Artikelen bij COM(2020)613 - Aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Hoofdstuk I – Algemene bepalingen

Artikel 1 - Onderwerp

1. Deze verordening heeft betrekking op crisis- en overmachtsituaties binnen de Unie op het gebied van migratie en asiel en voorziet in specifieke voorschriften die afwijken van die van de Verordeningen (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] en (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] en Richtlijn XXX [herschikte terugkeerrichtlijn].

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder “crisissituatie”:

a) een uitzonderlijke situatie van massale toestroom van onderdanen van derde landen of staatlozen die irregulier in een lidstaat aankomen of op het grondgebied van die lidstaat ontscheept worden na opsporings- en reddingsoperaties, die van een zodanige omvang – in verhouding tot de bevolking en het bbp van de betrokken lidstaat – en van zodanige aard is, dat het asiel-, opvang- of terugkeersysteem van de lidstaat erdoor buiten werking wordt gesteld, met potentieel ernstige gevolgen voor de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel of het gemeenschappelijk kader als bedoeld in Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer], of

b) een dreigend risico van een dergelijke situatie.

Hoofdstuk II — Solidariteitsmechanisme

Artikel 2
Solidariteit in crisissituaties

1. Ten aanzien van de verstrekking van solidariteitsbijdragen ten gunste van een lidstaat in crisissituaties als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), is deel IV van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 45, lid 1, onder d), de artikelen 47, 48 en 49, artikel 51, lid 3, onder b), iii), en lid 4, artikel 52, leden 2 en 5, en artikel 53, lid 2, tweede en derde alinea.

2. In afwijking van artikel 50, lid 3, heeft de in dat lid bedoelde beoordeling betrekking op de situatie in de betrokken lidstaat in de voorafgaande [één] maand.

3. In afwijking van artikel 51, lid 1, artikel 52, lid 3, en artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] worden de bij die bepalingen vastgestelde termijnen ingekort tot één week.

4. In afwijking van artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] wordt in het daarin bedoelde verslag vermeld of de betrokken lidstaat in een crisissituatie verkeert als omschreven in artikel 1, lid 2, onder a), van deze verordening.

5. In afwijking van artikel 51, lid 3, onder b), ii), artikel 52, leden 1 en 3, eerste alinea, en artikel 53, lid 3, onder a), van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] betreft herplaatsing niet alleen de personen bedoeld in artikel 45, lid 1, onder a) en c), van die verordening, maar ook die bedoeld in artikel 45, lid 2, onder a) en b).

6. In afwijking van artikel 54 van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] is het volgens de formule van dat artikel berekende aandeel ook van toepassing op maatregelen als bedoeld in artikel 45, lid 2, onder a) en b), van die verordening.

7. In afwijking van artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] wordt de bij die bepaling bedoelde termijn vastgesteld op vier maanden.

Hoofdstuk III – Asiel- en terugkeerprocedures in een crisissituatie

Artikel 3 - Criteria en procedurele bepalingen

1. Wanneer een lidstaat van oordeel is dat hij in een crisissituatie verkeert als bedoeld in artikel 1, lid 2, dient hij bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek in om toepassing van de voorschriften van de artikelen 4, 5 of 6, voor zover nodig.

2. Indien de Commissie op basis van het overeenkomstig lid 8 uitgevoerde onderzoek een dergelijk verzoek gerechtvaardigd acht, machtigt zij de betrokken lidstaat door middel van een uitvoeringsbesluit om de afwijkende voorschriften van de artikelen 4, 5 of 6 toe te passen.

3. Het in lid 2 bedoelde uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld binnen tien dagen na het verzoek; het bepaalt vanaf welke datum en gedurende welke periode de voorschriften van de artikelen 4, 5 of 6 kunnen worden toegepast.

4. De Commissie kan de toepassing van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde voorschriften toestaan voor een periode van zes maanden. Die periode kan worden verlengd met een periode van ten hoogste een jaar.

5. De Commissie kan de toepassing van de in artikel 6 vastgestelde voorschriften toestaan voor een periode van ten hoogste vier weken. Indien een lidstaat het nodig acht de toepassing van de in artikel 6 vastgestelde voorschriften verder te verlengen, dient hij uiterlijk vijf dagen voor het verstrijken van de termijn van vier weken bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek in. De Commissie kan een verlenging van de toepassing van de voorschriften van artikel 6 toestaan voor een extra periode van ten hoogste vier weken, die eenmaal kan worden verlengd. De toepassingsperiode bedraagt in totaal ten hoogste twaalf weken, met inbegrip van, indien lid 8 wordt toegepast, de periode die voorafgaat aan de vaststelling van het in lid 2 bedoelde uitvoeringsbesluit.

6. Het in lid 2 bedoelde uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld volgens de in artikel 11, lid 1, bedoelde procedure.

7. Bij de indiening van het in lid 1 bedoelde verzoek kan een lidstaat de Commissie ervan in kennis stellen dat hij het nodig acht de voorschriften van artikel 6 toe te passen voordat de behandeling van het verzoek door de Commissie is afgerond. In dat geval kan de betrokken lidstaat, in afwijking van lid 3 van dit artikel, de voorschriften van artikel 6 toepassen vanaf de dag na de indiening van het verzoek, voor een periode van ten hoogste 15 dagen. De lidstaat vermeldt in het verzoek de redenen waarom onmiddellijk optreden vereist is.

8. De Commissie onderzoekt het in lid 1 bedoelde met redenen omklede verzoek of de in lid 7 bedoelde kennisgeving op basis van onderbouwde informatie, met name de informatie die is verzameld door de Commissie in het kader van het EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie (Blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie), door het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) uit hoofde van Verordening (EU) nr. 439/2010 31 en het Europees Grens- en kustwachtagentschap uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1896 en de informatie in het verslag over migratiebeheer als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer].

Artikel 4 - Crisisbeheerprocedure voor asiel

1. In een crisissituatie als bedoeld in artikel 1, lid 2, en overeenkomstig de procedures van artikel 3, kunnen de lidstaten met betrekking tot verzoeken die worden ingediend binnen de periode waarin dit artikel wordt toegepast, als volgt afwijken van artikel 41 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures]:

a) in afwijking van artikel 41, lid 2, onder b), van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] kunnen de lidstaten in een grensprocedure, in aanvulling op de in artikel 40, lid 1, van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] bedoelde gevallen, een beslissing nemen over de gegrondheid van een verzoek in gevallen waarin de verzoeker de nationaliteit heeft van of, in het geval van staatlozen, zijn gewone verblijfplaats had in een derde land waarvoor volgens de meest recente beschikbare jaargemiddelden van Eurostat voor de gehele Unie de beslissingsautoriteit in 75 % of minder van de gevallen internationale bescherming heeft verleend;

b) in afwijking van artikel 41, leden 11 en 13, van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] kan de in dat artikel vastgestelde maximumduur van de grensprocedure voor de behandeling van verzoeken met ten hoogste acht weken worden verlengd. Na deze termijn wordt de verzoeker toegestaan het grondgebied van de lidstaat binnen te komen met het oog op de voltooiing van de procedure voor internationale bescherming.

Artikel 5 - Crisisbeheerprocedure voor terugkeer

1. In een crisissituatie als bedoeld in artikel 1, lid 2, en overeenkomstig de procedures van artikel 3, kunnen de lidstaten ten aanzien van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen of staatlozen van wie het verzoek is afgewezen in het kader van de crisisbeheerprocedure voor asiel van artikel 4, en die geen recht en geen toestemming hebben om te blijven, als volgt afwijken van artikel 41 bis van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures]:

a) in afwijking van artikel 41 bis, lid 2, van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] kan de in dat artikel vastgestelde maximumperiode gedurende welke onderdanen van derde landen en staatlozen op de in dat artikel bedoelde locaties mogen worden gehouden, met ten hoogste acht weken worden verlengd;

b) in afwijking van artikel 41 bis, lid 7, van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] is de in dat artikel vastgestelde bewaringstermijn niet langer dan de onder a) bedoelde periode;

c) naast de gevallen waarin artikel 6, lid 2, van Richtlijn XXX [herschikte terugkeerrichtlijn] voorziet, bepalen de lidstaten dat in een individueel geval een risico op onderduiken wordt vermoed, tenzij het tegendeel wordt bewezen, wanneer is voldaan aan het in artikel 6, lid 1, onder f), van Richtlijn XXX [herschikte terugkeerrichtlijn] bedoelde criterium of wanneer de betrokken verzoeker, onderdaan van een derde land of staatloze duidelijk en aanhoudend niet voldoet aan de in artikel 7 van die richtlijn vastgestelde verplichting tot medewerking.

2. Lid 1 is tevens van toepassing op verzoekers, onderdanen van derde landen en staatlozen die onderworpen zijn aan de procedure van artikel 41 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] van wie het verzoek is afgewezen vóór de vaststelling door de Commissie van een overeenkomstig artikel 3 van deze verordening uitgevaardigd besluit, en die na de vaststelling van dat besluit geen recht en geen toestemming hebben om te blijven.

Artikel 6 - Registratie van verzoeken om internationale bescherming in crisissituaties

In een crisissituatie als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), en in overeenstemming met de procedure van artikel 3 worden, in afwijking van artikel 27 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures], verzoeken die zijn ingediend binnen de periode waarin dit artikel wordt toegepast, geregistreerd uiterlijk vier weken nadat zij zijn ingediend.

Hoofdstuk IV – Termijnen in een overmachtsituatie

Artikel 7 - Verlenging van de in Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] vastgestelde termijn voor registratie

1. Wanneer een lidstaat in een overmachtsituatie verkeert waardoor de in artikel 27 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] vastgestelde termijnen niet in acht kunnen worden genomen, stelt die lidstaat de Commissie daarvan in kennis. Na deze kennisgeving is het de lidstaat, in afwijking van artikel 27 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures], toegestaan om verzoeken uiterlijk vier weken nadat zij zijn ingediend, te registreren. In de kennisgeving vermeldt de betrokken lidstaat de precieze redenen waarom hij van mening is dat dit lid moet worden toegepast en geeft hij aan gedurende welke periode het zal worden toegepast.

2. Wanneer een lidstaat als bedoeld in lid 1 niet langer verkeert in een overmachtsituatie als bedoeld in dat lid waardoor de in artikel 27 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] vastgestelde termijnen niet in acht konden worden genomen, stelt die lidstaat de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de beëindiging van de overmachtsituatie. Na deze kennisgeving wordt de verlengde termijn van lid 1 niet langer toegepast.

Artikel 8 - Verlenging van de in Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] vastgestelde termijnen

1. Wanneer een lidstaat in een overmachtsituatie verkeert waardoor de in de artikelen 29, 30, 31 en 35 van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] vastgestelde termijnen niet in acht kunnen worden genomen, stelt de betrokken lidstaat de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis. Deze kennisgeving vermeldt de precieze redenen waarom de lidstaat van oordeel is dat dit lid moet worden toegepast. Na deze kennisgeving is die lidstaat, in afwijking van de artikelen 29, 30, 31 en 35 van die verordening, verplicht:

a) binnen vier maanden na de datum van registratie van het verzoek een overnameverzoek als bedoeld in artikel 29 in te dienen;

b) binnen twee maanden na ontvangst van een overnameverzoek als bedoeld in artikel 30 antwoord te geven op dat verzoek;

c) binnen een maand na de ontvangst van de Eurodac-treffer een kennisgeving van terugname als bedoeld in artikel 31 in te dienen of de ontvangst ervan binnen een maand na die kennisgeving te bevestigen;

d) een overdracht als bedoeld in artikel 35 te verrichten binnen één jaar na de aanvaarding van het overnameverzoek of na de bevestiging van de kennisgeving van terugname door een andere lidstaat of na de definitieve beslissing over een beroep of bezwaar tegen een overdrachtsbesluit, indien dit een opschortende werking heeft overeenkomstig artikel 33, lid 3, van die verordening.

2. Indien de in lid 1 bedoelde lidstaat de in lid 1, onder a), b) en d), vastgestelde termijnen niet in acht neemt, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming overeenkomstig Verordening XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] bij die lidstaat of wordt die verantwoordelijkheid aan die lidstaat overgedragen.

3. Wanneer een lidstaat in een overmachtsituatie verkeert die het onmogelijk maakt personen op te vangen waarvoor die lidstaat verantwoordelijk is uit hoofde van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer], stelt hij de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van de precieze redenen voor die onmogelijkheid. In dergelijke gevallen verricht de verzoekende of kennisgevende lidstaat de overdracht pas wanneer de verantwoordelijke lidstaat niet langer in een overmachtsituatie verkeert. Indien de overdracht, wegens het voortduren van de overmachtsituatie of om enige andere reden, niet plaatsvindt binnen een jaar na de aanvaarding van het overnameverzoek of na de bevestiging van de kennisgeving van terugname door een andere lidstaat of na de definitieve beslissing over een beroep tegen of herziening van een overdrachtsbesluit, indien dit een opschortende werking heeft overeenkomstig artikel 33, lid 3, van die verordening, wordt de betrokken lidstaat, in afwijking van artikel 35 van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer], ontslagen van zijn verplichtingen om de betrokken persoon over te nemen of terug te nemen, en wordt de verantwoordelijkheid overgedragen aan de verzoekende of kennisgevende lidstaat.

4. Wanneer een lidstaat niet langer verkeert in de in de leden 1 en 3 bedoelde overmachtsituatie die het hem onmogelijk maakt de in de artikelen 29, 30, 31 en 35 van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] vastgestelde termijnen in acht te nemen of de personen op te vangen voor wie hij krachtens die verordening verantwoordelijk is, stelt die lidstaat de Commissie en de andere lidstaten zo spoedig mogelijk in kennis van de beëindiging van die situatie. Na deze kennisgeving worden de in de leden 1 en 3 vastgestelde termijnen niet langer toegepast op nieuwe verzoeken om internationale bescherming of op onderdanen van derde landen of staatlozen ten aanzien van wie op of na de datum van die kennisgeving blijkt dat zij illegaal verblijven.

Artikel 9 - Verlenging van de termijnen voor solidariteitsmaatregelen

1. Wanneer een lidstaat verkeert in een overmachtsituatie die het onmogelijk maakt om binnen de in artikel 47 en artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) XXX/XXX [asiel- en migratiebeheer] en artikel 2 van deze verordening vastgestelde termijnen te voldoen aan de verplichting tot het nemen van solidariteitsmaatregelen, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis. De betrokken lidstaat geeft de precieze redenen op waarom hij van mening is dat hij in een overmachtsituatie verkeert en verstrekt daartoe alle nodige inlichtingen. Na deze kennisgeving wordt de in die artikelen vastgestelde termijn voor het nemen van solidariteitsmaatregelen, in afwijking van de in die artikelen vastgestelde termijnen, opgeschort voor een periode van ten hoogste zes maanden.

2. Wanneer een lidstaat niet langer in een overmachtsituatie verkeert, stelt die lidstaat de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk van de beëindiging van die situatie in kennis. Na deze kennisgeving is de verlengde termijn van lid 1 niet langer van toepassing.

Hoofdstuk V – Verlening van onmiddellijke bescherming

Artikel 10
Verlening van de onmiddellijke beschermingsstatus

1. In een crisissituatie als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), kunnen de lidstaten, op grond van een door de Commissie overeenkomstig lid 4 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, de behandeling van verzoeken om internationale bescherming opschorten overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] en Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen] ten aanzien van ontheemden uit derde landen die een groot risico lopen op willekeurig geweld in uitzonderlijke situaties van gewapend conflict, en niet naar hun land van herkomst kunnen terugkeren. In een dergelijk geval verlenen de lidstaten de betrokken personen de onmiddellijke beschermingsstatus, tenzij zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of de openbare orde van de lidstaat. Deze status laat het lopende verzoek om internationale bescherming in de betrokken lidstaat onverlet.

2. De lidstaten waarborgen dat de begunstigden van onmiddellijke bescherming effectieve toegang hebben tot alle rechten die zijn vastgelegd bij Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen] en die van toepassing zijn op begunstigden van subsidiaire bescherming.

3. De lidstaten hervatten na ten hoogste één jaar de overeenkomstig lid 1 opgeschorte behandeling van verzoeken om internationale bescherming.

4. De Commissie stelt door middel van een uitvoeringsbesluit vast:

a) dat er sprake is van een crisissituatie op grond van de in artikel 3 bedoelde elementen;

b) dat de behandeling van verzoeken om internationale bescherming moet worden opgeschort;

c) om welk land van herkomst of welk deel van het land van herkomst het gaat ten aanzien van de in lid 1 bedoelde personen;

d) de datum met ingang waarvan dit artikel wordt toegepast en de termijn gedurende welke de behandeling van verzoeken om internationale bescherming van ontheemden als bedoeld onder a) kan worden opgeschort en de onmiddellijke beschermingsstatus kan worden toegekend.

Hoofdstuk VI – Algemene en slotbepalingen

Artikel 11 - Vaststelling van uitvoeringshandelingen

1. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om de toepassing van de in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde afwijkende procedureregels toe te staan en de verlening van de onmiddellijke beschermingsstatus overeenkomstig artikel 10 in werking te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die uit de in artikel 1, lid 2, omschreven crisissituatie in een lidstaat voortvloeien, stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast om de toepassing van de in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde afwijkende procedureregels en het in werking stellen van de toekenning van de onmiddellijke beschermingsstatus overeenkomstig artikel 10 toe te staan. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

3. De uitvoeringshandelingen blijven van kracht voor een periode van ten hoogste een jaar.

Artikel 12 - Comitéprocedure

1. Voor de in artikel 3 bedoelde uitvoeringshandeling wordt de Commissie bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van toepassing.

Artikel 14 - Intrekking

Richtlijn 2001/55/EG van de Raad wordt ingetrokken met ingang van xxx [datum].

Artikel 15 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.