat hoofdstuk door de producenten en de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid.

2. De lidstaten stellen de bijzonderheden van de organisatie en activiteiten van de bevoegde autoriteit of autoriteiten vast, met inbegrip van de administratieve en procedurele regels die het volgende waarborgen:

a) de registratie van de producenten overeenkomstig artikel 46;

b) de machtiging van de producenten en de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 47 en de machtiging en monitoring betreffende de vereisten uit hoofde van artikel 48;

c) het toezicht op de uitvoering van de verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 47;

d) het verzamelen van gegevens over batterijen overeenkomstig artikel 61;

e) het beschikbaar stellen van informatie overeenkomstig artikel 62.

3. Uiterlijk [drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de namen en adressen van de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging in de naam of het adres van deze bevoegde autoriteiten.

Hoofdstuk II
Duurzaamheids- en veiligheidseisen

Artikel 6
Beperkingen van gevaarlijke stoffen

1. Naast de beperkingen die zijn vastgesteld in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 mogen batterijen geen gevaarlijke stoffen bevatten waarvoor in bijlage I een beperking is opgenomen, tenzij deze aan de voorwaarden van die beperking voldoen.

2. Wanneer als gevolg van het gebruik van een stof bij de productie van batterijen, of als gevolg van een stof die in de batterijen aanwezig is wanneer deze in de handel worden gebracht, of tijdens de daaropvolgende fasen van de levenscyclus, met inbegrip van de fase waarin de batterijen worden afgedankt, voor de menselijke gezondheid of het milieu een onaanvaardbaar risico bestaat dat op het niveau van de Unie moet worden aangepakt, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 73 vastgelegde procedure een gedelegeerde handeling vast om de beperkingen in bijlage I overeenkomstig de in artikel 71 vastgelegde procedure te wijzigen.

3. Bij de vaststelling van een gedelegeerde handeling als bedoeld in lid 2 houdt de Commissie rekening met de sociaal-economische gevolgen van de beperking, met inbegrip van de beschikbaarheid van alternatieven voor de gevaarlijke stof.

4. Krachtens lid 2 vastgestelde beperkingen zijn niet van toepassing op het gebruik van een stof voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling (van batterijen) zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 23, van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

5. Indien een overeenkomstig lid 2 vastgestelde beperking niet van toepassing is op onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 22, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, worden deze vrijstelling en de maximumhoeveelheid van de vrijgestelde stof in bijlage I gespecificeerd.

Artikel 7
Koolstofvoetafdruk van batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen

1. Batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh gaan vergezeld van technische documentatie die per productiefaciliteit voor elk batterijmodel en elke partij een overeenkomstig de in de tweede alinea bedoelde gedelegeerde handeling opgestelde koolstofvoetafdrukverklaring bevat, met ten minste de volgende informatie:

a) administratieve informatie over de producent;

b) informatie over de batterij waarvoor de verklaring geldt;

c) informatie over de geografische locatie van de productie-installatie van de batterij;

d) de totale koolstofvoetafdruk van de batterij, berekend als kg koolstofdioxide-equivalent;

e) de koolstofvoetafdruk van de batterij, gedifferentieerd per levenscyclusfase, zoals beschreven in punt 4 van bijlage II;

f) de onafhankelijke externe verificatieverklaring;

g) een weblink om toegang te krijgen tot een openbare versie van het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de resultaten van de koolstofvoetafdrukverklaring.

De in de eerste alinea gestelde eis inzake de koolstofvoetafdrukverklaring geldt vanaf 1 juli 2024 voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen.

Uiterlijk op 1 juli 2023 gaat de Commissie over tot de vaststelling van:

a) een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 73 om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van de methode voor de berekening van de in punt d) bedoelde totale koolstofvoetafdruk van de batterij, in overeenstemming met de essentiële elementen in bijlage II;

b) een uitvoeringshandeling tot vaststelling van het model voor de in de eerste alinea bedoelde koolstofvoetafdrukverklaring. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in de eerste alinea genoemde informatievereisten te wijzigen.

2. Batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh worden voorzien van een opvallend, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar etiket waarop de koolstofvoetafdrukprestatieklasse van de afzonderlijke batterij is aangegeven.

Naast de in lid 1 bedoelde informatie blijkt uit de technische documentatie dat de opgegeven koolstofvoetafdruk en de daarmee samenhangende indeling in een koolstofvoetafdrukprestatieklasse zijn berekend volgens de methode die is uiteengezet in de door de Commissie overeenkomstig de vierde alinea vastgestelde gedelegeerde handeling.

De in de eerste alinea gestelde eisen inzake de koolstofvoetafdrukprestatieklasse gelden vanaf 1 januari 2026 voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen.

Uiterlijk op 31 december 2024 gaat de Commissie over tot de vaststelling van

a) een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 73 om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde koolstofvoetafdrukprestatieklassen. Bij de voorbereiding van deze gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de relevante essentiële elementen van bijlage II;

b) een uitvoeringshandeling tot vaststelling van de modellen voor de in de eerste alinea bedoelde etikettering en het model voor de in de tweede alinea bedoelde verklaring inzake de koolstofvoetafdrukprestatieklasse. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3. Batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen met een interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh gaan per productiefaciliteit voor elk batterijmodel en elke partij vergezeld van technische documentatie waaruit blijkt dat de aangegeven waarde voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur onder de drempelwaarde ligt die is vastgesteld in de door de Commissie overeenkomstig de derde alinea vastgestelde gedelegeerde handeling.

De in de eerste alinea gestelde eis inzake een maximale drempelwaarde voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur geldt vanaf 1 juli 2027 voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen.

De Commissie stelt uiterlijk op 1 juli 2026 overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde maximale drempelwaarde voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur. Bij de voorbereiding van die gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de relevante essentiële elementen van bijlage II.

De invoering van een maximale drempelwaarde voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur leidt zo nodig tot een herindeling van de in lid 2 bedoelde koolstofvoetafdrukprestatieklassen van de batterijen.

Artikel 8
Gehalte aan gerecycled materiaal in industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen

1. Vanaf 1 januari 2027 gaan industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh die kobalt, lood, lithium of nikkel in de actieve materialen bevatten, vergezeld van technische documentatie met informatie per productiefaciliteit over de uit afval teruggewonnen hoeveelheid kobalt, lood, lithium of nikkel die in de actieve materialen voor elk batterijmodel en elke partij aanwezig is.

Uiterlijk op 31 december 2025 stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin de methode voor de berekening en verificatie van de hoeveelheid kobalt, lood, lithium of nikkel die wordt teruggewonnen uit de afvalstoffen die aanwezig zijn in de actieve materialen in de in de eerste alinea bedoelde batterijen, en het model voor de technische documentatie worden vastgelegd. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. Vanaf 1 januari 2030 gaan industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh die kobalt, lood, lithium of nikkel in de actieve materialen bevatten, vergezeld van technische documentatie die per productiefaciliteit voor elk batterijmodel en elke partij aantoont dat deze batterijen het volgende minimumaandeel uit afval teruggewonnen kobalt, lood, lithium of nikkel bevatten in de actieve materialen:

a) 12 % kobalt;

b) 85 % lood;

c) 4 % lithium;

d) 4 % nikkel.

3. Vanaf 1 januari 2035 gaan industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh die kobalt, lood, lithium of nikkel in de actieve materialen bevatten, vergezeld van technische documentatie die per productiefaciliteit voor elk batterijmodel en elke partij aantoont dat deze batterijen het volgende minimumaandeel uit afval teruggewonnen kobalt, lood, lithium of nikkel bevatten in de actieve materialen:

a) 20 % kobalt;

b) 85 % lood;

c) 10 % lithium;

d) 12 % nikkel.

4. Indien gerechtvaardigd en passend vanwege de beschikbaarheid van kobalt, lood, lithium of nikkel uit afvalstoffen of het ontbreken daarvan, is de Commissie bevoegd om uiterlijk op 31 december 2027 overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast te stellen om de in de leden 2 en 3 vastgestelde streefcijfers te wijzigen.

Artikel 9
Prestatie- en degelijkheidseisen voor draagbare batterijen voor algemeen gebruik

1. Met ingang van 1 januari 2027 voldoen draagbare batterijen voor algemeen gebruik aan de waarden voor de elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters van bijlage III die zijn vastgesteld in de door de Commissie overeenkomstig lid 2 vastgestelde gedelegeerde handeling.

2. Uiterlijk op 31 december 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van minimumwaarden voor de in bijlage III vastgestelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters die draagbare batterijen voor algemeen gebruik moeten bereiken.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage III vastgestelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters te wijzigen in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang.

Bij de voorbereiding van de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de noodzaak om de milieueffecten van draagbare batterijen voor algemeen gebruik tijdens de levenscyclus te verminderen en houdt zij rekening met de desbetreffende internationale normen en etiketteringsregelingen. De Commissie zorgt er ook voor dat de bepalingen van deze gedelegeerde handeling geen significant nadelig effect hebben voor de werking van deze batterijen of de apparaten waarin deze batterijen zijn ingebouwd, de betaalbaarheid en de kosten voor de eindgebruikers en het concurrentievermogen van de sector. Er worden geen buitensporige administratieve lasten opgelegd aan de fabrikanten van de betrokken batterijen en apparaten.

3. Uiterlijk op 31 december 2030 beoordeelt de Commissie de haalbaarheid van maatregelen om het gebruik van niet-oplaadbare draagbare batterijen voor algemeen gebruik geleidelijk uit te bannen met het oog op het minimaliseren van de milieueffecten ervan op basis van de levenscyclusanalysemethode. Daartoe dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in en beraadt zij zich over het treffen van passende maatregelen, met inbegrip van de vaststelling van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 10
Prestatie- en degelijkheidseisen voor oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen

1. Vanaf [twaalf maanden na de inwerkingtreding van de verordening] gaan oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh vergezeld van technische documentatie waarin waarden zijn opgegeven voor de in bijlage IV, deel A, vastgestelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters.

De in de eerste alinea bedoelde technische documentatie bevat ook een toelichting op de technische specificaties, normen en condities die zijn gebruikt om de waarden voor de elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters te meten, te berekenen of te ramen. Deze toelichting omvat ten minste de in bijlage IV, deel B, genoemde elementen.

2. Met ingang van 1 januari 2026 voldoen oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh aan de minimumwaarden die in de door de Commissie overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling zijn vastgelegd voor de in bijlage IV, deel A, vermelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters.

3. Uiterlijk op 31 december 2024 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van minimumwaarden voor de in bijlage IV, deel A, vermelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters die oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh moeten bereiken.

Bij de voorbereiding van de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de noodzaak om de milieueffecten van oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh te beperken en zorgt zij ervoor dat de daarin vastgestelde voorschriften geen significant nadelig effect hebben voor de werking van deze batterijen of de apparaten waarin ze zijn ingebouwd, voor de betaalbaarheid ervan en voor het concurrentievermogen van de sector. Er worden geen buitensporige administratieve lasten opgelegd aan de fabrikanten van de betrokken batterijen en apparaten.

Artikel 11
Verwijderbaarheid en vervangbaarheid van draagbare batterijen 

1. Draagbare batterijen die in apparaten zijn ingebouwd, kunnen door de eindgebruiker of door onafhankelijke marktdeelnemers tijdens de levensduur van het apparaat gemakkelijk uit het apparaat worden genomen en vervangen worden indien die batterijen een kortere levensduur hebben dan het apparaat, of uiterlijk aan het einde van de levensduur van het apparaat.

Een batterij is gemakkelijk te vervangen wanneer deze, nadat ze uit een apparaat is genomen, kan worden vervangen door een soortgelijke batterij, zonder dat dit de werking of de prestaties van dat apparaat aantast.

2. De in lid 1 genoemde verplichtingen zijn niet van toepassing wanneer

a) de continuïteit van de stroomvoorziening noodzakelijk is en een permanente verbinding tussen het apparaat en de draagbare batterij vereist is om redenen van veiligheid, prestaties, medische of gegevensintegriteit; of

b) de batterij uitsluitend kan werken wanneer de batterij in de constructie van het apparaat is geïntegreerd.

3. De Commissie stelt richtsnoeren vast om een geharmoniseerde toepassing van de in lid 2 genoemde afwijkingen te vergemakkelijken.

Artikel 12
Veiligheid van stationaire batterijsystemen voor energieopslag

1. Batterijsystemen voor stationaire energieopslag gaan vergezeld van technische documentatie waaruit blijkt dat zij veilig zijn tijdens hun normale werking en gebruik, met inbegrip van bewijsmateriaal dat zij met succes zijn getest voor de in bijlage V vastgestelde veiligheidsparameters, waarvoor de modernste testmethoden moeten worden gebruikt.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage V vastgestelde veiligheidsparameters te wijzigen in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang.

Hoofdstuk III
Etiketterings- en informatievereisten

Artikel 13
Etikettering van batterijen

1. Met ingang van 1 januari 2027 worden batterijen voorzien van een etiket met de in bijlage VI, deel A, bedoelde informatie.

2. Met ingang van 1 januari 2027 worden draagbare batterijen en autobatterijen voorzien van een etiket met informatie over hun capaciteit, en worden draagbare batterijen voorzien van een etiket met informatie over de minimale gemiddelde levensduur bij gebruik in specifieke toepassingen.

3. Met ingang van 1 juli 2023 worden batterijen voorzien van het symbool “gescheiden inzameling” overeenkomstig de voorschriften van bijlage VI, deel B.

Het symbool beslaat ten minste 3 % van de oppervlakte van de grootste zijde van de batterij, tot maximaal 5 × 5 cm.

In het geval van cilindrische cellen beslaat het symbool ten minste 1,5 % van de oppervlakte van de batterij, tot maximaal 5 × 5 cm.

Indien de afmetingen van de batterij dusdanig zijn dat het symbool kleiner zou zijn dan 0,5 × 0,5 cm, behoeft de batterij niet te worden gemarkeerd, maar wordt een symbool van ten minste 1 × 1 cm op de verpakking afgedrukt.

4. Vanaf 1 juli 2023 worden batterijen die meer dan 0,002 % cadmium of meer dan 0,004 % lood bevatten gemarkeerd met het chemische symbool voor het betrokken metaal: Cd of Pb.

Het symbool ter aanduiding van het gehalte aan zware metalen wordt onder het in bijlage VI, deel B, afgebeelde symbool gedrukt en beslaat een oppervlakte van ten minste een kwart van de grootte van dat symbool.

5. Batterijen worden overeenkomstig bijlage VI, deel C, voorzien van een QR-code die toegang geeft tot de volgende informatie:

a) vanaf 1 januari 2027, tot de in lid 1 bedoelde informatie voor alle batterijen;

b) vanaf 1 januari 2027, tot de in lid 2 bedoelde informatie voor draagbare en autobatterijen;

c) vanaf 1 januari 2023, tot het in lid 3 bedoelde symbool voor alle batterijen;

d) vanaf 1 januari 2023, tot het in lid 4 bedoelde symbool voor batterijen die meer dan 0,002 % cadmium of meer dan 0,004 % lood bevatten;

e) vanaf [twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], tot het in artikel 39, lid 6, bedoelde verslag voor oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen;

f) vanaf 1 juli 2024, tot de in artikel 7, lid 1, bedoelde koolstofvoetafdrukverklaring voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh;

g) vanaf 1 januari 2026, tot de in artikel 7, lid 2, bedoelde koolstofvoetafdrukprestatieklasse voor batterijen voor elektrische voertuigen en voor oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh;

h) vanaf 1 januari 2027, tot de hoeveelheid kobalt, lood, lithium of nikkel die uit de afvalstoffen die aanwezig zijn in de actieve materialen is teruggewonnen, in overeenstemming met artikel 8, voor oplaadbare industriële batterijen, autobatterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh;

i) vanaf 1 januari 2023, tot de in artikel 18 bedoelde verklaring voor alle batterijen;

j) vanaf 1 juli 2023, tot de in artikel 60, lid 1, punten a) tot en met f), bedoelde informatie voor alle batterijen.

6. De in de leden 1 tot en met 5 bedoelde etiketten en QR-codes worden zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de batterij gedrukt of hierin gegraveerd. Wanneer dit vanwege de aard en de afmetingen van de batterij niet mogelijk of niet gegrond is, worden de etiketten aangebracht op de verpakking en op de documenten die de batterij vergezellen.

7. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2025 uitvoeringshandelingen vast met het oog op de vaststelling van geharmoniseerde specificaties voor de in de leden 1 en 2 bedoelde etiketteringsvoorschriften. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 14
Informatie over de conditie en de verwachte levensduur van batterijen

1. Oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh worden uitgerust met een batterijmanagementsysteem dat gegevens bevat over de parameters voor het bepalen van de conditie en de verwachte levensduur van de batterijen, zoals vastgesteld in bijlage VII.

2. Toegang tot de gegevens in het in lid 1 bedoelde batterijmanagementsysteem wordt te allen tijde op niet-discriminerende wijze verleend aan de rechtspersoon of natuurlijke persoon die de batterij rechtmatig heeft aangekocht of aan derden die namens hen optreden, met het oog op:

a) het beoordelen van de restwaarde van de batterij en de mogelijkheid voor verder gebruik;

b) het vergemakkelijken van het hergebruik, de herbestemming of de herproductie van de batterij;

c) het ter beschikking stellen van de batterij aan onafhankelijke aankoopgroeperingen of marktdeelnemers door middel van energieopslag.

3. De bepalingen van dit artikel zijn aanvullend van toepassing naast de bepalingen van het Unierecht inzake de typegoedkeuring van voertuigen. 

Hoofdstuk IV
Conformiteit van batterijen

Artikel 15
Vermoeden van conformiteit van batterijen 

1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen die zijn vastgesteld in de artikelen 9, 10, 12 en 13 en artikel 59, lid 5, punt a), van deze verordening worden metingen en berekeningen verricht volgens een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methode die gebruikmaakt van algemeen erkende geavanceerde methoden en waarvan de resultaten worden geacht weinig onzeker te zijn, met inbegrip van methoden die zijn opgenomen in normen waarvan de referentienummers voor dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

2. Batterijen die worden getest in overeenstemming met geharmoniseerde normen of onderdelen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen in de artikelen 9, 10, 13 en 59, lid 5, punt a), voor zover deze eisen onder deze geharmoniseerde normen vallen.

3. Batterijen die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of onderdelen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen in artikel 12 voor zover deze eisen onder deze geharmoniseerde normen vallen.

Artikel 16
Gemeenschappelijke bepalingen

1. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met het oog op de vaststelling van gemeenschappelijke specificaties voor de in de artikelen 9, 10, 12 en 13, artikel 59, lid 5, punt a), of de in artikel 15, lid 2, bedoelde tests, in de volgende gevallen:

a) deze eisen of tests vallen niet onder geharmoniseerde normen, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, of onderdelen daarvan; of

b) de Commissie merkt op dat de goedkeuring van de gevraagde geharmoniseerde normen te lang op zich laat wachten, of is van mening dat de betreffende geharmoniseerde normen ontoereikend zijn; of

c) de Commissie heeft overeenkomstig de in artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde procedure besloten de verwijzingen naar de geharmoniseerde normen of onderdelen daarvan waarop die eisen of tests betrekking hebben, met beperkingen te handhaven of in te trekken.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. Batterijen die volgens gemeenschappelijke specificaties of onderdelen daarvan worden getest, worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van de artikelen 9, 10, 13 en artikel 59, lid 5, punt a), voor zover die eisen onder die gemeenschappelijke specificaties of onderdelen daarvan vallen en, indien van toepassing, voor zover de voor deze eisen vastgestelde minimumwaarden worden bereikt.

3. Batterijen die voldoen aan de gemeenschappelijke specificaties of onderdelen daarvan, worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van artikel 12 voor zover die eisen onder die gemeenschappelijke specificaties of onderdelen daarvan vallen.

Artikel 17
Conformiteitsbeoordelingsprocedures

1. Voordat een batterij in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen, zorgt de fabrikant of zijn gemachtigde ervoor dat een conformiteitsbeoordeling van het product ten aanzien van de eisen in de hoofdstukken II en III van deze verordening wordt uitgevoerd.

2. De conformiteitsbeoordeling van de batterijen ten aanzien van de eisen in de artikelen 6, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 wordt uitgevoerd volgens de in bijlage VIII, deel A, beschreven procedure.

3. De conformiteitsbeoordeling van de batterijen ten aanzien van de eisen in de artikelen 7, 8 en 39 wordt uitgevoerd volgens de in bijlage VIII, deel B, beschreven procedures.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VIII te wijzigen door aanvullende verificatiestappen in de conformiteitsbeoordelingsmodules in te voeren of door deze modules te vervangen door andere in Besluit nr. 768/2008/EG vastgestelde modules, zo nodig na aanpassing hiervan aan de specifieke eisen voor batterijen.

5. De dossiers en de correspondentie betreffende de conformiteitsbeoordeling van de batterijen worden opgesteld in een officiële taal van de lidstaat waar de aangemelde instantie die de in de leden 1 en 2 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures uitvoert, gevestigd is, of in een taal die door die instantie wordt aanvaard.

Artikel 18
EU-conformiteitsverklaring

1. In de EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat is aangetoond dat aan de eisen die zijn vermeld in de hoofdstukken II en III is voldaan.

2. De EU-conformiteitsverklaring heeft de in bijlage IX beschreven modelstructuur, bevat de in de betreffende modules van bijlage VIII vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Ze wordt vertaald in de taal of talen die vereist zijn door de lidstaat waar de batterij in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen.

3. Wanneer voor een batterijmodel uit hoofde van meer dan een handeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt met betrekking tot al die handelingen van de Unie één enkele EU-conformiteitsverklaring opgesteld. In die verklaring worden de betrokken handelingen van de Unie en de publicatiereferenties ervan vermeld.

Artikel 19
Algemene beginselen van de CE-markering 

Voor de CE-markering gelden de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

Artikel 20
Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1. De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de batterij aangebracht. Wanneer dit vanwege de aard van de batterij niet mogelijk of niet opportuun is, wordt de markering aangebracht op de verpakking en op de documenten die de batterij vergezellen.

2. De CE-markering wordt aangebracht voordat de batterij in de handel wordt gebracht.

3. De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd. Dit identificatienummer wordt door de aangemelde instantie zelf aangebracht of volgens haar instructies door de fabrikant of diens gemachtigde.

4. De CE-markering en het in lid 3 bedoelde identificatienummer worden, in voorkomend geval, gevolgd door vermeldingen die wijzen op een bijzonder risico, gebruik of ander gevaar in verband met het gebruik, de opslag, de behandeling of het vervoer van de batterij.

5. De lidstaten bouwen voort op bestaande mechanismen om te zorgen voor een correcte toepassing van de voorschriften voor de CE-markering en nemen passende maatregelen in geval van oneigenlijk gebruik van die markering.

Hoofdstuk V
Aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties

Artikel 21
Aanmelding 

De lidstaten melden de conformiteitsbeoordelingsinstanties die bevoegd zijn om uit hoofde van deze verordening conformiteitsbeoordelingen te verrichten aan bij de Commissie en de andere lidstaten.

Artikel 22 - Aanmeldende autoriteiten

1. De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 25.

2. De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3. Wanneer de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 23. Bovendien treft deze instantie maatregelen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4. De aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 genoemde instantie verricht.

Artikel 23
Eisen voor aanmeldende autoriteiten

1. Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig opgericht en georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn en belangenconflicten met aangemelde instanties en conformiteitsbeoordelingsinstanties die een aanvraag tot aanmelding indienen overeenkomstig artikel 28, worden vermeden.

2. Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht van de conformiteitsbeoordelingsinstanties die een aanvraag tot aanmelding overeenkomstig artikel 28 hebben ingediend.

3. Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie, noch biedt zij zulke activiteiten of diensten aan.

4. Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld. Zij wisselt echter informatie over aangemelde instanties uit met de Commissie en met de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en andere relevante nationale autoriteiten.

5. Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 24
Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op de aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarvan.

De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Artikel 25
Eisen in verband met aangemelde instanties

1. Om te kunnen worden aangemeld moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de eisen in de leden 2 tot en met 11 voldoen.

2. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is opgericht naar het nationale recht van een lidstaat en heeft rechtspersoonlijkheid.

3. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van enige zakelijke banden en van het batterijmodel dat zij beoordeelt, in het bijzonder van batterijfabrikanten, de handelspartners van batterijfabrikanten, investeerders met aandelen in de productiefaciliteiten van de batterijfabrikant, en van andere aangemelde instanties en de brancheorganisaties en moeder- of dochterondernemingen van de aangemelde instanties.

4. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde batterijen, noch de vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dit belet echter het gebruik niet van batterijen die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of voor het gebruik van batterijen voor persoonlijke doeleinden.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze batterijen. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie zorgt ervoor dat de activiteiten van haar moeder- of zusterondernemingen, dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van haar conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

5. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie en haar personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die haar oordeel of de resultaten van haar conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

6. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle in bijlage VIII vermelde conformiteitsbeoordelingsactiviteiten te verrichten waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

De conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elk batterijmodel waarvoor zij is aangemeld over:

a) intern personeel met de nodige technische kennis en voldoende relevante ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;

b) de nodige beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd;

c) een passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen activiteiten die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

d) de nodige procedures om bij de uitoefening van haar conformiteitsbeoordelingsactiviteiten naar behoren rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin deze actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de batterijtechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie heeft te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elk batterijmodel waarvoor zij is aangemeld, toegang tot alle vereiste testapparatuur en -faciliteiten.

7. Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke personeel beschikt over:

a) een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b) een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;

c) voldoende kennis over en inzicht in de in de hoofdstukken II en III beschreven eisen, de in artikel 15 bedoelde toepasselijke geharmoniseerde normen en de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties, en de toepasselijke bepalingen van de harmonisatiewetgeving van de Unie en de nationale wetgeving;

d) de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de conformiteitsbeoordelingen zijn verricht.

8. De onpartijdigheid van een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, moet zijn gewaarborgd.

De beloning van de hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, hangt niet af van het aantal uitgevoerde conformiteitsbeoordelingen of van de resultaten daarvan.

9. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie sluit een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht van de lidstaat waar zij haar activiteiten verricht door de staat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10. Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de verrichting van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten overeenkomstig bijlage VIII, behalve ten opzichte van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

11. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie neemt deel aan, of zorgt ervoor dat haar personeel dat de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van artikel 37, en hanteert de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 26
Vermoeden van conformiteit van aangemelde instanties

Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen in artikel 25 te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen dekken.

Artikel 27
Dochterondernemingen van en uitbesteding door aangemelde instanties

1. Wanneer de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen in artikel 25 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte.

2. Een aangemelde instantie neemt de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen.

3. Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd. De vaststelling van en het toezicht op de interne procedures, het algemene beleid, gedragscodes of andere interne voorschriften, de toewijzing van personeel aan specifieke taken en het besluit inzake certificering mogen niet aan een onderaannemer of dochteronderneming worden gedelegeerd.

4. De aangemelde instantie houdt alle ter zake dienende documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en over de door hen uit hoofde van bijlage VIII uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende instantie.

Artikel 28
Verzoek om aanmelding

1. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2. Het verzoek om aanmelding gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, van de in bijlage VIII beschreven conformiteitsbeoordelingsmodules en van het batterijmodel waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie verklaart bekwaam te zijn, evenals een accreditatiecertificaat, dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 25.

3. Wanneer de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat in de zin van lid 2 kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om haar conformiteit met de eisen in artikel 25 te verifiëren en te erkennen en daar geregeld toezicht op te houden, met inbegrip van passende bewijsstukken om aan te tonen dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie onafhankelijk is in de zin van lid 3 van dat artikel.

Artikel 29
Aanmeldingsprocedure

1. Een aanmeldende autoriteit mag uitsluitend conformiteitsbeoordelingsinstanties aanmelden die aan de eisen in artikel 25 hebben voldaan.

2. De aanmeldende autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van elke in lid 1 bedoelde conformiteitsbeoordelingsinstantie door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

3. Bij de aanmelding worden de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s), de desbetreffende batterijen en de bekwaamheidsattestatie uitvoerig beschreven.

4. Wanneer een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 28, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat die instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de eisen van artikel 25.

5. De betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee weken na de aanmelding indien een accreditatiecertificaat in de zin van artikel 28, lid 2, wordt gebruikt en binnen twee maanden na de aanmelding indien de in artikel 28, lid 3, bedoelde bewijsstukken worden gebruikt, geen bezwaren hebben ingediend.

6. De aanmeldende autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van alle ter zake dienende latere wijzigingen van de in lid 2 bedoelde aanmelding.

Artikel 30
Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1. De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

2. De Commissie maakt de lijst van aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de toegekende identificatienummers en de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld.

De Commissie zorgt voor de bijwerking van de lijst.

Artikel 31
Wijzigingen van de aanmelding

1. Indien een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen van artikel 25 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken afhankelijk van de ernst van het niet voldoen aan die eisen of het niet nakomen van die verplichting. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2. Wanneer de aanmelding wordt beperkt, geschorst of ingetrokken, of wanneer de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende autoriteit het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 32
Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1. De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de voor haar toepasselijke eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt.

2. De aanmeldende autoriteit verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken aangemelde instantie.

3. Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4. Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarin de aanmeldende autoriteit wordt verzocht om de nodige corrigerende maatregelen te nemen, zo nodig de intrekking van de aanmelding. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 33
Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1. Een aangemelde instantie voert conformiteitsbeoordelingen uit volgens de in bijlage VIII bepaalde conformiteitsbeoordelingsprocedures.

2. Een aangemelde instantie voert haar activiteiten op evenredige wijze uit, waarbij zij voorkomt de marktdeelnemers onnodig te belasten en naar behoren rekening houdt met de omvang van de onderneming, de sector waarin de onderneming actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de te beoordelen batterij en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Hierbij eerbiedigt de aangemelde instantie hoe dan ook de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat de batterij voldoet aan deze verordening.

3. Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de eisen van de hoofdstukken II en III, aan de in artikel 15 genoemde geharmoniseerde normen, aan de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties of aan andere technische specificaties, verlangt zij van die fabrikant dat deze passende corrigerende maatregelen neemt met het oog op een tweede, definitief certificeringsbesluit, tenzij de tekortkomingen niet kunnen worden verholpen, in welk geval zij geen certificaat verleent.

4. Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een conformiteitscertificaat of vaststelling van een goedkeuringsbesluit vaststelt dat een batterij niet meer conform is, verlangt zij van de fabrikant dat deze passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schorst zij het conformiteitscertificaat of het goedkeuringsbesluit, of trekt zij dit in.

5. Indien er geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de conformiteitscertificaten of goedkeuringsbesluiten door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.

Artikel 34
Beroep tegen besluiten van aangemelde instanties

De lidstaten voorzien in een beroepsprocedure tegen de besluiten van de aangemelde instanties.

Artikel 35
Informatieverplichting voor aangemelde instanties

1. Een aangemelde instantie brengt de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a) elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van conformiteitscertificaten of goedkeuringsbesluiten;

b) alle omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor hun aanmelding;

c) informatieverzoeken over haar conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangt;

d) op verzoek, de binnen de werkingssfeer van haar aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2. Een aangemelde instantie verstrekt andere aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde batterijen verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

Artikel 36
Uitwisseling van ervaringen

De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 37
Coördinatie van aangemelde instanties

De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen aangemelde instanties in de vorm van een sectorale groep of groepen van aangemelde instanties.

Een aangemelde instantie neemt rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep of groepen deel.

Hoofdstuk VI
Andere verplichtingen van marktdeelnemers dan die welke bedoeld in hoofdstuk VII

Artikel 38
Verplichtingen van fabrikanten

1. Wanneer fabrikanten een batterij in de handel brengen of in gebruik nemen, ook voor eigen gebruik, zorgen zij ervoor dat de batterij:

a) is ontworpen en vervaardigd in overeenstemming met de eisen vastgesteld in de artikelen 6 tot en met 12 en artikel 14, en

b) is geëtiketteerd overeenkomstig de eisen in artikel 13.

2. Fabrikanten stellen de in bijlage VIII bedoelde technische documentatie voor de batterij op en voeren de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure uit, in voorkomend geval en zoals bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, of laten deze procedure uitvoeren alvorens zij een batterij in de handel brengen of in gebruik nemen.

3. Wanneer met de in artikel 17, leden 2 en 3, bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat de batterij aan de toepasselijke eisen voldoet, stellen fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op overeenkomstig artikel 18 en brengen zij de CE-markering aan in overeenstemming met de artikelen 19 en 20.

4. Fabrikanten zorgen ervoor dat voor elke batterij die zij in de handel brengen of in gebruik nemen een EU-conformiteitsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig artikel 18, in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

Indien echter een partij of zending van meerdere batterijen tegelijkertijd aan een enkele gebruiker wordt geleverd, mag deze vergezeld gaan van één enkel exemplaar van de EU-conformiteitsverklaring.

5. Fabrikanten houden de in bijlage VIII bedoelde technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen of het in gebruik nemen van de batterij ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en de nationale autoriteiten.

6. Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van een batterij die in serie wordt geproduceerd met deze verordening te blijven waarborgen. Veranderingen in het productieproces, in het ontwerp of in de kenmerken van de batterij en veranderingen in de in artikel 15 genoemde geharmoniseerde normen, de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties of andere technische specificaties waarnaar in de conformiteitsverklaring van de batterij is verwezen of aan de hand waarvan de conformiteit van de batterij wordt gecontroleerd, leiden tot een nieuw onderzoek van de conformiteitsbeoordeling overeenkomstig de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3.

7. Fabrikanten zorgen ervoor dat de batterij wordt geëtiketteerd in overeenstemming met de eisen in artikel 13, leden 1 tot en met 8.

8. Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en hun postadres en website waarop contact met hen kan worden opgenomen op de verpakking van de batterij. Het postadres moet één enkele plaats aangeven waarop met de fabrikant contact kan worden gezocht. Die informatie moet worden opgesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal en moet duidelijk, begrijpelijk en leesbaar zijn.

9. Fabrikanten zorgen ervoor dat elke batterij die zij in de handel brengen of in gebruik nemen, vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 12 en artikel 14.

10. Fabrikanten bieden toegang tot de gegevens over de parameters in het batterijmanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, en artikel 59, leden 1 en 2, in overeenstemming met de eisen in die artikelen.

11. Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij niet conform de eisen in de hoofdstukken II en III is, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om de batterij conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, indien de batterij een risico vertoont, de nationale autoriteit van de lidstaat waar zij de batterij op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

12. Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en technische documentatie om aan te tonen dat de batterij voldoet aan de eisen in de hoofdstukken II en III, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en technische documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. Op verzoek van de nationale autoriteit verlenen fabrikanten medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij.

Artikel 39
Verplichting voor marktdeelnemers die oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh in de handel brengen om een beleid inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen vast te stellen

1. Met ingang van [twaalf maanden na de inwerkingtreding van de verordening] voldoen marktdeelnemers die oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh in de handel brengen aan de verplichtingen ten aanzien van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel en houden zij documentatie bij waaruit blijkt dat zij zich aan hun respectieve verplichtingen houden, met inbegrip van de resultaten van de door aangemelde instanties verrichte externe verificatie.

2. De in lid 1 bedoelde marktdeelnemers

a) stellen een bedrijfsbeleid voor de toeleveringsketen van grondstoffen zoals bedoeld in bijlage X, punt 1, vast en delen dat duidelijk mee aan leveranciers en het publiek;

b) nemen in hun beleid voor toeleveringsketens normen op overeenkomstig de normen in het modelbeleid voor toeleveringsketens in bijlage II bij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid;

c) zorgen ervoor dat hun respectieve interne beheersystemen zo zijn gestructureerd dat passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen wordt ondersteund door het hogere management verantwoordelijk te maken voor het toezicht op het proces van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen, en houden gedurende ten minste vijf jaar gegevens bij van deze systemen;

d) stellen een systeem van controles en transparantie van de toeleveringsketen in en hanteren dit systeem, inclusief een bewakingsketen of traceerbaarheidssysteem of de identificatie van upstreamactoren in de toeleveringsketen;

dat systeem wordt onderbouwd met documentatie met daarin de volgende informatie:

i) beschrijving van de grondstof, met inbegrip van de handelsnaam en de soort,

ii) naam en adres van de leverancier die de grondstof in de batterijen heeft geleverd aan de marktdeelnemer die de batterijen met de desbetreffende grondstof in de handel brengt,

iii) land van oorsprong van de grondstof en de markttransacties vanaf de winning van de grondstof tot die van de onmiddellijke leverancier aan de marktdeelnemer,

iv) hoeveelheden van de grondstof die aanwezig zijn in de batterij die in de handel wordt gebracht, uitgedrukt als percentage of gewicht.

De eisen onder de huidige letter d) kunnen worden uitgevoerd door deelname aan door de industrie gestuurde regelingen;

e) nemen hun beleid voor toeleveringsketens op in contracten en overeenkomsten met leveranciers, met inbegrip van hun maatregelen op het gebied van risicobeheer;

f) stellen een klachtenmechanisme in als een systeem voor bewustmaking van risico’s door tijdige waarschuwingen of voorzien in een dergelijk mechanisme door samenwerkingsovereenkomsten met andere marktdeelnemers of organisaties, of door het gemakkelijker te maken een beroep te doen op een externe deskundige of organisatie, zoals een ombudsman.

3. De in lid 1 bedoelde marktdeelnemers

a) identificeren en beoordelen de nadelige gevolgen in verband met de in bijlage X, punt 2, opgesomde risicocategorieën in hun toeleveringsketen door de op basis van de overeenkomstig lid 2 verstrekte informatie te toetsen aan de normen van hun beleid voor de toeleveringsketen;

b) leggen een strategie ten uitvoer om in te spelen op de vastgestelde risico’s zodat nadelige gevolgen worden voorkomen of beperkt door:

i) het rapporteren van de bevindingen van de risicobeoordeling inzake de toeleveringsketen aan het daartoe aangewezen hogere management,

ii) het vaststellen van maatregelen op het gebied van risicobeheer overeenkomstig bijlage II bij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid, waarbij rekening wordt gehouden met hun vermogen om invloed uit te oefenen op en indien nodig actie te ondernemen om druk uit te oefenen op leveranciers die het vastgestelde risico het doeltreffendst kunnen voorkomen of beperken,

iii) het uitvoeren van het risicobeheersplan; het controleren en volgen van de resultaten van risicobeperkende inspanningen; het rapporteren aan het daartoe aangewezen hogere management; en het overwegen na mislukte pogingen tot risicobeperking de banden met een leverancier op te schorten of te verbreken, op basis van relevante contractuele afspraken in overeenstemming met de tweede alinea van lid 2 hierboven,

iv) het uitvoeren van aanvullende situatie- en risicobeoordelingen voor risico’s die beperkt moeten worden of nadat de omstandigheden gewijzigd zijn.

Wanneer de in lid 1 bedoelde marktdeelnemer risicobeperkende maatregelen neemt terwijl hij de handel voortzet of tijdelijk opschort, overlegt hij met leveranciers en met de betrokken belanghebbenden, waaronder lokale en centrale overheidsinstanties, internationale of maatschappelijke organisaties en betrokken derden, en zoekt hij overeenstemming over een strategie voor meetbare risicobeperking in het risicobeheersplan.

De in lid 1 bedoelde marktdeelnemer stelt de waarschijnlijkheid van nadelige gevolgen in de in bijlage X, punt 2, opgesomde risicocategorieën in zijn toeleveringsketen vast en beoordeelt die op basis van beschikbare verslagen van door een aangemelde instantie uitgevoerde externe verificaties met betrekking tot de leveranciers in die keten, en door waar passend de praktijken van passende zorgvuldigheid van die leveranciers te beoordelen. Die verificatieverslagen worden opgesteld overeenkomstig lid 4, eerste alinea. Bij ontstentenis van dergelijke verslagen van externe verificaties met betrekking tot leveranciers, identificeert en beoordeelt de in lid 1 bedoelde marktdeelnemer de risico’s in zijn toeleveringsketen als onderdeel van zijn eigen systemen voor risicobeheer. In dergelijke gevallen verrichten de in lid 1 bedoelde marktdeelnemers externe verificaties van de passende zorgvuldigheid in hun eigen toeleveringsketens via een aangemelde instantie, overeenkomstig lid 4, eerste alinea.

De in lid 1 bedoelde marktdeelnemer rapporteert de bevindingen van de in de derde alinea bedoelde risicobeoordeling aan zijn daartoe aangewezen hogere management en past een responsstrategie toe die opgesteld is om nadelige gevolgen te voorkomen of te beperken.

4. De in lid 1 bedoelde marktdeelnemer laat het beleid van passende zorgvuldigheid in zijn toeleveringsketen verifiëren door een aangemelde instantie (“externe verificatie”).

De externe verificatie door de aangemelde instantie:

a) heeft betrekking op alle activiteiten, processen en systemen die marktdeelnemers gebruiken bij het betrachten van passende zorgvuldigheid in hun toeleveringsketen overeenkomstig de leden 2, 3 en 5;

b) heeft tot doel vast te stellen dat de praktijken van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen van de marktdeelnemers die batterijen in de handel brengen overeenstemmen met de leden 2, 3 en 5;

c) formuleert aanbevelingen aan de marktdeelnemers die batterijen in de handel brengen over de wijze waarop zij hun praktijken van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen kunnen verbeteren;

d) respecteert de beginselen van onafhankelijkheid, bekwaamheid en verantwoordingsplicht als bepaald in de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid.

5. De marktdeelnemer zoals bedoeld in lid 1 stelt de rapporten van overeenkomstig lid 4 uitgevoerde externe verificaties dan wel het bewijs van conformiteit met een door de Commissie overeenkomstig artikel 72 erkende regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen op verzoek ter beschikking aan de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten.

6. De marktdeelnemer zoals bedoeld in lid 1 stelt aan zijn directe downstream afnemers alle informatie ter beschikking die hij heeft verzameld en bewaard ingevolge zijn beleid van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en andere concurrentiekwesties.

De marktdeelnemer zoals bedoeld in lid 1 brengt jaarlijks zo breed mogelijk, onder meer via internet, openbaar verslag uit over zijn beleid inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen. Dat verslag bevat een overzicht van de maatregelen die de marktdeelnemer heeft genomen om te voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in de leden 2 en 3, met inbegrip van bevindingen inzake aanzienlijke nadelige gevolgen voor de in bijlage X, punt 2, opgesomde risicocategorieën en de manier waarop die gevolgen zijn aangepakt, alsmede een samenvatting van de overeenkomstig lid 4 uitgevoerde externe verificaties, met inbegrip van de naam van de aangemelde instantie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en andere concurrentiekwesties.

Wanneer de marktdeelnemer zoals bedoeld in lid 1 redelijkerwijs kan aannemen dat de in bijlage X, punt 1, vermelde grondstoffen die in de batterij aanwezig zijn uitsluitend zijn verkregen uit recycling, maakt hij zijn conclusies voldoende nauwkeurig openbaar, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en andere concurrentiekwesties.

7. De Commissie ontwikkelt richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de in de leden 2 en 3 van dit artikel omschreven zorgvuldigheidsvereisten met betrekking tot de in bijlage X, punt 2, bedoelde sociale en milieurisico’s, en met name in overeenstemming met de in bijlage X, punt 3, bedoelde internationale instrumenten.

8. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde:

a) de lijst van grondstoffen en risicocategorieën in bijlage X te wijzigen in het licht van de wetenschappelijke en technische vooruitgang bij de vervaardiging en chemische samenstelling van batterijen en in het licht van wijzigingen van Verordening (EU) 2017/821;

b) de in de leden 2 tot en met 4 vastgestelde verplichtingen voor de in lid 1 bedoelde marktdeelnemer te wijzigen in het licht van wijzigingen van Verordening (EU) 2017/821 en wijzigingen in de aanbevelingen inzake passende zorgvuldigheid in bijlage I bij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid.

Artikel 40
Verplichtingen van gemachtigden

1. Wanneer een fabrikant van een batterij niet in een lidstaat is gevestigd, mag de batterij enkel in de Unie in de handel worden gebracht als de fabrikant een gemachtigde alleenvertegenwoordiger aanstelt.

2. De aanstelling vormt het mandaat van de gemachtigde, is enkel geldig wanneer zij schriftelijk door de gemachtigde wordt aanvaard en geldt op zijn minst voor alle batterijen van hetzelfde model.

3. De verplichtingen uit hoofde van artikel 38, lid 1, en de verplichting om technische documentatie op te stellen maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

4. Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. De gemachtigde legt op verzoek een kopie van het mandaat over aan de bevoegde autoriteit. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a) erop toezien dat de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie zijn opgesteld en, waar van toepassing, dat de fabrikant een correcte conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd;

b) de EU-conformiteitsverklaring en de bijgewerkte technische documentatie ter beschikking houden van de markttoezichtautoriteiten gedurende een periode van tien jaar nadat de batterij in de handel is gebracht;

c) een nationale autoriteit op grond van een met redenen omkleed verzoek alle nodige informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van de batterij aan te tonen;

d) op verzoek van de nationale autoriteiten medewerking verlenen aan eventuele maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van batterijen die onder het mandaat van de gemachtigde vallen;

e) de verplichtingen van de fabrikant op grond van hoofdstuk V nakomen;

f) het mandaat beëindigen als de fabrikant in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening handelt.

Artikel 41
Verplichtingen van importeurs

1. Importeurs brengen uitsluitend batterijen in de handel of nemen uitsluitend batterijen in gebruik die voldoen aan de eisen vastgesteld in de hoofdstukken II en III.

2. Alvorens een batterij in de handel te brengen of in gebruik te nemen, controleren importeurs of de fabrikant de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 17 heeft uitgevoerd. Zij controleren of de fabrikant de in bijlage VIII bedoelde technische documentatie heeft opgesteld, of op de batterij de in artikel 19 bedoelde CE-markering en de in artikel 13, lid 5, bedoelde QR-code zijn aangebracht, of de batterij vergezeld gaat van de vereiste documenten en of de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van artikel 38, leden 7, 8 en 9.

Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een batterij niet in overeenstemming is met de eisen in de hoofdstukken II en III, mag de importeur de batterij niet in de handel brengen of in gebruik nemen voordat zij in overeenstemming is gebracht. Wanneer de batterij een risico vertoont, brengt de importeur de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan bovendien op de hoogte.

3. Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en contactadres op de batterij, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij de batterij gevoegd document. De contactgegevens worden gesteld in een taal die de consumenten, andere eindgebruikers en de markttoezichtautoriteiten gemakkelijk kunnen begrijpen.

4. Importeurs zien erop toe dat fabrikanten hebben voldaan aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 38, leden 7, 9 en 10.

5. Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een batterij verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming van de batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

6. Indien dit rekening houdend met de risico’s van een batterij passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid en de veiligheid van de consumenten, steekproeven uit op de op de markt gebrachte batterijen, onderzoeken zij klachten, non-conforme batterijen en teruggeroepen batterijen en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dit toezicht.

7. Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij niet conform de eisen in de hoofdstukken II en III is, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om de batterij conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien de batterij een risico vertoont, de nationale autoriteit van de lidstaat waar zij de batterij op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

8. Importeurs houden de in bijlage VIII bedoelde technische documentatie en een kopie van de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen of het in gebruik nemen van de batterij ter beschikking van de nationale autoriteiten en de markttoezichtautoriteiten.

9. Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en technische documentatie om de conformiteit van een batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en de technische documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. Op verzoek van de nationale autoriteit verlenen importeurs medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterijen.

Artikel 42
Verplichtingen van distributeurs 

1. Distributeurs die een batterij op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de voorschriften van deze verordening.

2. Alvorens een batterij op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of:

a) de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant, de importeur of andere distributeurs geregistreerd zijn op het grondgebied van een lidstaat overeenkomstig artikel 46;

b) op de batterij de CE-markering is aangebracht;

c) de batterij vergezeld gaat van de vereiste documenten in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers in de lidstaat waar de batterij op de markt wordt aangeboden, kunnen begrijpen en van instructies en informatie aangaande de veiligheid; en

d) of de fabrikant en de importeur aan de eisen in artikel 38, leden 7, 9 en 10, respectievelijk artikel 41, leden 3 en 4, hebben voldaan.

3. Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een batterij niet in overeenstemming is met de eisen in de hoofdstukken II en III, mag de distributeur de batterij pas op de markt aanbieden nadat zij in overeenstemming is gebracht. Wanneer de batterij een risico vertoont, brengt de distributeur bovendien de fabrikant of de importeur, evenals de desbetreffende markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte.

4. Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een batterij verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming van de batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

5. Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden batterij niet conform de eisen in de hoofdstukken II en III is, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om de batterij conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien de batterij een risico vertoont, de nationale autoriteit van de lidstaten waar zij de batterij op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

6. Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en technische documentatie om de conformiteit van een batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en de technische documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. Op verzoek van de nationale autoriteit verlenen distributeurs medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen op de markt aangeboden batterijen.

Artikel 43
Verplichtingen van fulfilmentdienstverleners

Fulfilmentdienstverleners zorgen voor de batterijen die zij behandelen voor zodanige opslag-, verpakkings-, adresserings- en verzendingsomstandigheden dat de overeenstemming van de batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

Artikel 44
Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt beschouwd als fabrikant voor de toepassing van deze verordening en is onderworpen aan de verplichtingen van de fabrikant overeenkomstig artikel 40, wanneer 

a) een batterij onder de naam of merknaam van de importeur of distributeur in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen;

b) een al in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij zodanig wordt gewijzigd door die importeur of distributeur dat de conformiteit met de eisen van deze verordening in het gedrang kan komen;

c) het gebruiksdoel van een al in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij wordt gewijzigd door die importeur of distributeur.

Artikel 45
Identificatie van marktdeelnemers

Gedurende tien jaar na het in de handel brengen van een batterij verstrekken marktdeelnemers, op verzoek van een markttoezichtautoriteit of nationale autoriteit, informatie over:

a) de identiteit van elke marktdeelnemer die een batterij aan hen heeft geleverd;

b) de identiteit van elke marktdeelnemer aan wie zij een batterij hebben geleverd, met inbegrip van het aantal en de precieze modellen.

Hoofdstuk VII
Beheer van afgedankte batterijen

Artikel 46
Producentenregister

1. De lidstaten stellen een producentenregister vast dat wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de verplichtingen van dit hoofdstuk door producenten. Het register wordt beheerd door de bevoegde autoriteit.

2. Producenten zijn verplicht zich te registeren. Daartoe dienen zij een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij een batterij voor het eerst op de markt aanbieden. Wanneer een producent overeenkomstig artikel 47, lid 2, een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid heeft aangesteld, zijn de verplichtingen uit hoofde van dit artikel van overeenkomstige toepassing op die organisatie, tenzij anders is bepaald.

In hun registratieaanvraag verstrekken producenten de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit:

a) naam en adres van de producent, met inbegrip van postcode en plaatsnaam, straatnaam en nummer, land, eventuele telefoon- en faxnummers, internet- en e-mailadres;

b) de nationale identificatiecode van de producent, met inbegrip van het handelsregisternummer of gelijkwaardige officiële registratienummer, met inbegrip van het Europese of nationale belastingnummer;

c) in geval van een machtiging in overeenstemming met artikel 47, lid 2, verstrekt de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid naast de uit hoofde van a) en b) vereiste informatie

i) de naam en contactgegevens van de vertegenwoordigde producenten, met inbegrip van postcode en plaatsnaam, straatnaam en nummer, land, telefoon- en faxnummers, internet- en e-mailadres,

ii) het mandaat van de vertegenwoordigde producent,

iii) wanneer de gemachtigde meer dan een producent vertegenwoordigt, een afzonderlijke vermelding van de naam en contactgegevens van elk van de vertegenwoordigde producenten;

d) het soort batterijen dat de producent voor het eerst op de markt wil aanbieden op het grondgebied van een lidstaat, te weten draagbare batterijen, industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen of autobatterijen;

e) het merk waaronder de producent de batterijen wil leveren in de lidstaat;

f) informatie over hoe de producent zijn verantwoordelijkheden zoals beschreven in artikel 47 nakomt en voldoet aan de eisen in de artikelen 48 en 49:

i) voor draagbare batterijen wordt aan de eisen in dit punt f) voldaan door het verstrekken van:

–een verklaring waaruit blijkt welke maatregelen de producent heeft getroffen om de verplichtingen inzake producentenverantwoordelijkheid uit hoofde van artikel 47 na te komen, welke maatregelen zijn getroffen om de verplichtingen inzake gescheiden inzameling uit hoofde van artikel 48, lid 1, na te komen met betrekking tot de hoeveelheid batterijen die de producent levert en welk systeem is opgezet om te verzekeren dat de aan de bevoegde autoriteiten gerapporteerde gegevens betrouwbaar zijn,

–waar van toepassing, de naam en contactgegevens van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid die er door de producent mee is belast aan de uitgebreide producentenverantwoordelijkheden te voldoen overeenkomstig artikel 47, lid 2, met inbegrip van postcode en plaatsnaam, straatnaam en nummer, land, telefoon- en faxnummers, internet- en e-mailadres en nationale identificatiecode, evenals het handelsregisternummer of een gelijkwaardig officieel registratienummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, met inbegrip van het Europese of nationale belastingnummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid en het mandaat van de vertegenwoordigde producent;

ii) voor autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen wordt aan de eisen in dit punt f) voldaan door het verstrekken van:

–een verklaring waarin informatie wordt verstrekt over de maatregelen die de producent heeft getroffen om de verplichtingen inzake producentenverantwoordelijkheid uit hoofde van artikel 47 na te komen, de maatregelen die zijn getroffen om de verplichtingen inzake inzameling uit hoofde van artikel 49, lid 1, na te komen met betrekking tot de hoeveelheid batterijen die de producent levert en het systeem dat is opgezet om te verzekeren dat de aan de bevoegde autoriteiten gerapporteerde gegevens betrouwbaar zijn,

–waar van toepassing, de nationale identificatiecode van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid die er door de producent mee is belast aan de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen overeenkomstig artikel 47, leden 2 en 4, met inbegrip van het handelsregisternummer of een gelijkwaardig officieel registratienummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, met inbegrip van het Europese of nationale belastingnummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid en het mandaat van de vertegenwoordigde producent,

–wanneer de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid meer dan één producent vertegenwoordigt, vermeldt zij afzonderlijk hoe elk van de vertegenwoordigde producenten de verantwoordelijkheden in artikel 47 nakomt;

g) een verklaring van de producent of de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid die is aangesteld overeenkomstig artikel 47, lid 2, dat de verstrekte informatie waarheidsgetrouw is.

3. De bevoegde autoriteit:

a) neemt aanvragen tot registratie van producenten zoals bedoeld in lid 2 in ontvangst via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarvan de gegevens ter beschikking staan op de website van de bevoegde autoriteiten;

b) kent registraties toe en verleent uiterlijk zes weken nadat alle in lid 2 beschreven informatie is verstrekt een registratienummer;

c) kan bepalingen vaststellen ten aanzien van de eisen en het registratieproces, zonder materiële eisen toe te voegen aan de in lid 2 vastgestelde eisen;

d) kan producenten een evenredige, op de kosten gebaseerde vergoeding aanrekenen voor de verwerking van de in lid 2 bedoelde aanvragen.

4. De producent of, waar van toepassing, de overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, namens de producenten die zij vertegenwoordigt, stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis bij wijziging van de gegevens in de registratie en van de definitieve stopzetting van het overeenkomstig lid 1, punt d), op de markt aanbieden van in de registratie vermelde batterijen op het grondgebied van de lidstaat.

Artikel 47
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid 

1. Producenten van batterijen hebben voor batterijen die zij voor het eerst op de markt aanbieden op het grondgebied van een lidstaat de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid om de nakoming van de in dit hoofdstuk beschreven verplichtingen op het gebied van afvalbeheer te verzekeren. Deze verantwoordelijkheid omvat de verplichting om:

a) de gescheiden inzameling van afgedankte batterijen in overeenstemming met de artikelen 48 en 49 en vervolgens het vervoer, de voorbereiding met het oog op herbestemming of herproductie, de verwerking en recycling van afgedankte batterijen, met inbegrip van de nodige veiligheidsmaatregelen, in overeenstemming met artikel 56 te organiseren;

b) overeenkomstig artikel 61 verslag uit te brengen over de verplichtingen met betrekking tot voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt aangeboden batterijen;

c) de gescheiden inzameling van batterijen te bevorderen, onder meer door de kosten te dekken voor het verrichten van onderzoeken om batterijen te identificeren die niet op de gepaste wijze door de eindgebruikers zijn afgedankt, overeenkomstig artikel 48, lid 1;

d) overeenkomstig artikel 60 informatie te verstrekken over batterijen, met inbegrip van informatie over verwijdering aan het einde van de levensduur;

e) de in punten a) tot en met d) bedoelde activiteiten te financieren.

2. Producenten kunnen een overeenkomstig lid 6 gemachtigde organisatie voor producentenverantwoordelijkheid opdragen om namens hen de verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid na te komen.

3. Producenten en in overeenstemming met lid 2 aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden:

a) beschikken over de nodige organisatorische en financiële middelen om de in lid 1 bedoelde verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid na te komen;

b) stellen een passend mechanisme voor zelfcontrole vast, ondersteund door regelmatige onafhankelijke controles, met het oog op de regelmatige beoordeling van:

i) hun financiële beheer, met inbegrip van de naleving van de in lid 1, punt e), en de in punt a) van dit lid vastgestelde eisen,

ii) de kwaliteit van de overeenkomstig lid 1, punt b), van dit artikel en de overeenkomstig de eisen van Verordening (EG) nr. 1013/2006 verzamelde en gerapporteerde gegevens.

4. Indien de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid collectief wordt uitgeoefend, zorgen organisaties voor producentenverantwoordelijkheid ervoor dat de financiële bijdragen die de producenten aan hen betalen:

a) ten minste worden gedifferentieerd op basis van batterijtype en chemische samenstelling van de batterij en, in voorkomend geval, rekening houdend met de oplaadbaarheid en het gehalte aan gerecycled materiaal bij de vervaardiging van batterijen;

b) worden gecorrigeerd om rekening te houden met eventuele inkomsten van de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid uit het hergebruik en de verkoop van secundaire grondstoffen uit de batterijen en afgedankte batterijen;

c) zorgen voor een gelijke behandeling van producenten, ongeacht hun herkomst of omvang, zonder dat zij een onevenredige regelgevingslast met zich brengen voor producenten van kleine hoeveelheden batterijen, waaronder ook kleine en middelgrote ondernemingen.

5. Wanneer activiteiten met het oog op de nakoming van de in lid 1, punten a) tot en met d), bedoelde verplichtingen overeenkomstig artikel 48, lid 2, artikel 49, lid 3, artikel 53, lid 1, artikel 56, lid 1, en artikel 61, leden 1, 2 en 3, worden verricht door andere derden dan de producent of een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, bedragen de door de producenten gedragen kosten niet meer dan de kosten die strikt noodzakelijk zijn om die activiteiten op een kosteneffectieve manier te verrichten. Deze kosten worden op een voor de producenten en de betrokken derden transparante wijze vastgesteld en worden gecorrigeerd om rekening te houden met eventuele inkomsten uit het hergebruik en de verkoop van secundaire grondstoffen uit de batterijen en afgedankte batterijen.

6. Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid vragen een machtiging aan bij de bevoegde autoriteit. De machtiging wordt slechts verleend wanneer is aangetoond dat de door de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid getroffen maatregelen volstaan om de verplichtingen na te komen die in dit artikel zijn vastgesteld ten aanzien van de hoeveelheid batterijen die voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt worden aangeboden door de producenten namens welke de organisatie optreedt. De bevoegde autoriteit controleert op gezette tijden of nog steeds aan de in de leden 1, 3, 4 en 5 vastgestelde voorwaarden voor de machtiging is voldaan. De bevoegde autoriteiten bepalen de bijzonderheden van de machtigingsprocedure en de regelingen voor het controleren van de naleving, met inbegrip van de informatie die de producenten daartoe moeten verstrekken.

Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid stellen de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van wijzigingen van de informatie in de machtigingsaanvraag, van wijzigingen die betrekking hebben op de voorwaarden van de machtiging en van de definitieve stopzetting van de activiteiten. 

Wanneer op het grondgebied van een lidstaat meerdere organisaties voor producentenverantwoordelijkheid gemachtigd zijn om namens producenten de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid na te komen, vervullen zij hun verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op gecoördineerde wijze om te verzekeren dat de activiteiten uit hoofde van lid 1, punt a), op het gehele grondgebied van de lidstaat zijn afgedekt. De lidstaten dragen de bevoegde autoriteit op erop toe te zien dat de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid hun verplichting tot coördinatie overeenkomstig de voorgaande zin nakomen of stellen daartoe onafhankelijke derden aan.

7. Om de naleving van lid 3, punt a), aan te tonen, stellen de producenten of de overeenkomstig lid 2 aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden een zekerheid die de vorm kan hebben van een recyclingverzekering of een geblokkeerde bankrekening, of deelneming van de producent in een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid.

8. Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid waarborgen het vertrouwelijke karakter van de gegevens in hun bezit wat bedrijfseigen informatie en rechtstreeks aan individuele producenten of hun gemachtigden toe te schrijven informatie betreft.

9. Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid publiceren voor het eind van elk jaar de volgende informatie op hun website, onverminderd de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële gegevens:

a) eigendomsstructuur van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid;

b) lijst van producenten die de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid ermee hebben belast de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid namens hen na te komen;

c) het percentage van gescheiden inzameling van afgedankte batterijen, het percentage van recycling en de behaalde recyclingrendementen op basis van de hoeveelheid batterijen die voor het eerst in de lidstaat op de markt zijn aangeboden door de bij hen aangesloten producenten;

d) de door de aangesloten producenten betaalde financiële bijdragen per batterij of per gewichtseenheid batterijen, waarbij tevens de overeenkomstig lid 4, punt a), toegepaste categorieën voor differentiëring van de vergoeding worden vermeld.

10. De bevoegde autoriteiten controleren de naleving door producenten, met inbegrip van producenten die batterijen leveren via overeenkomsten op afstand en overeenkomstig lid 2 aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, van de in dit artikel vastgestelde verplichtingen.

11. De lidstaten stellen een mechanisme in om een regelmatige dialoog te verzekeren tussen relevante belanghebbenden die bij de nakoming van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor batterijen betrokken zijn, waaronder producenten en distributeurs, particuliere of publieke afvalverwerkers, lokale overheden, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en, in voorkomend geval, actoren uit de sociale economie, hergebruiks- en reparatienetwerken en marktdeelnemers die zich bezighouden met de voorbereiding voor hergebruik.

12. Wanneer dit nodig is om verstoring van de interne markt te voorkomen, is de Commissie gemachtigd een uitvoeringshandeling vast te stellen om criteria voor de toepassing van lid 4, punt a), te bepalen. Die uitvoeringshandeling mag geen precieze vaststelling van de bijdragen behelzen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

13. De artikelen 8 en 8 bis van Richtlijn 2008/98/EG zijn niet van toepassing op batterijen.

Artikel 48
Inzameling van afgedankte draagbare batterijen

1. Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, staan in voor de inzameling van alle afgedankte draagbare batterijen, ongeacht hun aard, merk of oorsprong, op het grondgebied van een lidstaat waar zij batterijen voor het eerst op de markt aanbieden. Daartoe:

a) stellen zij inzamelpunten voor afgedankte draagbare batterijen in;

b) bieden zij de in lid 2, punt a), bedoelde entiteiten de kosteloze inzameling van afgedankte draagbare batterijen aan en voorzien zij in de inzameling van afgedankte draagbare batterijen van alle entiteiten die van dat aanbod gebruik hebben gemaakt (“aangesloten inzamelpunten”);

c) voorzien zij in de nodige praktische regelingen voor de inzameling en het vervoer naar de aangesloten inzamelpunten, met inbegrip van de kosteloze verstrekking van geschikte containers voor inzameling en vervoer die voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2008/98/EG;

d) zorgen zij voor de kosteloze inzameling van de door de aangesloten inzamelpunten ingezamelde afgedankte draagbare batterijen met een frequentie die evenredig is aan het bestreken gebied en aan het volume en de gevaarlijke aard van de afgedankte draagbare batterijen die gewoonlijk via die inzamelpunten worden ingezameld;

e) zorgen zij ervoor dat de bij de aangesloten inzamelpunten ingezamelde afgedankte draagbare batterijen vervolgens overeenkomstig artikel 56 in een inrichting met een vergunning worden verwerkt en gerecycled door een afvalverwerker.

2. Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, zorgen ervoor dat het netwerk van aangesloten inzamelpunten:

a) bestaat uit inzamelpunten die door hen worden aangeboden in samenwerking met:

i) distributeurs overeenkomstig artikel 50,

ii) inrichtingen voor de verwerking en recycling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken overeenkomstig artikel 52,

iii) overheidsinstanties of derden die namens hen instaan voor het afvalbeheer overeenkomstig artikel 53,

iv) vrijwillige-inzamelpunten overeenkomstig artikel 54;

b) het volledige grondgebied van de lidstaat bestrijkt, rekening houdend met de bevolkingsgrootte, het verwachte volume aan afgedankte draagbare batterijen, de toegankelijkheid en nabijheid voor eindgebruikers, en niet beperkt is tot gebieden waar de inzameling en het daaropvolgende beheer van afgedankte draagbare batterijen winstgevend is.

3. Eindgebruikers hoeven bij het verwijderen van afgedankte draagbare batterijen via de in lid 2 bedoelde inzamelpunten niet te betalen en mogen niet worden verplicht om een nieuwe batterij te kopen.

4. Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, halen en handhaven op duurzame wijze ten minste de volgende inzamelingsdoelstellingen voor afgedankte draagbare batterijen, berekend als percentage van de draagbare batterijen, met uitzondering van batterijen van lichte vervoermiddelen, die in een lidstaat voor het eerst op de markt zijn aangeboden door de respectieve producent of collectief door de producenten die bij een bepaalde organisatie voor producentenverantwoordelijkheid zijn aangesloten:

a) 45 % uiterlijk op 31 december 2023;

b) 65 % uiterlijk op 31 december 2025;

c) 70 % uiterlijk op 31 december 2030.

Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, berekenen het in dit lid bedoelde inzamelingspercentage overeenkomstig bijlage XI.

5. Overeenkomstig lid 1 en lid 2, punt a), ingestelde inzamelpunten zijn niet onderworpen aan de registratie- of vergunningsvoorschriften van Richtlijn 2008/98/EG.

6. Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, vragen een machtiging aan bij de bevoegde autoriteit, die controleert of de regelingen die zijn ingevoerd om de naleving van de eisen in dit artikel te verzekeren, conform zijn. Indien de machtiging wordt aangevraagd door een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, moet in de aanvraag duidelijk worden aangegeven welke actieve aangesloten producenten door de organisatie worden vertegenwoordigd.

7. De organisatie voor producentenverantwoordelijkheid waarborgt het vertrouwelijke karakter van de gegevens in haar bezit wat bedrijfseigen informatie en rechtstreeks aan individuele producenten toe te schrijven informatie betreft. De bevoegde autoriteit kan in haar machtiging voorwaarden vaststellen die daartoe moeten worden vervuld.

8. De machtiging uit hoofde van lid 6 mag slechts worden verleend wanneer met bewijsstukken is aangetoond dat aan de eisen in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel is voldaan en dat alle nodige regelingen zijn ingevoerd om ten minste de in lid 4 bedoelde inzamelingsdoelstellingen te bereiken en op duurzame wijze te handhaven. Indien de machtiging wordt aangevraagd door een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, wordt deze machtiging verkregen als onderdeel van de machtiging uit hoofde van artikel 47, lid 6.

9. De bevoegde autoriteit stelt de bijzonderheden van de procedure voor het verlenen van de machtiging uit hoofde van lid 6 vast om de naleving van de in de leden 1 tot en met 4 en de in artikel 56 vastgestelde eisen te verzekeren. Dit omvat de verplichte opstelling van een verslag van onafhankelijke deskundigen voor een controle vooraf om na te gaan of de inzamelingsregelingen uit hoofde van dit artikel zodanig zijn getroffen dat de naleving van de eisen in dit artikel wordt verzekerd. Het omvat ook termijnen voor de controle van de respectieve maatregelen en het besluit dat door de bevoegde autoriteit moet worden genomen. Beide moeten binnen zes weken na de indiening van een volledig aanvraagdossier gebeuren.

10. De bevoegde autoriteit evalueert regelmatig, en ten minste om de drie jaar, of nog steeds aan de voorwaarden voor machtiging uit hoofde van lid 6 is voldaan. De machtiging kan worden ingetrokken wanneer de in lid 4 bedoelde inzamelingsdoelstelling niet is gehaald of wanneer de producent of organisatie voor producentenverantwoordelijkheid wezenlijk niet voldoet aan de verplichtingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3.

11. De producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens de producent optreden, stellen de bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis van wijzigingen in de voorwaarden waarop de in lid 7 bedoelde machtigingsaanvraag betrekking heeft, van wijzigingen die betrekking hebben op de voorwaarden van de machtiging uit hoofde van lid 8 en van de definitieve stopzetting van de activiteiten.

12. Elke vijf jaar verrichten de lidstaten een onderzoek op ten minste NUTS 2-niveau naar de samenstelling van de ingezamelde stromen gemengd stedelijk afval en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur om het aandeel afgedankte draagbare batterijen daarin te bepalen. Het eerste onderzoek wordt uiterlijk op 31 december 2023 verricht. Op basis van de verkregen informatie kunnen de bevoegde autoriteiten bij het verlenen of evalueren van een machtiging uit hoofde van de leden 6 en 10 vereisen dat de producenten van draagbare batterijen of de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid corrigerende maatregelen nemen om hun netwerk van aangesloten inzamelpunten te vergroten en voorlichtingscampagnes te houden overeenkomstig artikel 60, lid 1, in verhouding tot het bij het onderzoek vastgestelde aandeel van afgedankte draagbare batterijen in de stromen gemengd stedelijk afval en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

Artikel 49
Inzameling van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen

1. Producenten van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, nemen alle afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen van het respectieve type dat zij op het grondgebied van die lidstaat voor het eerst op de markt hebben aangeboden kosteloos terug, zonder verplichting voor de eindgebruiker om bij hen een nieuwe batterij te kopen of om de batterij bij hen te hebben gekocht. Daartoe aanvaarden zij de terugname van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen van eindgebruikers of van inzamelpunten die worden ingesteld in samenwerking met:

a) distributeurs van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen overeenkomstig artikel 50, lid 1;

b) inrichtingen voor de verwerking en recycling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken zoals bedoeld in artikel 52 voor de afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die uit hun activiteiten voortkomen;

c) overheidsinstanties of derden die namens hen instaan voor het afvalbeheer overeenkomstig artikel 53.

Wanneer afgedankte industriële batterijen eerst ter plaatse moeten worden ontmanteld bij particuliere, niet-commerciële gebruikers, omvat de verplichting van de producent om die batterijen terug te nemen de kosten voor de ontmanteling en inzameling van afgedankte batterijen ter plaatse bij die gebruikers. 

2. De terugnameregelingen die overeenkomstig lid 1 worden ingevoerd, bestrijken het volledige grondgebied van een lidstaat, rekening houdend met de bevolkingsgrootte en -dichtheid, het verwachte volume aan afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen, de toegankelijkheid en nabijheid voor eindgebruikers en zijn niet beperkt tot gebieden waar de inzameling en het daaropvolgende beheer van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen het winstgevendst is.

3. Producenten van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid:

a) voorzien in de in lid 1 bedoelde inzamelpunten met geschikte inzamelingsinfrastructuur voor de gescheiden inzameling van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die voldoen aan de toepasselijke veiligheidsvoorschriften, en dekken de noodzakelijke door die inzamelpunten gemaakte kosten in verband met de terugnameactiviteiten. De containers om dergelijke batterijen in te zamelen en tijdelijk op te slaan bij het inzamelpunt zijn toereikend gelet op het volume en de gevaarlijke aard van de afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die naar verwachting via die inzamelpunten zullen worden ingezameld;

b) zamelen afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen in bij de in lid 1 bedoelde inzamelpunten met een frequentie die in verhouding staat tot de opslagcapaciteit van de infrastructuur voor gescheiden inzameling en het volume en de gevaarlijke aard van de afgedankte batterijen die gewoonlijk via die inzamelpunten worden ingezameld;

c) voorzien in de levering van de bij eindgebruikers en bij de in lid 1 bedoelde inzamelpunten ingezamelde afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen aan inrichtingen voor verwerking en recycling overeenkomstig artikel 56.

4. De in lid 3, puntena), b) en c), bedoelde entiteiten kunnen ingezamelde afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen aan geautoriseerde afvalverwerkers overhandigen voor de verwerking en recycling overeenkomstig artikel 56. In dat geval wordt geacht aan de verplichting van producenten uit hoofde van lid 3, punt c), te zijn voldaan.

Artikel 50
Verplichtingen van distributeurs

1. Distributeurs nemen afgedankte batterijen kosteloos terug van de eindgebruiker, zonder hen te verplichten om een nieuwe batterij te kopen, ongeacht de chemische samenstelling of oorsprong van de batterijen. De terugname van draagbare batterijen wordt aangeboden in of in de onmiddellijke nabijheid van hun verkooppunt. De terugname van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen wordt aangeboden in of in de onmiddellijke nabijheid van hun verkooppunt. Deze verplichting is beperkt tot de typen afgedankte batterijen die de distributeur in zijn aanbod heeft of als nieuwe batterijen in zijn aanbod had en, voor draagbare batterijen, tot de hoeveelheid die niet-professionele eindgebruikers gewoonlijk verwijderen.

2. De terugnameverplichting in lid 1 is niet van toepassing op afgedankte producten die batterijen bevatten. Zij is van toepassing naast de verplichting tot gescheiden inzameling van afgedankte apparatuur en autowrakken zoals vastgesteld in de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU.

3. Distributeurs overhandigen afgedankte batterijen die zij hebben teruggenomen aan de producenten of de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die overeenkomstig artikel 48 respectievelijk artikel 49 verantwoordelijk zijn voor de inzameling van die batterijen of aan een afvalverwerker met het oog op de verwerking en recycling ervan overeenkomstig artikel 56.

4. De verplichtingen uit hoofde van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op marktdeelnemers die via overeenkomsten op afstand batterijen leveren aan eindgebruikers. Die marktdeelnemers voorzien in een voldoende aantal inzamelpunten die het volledige grondgebied van een lidstaat bestrijken, rekening houdend met de bevolkingsgrootte en -dichtheid, het verwachte volume aan afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen, de toegankelijkheid en nabijheid voor eindgebruikers, waar eindgebruikers batterijen kunnen inleveren. 

Artikel 51
Verplichtingen van eindgebruikers

1. Eindgebruikers verwijderen afgedankte batterijen gescheiden van andere afvalstromen, waaronder het gemengd stedelijk afval.

2. Eindgebruikers verwijderen afgedankte batterijen in daartoe aangewezen inzamelpunten voor gescheiden inzameling die zijn ingesteld door of in overeenstemming met de specifieke regelingen van de producent of een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, in overeenstemming met de artikelen 48 en 49.

3. In apparatuur ingebouwde afgedankte draagbare batterijen die eenvoudig en zonder professionele gereedschappen door de eindgebruiker uit de apparatuur kunnen worden genomen, worden door de eindgebruiker uit de apparatuur genomen en verwijderd overeenkomstig lid 1.

4. In voertuigen of apparaten ingebouwde afgedankte batterijen die daar niet eenvoudig door de eindgebruiker uit kunnen worden genomen, worden in voorkomend geval door de eindgebruiker verwijderd overeenkomstig de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU.

Artikel 52 - Verplichtingen van verwerkingsinrichtingen

Exploitanten van afvalverwerkingsinrichtingen die onderworpen zijn aan de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU overhandigen afgedankte batterijen die voortkomen uit de verwerking van autowrakken en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur aan de producenten van de desbetreffende batterijen of, waar van toepassing, aan de overeenkomstig artikel 47, lid 2, van deze verordening aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, of aan afvalverwerkers met het oog op de verwerking en recycling ervan overeenkomstig de eisen in artikel 56 van deze verordening. De exploitanten van afvalverwerkingsinrichtingen houden een register van deze transacties bij.

Artikel 53
Deelname van overheidsinstanties voor afvalbeheer

1. Afgedankte batterijen afkomstig van particuliere, niet-commerciële gebruikers mogen worden verwijderd in door overheidsinstanties voor afvalbeheer ingestelde afzonderlijke inzamelpunten.

2. Overheidsinstanties voor afvalbeheer overhandigen ingezamelde afgedankte batterijen aan de producenten of, waar van toepassing, aan de overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, of aan afvalverwerkers met het oog op de verwerking en recycling ervan overeenkomstig de eisen in artikel 56 of zij staan zelf in voor de verwerking en recycling overeenkomstig de eisen in artikel 56. 

Artikel 54
Deelname van vrijwillige-inzamelpunten

Vrijwillige-inzamelpunten voor draagbare batterijenoverhandigen afgedankte draagbare batterijen aan de producenten van draagbare batterijen of aan derden die namens hen optreden, waaronder de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, of aan afvalverwerkers met het oog op de verwerking en recycling ervan overeenkomstig de eisen in artikel 56.

Artikel 55
Inzamelingspercentages voor afgedankte draagbare batterijen

1. De lidstaten verwezenlijken de volgende minimale inzamelingsdoelstellingen voor afgedankte draagbare batterijen, met uitzondering van afgedankte batterijen voor lichte vervoermiddelen:

a) 45 % uiterlijk op 31 december 2023;

b) 65 % uiterlijk op 31 december 2025;

c) 70 % uiterlijk op 31 december 2030.

2. De lidstaten berekenen de in lid 1 vastgestelde inzamelingspercentages overeenkomstig de in bijlage XI vastgestelde methode.

3. De Commissie evalueert uiterlijk op 31 december 2030 de in lid 1, punt c), vastgestelde doelstelling en overweegt in het kader van die evaluatie om een inzamelingsdoelstelling vast te stellen voor batterijen voor lichte vervoermiddelen, gelet op de ontwikkeling van het marktaandeel, als afzonderlijke doelstelling dan wel als onderdeel van de in lid 1,punt c), en de in artikel 48, lid 4, bedoelde evaluatie van de doelstelling. Bij die evaluatie kan tevens worden overwogen om een methode in te voeren voor de berekening van het percentage gescheiden inzameling om de hoeveelheid afgedankte batterijen die kunnen worden ingezameld te weerspiegelen. Daartoe dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over het resultaat van de evaluatie, dat zo nodig vergezeld gaat van een passend wetgevingsvoorstel.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in bijlage XI vastgestelde methode voor de berekening van het inzamelingspercentage voor draagbare batterijen te wijzigen.

Artikel 56
Verwerking en recycling

1. Ingezamelde afgedankte batterijen mogen niet worden gestort of verbrand.

2. Onverminderd Richtlijn 2010/75/EU zorgen inrichtingen met een vergunning ervoor dat alle verwerkings- en recyclingprocessen voor afgedankte batterijen ten minste voldoen aan deel A van bijlage XII en stroken met de beste beschikbare technieken zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 10, van Richtlijn 2010/75/EU.

3. Naast artikel 51, lid 3, geldt dat batterijen die worden ingezameld terwijl zij nog steeds zijn ingebouwd in een afgedankt apparaat, uit dat apparaat worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2012/19/EU.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in deel A van bijlage XII vastgestelde voorschriften voor de verwerking en recycling van afgedankte batterijen te wijzigen gelet op de technische en wetenschappelijke vooruitgang en opkomende nieuwe technologieën op het gebied van afvalbeheer.

Artikel 57
Recyclingrendementen en doelstellingen voor materiaalterugwinning

1. Alle ingezamelde afgedankte batterijen moeten aan een recyclingproces worden onderworpen.

2. Recyclers zorgen ervoor dat elk recyclingproces de minimale recyclingrendementen en de niveaus van teruggewonnen materialen haalt die zijn vastgelegd in respectievelijk deel B en deel C van bijlage XII.

3. De in de delen B en C van bijlage XII vastgelegde recyclingrendementen en terugwinning van materialen worden berekend overeenkomstig de regels die zijn vastgelegd in een uit hoofde van lid 4 vastgestelde uitvoeringshandeling.

4. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2023 een uitvoeringshandeling vast teneinde nadere regels vast te stellen voor de berekening en controle van de recyclingrendementen en de terugwinning van materialen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in bijlage XII, delen B en C, vastgestelde minimumgehalten van teruggewonnen materialen voor afgedankte batterijen te wijzigen gelet op de technische en wetenschappelijke vooruitgang en opkomende nieuwe technologieën op het gebied van afvalbeheer.

Artikel 58
Overbrenging van afgedankte batterijen

1. De verwerking en recycling mag buiten de betrokken lidstaat of buiten de Unie gebeuren voor zover de overbrenging van afgedankte batterijen strookt met Verordening (EG) nr. 1013/2006 en Verordening (EG) nr. 1418/2007.

2. Afgedankte batterijen die overeenkomstig lid 1 uit de Unie worden uitgevoerd, worden slechts meegerekend voor de nakoming van de in de artikelen 56 en 57 vastgestelde verplichtingen, rendementen en doelstellingen als de recycler of een andere houder van afvalstoffen die de afgedankte batterijen uitvoert voor verwerking en recycling kan aantonen dat de verwerking heeft plaatsgevonden onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de eisen van deze verordening.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van nadere regels ter aanvulling op de regels in lid 2 van dit artikel, middels de vaststelling van de criteria voor de beoordeling van gelijkwaardige voorwaarden.

Artikel 59
Eisen met betrekking tot de herbestemming en herproductie van industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen

1. Onafhankelijke marktdeelnemers krijgen onder gelijke voorwaarden toegang tot het batterijmanagementsysteem van oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag met een capaciteit van meer dan 2 kWh, voor het beoordelen en bepalen van de conditie en de resterende levensduur van de batterijen, volgens de in bijlage VII vastgestelde parameters.

2. Onafhankelijke marktdeelnemers die herbestemmings- of herproductieactiviteiten verrichten, krijgen onder gelijke voorwaarden passende toegang tot de informatie die relevant is voor het behandelen en testen van oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of van apparatuur en voertuigen waarin dergelijke batterijen zijn ingebouwd, evenals onderdelen van dergelijke batterijen, apparatuur of voertuigen, ook met betrekking tot veiligheidsaspecten.

3. Marktdeelnemers die herbestemmings- of herproductieactiviteiten voor batterijen verrichten, moeten waarborgen dat het onderzoek, de beproeving van de prestaties, het verpakken en overbrengen van batterijen en hun onderdelen volgens passende kwaliteitsborgings- en veiligheidsinstructies verlopen.

4. Marktdeelnemers die herbestemmings- of herproductieactiviteiten voor batterijen verrichten, moeten waarborgen dat de herbestemde of gereviseerde batterij voldoet aan de bepalingen in deze verordening, de toepasselijke product- en milieuvereisten en de voorschriften ter bescherming van de menselijke gezondheid in andere regelgeving en technische eisen voor het specifieke gebruik ervan wanneer zij in de handel wordt gebracht.

Een herbestemde of gereviseerde batterij mag niet worden onderworpen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 7, leden 1 tot en met 3, artikel 8, leden 1 tot en met 3, artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 39, lid 1, indien de marktdeelnemer die een herbestemde of gereviseerde batterij in de handel brengt kan aantonen dat de batterij, voorafgaande aan de herbestemming of herproductie in de handel is gebracht vóór de krachtens deze artikelen geldende datum van inwerkingtreding van die verplichtingen.

5. Teneinde te documenteren dat een afgedankte batterij na herbestemming of herproductie niet langer afval is, toont de houder van de batterij op verzoek van een bevoegde autoriteit het volgende aan:

a) een bewijs van de in een lidstaat uitgevoerde beoordeling of test van de conditie van de batterij, in de vorm van een kopie van het document waarin wordt bevestigd dat de herbestemde of gereviseerde batterij de voor het gebruik relevante prestaties kan leveren;

b) het verdere gebruik van de batterij na herbestemming of herproductie, gedocumenteerd door middel van een factuur of overeenkomst voor de verkoop of eigendomsoverdracht van de batterij;

c) bewijs van passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, onder meer door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading.

6. De in lid 4 en lid 5, punt a), bedoelde informatie wordt onder gelijke voorwaarden beschikbaar gesteld voor eindgebruikers en derden die namens hen optreden, als onderdeel van de technische documentatie waarvan de herbestemde of gereviseerde batterij vergezeld gaat wanneer zij in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen.

7. De informatieverstrekking overeenkomstig de leden 1, 2, 5 en 6, laat de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie volgens de desbetreffende nationale en Uniewetgeving onverlet.

8. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen teneinde nadere technische voorschriften vast te stellen waaraan batterijen moeten voldoen om niet langer als afval te worden beschouwd, alsook voorschriften voor de gegevens en methode om de conditie van de batterijen te schatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 60
Informatie in de eindfase van de levenscyclus

1. Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, stellen de volgende informatie over het voorkomen en beheren van afgedankte batterijen beschikbaar voor eindgebruikers en distributeurs voor de batterijtypen die de producenten op het grondgebied van een lidstaat leveren:

a) de bijdrage van eindgebruikers aan afvalpreventie, onder meer door middel van informatie over goede praktijken voor het gebruik van batterijen die erop gericht zijn de levensduur van de batterijen te verlengen en de mogelijkheden om voorbereidingen te treffen voor het hergebruik te vergroten;

b) de rol van eindgebruikers in de gescheiden inzameling van afgedankte batterijen overeenkomstig hun verplichtingen uit hoofde van artikel 51, teneinde de verwerking en recycling van batterijen mogelijk te maken;

c) de gescheiden inzameling, de voorbereiding voor hergebruik en de beschikbare recyclingsystemen voor afgedankte batterijen;

d) de nodige veiligheidsinstructies voor de behandeling van afgedankte batterijen, onder meer met betrekking tot de risico’s van batterijen die lithium bevatten en de omgang met dergelijke batterijen;

e) de betekenis van de etiketten, markeringen en pictogrammen op batterijen of op de verpakking;

f) de effecten van stoffen in batterijen op het milieu en op de menselijke gezondheid, met inbegrip van de effecten vanwege ongepaste verwijdering van afgedankte batterijen, bijvoorbeeld als zwerfvuil of als ongesorteerd stedelijk afval.

Die informatie

a) wordt voor elk model regelmatig beschikbaar gesteld vanaf het moment waarop het betrokken batterijmodel voor het eerst in een lidstaat op de markt wordt aangeboden, en wel ten minste op een zichtbare manier in het verkooppunt en via onlinemarktplaatsen;

b) wordt verstrekt in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

2. Producenten stellen informatie over de veiligheids- en beschermingsmaatregelen voor de opslag en inzameling van afgedankte batterijen, ook met betrekking tot de veiligheid op het werk, beschikbaar voor distributeurs en marktdeelnemers zoals bedoeld in de artikelen 50, 52 en 53 en voor andere afvalverwerkers die activiteiten op het gebied van reparatie, herproductie, voorbereiding voor hergebruik, verwerking en recycling uitvoeren.

3. Vanaf het tijdstip waarop een batterijmodel op het grondgebied van een lidstaat wordt geleverd, stellen producenten de volgende informatie voor het specifieke batterijmodel met betrekking tot de correcte en milieuverantwoorde behandeling van afgedankte batterijen, op verzoek en elektronisch, beschikbaar voor afvalverwerkers die activiteiten op het gebied van reparatie, herproductie, voorbereiding voor hergebruik, verwerking en recycling uitvoeren, voor zover deze afvalverwerkers die informatie nodig hebben om hun activiteiten te kunnen uitvoeren:

a) de processen om te waarborgen dat voertuigen en apparatuur zodanig worden gedemonteerd dat de ingebouwde batterijen kunnen worden verwijderd;

b) de veiligheids- en beschermingsmaatregelen, ook met betrekking tot de veiligheid op het werk, die gelden voor de processen voor de opslag, het vervoer, de verwerking en de recycling van afgedankte batterijen.

In die informatie worden de onderdelen en materialen geïdentificeerd, alsook waar alle gevaarlijke stoffen in een batterij zich bevinden, voor zover dat voor de marktdeelnemers die activiteiten op het gebied van reparatie, herproductie, voorbereiding voor hergebruik, verwerking en recycling uitvoeren noodzakelijk is om aan de eisen van deze verordening te voldoen.

Die informatie wordt verstrekt in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de in de eerste alinea vermelde marktdeelnemers gemakkelijk kunnen begrijpen.

4. Distributeurs die batterijen leveren aan eindgebruikers verstrekken de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie in hun verkooppunten, op zichtbare wijze, en via hun onlinemarktplaatsen, en verstrekken tevens informatie over hoe de eindgebruikers afgedankte batterijen kosteloos kunnen inleveren bij de respectieve inzamelpunten die in de verkooppunten of namens een marktplaats zijn ingesteld. Die verplichting is beperkt tot de batterijtypen die de distributeur of detailhandelaar als nieuwe batterijen in zijn aanbod heeft of had.

5. De kosten die uit hoofde van artikel 47, lid 1, punt e), door de producent worden gedragen, worden afzonderlijk aan de eindgebruiker aangegeven in het verkooppunt waar een nieuwe batterij wordt verkocht. De vermelde kosten liggen niet hoger dan de beste raming van de reële kosten.

6. Wanneer informatie uit hoofde van dit artikel openbaar beschikbaar wordt gesteld voor eindgebruikers, wordt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie volgens de desbetreffende nationale en Uniewetgeving beschermd.

Artikel 61
Rapportage aan de bevoegde autoriteiten

1. Producenten van draagbare batterijen of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, rapporteren voor elk kalenderjaar de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit, naargelang van de chemische samenstelling van de batterijen, onder vermelding van de hoeveelheid batterijen voor lichte vervoermiddelen:

a) de hoeveelheid batterijen die voor het eerst op de markt werden aangeboden op het grondgebied van een lidstaat, met uitzondering van draagbare batterijen die het grondgebied van die lidstaat dat jaar hebben verlaten voordat zij aan eindgebruikers werden verkocht;

b) de hoeveelheid overeenkomstig artikel 48 ingezamelde afgedankte draagbare batterijen, berekend op basis van de in bijlage XI vastgestelde methode;

c) de inzamelingsdoelstelling die werd bereikt door de producent of de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid die optreedt namens haar leden;

d) de hoeveelheid ingezamelde afgedankte draagbare batterijen die voor verwerking en recycling aan inrichtingen met een vergunning is geleverd.

Wanneer andere afvalverwerkers dan producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden afgedankte draagbare batterijen inzamelen bij distributeurs of andere inzamelpunten voor afgedankte draagbare batterijen, rapporteren zij voor elk kalenderjaar de hoeveelheid ingezamelde afgedankte draagbare batterijen aan de bevoegde autoriteit, op basis van de chemische samenstelling van de batterijen en onder vermelding van de hoeveelheid batterijen voor lichte vervoermiddelen.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde marktdeelnemers rapporteren deze gegevens binnen vier maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. De eerste verslagperiode bestrijkt het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van het format voor rapportage aan de Commissie overeenkomstig artikel 62, lid 6.

De bevoegde autoriteiten stellen vast volgens welk format en welke procedures de gegevens aan hen worden gerapporteerd.

2. Producenten van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of, waar van toepassing, de overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, rapporteren voor elk kalenderjaar de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit, naargelang van de chemische samenstelling van de batterijen en batterijtypen:

a) de hoeveelheid autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die voor het eerst op de markt werden aangeboden op het grondgebied van een lidstaat, met uitzondering van batterijen die het grondgebied van die lidstaat dat jaar hebben verlaten voordat zij aan eindgebruikers werden verkocht;

b) de hoeveelheid afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die is ingezameld en voor verwerking en recycling aan inrichtingen met een vergunning is geleverd.

3. Wanneer afvalverwerkers afgedankte batterijen inzamelen bij distributeurs of andere inzamelpunten voor afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of bij eindgebruikers, rapporteren zij voor elk kalenderjaar de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit, op basis van de chemische samenstelling van de batterijen en de batterijtypen:

a) de hoeveelheid ingezamelde afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen;

b) de hoeveelheid afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die voor verwerking en recycling aan inrichtingen met een vergunning is geleverd.

De in dit lid bedoelde marktdeelnemers rapporteren deze gegevens binnen vier maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. De eerste verslagperiode bestrijkt het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van het format voor rapportage aan de Commissie overeenkomstig artikel 62, lid 5.

De bevoegde autoriteiten zetten een elektronisch systeem op waarlangs gegevens aan hen worden gerapporteerd en zij specificeren welke formats moeten worden gebruikt. Door de bevoegde autoriteiten opgezette elektronische systemen voor de rapportage van informatie zijn verenigbaar en interoperabel met de eisen voor het overeenkomstig artikel 64 opgezette systeem voor informatie-uitwisseling.

4. De in lid 1, punten a) en b), bedoelde gegevens hebben tevens betrekking op in voertuigen en apparatuur ingebouwde batterijen en op afgedankte batterijen die overeenkomstig artikel 52 uit die voertuigen en apparatuur zijn verwijderd.

5. Afvalverwerkers die instaan voor de verwerking en recyclers rapporteren voor elk kalenderjaar de volgende informatie aan de bevoegde autoriteiten:

a) de hoeveelheid afgedankte batterijen die zij hebben ontvangen voor verwerking en recycling;

b) de hoeveelheid afgedankte batterijen die in het recyclingproces terechtkomt;

c) informatie over de recyclingrendementen en de niveaus van uit afgedankte batterijen teruggewonnen materialen.

De rapportage over de recyclingrendementen en de niveaus van teruggewonnen materialen behelst alle afzonderlijke stappen van de recycling en alle outputfracties die daarbij geproduceerd worden. Als een recyclingproces in meer dan één inrichting wordt uitgevoerd, is de eerste recycler verantwoordelijk voor het verzamelen van de informatie en het rapporteren van die informatie aan de bevoegde autoriteiten.

Recyclers rapporteren deze gegevens binnen vier maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. De eerste verslagperiode bestrijkt het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van het format voor rapportage aan de Commissie overeenkomstig artikel 62, lid 6.

6. Wanneer andere dan de in lid 4 bedoelde houders van afvalstoffen batterijen uitvoeren voor verwerking en recycling, rapporteren zij de gegevens voor de hoeveelheid gescheiden ingezamelde afgedankte batterijen die werd uitgevoerd voor verwerking en recycling en de in lid 4, punten b) en c), bedoelde gegevens aan de bevoegde autoriteiten binnen vier maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld.

Artikel 62
Rapportage aan de Commissie

1. De lidstaten maken voor elk kalenderjaar de volgende informatie over draagbare batterijen, autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen in geaggregeerde vorm openbaar op basis van de batterijtypen en de chemische samenstelling van de batterijen en, voor draagbare batterijen, met afzonderlijke vermelding van batterijen voor lichte vervoermiddelen:

a) de hoeveelheid batterijen die voor het eerst op de markt werden aangeboden op het grondgebied van een lidstaat, met uitzondering van batterijen die het grondgebied van die lidstaat dat jaar hebben verlaten voordat zij aan eindgebruikers werden verkocht;

b) de hoeveelheid overeenkomstig de artikelen 48 en 49 ingezamelde afgedankte batterijen, berekend op basis van de in bijlage XI vastgestelde methode;

c) de waarden van de bereikte recyclingrendementen zoals bedoeld in bijlage XII, deel B, en de waarden van de bereikte materiaalterugwinning zoals bedoeld in bijlage XII, deel C.

De lidstaten stellen deze gegevens ter beschikking binnen 18 maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. Zij maken die informatie elektronisch openbaar in het door de Commissie overeenkomstig lid 6 vastgestelde format, met behulp van vlot toegankelijke gegevensdiensten die interoperabel zijn met het uit hoofde van artikel 64 opgezette systeem. De gegevens zijn machineleesbaar, sorteerbaar en doorzoekbaar en voldoen aan open normen voor gebruik door derden. De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte wanneer de in de eerste alinea bedoelde gegevens beschikbaar zijn gesteld.

De eerste verslagperiode bestrijkt het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van het format voor rapportage overeenkomstig lid 6.

Als aanvulling op de verplichtingen uit hoofde van de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU hebben de in lid 1, punten a) en b), bedoelde gegevens tevens betrekking op in voertuigen en apparatuur ingebouwde batterijen en op afgedankte batterijen die overeenkomstig artikel 52 uit die voertuigen en apparatuur zijn verwijderd.

2. De rapportage over de recyclingrendementen en de niveaus van teruggewonnen materialen zoals bedoeld in lid 1 behelst alle afzonderlijke stappen van de recycling en alle outputfracties die daarbij geproduceerd worden.

3. De overeenkomstig dit artikel door de lidstaten beschikbaar gestelde gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag. Die informatie wordt gerapporteerd in het format dat de Commissie in overeenstemming met lid 6 vaststelt.

4. De Commissie verzamelt en evalueert de informatie die overeenkomstig dit artikel beschikbaar wordt gesteld. De Commissie publiceert een verslag waarin de manier waarop de verzameling van de gegevens wordt georganiseerd, de gegevensbronnen en de in de lidstaten gebruikte methode, alsook de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van die gegevens worden beoordeeld. De beoordeling kan specifieke aanbevelingen voor verbetering omvatten. Het verslag wordt opgesteld na de eerste rapportage van de gegevens door de lidstaten en vervolgens om de vier jaar.

5. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2023 uitvoeringshandelingen vast betreffende het format voor de gegevens en informatie die aan de Commissie moeten worden gerapporteerd, evenals verificatiemethoden en operationele omstandigheden voor de toepassing van de leden 1 en 4. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 63
Toepassing van hoofdstuk VII

Hoofdstuk VII is van toepassing met ingang van 1 juli 2023.

Hoofdstuk VIII
Elektronische uitwisseling van informatie

Artikel 64
Elektronisch uitwisselingssysteem

1. De Commissie zet uiterlijk op 1 januari 2026 het elektronische systeem voor de uitwisseling van batterij-informatie op (“het systeem”).

2. Het systeem bevat de informatie en gegevens over oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh, zoals vastgesteld in bijlage XIII. Deze informatie en gegevens zijn sorteerbaar en doorzoekbaar, met inachtneming van open normen voor gebruik door derden.

3. De marktdeelnemers die een oplaadbare industriële batterij of een batterij voor elektrische voertuigen met interne opslag in de handel brengen, stellen de in lid 2 bedoelde informatie elektronisch beschikbaar in machineleesbare vorm, met behulp van interoperabele en vlot toegankelijke gegevensdiensten, in het overeenkomstig lid 5 vastgestelde format.

4. Na een evaluatie overeenkomstig artikel 62, lid 5, publiceert de Commissie de in artikel 62, lid 1, bedoelde informatie en de in artikel 62, lid 5, bedoelde beoordeling via het systeem.

5. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2024 uitvoeringshandelingen vast met het oog op de vaststelling van:

a) de architectuur van het systeem;

b) het format waarin de in lid 2 bedoelde gegevens en informatie beschikbaar worden gesteld;

c) de regels voor het raadplegen, delen, beheren, verkennen, publiceren en hergebruiken van de informatie en gegevens in het systeem.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 65
Batterijpaspoort

1. Uiterlijk op 1 januari 2026 beschikt elke industriële batterij en elke batterij voor elektrische voertuigen die in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen en die een capaciteit van meer dan 2 kWh heeft over een elektronisch dossier (“batterijpaspoort”).

2. Het batterijpaspoort is uniek voor elke individuele batterij zoals bedoeld in lid 1 en wordt geïdentificeerd aan de hand van een unieke identificatiecode die de marktdeelnemer die de batterij in de handel brengt aan de batterij toewijst en die op de batterij wordt gedrukt of gegraveerd.

3. Het batterijpaspoort wordt gekoppeld aan de informatie over de basiskenmerken van elk batterijtype en -model die is opgeslagen in de gegevensbronnen van het overeenkomstig artikel 64 opgezette systeem. De marktdeelnemer die een industriële batterij of een batterij voor elektrische voertuigen in de handel brengt, zorgt ervoor dat de in het batterijpaspoort opgenomen gegevens nauwkeurig, volledig en actueel zijn.

4. Het batterijpaspoort is online toegankelijk via elektronische systemen die interoperabel zijn met het overeenkomstig artikel 64 opgezette systeem.

5. Het batterijpaspoort maakt het mogelijk om informatie over de waarden voor de in artikel 10, lid 1, bedoelde prestatie- en degelijkheidsparameters te raadplegen wanneer de batterij in de handel wordt gebracht en wanneer de status ervan wordt gewijzigd.

6. Wanneer de statuswijziging het gevolg is van reparatie- of herbestemmingsactiviteiten wordt de verantwoordelijkheid voor het batterijdossier in het batterijpaspoort overgedragen aan de marktdeelnemer die wordt geacht de industriële batterij of de batterij voor elektrische voertuigen in de handel te brengen of in gebruik te nemen.

7. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot de regels voor het raadplegen, delen, beheren, verkennen, publiceren en hergebruiken van de via het batterijpaspoort toegankelijke informatie en gegevens.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Hoofdstuk IX
Markttoezicht van de Unie, controle van batterijen die de markt van de Unie binnenkomen en vrijwaringsprocedure van de Unie

Artikel 66
Procedure op nationaal niveau voor batterijen die een risico vormen

1. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een batterij die onder deze verordening valt een risico inhoudt voor de menselijke gezondheid of de veiligheid van personen, eigendommen of het milieu, voeren zij een beoordeling van de betrokken batterij uit in het licht van alle relevante in deze verordening vastgestelde eisen.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij de in de eerste alinea bedoelde beoordeling vaststellen dat de batterij niet aan de eisen van deze verordening voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat die alle passende corrigerende maatregelen neemt om de batterij met deze eisen conform te maken of ze binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het in de eerste alinea bedoelde risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

2. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben verlangd.

3. De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden genomen ten aanzien van alle betrokken batterijen die de marktdeelnemer in de Unie op de markt heeft aangeboden.

4. Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van de batterijen te verbieden of te beperken, dan wel de batterijen in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van die maatregelen op de hoogte.

5. De in lid 4, tweede alinea, bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de non-conforme batterij te identificeren en om de oorsprong van de batterij, de aard van de vermeende non-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die door de desbetreffende marktdeelnemer worden aangevoerd. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

a) de batterij voldoet niet aan de in hoofdstuk II of III van deze verordening beschreven eisen;

b) een leemte in de in artikel 15 bedoelde geharmoniseerde normen;

c) een leemte in de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties.

6. De andere lidstaten dan die welke de procedure uit hoofde van dit artikel in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van de batterij waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7. Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4, tweede alinea, bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is ingebracht door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8. De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de betrokken batterij onmiddellijk de passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van de batterij op hun markt.

Artikel 67
Vrijwaringsprocedure van de Unie

1. Indien na voltooiing van de procedure in artikel 66, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en voert zij een evaluatie van de nationale maatregel uit. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie middels een uitvoeringshandeling of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onverwijld van op de hoogte.

Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om de non-conforme batterij uit de handel te nemen, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat die maatregel in.

3. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de niet-conformiteit van de batterij wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 15 van deze verordening, past de Commissie de in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde procedure toe.

Artikel 68
Conforme batterijen die een risico vormen

1. Wanneer een lidstaat na uitvoering van een beoordeling overeenkomstig artikel 67, lid 1, vaststelt dat een batterij die conform de eisen in de hoofdstukken II en III is, maar toch een risico voor de menselijke gezondheid of de veiligheid van personen of voor de bescherming van eigendommen of het milieu meebrengt, verlangt deze lidstaat van de desbetreffende marktdeelnemer dat hij alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de batterij dat risico niet meer meebrengt wanneer zij in de handel wordt gebracht, of om de batterij binnen een redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

2. Marktdeelnemers zorgen ervoor dat alle door hen genomen corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken batterijen die zij in de Unie op de markt hebben aangeboden.

3. De lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk daarvan op de hoogte. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de batterijen te identificeren en om de oorsprong en de toeleveringsketen van de batterij, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

4. De Commissie treedt onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt de nationale maatregelen die zijn genomen. Aan de hand van de uitkomsten van die beoordeling stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast in de vorm van een besluit waarin is bepaald of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en gelast zij zo nodig passende maatregelen.

5. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

6. Om gemotiveerde dwingende redenen van urgentie met betrekking tot de bescherming van de menselijke gezondheid en de veiligheid van personen en met betrekking tot de bescherming van eigendommen of het milieu stelt de Commissie een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandeling vast overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde procedure.

7. De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

Artikel 69
Overige non-conformiteit

1. Onverminderd artikel 66 geldt dat wanneer een lidstaat vaststelt dat een batterij die buiten de werkingssfeer van artikel 68 valt niet conform deze verordening is of dat een marktdeelnemer een in deze verordening vastgestelde verplichting niet is nagekomen, die lidstaat van de desbetreffende marktdeelnemer verlangt dat die een einde maakt aan de non-conformiteit. Voorbeelden van dergelijke non-conformiteit zijn:

a) de CE-markering is in strijd met artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of met artikel 20 van de onderhavige verordening aangebracht;

b) de CE-markering is niet aangebracht;

c) het identificatienummer van de aangemelde instantie die betrokken is bij de productiecontrolefase is in strijd met artikel 20 aangebracht of is niet aangebracht;

d) de EU-conformiteitsverklaring is niet of niet correct opgesteld;

e) de EU-conformiteitsverklaring is niet toegankelijk via de QR-code op de batterij;

f) de technische documentatie is niet beschikbaar, niet volledig of bevat fouten;

g) de in artikel 38, leden 7, 9 en 10, of artikel 41, leden 3 en 4, bedoelde informatie ontbreekt, is verkeerd of onvolledig of is, in het geval van gebruiksaanwijzingen, niet vertaald naar een taal die wordt aanvaard door de lidstaten waar de batterij in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden;

h) er is niet voldaan aan andere administratieve eisen uit artikel 38 of artikel 40;

i) de in artikel 12 vastgestelde eisen voor het veilige gebruik en het gebruik van batterijsystemen voor stationaire energieopslag zijn niet nageleefd;

j) er is niet voldaan aan de in hoofdstuk II, artikelen 6 tot en met 12, vastgestelde duurzaamheids- en veiligheidseisen en aan de in hoofdstuk III, artikelen 13 en 14, vastgestelde etiketterings- en informatievereisten;

k) er is niet voldaan aan de eisen inzake een beleid van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen in artikel 39.

2. Wanneer de marktdeelnemer de in lid 1, punt k), bedoelde non-conformiteit niet beëindigt, wordt een aanmaning in verband met het treffen van corrigerende maatregelen gegeven.

3. Wanneer de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van de batterij te beperken of te verbieden, of de batterij terug te roepen of uit de handel te nemen. In het geval van de in lid 1, punt k), bedoelde non-conformiteit, is dit lid van toepassing als laatste redmiddel indien de non-conformiteit ernstig is en blijft voortduren na het geven van een aanmaning in verband met het treffen van corrigerende maatregelen als bedoeld in lid 2.

Hoofdstuk X
Groene overheidsopdrachten, procedure voor de wijziging van beperkingen op gevaarlijke stoffen en de erkenning door de Commissie van regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen

Artikel 70
Groene overheidsopdrachten

1. Aanbestedende diensten zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU of artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU, of aanbestedende instanties zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU houden bij de aankoop van batterijen of producten die batterijen bevatten in situaties die onder die richtlijnen vallen rekening met de milieueffecten van batterijen gedurende hun levenscyclus om ervoor te zorgen dat dergelijke effecten van de aangekochte batterijen tot een minimum worden beperkt.

2. De verplichting in lid 1 geldt voor alle overeenkomsten die door aanbestedende diensten of aanbestedende instanties worden gesloten voor de aankoop van batterijen of producten die batterijen bevatten en betekent dat deze aanbestedende diensten en aanbestedende instanties verplicht zijn technische specificaties en gunningscriteria op basis van de artikelen 7 tot en met 10 op te nemen teneinde te waarborgen dat een product wordt gekozen uit een aantal producten met aanzienlijk lagere milieueffecten gedurende hun levenscyclus.

3. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2026 overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen door minimale verplichte criteria of streefdoelen voor groene overheidsopdrachten vast te stellen op basis van de eisen in de artikelen 7 tot en met 10.

Artikel 71
Procedures voor het wijzigen van beperkingen op gevaarlijke stoffen

1. Indien de Commissie van oordeel is dat het gebruik van een stof bij de vervaardiging van batterijen of de aanwezigheid van een stof in de batterijen wanneer zij in de handel worden gebracht of tijdens de latere fasen van de levenscyclus, waaronder de afvalfase, een risico voor de menselijke gezondheid of voor het milieu met zich meebrengt dat niet afdoende wordt beheerst en dat op Unieniveau moet worden aangepakt, verzoekt zij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) een dossier samen te stellen overeenkomstig de voorschriften van deel II, punt 3, van bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 (“beperkingsdossier”). Het beperkingsdossier bevat een sociaaleconomische beoordeling, met inbegrip van een analyse van alternatieven.

2. Het Agentschap maakt onverwijld het voornemen van de Commissie bekend om een dergelijke procedure voor een beperking ten aanzien van een stof gedurende de gehele levensduur in te leiden, en stelt de betrokken belanghebbenden daarvan op de hoogte.

3. Indien uit het door het Agentschap uit hoofde van lid 1 samengestelde beperkingsdossier blijkt dat er maatregelen op Unieniveau nodig zijn, stelt het Agentschap binnen twaalf maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie in de zin van lid 1 beperkingen voor teneinde de in de leden 4 tot en met 14 beschreven procedure voor beperkingen op gang te brengen.

4. Het Agentschap maakt het beperkingsdossier onverwijld openbaar op zijn website, inclusief de uit hoofde van de lid 3 voorgestelde beperkingen, waarbij de publicatiedatum duidelijk wordt vermeld. Het Agentschap roept alle belanghebbende partijen op binnen vier maanden na de publicatiedatum individueel of gezamenlijk opmerkingen bij het beperkingsdossier in te dienen.

5. Binnen twaalf maanden na de in lid 4 bedoelde publicatiedatum brengt het uit hoofde van artikel 76, lid 1, punt c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Comité risicobeoordeling op grond van zijn beoordeling van de toepasselijke delen van het beperkingsdossier advies uit over de vraag of de voorgestelde beperkingen geschikt zijn om het risico voor de menselijke gezondheid en/of voor het milieu terug te dringen. In dit advies wordt rekening gehouden met het beperkingsdossier dat op verzoek van de Commissie door het Agentschap is samengesteld, en met de opmerkingen van de belanghebbende partijen als bedoeld in lid 4.

6. Binnen 15 maanden na de in lid 4 bedoelde publicatiedatum brengt het uit hoofde van artikel 76, lid 1, punt d), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Comité sociaaleconomische analyse op grond van zijn beoordeling van de toepasselijke delen van het dossier en de sociaaleconomische gevolgen advies uit over de voorgestelde beperkingen. Daaraan voorafgaand stelt het een ontwerpadvies op over de voorgestelde beperkingen en de sociaaleconomische gevolgen ervan, waarbij rekening wordt gehouden met de eventuele analysen en informatie als bedoeld in lid 4.

7. Het Agentschap publiceert het ontwerpadvies van het Comité sociaaleconomische analyse onverwijld op zijn website en roept belanghebbende partijen ertoe op uiterlijk binnen 60 dagen na de bekendmaking van het ontwerpadvies opmerkingen ter zake in te dienen.

8. Het Comité sociaaleconomische analyse keurt onverwijld zijn advies goed, waarbij het, indien passend, rekening houdt met de nadere opmerkingen die binnen de in lid 7 vastgestelde termijn zijn ontvangen. In dit advies wordt rekening gehouden met de overeenkomstig de leden 4 en 7 ingediende opmerkingen van belanghebbende partijen.

9. Wanneer het advies van het Comité risicobeoordeling aanzienlijk afwijkt van de voorgestelde beperkingen, verlengt het Agentschap de termijn voor het advies van het Comité sociaaleconomische analyse met maximaal 90 dagen.

10. Het Agentschap dient de adviezen van het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse over beperkingen voor stoffen die worden voorgesteld op grond van het verzoek van de Commissie uit hoofde van lid 1 onverwijld bij de Commissie in. Wanneer de adviezen van het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische aanzienlijk afwijken van de overeenkomstig lid 3 voorgestelde beperkingen, dient het Agentschap bij de Commissie een toelichting in met een nadere verklaring voor de redenen voor die verschillen. Indien een of beide comités niet binnen de in de leden 5 en 6 gestelde termijn advies uitbrengen, stelt het Agentschap de Commissie daarvan op de hoogte, met vermelding van de redenen.

11. Het Agentschap publiceert de adviezen van de twee comités onverwijld op zijn website.

12. Het Agentschap verstrekt de Commissie op verzoek alle documenten en bewijzen die het heeft ontvangen of overwogen.

13. Indien de Commissie besluit dat aan de in artikel 6, lid 2, vastgestelde voorwaarden is voldaan, stelt zij een gedelegeerde handeling vast overeenkomstig artikel 6, lid 2. Die gedelegeerde handeling wordt onverwijld vastgesteld na ontvangst van het advies van het Comité sociaaleconomische analyse zoals bedoeld in lid 8 of na de in de leden 6 en 9 vastgestelde termijnen, al naargelang het geval, indien dat comité geen advies uitbrengt.

14. Wanneer het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse een advies uitbrengen overeenkomstig de leden 5 en 6, maken zij gebruik van rapporteurs zoals vermeld in artikel 87 van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De betrokken rapporteurs of co-rapporteurs, of hun werkgever, ontvangen van het Agentschap een vergoeding volgens een in de door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 76, lid 1, punt a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 vastgestelde financiële regeling opgenomen schaal. Wanneer de betrokkenen verzuimen hun plichten te vervullen, is de uitvoerend directeur van het Agentschap gerechtigd de overeenkomst te beëindigen of op te schorten, of de vergoeding in te houden.

Artikel 72
Regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen

1. Regeringen, brancheorganisaties en groeperingen van belanghebbende organisaties die regelingen inzake zorgvuldigheidseisen hebben ontwikkeld en daarop toezicht houden (“regelinghouders”) kunnen bij de Commissie een aanvraag indienen om hun regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen door de Commissie te laten erkennen. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om te bepalen welke informatie die aanvraag aan de Commissie moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. Wanneer de Commissie, op basis van de overeenkomstig de eerste alinea verstrekte bewijsstukken en informatie vaststelt dat de in lid 1 bedoelde regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen de marktdeelnemers in staat stelt aan de eisen in artikel 39 van deze verordening te voldoen, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarbij aan die regeling een erkenning van gelijkwaardigheid met de eisen van deze verordening wordt verleend. Het OESO-secretariaat wordt waar passend geraadpleegd alvorens dergelijke uitvoeringshandelingen worden vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Bij het bepalen of een regeling inzake zorgvuldigheidseisen wordt erkend, houdt de Commissie rekening met de verschillende sectorale praktijken die die regeling inhoudt, evenals met de op een risicoanalyse gebaseerde benadering en methode die in deze regeling worden gebruikt om risico’s te identificeren.

3. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de criteria en methodologie op basis waarvan de Commissie overeenkomstig lid 2 bepaalt of regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen verzekeren dat marktdeelnemers voldoen aan de eisen in artikel 39 van deze verordening. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Ook gaat de Commissie waar passend regelmatig na of erkende regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen nog steeds voldoen aan de criteria op basis waarvan besloten is overeenkomstig lid 2 een erkenning van gelijkwaardigheid te verlenen.

4. De houder van een regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen waarvoor overeenkomstig lid 2 een erkenning van gelijkwaardigheid is verleend, stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van elke wijziging of actualisering van die regeling.

5. Indien er bewijs is van herhaalde of significante gevallen waarbij marktdeelnemers die een overeenkomstig lid 2 erkende regeling toepassen, niet voldoen aan de eisen in artikel 39 van deze verordening, gaat de Commissie in overleg met de houder van de erkende regeling na of deze gevallen op lacunes in de regeling wijzen.

6. Wanneer de Commissie vaststelt dat er sprake is van niet-naleving van de eisen in artikel 39 van deze verordening of lacunes in een erkende regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen, kan zij de regelinghouder een passende termijn toekennen om corrigerende maatregelen te treffen.

7. Wanneer de regelinghouder de nodige corrigerende maatregelen niet treft of weigert te treffen en wanneer de Commissie heeft vastgesteld dat de in de lid 6 bedoelde niet-naleving of lacunes de in artikel 39, lid 1, bedoelde marktdeelnemer die een regeling toepast, beletten om de eisen in artikel 39 van deze verordening na te leven of wanneer herhaalde of significante gevallen van niet-naleving door marktdeelnemers die een regeling toepassen te wijten zijn aan lacunes in de regeling, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij de erkenning van de regeling wordt ingetrokken. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

8. De Commissie stelt een register van erkende regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen op en actualiseert dit. Dat register wordt op internet openbaar gemaakt.

Hoofdstuk XI
Gedelegeerde bevoegdheden en comitéprocedure

Artikel 73
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De bevoegdheid om de in artikel 6, lid 2, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 27, lid 3, artikel 39, lid 8, artikel 55, lid 4, artikel 56, lid 4, artikel 57, lid 6, artikel 58, lid 3, en artikel 70, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt met ingang van [datum waarop deze verordening in werking treedt] voor een periode van vijf jaar aan de Commissie verleend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. De in artikel 6, lid 2, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 27, lid 3, artikel 39, lid 8, artikel 55, lid 4, artikel 56, lid 4, artikel 57, lid 6, artikel 58, lid 3, en artikel 70, lid 2, bedoelde delegatie van bevoegdheden kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 6, lid 2, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 27, lid 3, artikel 39, lid 8, artikel 55, lid 4, artikel 56, lid 4, artikel 57, lid 6, artikel 58, lid 3, en artikel 70, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

Artikel 74
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG ingesteld comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is de derde alinea van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, gelezen in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing.

Hoofdstuk XII
Wijzigingen 

Artikel 75
Wijziging van Verordening (EU) 2109/1020

Verordening (EU) 2019/1020 wordt als volgt gewijzigd:

1) in artikel 4, lid 5, wordt de tekst “(EU) 2016/425(35) en (EU) 2016/426(36)” vervangen door:

“(EU) 2016/425 (*), (EU) 2016/426 (**) en [(EU) 2020/…(***)]

_____________________

* Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad ( PB L 81 van 31.3.2016, blz. 51 ).

**    Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende gasverbrandingstoestellen en tot intrekking van Richtlijn 2009/142/EG ( PB L 81 van 31.3.2016, blz. 99 ).

***    [Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en afgedankte batterijen tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG (Nadere gegevens van de publicatie in het Publicatieblad in te vullen door het Publicatiebureau)]”;

2) in bijlage I, wordt het volgende punt 71 toegevoegd aan de lijst van harmonisatiewetgeving van de Unie:

“71. Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en afgedankte batterijen tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG (Nadere gegevens van de publicatie in het Publicatieblad in te vullen door het Publicatiebureau);

Hoofdstuk XIII
Slotbepalingen

Artikel 76
Sancties

De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden uitgevoerd. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van deze regels en deze maatregelen in kennis en doen dit eveneens bij alle eventuele latere wijzigingen ervan.

Artikel 77
Evaluatie

1. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2030 een verslag op over de uitvoering van deze verordening en de effecten ervan op het milieu en de werking van de interne markt.

2. Met inachtneming van de technische vooruitgang en de in de lidstaten opgedane praktijkervaring neemt de Commissie in haar verslag een evaluatie op van de volgende aspecten van deze verordening:

a) de in hoofdstuk II vastgestelde duurzaamheids- en veiligheidseisen;

b) de in hoofdstuk III vastgestelde etiketterings- en informatievereisten;

c) de eisen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen van de artikelen 39 en 72;

d) de maatregelen met betrekking tot het beheer van afgedankte batterijen van hoofdstuk VII.

Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Artikel 78
Intrekking en overgangsbepalingen

Richtlijn 2006/66/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2023; evenwel is het zo dat:

a) artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 4, en artikel 12, lid 5, van toepassing blijven tot 31 december 2023, behalve wat de doorgifte van gegevens aan de Commissie betreft, die tot 31 december 2025 van toepassing blijft;

b) artikel 21, lid 2, van toepassing blijft tot 31 december 2026.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 79
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.