Artikelen bij COM(2019)630 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1775 betreffende de handel in zeehondenproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 17.12.2019

COM(2019) 630 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1775 betreffende de handel in zeehondenproducten


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD


betreffende de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1775 betreffende de handel in zeehondenproducten


1.INLEIDING

Bij Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad 1 inzake de handel in zeehondenproducten (“de basisverordening”) is een verbod ingesteld op het in de Unie op de markt brengen van zeehondenproducten.

Die verordening is gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1775 2 om rekening te houden met de uitspraak van de Wereldhandelsorganisatie in de zaak zeehondenproducten 3 . Als resultaat daarvan voorziet de EU-regelgeving betreffende zeehonden in twee uitzonderingen op het verbod:

1)zeehondenproducten mogen op de markt worden gebracht indien de producten afkomstig zijn van door de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht, mits aan de specifieke voorwaarden van artikel 3, lid 1, van de basisverordening, zoals gewijzigd, is voldaan.

In artikel 3, lid 1 bis, van die verordening, zoals gewijzigd, is tevens bepaald dat, wanneer het zeehondenproduct op de markt wordt gebracht, het vergezeld moet gaan van een verklaring die bevestigt dat aan de voorwaarden voor de “uitzondering voor Inuit- of andere inheemse gemeenschappen” is voldaan. Die verklaring moet worden afgegeven door een daartoe door de Europese Commissie erkende instantie, overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1850 van de Commissie 4 (“de uitvoeringsverordening”);

2)de invoer in de Unie van zeehondenproducten is ook toegestaan indien deze occasioneel gebeurt en uitsluitend bestaat uit goederen voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden (artikel 3, lid 2, van de basisverordening, zoals gewijzigd).

2.RECHTSGRONDSLAG

In artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1775 betreffende de handel in zeehondenproducten, wordt bepaald dat, indien bewezen is dat een zeehondenjacht hoofdzakelijk om commerciële redenen wordt beoefend, de Commissie bevoegd is om overeenkomstig artikel 4 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om het op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van die jacht te verbieden, dan wel de hoeveelheid van die producten die op de markt mag worden gebracht, te beperken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie zoals gebruikelijk overleg pleegt met deskundigen, onder andere uit de lidstaten, voordat zij die gedelegeerde handelingen vaststelt.

In artikel 4 bis, leden 1 en 2, van de basisverordening, zoals gewijzigd, wordt bepaald dat de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie wordt toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 10 oktober 2015. De Commissie moet eveneens uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen.

In artikel 4 bis, lid 2, van de basisverordening, zoals gewijzigd, wordt bepaald dat de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur wordt verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. In artikel 4 bis, lid 3, wordt bepaald dat de bevoegdheidsdelegatie te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad kan worden ingetrokken.

3.UITOEFENING VAN DE DELEGATIE

Tijdens de verslagperiode, dat wil zeggen tussen 10 oktober 2015 en 10 januari 2020, heeft de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheden niet uitgeoefend, aangezien niet is bewezen dat een zeehondenjacht hoofdzakelijk om commerciële redenen is beoefend.

De Commissie ziet de noodzaak om de bevoegdheidsdelegatie te verlengen tot na de huidige periode van vijf jaar, aangezien dergelijke handelspraktijken in de toekomst kunnen optreden.

(1)

 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32009R1007

(2)

 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv:OJ.L_.2015.262.01.0001.01.NED

(3)

 http://trade.ec.europa.eu/wtodispute/show.cfm?id=475&code=2

(4)

 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ:JOL_2015_271_R_0001