Artikelen bij COM(2020)612 - Screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2020)612 - Screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen.
document COM(2020)612 NLEN
datum 23 september 2020

Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied

Op grond van deze verordening worden alle onderdanen van derde landen die de buitengrens onrechtmatig hebben overschreden, onderdanen van derde landen die tijdens grenscontroles om internationale bescherming hebben verzocht zonder aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied te voldoen, en onderdanen van derde landen die na een opsporings- en reddingsoperatie zijn ontscheept, aan de buitengrenzen van de lidstaten onderworpen aan een screening alvorens zij naar de passende procedure worden doorverwezen.

Het doel van de screening is personen die op het punt staan het Schengengebied binnen te komen beter te controleren en hen door te verwijzen naar de passende procedures.

De screening strekt ertoe alle onderdanen van derde landen die eraan onderworpen zijn, te identificeren en aan de hand van relevante databanken te verifiëren dat zij geen bedreiging vormen voor de binnenlandse veiligheid. De screening omvat in voorkomend geval ook medische controles om kwetsbare personen, personen die gezondheidszorg nodig hebben en personen die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid te identificeren. Deze controles moeten ertoe bijdragen dat deze personen naar de passende procedure worden doorverwezen.

Wanneer er geen aanwijzingen zijn dat onderdanen van derde landen aan een buitengrens zijn gecontroleerd, wordt de screening ook uitgevoerd op het grondgebied van de lidstaten.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. “onrechtmatige overschrijding van de buitengrens”: de overschrijding van een buitengrens van een lidstaat over land, over zee of door de lucht buiten de grensdoorlaatposten of de vastgestelde openingstijden, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) 2016/399;

2. “gevaar voor de volksgezondheid”: een gevaar voor de volksgezondheid in de zin van artikel 2, punt 21, van Verordening (EU) 2016/399;

3. “verificatie”: het proces waarbij gegevensreeksen worden vergeleken om vast te stellen of een beweerde identiteit correct is (één-op-éénvergelijking);

4. “identificatie”: het proces waarbij de identiteit van een persoon wordt vastgesteld onder meer door middel van een zoekopdracht in een databank en vergelijking met meerdere gegevensreeksen (één-op-veelvergelijking);

5. “onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, VWEU, en die geen persoon is die onder het Unierecht inzake vrij verkeer valt in de zin van artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) 2016/399.

Artikel 3 - Screening aan de buitengrens

1. Deze verordening is van toepassing op onderdanen van derde landen:

(a)die zijn aangehouden in verband met een onrechtmatige overschrijding van de buitengrens van een lidstaat over land, over zee of door de lucht, met uitzondering van onderdanen van derde landen van wie de lidstaat geen biometrische gegevens hoeft te verzamelen op grond van artikel 14, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 603/2013 om andere redenen dan hun leeftijd, of

(b)die na een opsporings- en reddingsoperatie op het grondgebied van een lidstaat zijn ontscheept.

De screening is op die personen van toepassing ongeacht of zij om internationale bescherming hebben verzocht.

2. De screening is ook van toepassing op alle onderdanen van derde landen die aan grensdoorlaatposten of in transitzones om internationale bescherming verzoeken en die niet voldoen aan de in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 bepaalde toegangsvoorwaarden.

3. De screening laat de toepassing van artikel 6, lid 5, van Verordening (EU) 2016/399 onverlet, behalve wanneer de begunstigde van een door de lidstaat op grond van artikel 6, lid 5, onder c), van die verordening uitgevaardigd individueel besluit om internationale bescherming verzoekt.

Artikel 4 - Toelating tot het grondgebied van een lidstaat

1. Tijdens de screening mogen de in artikel 3, leden 1 en 2, bedoelde personen niet tot het grondgebied van een lidstaat worden toegelaten.

2. Wanneer tijdens de screening blijkt dat de betrokken onderdaan van een derde land aan de in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 bepaalde toegangsvoorwaarden voldoet, wordt de screening beëindigd en wordt de betrokken onderdaan van een derde land tot het grondgebied toegelaten, onverminderd de toepassing van sancties zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van die verordening.

Artikel 5 - Screening op het grondgebied

Lidstaten onderwerpen onderdanen van derde landen die op het grondgebied van de lidstaten worden aangetroffen aan de screening wanneer er geen aanwijzingen zijn dat zij op reguliere wijze een buitengrens hebben overschreden om het grondgebied van de lidstaten binnen te komen.

Artikel 6 - Voorschriften voor de screening

1. In de in artikel 3 bedoelde gevallen wordt de screening uitgevoerd op locaties die zich aan de buitengrenzen of in de nabijheid daarvan bevinden.

2. In de in artikel 5 bedoelde gevallen wordt de screening uitgevoerd op een geschikte locatie op het grondgebied van een lidstaat.

3. In de in artikel 3 bedoelde gevallen wordt de screening onverwijld uitgevoerd en in elk geval binnen vijf dagen nadat de persoon in het buitengrensgebied werd aangehouden, nadat hij op het grondgebied van de betrokken lidstaat is ontscheept of zich bij de grensdoorlaatpost heeft gemeld. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer een onevenredig groot aantal onderdanen van derde landen tegelijk aan de screening moet worden onderworpen waardoor het in de praktijk onmogelijk wordt de screening binnen die termijn af te ronden, kan de termijn van vijf dagen met maximaal vijf dagen worden verlengd.

Met betrekking tot de in artikel 3, lid 1, onder a), bedoelde personen op wie artikel 14, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 603/2013 van toepassing is, wordt de periode voor de screening beperkt tot twee dagen wanneer zij langer dan 72 uur fysiek aan de buitengrens blijven.

4. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de in lid 3 bedoelde uitzonderlijke omstandigheden. Zij brengen de Commissie eveneens op de hoogte zodra er geen redenen meer zijn om de duur van de screening te verlengen.

5. De in artikel 5 bedoelde screening wordt onverwijld uitgevoerd en wordt in elk geval binnen drie dagen na de aanhouding voltooid.

6. De screening bestaat uit de volgende verplichte elementen:

(a)een voorafgaande medische controle en beoordeling van de kwetsbaarheid zoals bedoeld in artikel 9;

(b) identificatie zoals bedoeld in artikel 10;

(c)registratie van biometrische gegevens in de toepasselijke databanken zoals bedoeld in artikel 14, lid 6, voor zover dit niet eerder heeft plaatsgevonden;

(d)veiligheidscontroles zoals bedoeld in artikel 11;

(e)invulling van een informatieformulier zoals bedoeld in artikel 13;

(f)doorverwijzing naar de passende procedure zoals bedoeld in artikel 14.

7. De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn om de screening uit te voeren. Zij zetten geschikt personeel en toereikende middelen in om de screening efficiënt uit te voeren.

De lidstaten wijzen gekwalificeerd medisch personeel aan om de in artikel 9 bepaalde medische controle uit te voeren. In voorkomend geval worden hierbij ook de nationale kinderbeschermingsautoriteiten en de nationale rapporteurs voor de bestrijding van mensenhandel betrokken.    

De bevoegde autoriteiten kunnen bij de uitvoering van de screening worden bijgestaan of ondersteund door deskundigen of verbindingsofficieren en teams die door het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het [Asielagentschap van de Europese Unie] worden ingezet, binnen de grenzen van hun respectieve mandaat.

Artikel 7 - Toezicht op de grondrechten

1. De lidstaten stellen bepalingen vast voor onderzoek naar beschuldigingen van niet-naleving van de grondrechten in verband met de screening.

2. Elke lidstaat stelt een onafhankelijk toezichtmechanisme in dat de volgende taken heeft:

–waarborgen dat het EU-recht en het internationaal recht, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten, tijdens de screening worden nageleefd;

–in voorkomend geval, ervoor zorgen dat de nationale voorschriften inzake bewaring van de betrokkene worden nageleefd, met name wat betreft de gronden voor en de duur van de bewaring;

–ervoor zorgen dat beschuldigingen van niet-naleving van de grondrechten in verband met de screening, onder meer met betrekking tot de toegang tot de asielprocedure en de niet-naleving van het beginsel van non-refoulement, doeltreffend en zonder onnodige vertraging worden behandeld.

De lidstaten voorzien in passende waarborgen om te garanderen dat het mechanisme onafhankelijk is.

Het Bureau voor de grondrechten verstrekt de lidstaten algemene richtsnoeren voor het opzetten van een dergelijk mechanisme en de onafhankelijke werking ervan. Voorts kunnen de lidstaten het Bureau voor de grondrechten verzoeken hen te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun nationale toezichtmechanisme, met inbegrip van de waarborgen voor de onafhankelijkheid van het mechanisme, van de methode voor het toezicht en van passende opleidingsprogramma’s.

Zij kunnen relevante nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties uitnodigen om aan het toezicht deel te nemen.

Artikel 8 - Informatieverstrekking

1. Onderdanen van derde landen die aan de screening worden onderworpen, worden beknopt geïnformeerd over het doel en de concrete uitvoering van de screening:

(a)de fasen en het praktische verloop van de screening alsook de mogelijke uitkomsten;

(b)de rechten en plichten van onderdanen van derde landen tijdens de screening, met inbegrip van de verplichting om tijdens de screening in de aangewezen faciliteiten te blijven.

2. Tijdens de screening ontvangen zij tevens, in voorkomend geval:

(a)informatie over de toepasselijke regels inzake de toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2016/399 [Schengengrenscode], alsmede inzake andere voorwaarden voor toegang tot, verblijf en vestiging in de betrokken lidstaat, voor zover die informatie niet eerder is verstrekt;

(b)indien zij een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend of indien er aanwijzingen zijn dat zij internationale bescherming wensen aan te vragen, informatie over de verplichting om in de lidstaat van eerste binnenkomst of legaal verblijf een verzoek om internationale bescherming in te dienen zoals bepaald in artikel [9, leden 1 en 2,] van Verordening (EU) XXX/XXX [voormalige Dublinverordening], informatie over de gevolgen van niet-naleving zoals bepaald in artikel [10, lid 1,] van die verordening, en de informatie zoals bedoeld in artikel 11 van die verordening, alsook over de procedures die volgen op de indiening van een verzoek om internationale bescherming;

(c)informatie over de verplichting voor illegaal verblijvende onderdanen van derde landen om terug te keren overeenkomstig Richtlijn XXXXX [terugkeerrichtlijn];

(d)informatie over de mogelijkheden om in te schrijven voor een programma voor logistieke, financiële en andere materiële bijstand of bijstand in natura voor ondersteuning bij vrijwillig vertrek;

(e)informatie over de voorwaarden voor deelname aan herplaatsing overeenkomstig artikel XX van Verordening (EU) XXX/XXX [voormalige Dublinverordening];

(f)de in artikel 13 van Verordening (EU) 2016/679 35 (AVG) bedoelde informatie;

3. De informatie wordt tijdens de screening meegedeeld in een taal die de onderdaan van een derde land begrijpt of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze begrijpt. De informatie wordt schriftelijk meegedeeld en, waar nodig, in uitzonderlijke omstandigheden, mondeling met gebruikmaking van tolkendiensten. Zij wordt op passende wijze verstrekt, rekening houdend met de leeftijd en het geslacht van de persoon.

4. De lidstaten kunnen relevante en bevoegde nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties toestaan om onderdanen van derde landen tijdens de screening uit hoofde van dit artikel informatie te verstrekken overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht.

Artikel 9 - Medische controles en personen in een kwetsbare situatie

1. Onderdanen van derde landen die aan de in artikel 3 bedoelde screening worden onderworpen, ondergaan een voorafgaand medisch onderzoek om vast te stellen of zij onmiddellijke zorg behoeven of geïsoleerd moeten worden omwille van de volksgezondheid, tenzij de bevoegde autoriteiten, op basis van de omstandigheden wat betreft de algemene toestand van de individuele onderdanen van derde landen in kwestie en de redenen om hen naar de screening door te verwijzen, van mening zijn dat een voorafgaande medische screening niet nodig is. In dat geval stellen zij deze personen daarvan in kennis.

2. In voorkomend geval wordt nagegaan of de in lid 1 bedoelde personen zich in een kwetsbare situatie bevinden, slachtoffer zijn van foltering of bijzondere opvang- of procedurele behoeften hebben in de zin van artikel 20 van de [herschikte] richtlijn opvangvoorzieningen.

3. Indien er aanwijzingen zijn dat een persoon zich in een kwetsbare situatie bevindt of bijzondere opvang- of procedurele behoeften heeft, krijgt de betrokken onderdaan van een derde land tijdige en passende ondersteuning met het oog op zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid. Minderjarigen worden ondersteund door personeel dat opgeleid en gekwalificeerd is om met minderjarigen om te gaan, in samenwerking met de kinderbeschermingsautoriteiten.

4. Indien dit op grond van de omstandigheden noodzakelijk wordt geacht, ondergaan onderdanen van derde landen die aan de in artikel 5 bedoelde screening worden onderworpen, een voorafgaand medisch onderzoek, met name om vast te stellen of er sprake is van een medische aandoening die onmiddellijke verzorging, speciale bijstand of isolatie vereist.

Artikel 10 - Identificatie

1. Voor zover dit niet reeds is gebeurd tijdens de toepassing van artikel 8 van Verordening (EU) 2016/399, wordt, met name aan de hand van de volgende gegevens, in combinatie met nationale en Europese databanken, de identiteit geverifieerd of vastgesteld van onderdanen van derde landen die krachtens artikel 3 of artikel 5 aan de screening worden onderworpen:

(a)identiteits-, reis- of andere documenten;

(b)gegevens of informatie die door de betrokken onderdaan van een derde land zijn verstrekt of die in zijn bezit zijn, en

(c)biometrische gegevens.

2. Met het oog op de in lid 1 bedoelde identificatie raadplegen de bevoegde autoriteiten alle relevante nationale databanken en het bij artikel 17 van Verordening (EU) 2019/817 ingestelde gemeenschappelijke identiteitsregister (CIR). Daartoe wordt gebruikgemaakt van de tijdens de screening ter plaatse opgenomen biometrische gegevens van een onderdaan van een derde land, zijn identiteitsgegevens en, indien beschikbaar, reisdocumentgegevens.

3. Wanneer de biometrische gegevens van de onderdaan van een derde land niet kunnen worden gebruikt of wanneer de in lid 2 bedoelde zoekopdracht aan de hand van die gegevens geen resultaat oplevert, wordt de in lid 2 bedoelde zoekopdracht uitgevoerd aan de hand van de identiteitsgegevens van de onderdaan van een derde land in combinatie met een andere vorm van identiteitsgegevens, reisdocument- of andere gegevens, of aan de hand van de door die onderdaan van een derde land verstrekte identiteitsgegevens.

4. De controles omvatten, waar mogelijk, ook de verificatie van ten minste één van de in een identiteits-, reis- of ander document opgenomen biometrische kenmerken.

Artikel 11 - Veiligheidscontrole

1. Onderdanen van derde landen die krachtens artikel 3 of artikel 5 aan de screening worden onderworpen, ondergaan een veiligheidscontrole om na te gaan of zij geen bedreiging vormen voor de binnenlandse veiligheid. De veiligheidscontrole kan zowel betrekking hebben op de onderdanen van derde landen als op de voorwerpen waarvan zij in het bezit zijn. Op elk onderzoek is het nationale recht van de betrokken lidstaat van toepassing.

2. Met het oog op de in lid 1 bedoelde veiligheidscontrole en voor zover zij dat niet eerder hebben gedaan overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder a), vi), van Verordening (EU) 2016/399, raadplegen de bevoegde autoriteiten de relevante nationale en EU-databanken, met name het Schengeninformatiesysteem (SIS).

3. Voor zover dit niet reeds is gebeurd tijdens de in artikel 8 van Verordening (EU) 2016/399 bedoelde controles, raadpleegt de bevoegde autoriteit het inreis-uitreissysteem (EES), het Europees reisinformatie en -autorisatiesysteem (Etias), met inbegrip van de in artikel 29 van Verordening (EU) 2018/1240 bedoelde Etias-observatielijst, het Visuminformatiesysteem (VIS), het Ecris-TCN-systeem, voor zover het veroordelingen in verband met terroristische misdrijven en andere vormen van ernstige strafbare feiten betreft, de Europol-gegevens die voor de in artikel 18, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2016/794 bedoelde doeleinden worden verwerkt, en de Interpol-databank voor reisdocumenten die voorkomen in Notices (Interpol TDAWN) aan de hand van de in artikel 10, lid 1, bedoelde gegevens en met gebruikmaking van ten minste de in punt c) daarvan bedoelde gegevens.

4. Wat betreft de raadpleging van het EES, het Etias en het VIS zoals bedoeld in lid 3, mogen uitsluitend gegevens worden opgevraagd die wijzen op op veiligheidsgronden gebaseerde weigeringen van een reisautorisatie, weigeringen van toegang tot het grondgebied of beslissingen tot weigering, nietigverklaring of intrekking van een visum of verblijfsvergunning.

5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de gedetailleerde procedure en specificaties voor het opvragen van gegevens worden vastgelegd. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12 - Bepalingen in verband met veiligheidscontroles

1. Voor de in artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, bedoelde zoekopdrachten kan, wanneer het zoekopdrachten in verband met EU-informatiesystemen en het CIR betreft, en overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EU) 2019/817 en hoofdstuk II van Verordening (EU) 2019/818 36 , gebruik worden gemaakt van het Europees zoekportaal.

2. Wanneer een in artikel 11, lid 3, bedoelde zoekopdracht een match oplevert met gegevens in een van de informatiesystemen, krijgt de bevoegde autoriteit toegang tot het met die match overeenkomende bestand in het respectieve informatiesysteem om het te raadplegen en aan de hand daarvan het in artikel 11, lid 1, bedoelde risico voor de interne veiligheid te bepalen.

3. Wanneer een in artikel 11, lid 3, bedoelde zoekopdracht een match oplevert met Europol-gegevens, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat Europol daarvan in kennis zodat zij, indien nodig, passende vervolgmaatregelen kan nemen in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving.

4. Wanneer een in artikel 11, lid 3, bedoelde zoekopdracht een match oplevert met de Interpol-databank voor reisdocumenten die voorkomen in Notices (Interpol TDAWN), stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat het nationale centrale bureau van Interpol van de lidstaat die de zoekopdracht heeft gegeven daarvan in kennis zodat zij, indien nodig, passende vervolgmaatregelen nemen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.

5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de procedure voor samenwerking tussen respectievelijk de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de screening, de nationale centrale bureaus van Interpol, de nationale Europol-eenheid en de centrale autoriteiten die gebruikmaken van Ecris-TCN, om het risico voor de interne veiligheid te bepalen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 13 - Informatieformulier

Aan het einde van de screening vullen de bevoegde autoriteiten, met betrekking tot de in artikel 3 en artikel 5 bedoelde personen, het formulier in bijlage I in met:

(a)naam, geboortedatum en -plaats en geslacht;

(b)oorspronkelijk opgegeven nationaliteiten, landen van verblijf vóór aankomst en talenkennis;

(c)reden voor de illegale aankomst, de illegale binnenkomst en, in voorkomend geval, het illegale verblijf, met inbegrip van informatie over de vraag of de persoon een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend;

(d)informatie over de reisroutes, met inbegrip van de plaats van vertrek, eerdere verblijfplaatsen, de derde landen van doorreis en de derde landen waar mogelijk bescherming is aangevraagd of verleend, alsook de beoogde bestemming binnen de Unie;

(e)informatie over bijstand die door een persoon of een criminele organisatie is verleend in verband met de onrechtmatige overschrijding van de grens, en alle daarmee verband houdende informatie in geval van vermoeden van smokkel.

Artikel 14 - Uitkomst van de screening

1. De in artikel 3, lid 1, onder a) en b), van deze verordening bedoelde onderdanen van derde landen

–die niet om internationale bescherming hebben verzocht, en

–ten aanzien van wie uit de screening niet is gebleken dat zij voldoen aan de in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 bepaalde toegangsvoorwaarden,

worden naar de bevoegde autoriteiten doorverwezen voor de toepassing van procedures in overeenstemming met Richtlijn 2008/115/EG (terugkeerrichtlijn).

In gevallen die geen verband houden met opsporings- en reddingsoperaties, kan overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2016/399 de toegang tot het grondgebied worden geweigerd.

Het in artikel 13 bedoelde formulier wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteiten waarnaar de onderdaan van een derde land wordt doorverwezen.

2. Onderdanen van derde landen die een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend, worden doorverwezen naar de in artikel XY van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening] bedoelde autoriteiten, samen met het in artikel 13 van deze verordening bedoelde formulier. Daarbij wijzen de autoriteiten die de screening uitvoeren in het informatieformulier op alle elementen die op het eerste gezicht relevant lijken om de betrokkene naar de versnelde behandelingsprocedure of de grensprocedure door te verwijzen.

3. Indien de onderdaan van een derde land moet worden herplaatst in het kader van het bij artikel XX van Verordening (EU) XXXX/XXXX [Dublinverordening] ingestelde solidariteitsmechanisme, wordt de betrokken onderdaan van een derde land samen met het in artikel 13 bedoelde formulier doorverwezen naar de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.

4. De in artikel 5 bedoelde onderdanen van derde landen

–die niet om internationale bescherming hebben verzocht, en

–ten aanzien van wie uit de screening niet is gebleken dat zij voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf

worden onderworpen aan terugkeerprocedures in overeenstemming met Richtlijn 2008/115/EG.

5. Indien onderdanen van derde landen die krachtens artikel 5 aan de screening onderworpen zijn, een verzoek om internationale bescherming zoals bedoeld in artikel 25 van Verordening (EU) XXX/XXX (asielprocedureverordening) hebben ingediend, is lid 2 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

6. Met betrekking tot onderdanen van derde landen op wie Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening] van toepassing is, verzamelen de bevoegde autoriteiten de in de artikelen [10, 13, 14 en 14 bis] van die verordening bedoelde biometrische gegevens en zenden zij deze door overeenkomstig die verordening.

7. Indien de in artikel 3, lid 1, en artikel 5 bedoelde onderdanen van derde landen naar een passende procedure inzake asiel of terugkeer worden doorverwezen, wordt de screening beëindigd. Indien niet alle controles binnen de in artikel 6, leden 3 en 5, bedoelde termijnen zijn voltooid, wordt de screening van die persoon toch beëindigd en wordt de betrokkene naar een passende procedure doorverwezen.

Artikel 15 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 16

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 767/2008

Verordening (EG) nr. 767/2008 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:

“2.    De toegang tot het VIS voor raadpleging van de gegevens is uitsluitend voorbehouden aan de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de centrale Etias-eenheid, de nationale autoriteiten van elke lidstaat, met inbegrip van de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de krachtens artikel 8 van Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad aangewezen nationale Etias-eenheden, die bevoegd zijn voor de in de artikelen 15 tot en met 22 bepaalde doelen, en aan de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de nationale autoriteiten van elke lidstaat en van de Unie-agentschappen, die bevoegd zijn voor de in de artikelen 20 en 21 van Verordening (EU) 2019/817 bepaalde doelen, en aan de krachtens artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) 2020/XXX van het Europees Parlement en de Raad aangewezen bevoegde autoriteiten 37 . Deze toegang is beperkt tot de gegevens die vereist zijn voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze doelen en is evenredig met de doelstellingen.”.

Artikel 17 - Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2226

Verordening (EU) 2017/2226 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Aan artikel 6, lid 1, wordt het volgende punt l) toegevoegd:

(1) de doelstellingen van de bij Verordening (EU) 2020/XXX van het Europees Parlement en de Raad 38 ingestelde screening ondersteunen, met name wat betreft de in artikel 10 van die verordening bedoelde controles.”.

(2) Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“2 bis.    De in artikel 5, lid 6, van Verordening (EU) 2020/XXX bedoelde bevoegde autoriteiten hebben toegang tot het EES voor het raadplegen van gegevens.”;

(b)lid 4 wordt vervangen door:

“De toegang tot de in het CIR opgeslagen EES-gegevens is voorbehouden aan de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de nationale autoriteiten van elke lidstaat en aan de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de Unie-agentschappen die bevoegd zijn voor de in artikel 20, artikel 20 bis, en artikel 21, van Verordening (EU) 2019/817 bepaalde doeleinden. Deze toegang is beperkt tot wat nodig is voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze doeleinden en is evenredig met de nagestreefde doelen.”.

Artikel 18 - Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1240

Verordening (EU) 2018/1240 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 4 wordt punt a) vervangen door:

“a) bijdragen aan een hoog niveau van veiligheid door een grondige beoordeling uit te voeren van aanvragers met betrekking tot het risico dat zij kunnen vormen voor de binnenlandse veiligheid, zulks voorafgaand aan hun aankomst bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen, alsook van de personen die onderworpen zijn aan de in Verordening (EU) 2020/XXX van het Europees Parlement en de Raad 39 [verordening betreffende screening] bedoelde screening, om te bepalen of er feitelijke aanwijzingen of redelijke vermoedens op basis van feitelijke aanwijzingen bestaan om te besluiten dat hun aanwezigheid op het grondgebied van de lidstaten een veiligheidsrisico vormt;”.

(1) In artikel 13 wordt lid 5 vervangen door:

“5. Elke lidstaat wijst de in de leden 1, 2 en 4 van dit artikel bedoelde bevoegde nationale autoriteiten aan, alsook de in artikel 5, lid 6, van Verordening (EU) 2020/XXX bedoelde bevoegde autoriteit, en deelt overeenkomstig artikel 87, lid 2, van deze verordening aan eu-LISA onverwijld een lijst van die autoriteiten mee. Deze lijst vermeldt voor welk doel de naar behoren gemachtigde personeelsleden van elke autoriteit toegang hebben tot de gegevens in het Etias-informatiesysteem overeenkomstig de leden 1, 2 en 4 van dit artikel.”.

Artikel 19 - Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/817

Verordening (EU) 2019/817 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 17 wordt lid 1 vervangen door:

“Er wordt een gemeenschappelijk identiteitsregister (common identity repository – CIR) ingesteld, waarin voor elke in het EES, VIS, Etias, Eurodac of ECRIS-TCN geregistreerde persoon een afzonderlijk bestand met de in artikel 18 bedoelde gegevens wordt aangelegd, met als doel de correcte identificatie van in het EES, VIS, Etias, Eurodac of Ecris-TCN geregistreerde personen te vergemakkelijken en te bevorderen overeenkomstig de artikelen 20 en 20 bis, de werking van de MID te ondersteunen overeenkomstig artikel 21 en de toegang van aangewezen autoriteiten en Europol tot het EES, VIS, Etias en Eurodac te vergemakkelijken en te stroomlijnen wanneer dat nodig is voor de preventie, de opsporing of het onderzoek van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten overeenkomstig artikel 22.”.

(2) Het volgende artikel 20 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 20 bis

Toegang tot het gemeenschappelijke identiteitsregister met het oog op identificatie overeenkomstig Verordening (EU) 2020/XXX

1. Zoekopdrachten in het CIR worden door de in artikel 6, lid 7, van Verordening (EU) 2020/XXX bedoelde aangewezen bevoegde autoriteit uitgevoerd, uitsluitend met het oog op de identificatie van een persoon overeenkomstig artikel 10 van die verordening en mits de procedure in aanwezigheid van die persoon is gestart.

2. Als de zoekopdracht uitwijst dat in het CIR gegevens over die persoon zijn opgeslagen, krijgt de bevoegde autoriteit toegang om de in artikel 18, lid 1, bedoelde gegevens en de in artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde gegevens te raadplegen.”.

Artikel 20 - Evaluatie

[Drie jaar na de inwerkingtreding brengt de Commissie verslag uit over de uitvoering van de in deze verordening vervatte maatregelen.]

Niet eerder dan [vijf] jaar na de datum van toepassing van deze verordening, en vervolgens om de vijf jaar, verricht de Commissie een evaluatie van deze verordening. De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de belangrijkste bevindingen. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de periode van [vijf] jaar alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van dit verslag.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.