Artikelen bij COM(2019)557 - Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2019)557 - Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt.
document COM(2019)557 NLEN
datum 31 oktober 2019
EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 16.1.2020

COM(2019) 557 final/2

CORRIGENDUM
This document corrects document COM/2019/557 final of 31.10.2019.
Concerns all language versions.
Corrections to the following clerical mistakes have been made:
- Correction of the title of Directive 2003/87/EC on p. 6, footnote 3;
- Addition of Spain to the list of Member States which have EU ETS installations emitting PFCs and N2O on p. 8;
- Addition of reference to the OJ publication of Directive 2014/65/EU on p. 10, footnote 14;
- Correction of the inconsistent and incorrect use of decimal commas and points in Tables 4 and 7;
- Correction of the number of total cancelled auctions on p. 21;
- Correction of the publication date of Regulation (EU) No 600/2014 on p. 34, footnote 61;
- Correction of the title of DG Climate Action in Figures 2, 3, 4, and 5, in Tables 6 and 8, as well as in Tables 1.1., 1.2 and 1.3 of Annex 1, and Table 4.1. of Annex 4.
The text shall read as follows:

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt


Inhoudsopgave

Lijst van acroniemen en afkortingen    

SAMENVATTING    

1. INLEIDING    

2.1. Betrokken activiteiten, installaties en vliegtuigexploitanten    

2.2. Het EU-register en het EU-transactielogboek (EUTL)    

3. WERKING VAN DE KOOLSTOFMARKT IN 2018    

3.1. Aanbod: de in omloop gebrachte emissierechten    

3.1.1. Plafond    

3.1.2. Afgegeven emissierechten    

3.1.2.1. Kosteloze toewijzing    

3.1.2.2. Het NER300-programma en het innovatiefonds    

3.1.2.3. Compensatie van indirecte koolstofkosten    

3.1.2.4. Veiling van emissierechten    

3.1.2.5. Afwijking van volledige veiling voor opwekking van elektriciteit en warmte    

3.1.3. Internationale kredieten    

3.2. Vraag: emissierechten die uit de omloop worden gehaald    

3.3. Evenwicht tussen vraag en aanbod    

4. LUCHTVAART    

5. MARKTTOEZICHT    

5.1. De juridische status en fiscale behandeling van emissierechten    

6. MONITORING, RAPPORTAGE EN VERIFICATIE VAN EMISSIES    

7. OVERZICHT VAN ADMINISTRATIEVE REGELINGEN    

8. NALEVING EN HANDHAVING    

9. CONCLUSIES EN VOORUITBLIK    

BIJLAGE    


Lijst van acroniemen en afkortingen

AVR        Verordening accreditatie en verificatie

BA        Bevoegde autoriteit

CCS        Koolstofafvang en -opslag

CCU        Koolstofafvang en -gebruik

CDM        Mechanisme voor schone ontwikkeling

CER's        Gecertificeerde emissiereducties

Corsia        Regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart

CSCF        Transsectorale correctiefactor

EA        Europese samenwerking voor accreditatie

EEA        Europese Economische Ruimte

EEA        Europees Milieuagentschap

EEX        European Energy Exchange

EIB        Europese Investeringsbank

ERU's        Emissiereductie-eenheden

ESMA        Europese Autoriteit voor effecten en markten

EU-ETS    EU-emissiehandelssysteem

EUTL        EU-transactielogboek

BKG        Broeikasgas

ICAO        Internationale Burgerluchtvaartorganisatie

ICE        InterContinental Exchange Futures Europe

InnovFin EDP    InnovFin Energy Demonstration Projects

JI        Gezamenlijke uitvoering

MAR        Verordening marktmisbruik

MiFID2    Richtlijn betreffende markten in financiële instrumenten

MiFIR        Verordening betreffende markten in financiële instrumenten

MRR        Verordening monitoring en rapportage

MRVA        Monitoring, rapportage, verificatie en accreditatie

MSR        Marktstabiliteitsreserve

NAB        Nationale accreditatie-instantie

NER        Reserve voor nieuwkomers

OTC        Over-the-counter

PFK's        Perfluorkoolstoffen

RES        Hernieuwbare energiebronnen

SARP        Corsia normen en aanbevolen praktijken

TNAC        Totaal aantal emissierechten in omloop


SAMENVATTING

In 2018 zijn de emissies van installaties die onder het Europees emissiehandelssysteem (EU-ETS) vallen, met 4,1 % gedaald ten opzichte van 2017. Die daling komt grotendeels op naam van de opwekking van elektriciteit en warmte, terwijl de emissies door de industrie slechts licht afnamen (zie paragraaf 2.3 – tabel 7). Geverifieerde emissies door de luchtvaart bleven toenemen, en wel met 3,9 % ten opzichte van 2017 (zie hoofdstuk 4 – tabel 8).

Sinds de goedkeuring van de herziene EU-ETS-richtlijn is de focus verschoven naar uitvoering van de nieuwe bepalingen voorafgaand aan het begin van fase 4. De uitvoeringswerkzaamheden zijn in volle gang; het afgelopen jaar zijn nieuwe uitvoeringswetgeving omtrent de koolstoflekkagelijst, regels voor kosteloze toewijzing, het innovatiefonds, veiling, MRVA en het EU-register aangenomen (zie de paragrafen 2.2, 3.1.2 en 6.1).

De overschotindicator van de MSR werd voor de derde maal gepubliceerd; het betrof 1 654 909 824 emissierechten. Publicatie van de overschotindicator zal ertoe blijven leiden dat emissierechten in de reserve worden geplaatst, waardoor het overschot aan emissierechten met 24 % en het veilingvolume met bijna 40 % zal afnemen, wat neerkomt op een kleine 397 miljoen emissierechten in 2019 (zie paragraaf 3.3).

Door een hoger koolstofprijssignaal op de Europese koolstofmarkt in 2018 leidde de veiling van emissierechten voor lidstaten tot recordinkomsten van circa 14 miljard EUR. In de loop van het jaar hebben de lidstaten bijna 70 % van die inkomsten bestemd voor of uitgegeven aan gespecificeerde klimaat- en energiedoelen (zie paragraaf 3.1.2.4).


1. INLEIDING

Sinds 2005 is het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS) de hoeksteen van de EU-strategie om de emissies van broeikasgassen (BKG) door de industrie en door opwekking van elektriciteit en warmte terug te dringen. Het EU-ETS draagt in hoge mate bij aan het behalen van de algehele EU-doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 20 % te verminderen ten opzichte van de niveaus van 1990. Hoewel de EU op schema zit om deze doelstelling ruimschoots te halen, is aanhoudende vooruitgang nodig om de uitstoot van broeikasgassen op verantwoorde wijze met minstens 40 % te doen dalen (zoals bepaald in het huidige EU-beleidskader 2030 voor klimaat en energie) en met minstens 50 % richting 55 % (met inachtneming van de politieke beleidslijnen 1 voor de nieuw aantredende Commissie).

Sinds de herziene EU-ETS-richtlijn 2 voor fase 4 in april 2018 van kracht werd, is er goede voortgang geboekt met de goedkeuring van de uitvoeringswetgeving voor fase 4. In de loop van 2018 is de uitvoeringswetgeving over de nieuwe koolstoflekkagelijst en regels voor kosteloze toewijzing aangenomen, en is het wettelijk kader voor het EU-register herzien in verband met de vereiste aanpassingen voor fase 4. Verder zijn de regels vastgesteld voor de operationalisering van het innovatiefonds – het voornaamste instrument binnen het EU-ETS voor financiering van innovatieve koolstofarme technologieën en baanbrekende innovatie in fase 4. Tegelijkertijd is de veilingverordening herzien, om de veiling mogelijk te maken van de eerste 50 miljoen emissierechten voor het innovatiefonds in 2020. Een tweede herziening, waarmee het institutionele kader wordt gecreëerd voor het veilen van rechten voor het innovatiefonds en het moderniseringsfonds in fase 4, is in augustus 2019 door de Commissie aangenomen. Verder is het kader voor monitoring, rapportage, verificatie en accreditatie (MRVA) van het EU-ETS geactualiseerd om de bestaande voorschriften te verbeteren en te verhelderen op basis van de ervaring in de uitvoering die in fase 3 is opgedaan. De Commissie is de resterende uitvoeringsbepalingen nu snel aan het afronden, zodat ze aangenomen kunnen worden voordat in januari 2021 de nieuwe handelsperiode van start gaat.

De wetswijzigingen die de afgelopen jaren overeen zijn gekomen om het overschot aan emissierechten op de koolstofmarkt aan te pakken, beginnen inmiddels vrucht af te werpen. Sinds de publicatie van het meest recente koolstofmarktverslag is de overschotindicator van de MSR voor de derde maal gepubliceerd. Op basis van de indicator en de herziene EU-ETS-wetgeving wordt verwacht dat de veilingvolumes in 2019 met bijna 400 miljoen emissierechten zullen afnemen, wat overeenkomt met 24 % van het overschot.

Het afgelopen jaar werd ook gekenmerkt door een toenemend vertrouwen onder marktdeelnemers, dat ook terug te zien was in het hogere koolstofprijssignaal. De hogere prijs van emissierechten leidde tot een aanzienlijke toename van de totale door de lidstaten gegenereerde veilinginkomsten – in 2018 bedroegen die totaalinkomsten 14 miljard EUR, ruim tweemaal zo veel als in 2017. Uit de gegevens van de lidstaten blijkt dat in de loop van 2018 een kleine 70 % van die inkomsten is uitgegeven aan (of bestemd voor) klimaat- en energiegerelateerde doelen.

Dit verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt wordt ingediend overeenkomstig de vereisten van artikel 10, lid 5, en artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG 3 (de EU-ETS-richtlijn). Zoals in die richtlijn vermeld, is het jaarlijkse verslag bedoeld om een regelmatig beeld te geven van de ontwikkelingen die zich in de Europese koolstofmarkt voordoen.

Dit verslag bestrijkt het jaar 2018, maar omvat ook initiatieven die zijn voorgesteld of overeengekomen in de eerste helft van 2019.

De gegevens die in dit verslag zijn gebruikt, zijn de gegevens die algemeen beschikbaar waren en waarover de Commissie eind juni 2019 4 beschikte, tenzij anders vermeld. Algemene informatie over en beschrijvingen van het EU-ETS zijn opgenomen in kaders op verschillende plekken in dit verslag.


2. DE EU-ETS-INFRASTRUCTUUR

2.1. Betrokken activiteiten, installaties en vliegtuigexploitanten

Het EU-ETS is in werking in de 31 lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER). Het beperkt de uitstoot van bijna 11 000 elektriciteitscentrales en productiefaciliteiten, alsook van meer dan 500 vliegtuigexploitanten die vluchten organiseren tussen luchthavens in de EER. Ongeveer 39 % van alle door de EU uitgestoten broeikasgassen valt onder dit systeem.

In fase 3 (2013-2020)* zijn de sectoren met vaste installaties die door het EU-ETS gereguleerd worden, energie-intensieve industrieën, met inbegrip van elektriciteitscentrales en andere stookinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van > 20 MW (met uitzondering van installaties voor de verbranding van gevaarlijk of huishoudelijk afval), olieraffinaderijen, cokesfabrieken, ijzer- en staalfabrieken, fabrieken die cementklinkers, glas, kalk, bakstenen, keramische producten, pulp, papier en karton, aluminium, petrochemische stoffen, ammoniak en salpeter-, adipine-, glyoxaal- en glyoxylzuur produceren, installaties voor CO2-afvang, vervoer in pijpleidingen en geologische opslag van CO2.

De toepassing van het EU-ETS was in het tijdvak 2013-2016 beperkt tot vluchten binnen de EER, in afwachting van de goedkeuring van een mondiale aanpak door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Ter ondersteuning van de ontwikkeling van de Regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) werd de beperking tot vluchten binnen de EER in 2017 verlengd tot 2023 (zie hoofdstuk 4).

Het EU-ETS is van toepassing op de uitstoot van kooldioxide (CO2), maar ook op de uitstoot van stikstofoxide (N2O) bij de productie van salpeter-, adipine-, glyoxylzuur en glyoxaal, en de uitstoot van perfluorkoolwaterstoffen (PFK’s) bij de productie van aluminium. Hoewel de deelname aan het EU-ETS verplicht is, worden in sommige sectoren alleen installaties opgenomen die een bepaalde omvang overschrijden. Bovendien kunnen deelnemende landen kleine installaties (die minder dan 25 000 ton CO2e uitstoten) uitsluiten van het systeem, mits er alternatieve en gelijkwaardige maatregelen van kracht zijn. In fase 4 kunnen zeer kleine emittenten (minder dan 2 500 ton CO2e-emissies in de afgelopen drie jaar) van het EU-ETS worden uitgesloten, mits er vereenvoudigde monitoringregelingen voorhanden zijn om hun emissies te meten. De deelnemende landen mogen ook sectoren en broeikasgassen aan het EU-ETS toevoegen (de “opt-in”).

* Informatie over fase 1 en fase 2 van het EU-ETS staat op: https://ec.europa.eu/clima/policies/ets/pre2013_nl


Volgens de verslagen die in 2019 krachtens artikel 21 door de deelnemende landen 5 zijn ingediend, waren er in 2018 in totaal 10 744 installaties met een vergunning.

Net als in de voorgaande jaren waren de brandstoffen die binnen het EU-ETS verstookt zijn, ook in 2018 nog in overgrote meerderheid van fossiele oorsprong. Negenentwintig landen meldden daarentegen ook het gebruik van biomassa bij 2 181 installaties (20,3 % van alle installaties). Twee landen (LI en MT) meldden geen gebruik van biomassa. De totale emissies uit biomassa in 2018 bedroegen ongeveer 151 miljoen ton CO2 (9 % van de volgens het EU-ETS gemelde emissies). Dit is een lichte toename ten opzichte van de 145 miljoen ton CO2 in 2017 (wat neerkomt op 8 % van de volgens het EU-ETS gemelde emissies). Voor 99,2 % van deze emissies gold het nultarief 6 . Voor 2018 heeft geen enkel land melding gemaakt van het gebruik van biobrandstof voor vliegtuigexploitanten, terwijl voor 2017 alleen Zweden dat had gedaan, voor twee vliegtuigexploitanten.

Binnen de installatiecategorieën gebaseerd op jaarlijkse emissies 7 laten de gegevens voor 2018 zien dat, net als in de voorgaande jaren, 72 % van de installaties van categorie A zijn, 21 % van categorie B en 7 % van categorie C. In totaal 6 113 installaties werden gemeld als “installaties met geringe emissies” 8 (57 % van het totaal).

Ten aanzien van de EU-ETS-activiteiten die daarnaast zijn opgesomd voor de uitstoot van andere gassen dan CO2, wordt gemeld dat er vergunningen zijn afgegeven voor primair aluminium en perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) in 13 landen (DE, FR, EL, ES, IS, IT, NL, NO, RO, SE, SI, SK, UK) en voor de productie van salpeterzuur en N2O in 21 landen (alle landen met uitzondering van CY, DK, EE, IE, IS, LI, LU, LV, MT en SI). De overige N2O-sectoren (productie van adipinezuur en productie van glyoxaal en glyoxylzuur) worden gemeld in respectievelijk drie (DE, FR, IT) en twee (DE, FR) landen. Koolstofafvang- en opslagactiviteiten werden alleen door Noorwegen en Oostenrijk opgegeven.

Net als vorig jaar hebben zeven landen (ES, FR, HR, IS, IT, SI, UK) van de mogelijkheid gebruikgemaakt om kleine emittenten uit te sluiten van het EU-ETS in overeenstemming met artikel 27 van de EU-ETS-richtlijn. De in 2018 uitgesloten emissies bedroegen 2,92 miljoen ton CO2 (circa 0,17 % van de totale geverifieerde emissies, vergeleken met 0,16 % in het voorgaande jaar).

Volgens de conform artikel 21 in 2019 ingediende verslagen hebben tot nu acht landen (BE, DK, FR, HR, HU, LI, LT en NL) gebruikgemaakt van de bepaling vermeld in artikel 13 van de verordening bewaking en rapportage (MRR) 9 , die het mogelijk maakt om in situaties met een laag risico vereenvoudigde monitoringplannen te gebruiken voor vaste installaties. Voor de vliegtuigexploitanten met geringe emissies hebben drie landen gemeld dat ze in 2018 gebruikmaken van deze bepaling (BE, IS en PL).

In 2018 hebben 655 vliegtuigexploitanten gemeld dat ze een monitoringplan hebben (ten opzichte van 541 in 2017 en 503 in 2016). Vijftig procent (328) van de gerapporteerde exploitanten behoort tot de commerciële sector, de overige 50 % (327) zijn niet-commerciële exploitanten 10 . In totaal 287 ervan (44 %) zijn gekwalificeerd als exploitanten met een lage uitstoot (tegenover 280 (52 %) in 2017 en 249 (50 %) in 2016).

2.2. Het EU-register en het EU-transactielogboek (EUTL)

Het EU-register en het EU-transactielogboek (EUTL) houden de eigendom van algemene en luchtvaartemissierechten bij door de verschuldigde bedragen op de rekeningen en de transacties tussen de rekeningen te registreren. Ze worden door de Commissie beheerd en onderhouden, maar de nationale registeradministrateurs in de deelnemende landen blijven de contactpersoon voor de vertegenwoordigers van de rekeningen (bedrijven of natuurlijke personen). Het EU-register omvat de rekeningen voor vaste installaties en voor vliegtuigexploitanten, het EUTL controleert, registreert en autoriseert automatisch alle transacties tussen de rekeningen en verzekert op die manier dat alle overdrachten aan de regels van het EU-ETS beantwoorden.

De in het Unie-register en het EUTL opgenomen gegevens zijn een belangrijke bron van informatie voor diverse vormen van rapportage in het kader van het ETS, zoals de berekening van de overschotindicator van de MSR (zie paragraaf 3.3) en de rapportage door het Europees Milieuagentschap (EEA). Het EUTL zorgt ook voor transparantie in het EU-ETS doordat het informatie verstrekt* over de naleving van de ETS-bepalingen door vaste installaties en vliegtuigexploitanten.

* De door het EUTL gepubliceerde informatie staat op: https://ec.europa.eu/clima/ets/


Het Unie-register en het EUTL waren in 2018 365 dagen lang, 24 uur per dag volledig operationeel, met slechts enkele kleine onderbrekingen van in totaal circa 26 uur vanwege technische upgrades.

Met ingang van 1 januari 2019 heeft de Commissie alle processen voor het Verenigd Koninkrijk die verband houden met kosteloze toewijzing, veiling en inruil van internationale kredieten opgeschort 11 , in overeenstemming met de vrijwaringsmaatregelen 12 ter bescherming van de milieu-integriteit van het EU-ETS ingeval het EU-recht niet langer van toepassing is op een lidstaat die zich terugtrekt uit de EU.

In maart 2019 werd Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 van de Commissie 13 aangenomen, waarin de voorschriften voor het functioneren van het EU-register in de komende EU-ETS-handelsperiode (2021-2030) worden vastgesteld. Met deze verordening kan het EU-register voldoen aan de vereisten voor fase 4 zoals die in de herziene EU-ETS-richtlijn zijn vastgesteld, bijvoorbeeld door de functionaliteiten aan te passen zodat emissierechten voor onbepaalde tijd geldig zijn en pas vanaf het eerste jaar van de periode van tien jaar waarin zij zijn verleend, voor emissies kunnen worden gebruikt en om te waarborgen dat internationale kredieten vanaf 2021 niet meer voor emissies kunnen worden gebruikt. Bovendien brengt de nieuwe verordening de voorschriften betreffende het EU-register in overeenstemming met die van de wetgeving inzake financiële markten, na de classificatie van emissierechten als “financiële instrumenten” in de zin van Richtlijn 2014/65/EU 14 per 3 januari 2018, en met de vereisten van de herziene gegevensbeschermingsvoorschriften.

3. WERKING VAN DE KOOLSTOFMARKT IN 2018

In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over vraag- en aanbodaspecten van emissierechten in het EU-ETS. Het gedeelte over aanbod bevat informatie over het plafond, de kosteloze toewijzing van rechten, het NER300-programma (met inbegrip van de voorbereidingen voor het komende innovatiefonds), veiling, de afwijking van volledige veilingen voor de opwekking van elektriciteit en warmte (artikel 10 quater), het gebruik van internationale kredieten, en de regelingen voor de compensatie van indirecte koolstofkosten.

Wat betreft de vraagzijde, wordt informatie verschaft over het aantal geverifieerde emissies en over het in evenwicht brengen van het aanbod van en de vraag naar emissierechten op de koolstofmarkt via de MSR.

3.1. Aanbod: de in omloop gebrachte emissierechten

3.1.1. Plafond

Het plafond is de absolute hoeveelheid broeikasgassen die onder het systeem vallende entiteiten mogen uitstoten met het oog op de emissiereductiedoelstelling en van het aantal rechten dat tijdens een handelsperiode in omloop wordt gebracht. In de fase 3 is een gemeenschappelijk EU-overkoepelend plafond van toepassing, dat het voorgaande systeem van nationale plafonds vervangt.

Het plafond voor emissies van vaste installaties was in 2013 vastgelegd op 2 084 301 856 emissierechten. Dit plafond neemt elk jaar lineair af met 1,74 % van de gemiddelde totale hoeveelheid emissierechten die tussen 2008 en 2012 op jaarbasis zijn uitgegeven en verzekert aldus dat het aantal emissierechten dat door vaste installaties kan worden gebruikt, in 2020 21 % lager zal liggen dan in 2005.

Voor de luchtvaartsector was het aantal luchtvaartemissierechten aanvankelijk vastgelegd op 210 349 264 per jaar, wat 5 % minder is dan de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid luchtvaartemissierechten in de periode 2004‑2006. Op 1 januari 2014 werd dit aantal met 116 524 luchtvaartemissierechten verhoogd, als gevolg van de toetreding van Kroatië tot het EU-ETS. Dit plafond moest een reflectie vormen van de wetgeving uit 2008*, waarin werd gesteld dat alle vluchten van, naar en binnen de EER voortaan in het EU-ETS zouden worden opgenomen. Het toepassingsgebied van het EU-ETS werd tussen 2013 en 2016 echter tijdelijk beperkt tot vluchten binnen de EER, ter ondersteuning van de uitwerking van een mondiale maatregel door de ICAO tot stabilisering van emissies van de internationale luchtvaart op het niveau van 2020. Dat had als gevolg dat het aantal in omloop gebrachte luchtvaartemissierechten in de periode 2013‑2016 duidelijk onder het oorspronkelijke plafond lag. Ter ondersteuning van de uitwerking van de mondiale maatregel van de ICAO werd de beperking tot vluchten binnen de EER in 2017 verlengd tot 2023 (zie hoofdstuk 4).

* Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap


Tabel 1 omvat de cijfers van het plafond voor vaste installaties en het aantal luchtvaartemissierechten dat jaarlijks in omloop wordt gebracht 15 voor ieder jaar van fase 3 van het EU-ETS.


Tabel 1: EU-ETS-plafond 2013-2020


Jaar


Jaarlijks plafond (installaties)

Jaarlijks in omloop gebrachte luchtvaartemissierechten 16

2013


2 084 301 856

32 455 296

2014


2 046 037 610

41 866 834

2015


2 007 773 364

50 669 024

2016


1 969 509 118

38 879 316

2017


1 931 244 873

38 711 651

2018


1 892 980 627

38 909 625

2019


1 854 716 381

35 172 897 17

2020


1 816 452 135

3.1.2. Afgegeven emissierechten

3.1.2.1. Kosteloze toewijzing

Hoewel in fase 3 van het EU-ETS veiling de standaard toewijzingsmethode is, wordt een aanzienlijk aantal emissierechten kosteloos toegewezen. Daarbij gelden de volgende beginselen:

Industriële installaties krijgen gratis rechten toegewezen om een antwoord te bieden op het risico van koolstoflekkage (de situatie waarbij bedrijven hun productie verplaatsen naar derde landen waar minder sterke beperkingen gelden ten aanzien van de uitstoot van broeikasgassen, wat kan leiden tot een toename van hun totale emissies). De sectoren en subsectoren waar naar verwachting een belangrijk risico van koolstoflekkage bestaat, worden op een koolstoflekkagelijst* geplaatst. Deze lijst bestreek oorspronkelijk de periode 2015‑2019, maar blijft onder de herziene EU-ETS-richtlijn geldig tot en met 31 december 2020.

* De actuele koolstoflekkagelijst staat op: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:32014D0746

·kosteloze toewijzing geldt niet voor de opwekking van elektriciteit;

·de emissierechten die kosteloos worden toegewezen aan productie-installaties, worden verdeeld conform EU-brede geharmoniseerde voorschriften;

·de gratis emissierechten worden toegewezen op basis van prestatiebenchmarks, zodat exploitanten meer worden gestimuleerd om broeikasgasemissies te verminderen en te innoveren, en zodat de meest doeltreffende installaties worden beloond;

·er is een EU-brede reserve voor nieuwkomers (NER) ingesteld voor nieuwe installaties en installaties waarvan de capaciteit aanzienlijk is verhoogd – deze komt overeen met 5 % van het totale aantal rechten voor fase 3.


In de loop van fase 3 wordt circa 43 % van het totale aantal beschikbare emissierechten kosteloos toegewezen, terwijl het aandeel van de door de lidstaten te veilen emissierechten circa 57 % bedraagt.

In de oorspronkelijke NER zaten, na aftrek van de 300 miljoen emissierechten voor het NER300-programma, 480,2 miljoen emissierechten. Op 1 juni 2019 waren 167,9 miljoen emissierechten voorbehouden aan 937 installaties voor de gehele duur van fase 3. De resterende NER bedraagt 312,3 miljoen emissierechten. Men verwacht dat tal van deze emissierechten in de reserve zullen blijven zitten. Deze worden aan het eind van fase 3 in de MSR geplaatst, waarvan er 200 miljoen zullen worden gebruikt voor het instellen van een NER voor fase 4.

Eind juni 2019 lag het aantal kosteloos toegewezen emissierechten ongeveer 457 miljoen lager vergeleken met oorspronkelijke aantal dat werd gebruikt om de emissierechten voor fase 3 te berekenen. Dat als gevolg van de sluiting of de verminderde productie of productiecapaciteit van bepaalde installaties.

Tabel 2: Het aantal gratis emissierechten (in miljoen) dat aan de industrie is toegewezen van 2013 tot 2019 18

2013201420152016201720182019
Kosteloze toewijzing 19  
(EU-28+EER/EVA-staten)
903,0874,8847,6821,3796,2771,9748,1 20
Toewijzing uit de reserve voor nieuwkomers (greenfieldinvesteringen en capaciteitstoenames)11,715,318,621,823,423,622,9
Gratis rechten die niet zijn toegewezen als gevolg van sluitingen of wijzigingen in de productie of productiecapaciteit40,158,970,867,571,675,971,9

Doordat de vraag naar gratis toewijzing het beschikbare aantal oversteeg, werd de toewijzing voor alle installaties in het EU-ETS met hetzelfde percentage verminderd door toepassing van een “transsectorale correctiefactor” (CSCF) 21 . De oorspronkelijke CSFC-waarden werden in 2017 herzien 22 .

Om het risico van koolstoflekkage te voorkomen wordt de kosteloze toewijzing na 2020 voortgezet, op basis van geactualiseerde benchmarkwaarden bepaald aan de hand van de prestatie van de 10 % meest doeltreffende installaties in de EU. De mate waarin sectoren zijn blootgesteld aan het risico van koolstoflekkage is beoordeeld op basis van een gecombineerde indicator, waarin de intensiteit van de handel van een sector met derde landen wordt vermenigvuldigd met de emissie-intensiteit van die sector. Op grond van deze beoordeling heeft de Commissie in februari 2019 de koolstoflekkagelijst voor de volgende handelsperiode vastgesteld 23 ; deze lijst blijft geldig gedurende de hele vierde fase.

De benchmarkwaarden worden gedurende fase 4 tweemaal geactualiseerd op basis van feitelijke gegevens, zodat de voortgang in technologie en innovatie in die waarden tot uiting komt. Installaties die zich wilden aanmelden voor kosteloze toewijzing voor de eerste toewijzingsperiode (2021‑2025) moesten de vereiste gegevens uiterlijk 30 mei 2019 bij de bevoegde autoriteiten indienen. De Commissie gaat aan de hand van die gegevens de toewijzing voor elk van die installaties berekenen en de benchmarkwaarden voor 2021‑2025 actualiseren. De gedelegeerde handeling inzake de herziening van de regels voor kosteloze toewijzing voor 2021‑2030 is in december 2018 aangenomen 24 , en de werkzaamheden voor actualisering van de benchmarkwaarden voor de periode 2021‑2025 zijn inmiddels begonnen (zie aanhangsel 7 bij de bijlage).

In fase 4 worden toewijzingen aan individuele installaties tijdig aangepast in geval van aanzienlijke verhogingen of dalingen van de activiteit. Om manipulatie en misbruik van het systeem voor de aanpassing van toewijzingen te voorkomen en vermijdbare administratieve lasten te voorkomen, zal de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen met verdere voorschriften voor de aanpassingen (zie aanhangsel 7 bij de bijlage).


3.1.2.2. Het NER300-programma en het innovatiefonds

NER300 is een grootschalig financieringsprogramma voor innovatieve, koolstofarme energiedemonstratieprojecten. Het is gericht op de demonstratie van milieuveilige technologieën op het vlak van koolstofafvang en -opslag (CCS) en innovatieve hernieuwbare energie (RES) op commerciële schaal binnen de Europese Unie. De financiële middelen voor NER300 werden gehaald uit de tegeldemaking van 300 miljoen emissierechten van de NER. De middelen zijn toegekend aan projecten die geselecteerd zijn via twee oproepen tot het indienen van voorstellen, in december 2012 en juli 2014.

Het innovatiefonds is een van de twee financieringsmechanismen voor een koolstofarme economie die via de herziene EU-ETS-richtlijn voor fase 4 tot stand zijn gebracht. Het fonds zal, op basis van mededinging, steun verlenen voor de initiële marktontwikkeling en demonstratie, op commerciële schaal, van innoverende technologieën en baanbrekende innovatie in EU-ETS-sectoren, met onder meer aandacht voor innoverende hernieuwbare energiebronnen, energie-intensieve industrieën, koolstofafvang en -gebruik (CCU), en energieopslag. Het innovatiefonds wordt gefinancierd uit de opbrengst van de veiling van ten minste 450 miljoen emissierechten en eventuele niet-uitgekeerde middelen van het NER300-programma. Een eerste oproep tot het indienen van voorstellen wordt voor 2020 voorbereid.


Uit de twee oproepen tot het indienen van voorstellen van NER300 zijn in totaal 38 RES-projecten en 1 CCS-project voortgekomen, in 20 EU-lidstaten, voor een bedrag van 2,1 miljard EUR. Van die projecten zijn er inmiddels zeven operationeel: de bio-energieprojecten BEST in Italië en Verbiostraw in Duitsland, de windenergieprojecten Windpark Blaiken in Zweden, Windpark Handalm in Oostenrijk (beide onshore) en Veja Mate en Nordsee One in Duitsland (beide offshore), en het smart grid-project Puglia Active Network in Italië.

Vijf projecten uit de eerste oproep zullen naar verwachting eind 2019 operationeel worden, terwijl vier projecten uit de tweede oproep goed op weg zijn om uiterlijk 30 juni 2020 operationeel te worden. Vanwege de ongunstige economische en beleidsmatige omstandigheden sinds de oprichting van het NER300-programma zijn 19 projecten er niet in geslaagd voldoende financiële steun te verwerven en inmiddels ingetrokken, waardoor een bedrag van in totaal 1,358 miljard EUR is vrijgekomen. Daarnaast zijn er nog eens vier projecten in uiteenlopende ontwikkelingsfasen.

Dankzij het gewijzigde NER300-besluit 25 konden de middelen die vrijkwamen door de annulering van projecten van de eerste oproep (623 miljoen EUR tot dusver) opnieuw worden geïnvesteerd in bestaande financiële instrumenten, te weten de InnovFin Energy Demonstration Projects (EDP) en het schuldinstrument van de Connecting Europe Facility, die allebei door de Europese Investeringsbank worden beheerd. Dit leidt tot maximale voordelen van het NER300-programma en heeft ook een hefboomeffect op particuliere investeringen in innovatieve koolstofarme technologie.

Tot dusver zijn drie projecten geselecteerd om te profiteren van de niet-uitgegeven middelen van NER300 onder de InnovFin EDP, voor een totaalbedrag van omstreeks 73 miljoen EUR (zie aanhangsel 9 bij de bijlage).

De middelen die zijn vrijgekomen uit de geannuleerde projecten van de tweede oproep (tot dusver 735,5 miljoen EUR) worden bij de middelen voor het innovatiefonds gevoegd.

Tabel 3: NER300-projecten toegewezen onder de eerste en tweede oproep tot het indienen van voorstellen 26

1e oproep tot het indienen van voorstellen2e oproep tot het indienen van voorstellen
Projecten in voorbereiding67
In werking getreden projecten61
Ingetrokken projecten811
Totaal2019


In fase 4 zal de totale waarde van de middelen uit het innovatiefonds die beschikbaar zijn voor demonstratie van innovatieve technologieën en baanbrekende innovatie waarschijnlijk aanzienlijk hoger liggen dan de 2,1 miljard voor NER300 27 . De gedelegeerde verordening 28 over de werking van het innovatiefonds is in februari 2019 aangenomen. In alle lidstaten zijn er projecten, ook kleinschalige, die in aanmerking komen voor steun vanuit het fonds.

Om het innovatiefonds meer bekendheid te geven, onderneemt de Commissie in 2019 en de eerste helft van 2020 outreachactiviteiten met de industrie en de lidstaten. Daarbij worden voor elke sector de voornaamste kwesties besproken in verband met de selectie en implementatie van projecten. De eerste oproep tot het indienen van voorstellen onder het innovatiefonds staat gepland voor 2020. Daarna zullen er tot 2030 regelmatig nieuwe oproepen volgen.


3.1.2.3. Compensatie van indirecte koolstofkosten


Naast de kosteloze toewijzing voor het dekken van directe koolstofkosten kunnen de EU-lidstaten staatssteun verlenen om enkele elektriciteitsintensieve industrieën te compenseren voor indirecte koolstofkosten, d.w.z. kosten door stijgende elektriciteitsprijzen als gevolg van het feit dat energieproducenten de kosten voor de aankoop van rechten doorrekenen aan de consument.

Om te verzekeren dat deze regeling ter compensatie van indirecte koolstofkosten in alle lidstaten geharmoniseerd wordt toegepast en om concurrentieverstoring op de interne markt zoveel mogelijk tegen te gaan, heeft de Commissie de EU-ETS-richtsnoeren inzake staatssteun* aangenomen. Deze zijn van kracht tot eind 2020. In deze richtsnoeren wordt onder andere bepaald welke sectoren in aanmerking komen, alsook de maximale bedragen voor de compensatie van indirecte koolstofkosten.

De herziene EU-ETS-richtlijn biedt de lidstaten ook in fase 4 de mogelijkheid compensatie voor indirecte koolstofkosten te verstrekken, en vult deze aan met verscherpte transparantie- en rapportagevoorschriften. In het licht hiervan heeft de Commissie de aanzet gegeven voor een herziening van de richtsnoeren betreffende staatssteun in het kader van het EU-ETS voor fase 4 (zie aanhangsel 7 bij de bijlage). Als onderdeel van dat proces zal de Commissie, na raadpleging van belanghebbenden en de lidstaten begin 2019, zowel de lijst van in aanmerking komende sectoren als de factoren op basis waarvan de maximale steunbedragen worden vastgesteld, herzien.

* Richtsnoeren betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2012 (PB C 158 van 5.6.2012, blz. 4).


Tot dusver heeft de Commissie dertien 29 regelingen voor de compensatie van indirecte koolstofkosten, in twaalf lidstaten, goedgekeurd. In 2018 werd voor de eerste maal compensatie uitgekeerd onder de Waalse regeling en de Luxemburgse regeling. De Spaanse regering heeft de Commissie in kennis gesteld van een herziening van de Spaanse regeling, waarmee wordt beoogd het budget voor die regeling te vergroten. Polen heeft de Commissie in 2019 ingelicht over een ontwerp-maatregel en goedkeuring ontvangen voor een staatssteunregeling waaronder met ingang van 2020 steun zal worden verleend voor indirecte kosten die in 2019 zijn gemaakt.

Onder de EU-ETS-richtlijn moeten de lidstaten die een regeling voor compensatie van indirecte kosten toepassen, binnen drie maanden na het einde van elk jaar het totaalbedrag aan compensatie dat is verstrekt per begunstigde bedrijfstak en deeltak, in een eenvoudig toegankelijke vorm publiceren.

Zie tabel 4 voor een samenvatting van de door de lidstaten gepubliceerde gegevens over de in 2018 betaalde compensatie.


Tabel 4: Compensatie voor indirecte koolstofkosten die de lidstaten in 2017 hebben uitbetaald 30

LidstaatLooptijd van de regelingIn 2018 uitbetaalde compensatie voor in 2017 gemaakte indirecte kosten (in miljoen EUR)Aantal begunstigden (installaties)Veilinginkomsten 2017 (exclusief luchtvaartemissierechten, in miljoen EUR)Percentage veilinginkomsten besteed aan compensatie van indirecte kosten
VK2013 - 202022,36 3160 321 607 333,7 %

DE2013 - 20202028911 141,7 17,6 %
BE (FL)2013 - 202031,7106 143,527,3 %
BE (WL)2017 - 20207,530
NL2013 - 202036,99618919,5 %
EL2013 - 202016,850196,68,5 %
LT2014 - 20200,2431,40,8 %
SK2014 - 20201078711,4 %
FR2015 - 202098,7296309,831,8 %
FI2016 - 202026,75894,628,2 %
ES2013 - 20156151488,81,2 %
LU2018 - 20203,426,850 %


De totale door de elf lidstaten 34 in 2018 uitbetaalde compensatie voor indirecte kosten bedroeg ongeveer 462 miljoen EUR, wat neerkomt op een kleine 11 % van de veilinginkomsten van deze lidstaten. De lidstaten met een compensatieregeling vertegenwoordigen circa 70 % van het bbp van de EU. De grootste ontvangers van compensatie waren de chemische sector, de sector non-ferrometalen en de sector ijzer en staal.

Krachtens de transparantieregels van de herziene EU-ETS-richtlijn moeten de lidstaten die in een van de betrokken jaren meer dan 25 % van hun veilinginkomsten besteed hebben aan compensatie voor indirecte kosten een verslag indienen om dit te motiveren. Op basis van de veilinginkomsten voor kalenderjaar 2017 hebben vier landen de drempel van 25 % in 2018 overschreden 35 .


3.1.2.4. Veiling van emissierechten

In fase 3 is veilen de standaardmethode om rechten toe te wijzen. Veilingen via de primaire markt vallen onder de veilingverordening* die het tijdschema, de administratie en andere aspecten van het verloop van veilingen regelt teneinde een open, transparant, geharmoniseerd en niet-discriminerend proces te waarborgen.

* Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, de administratie en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap ( PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).


In 2018 is via een wijziging van de veilingverordening 36 de European Energy Exchange (“EEX”) wederom aangewezen als “opt-out” veilingplatform voor Duitsland en de tegeldemaking mogelijk gemaakt van een eerste pakket van 50 miljoen emissierechten uit de MSR ter financiering van het innovatiefonds in 2020.

De Commissie heeft in augustus 2019 een nadere wijziging van de veilingverordening aangenomen, tot vaststelling van het kader voor de veiling van emissierechten en het beheer van projecten uit hoofde van het innovatiefonds en het moderniseringsfonds in fase 4. Die wijziging doet ook recht aan de classificatie van EU-ETS-rechten als financiële instrumenten krachtens Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID2).

In overeenstemming met de vrijwaringsmaatregelen die zijn aangenomen ter bescherming van de milieu-integriteit van het EU-ETS (zie paragraaf 2.2), is de inlevering van de door het Verenigd Koninkrijk voor 2018 uitgegeven rechten aanvaard, maar zijn er in 2019 geen rechten namens het Verenigd Koninkrijk geveild.

De veilingen in 2018 hebben plaatsgevonden via de volgende veilingplatformen:

·EEX, functionerend als het gemeenschappelijke veilingplatform voor 25 lidstaten die deelnemen aan een gemeenschappelijke inkoopprocedure en voor Polen, dat niet aan de gemeenschappelijke inkoopprocedure heeft deelgenomen, maar nog geen afzonderlijk veilingplatform heeft aangewezen. Sinds 5 september 2016 houdt EEX de veilingen als het tweede gemeenschappelijke veilingplatform, als zodanig aangewezen op 13 juli 2016;

·EEX, dat veilingen houdt voor Duitsland als een “opt-out” veilingplatform;

·ICE dat veilingen houdt voor het Verenigd Koninkrijk als een “opt-out” veilingplatform.

IJsland, Liechtenstein en Noorwegen zijn in juni 2020 begonnen met het veilen van emissierechten, nadat de EER-overeenkomst was gewijzigd om deze landen in staat te stellen deel te nemen aan de inkoopovereenkomst voor het gemeenschappelijke veilingplatform. In overeenstemming met deze drie landen zijn de veilingvolumes voor de periode 2013‑2018 gespreid over de jaren 2019 en 2020, om een stabiel en voorspelbaar aanbod van rechten op de markt te kunnen waarborgen en eventuele nadelige effecten van dit aanvullende aanbod op de koolstofmarkt te vermijden. In de herziene veilingkalenders voor 2019 en 2020 is bijgevolg dat gedeelte van de eerdere volumes opgenomen dat eerder niet werd geveild.

In 2018 heeft EEX, dat veilingen houdt namens zijn 27 lidstaten, 89 % van de totale geveilde hoeveelheid geveild. De resterende 11 % van de totale hoeveelheid werd door ICE namens het Verenigd Koninkrijk geveild. Op 30 juni 2019 waren al meer dan 1 480 veilingen gehouden.

In tabel 5 staat een overzicht van de aantallen emissierechten 37 die tot 30 juni 2019 door EEX en ICE geveild zijn, met inbegrip van vooruitgeschoven veilingen 38 van algemene emissierechten.


Tabel 5: Totale hoeveelheid rechten uit fase3 die geveild zijn in 2012-2019

Jaar
Algemene emissierechten

Luchtvaartemissierechten
201289 701 5002 500 000
2013808 146 5000
2014528 399 5009 278 000
2015632 725 50016 390 500
2016715 289 5005 997 500
2017951 195 5004 730 500
2018915 750 0005 601 500
2019 (tot 30 juni 2019) 39292 975 5002 032 500

Bron: EEX

In de cijfers voor 2019 is terug te zien dat de MSR in januari 2019 van kracht is geworden en in 2019 tot een aanzienlijke afname van het veilingaanbod heeft geleid (zie paragraaf 3.3). De veilingen verliepen in het algemeen vlot en de toewijzingsprijzen lagen in het algemeen in de lijn van de prijzen op de secundaire markt.

Tussen januari 2018 en juni 2019 werden vijf veilingen geannuleerd, hetzij omdat de reserveprijs niet werd gehaald, hetzij omdat het totale aantal biedingen het veilingvolume niet bereikte. Met inbegrip van die vijf veilingen zijn van de meer dan 1 480 georganiseerde veilingen sinds eind 2012 in totaal dertien veilingen geannuleerd. Een overzicht van de toewijzingsprijzen vanaf 2013 tot 30 juni 2019 staat in figuur 1.


Figuur 1: Toewijzingsprijzen van veilingen van algemene emissierechten tussen 2013 en 30 juni 2019


Bron: EEX

___ Toewijzingsprijs

Zie aanhangsel 2 voor een overzicht van het aantal deelnemers aan de veilingen van algemene emissierechten vanaf 2013 tot 30 juni 2019. De veilingplatforms maken de resultaten van elke veiling uitvoerig en tijdig bekend op specifieke websites. Meer informatie over het verloop van de veilingen, waaronder de deelname, het dekkingscijfer en de prijzen, is te vinden in de verslagen van de lidstaten die op de website van de Commissie worden gepubliceerd 40 .

Het totaal aan inkomsten dat de veilingen tussen 2012 en 30 juni 2019 voor de lidstaten hebben opgeleverd, bedroeg meer dan 42 miljard EUR (zie tabel 2.1 in aanhangsel 2). In 2018 alleen bedroeg het totaal aan gegenereerde inkomsten 14 miljard EUR. De EU-ETS-richtlijn bepaalt dat minimaal 50 % van de opbrengsten van veilingen, waaronder alle opbrengsten uit emissierechten die zijn uitgegeven ten behoeve van solidariteit en groei, door de lidstaten moet worden gebruikt voor doelstellingen die met klimaat en energie te maken hebben. Volgens de informatie die zij bij de Commissie hebben ingediend, hebben de lidstaten in 2018 een kleine 70 % van deze inkomsten besteed aan (of bestemd voor) specifieke klimaat- en energiegerelateerde doelstellingen. In de periode 2013‑2018 werd ongeveer 80 % van de veilinginkomsten aan deze doelstellingen besteed.

3.1.2.5. Afwijking van volledige veiling voor opwekking van elektriciteit en warmte

Artikel 10 quater van de EU-ETS-richtlijn voorziet in een afwijking van de algemene veilingregel om investeringen in de modernisering van de elektriciteitssector in bepaalde EU-lidstaten met een lager inkomen te ondersteunen. Acht van de tien in aanmerking komende lidstaten* maken in fase 3 van deze afwijking gebruik en wijzen gratis emissierechten toe aan installaties voor elektriciteitsopwekking, op voorwaarde dat deze overeenkomstige investeringen uitvoeren.

De gratis emissierechten die op grond van artikel 10 quater worden toegewezen, worden in mindering gebracht op de hoeveelheid emissierechten die de betreffende lidstaat anders zou veilen. Afhankelijk van de nationale regels die deze afwijking ten uitvoer leggen, kunnen installaties voor elektriciteitsopwekking gratis emissierechten toegewezen krijgen voor een waarde die gelijk is aan de investeringen die ze uitvoeren volgens hun nationale investeringsplannen, of voor een waarde die gelijk is aan de financiële bijdragen aan een nationaal fonds waarmee dergelijke investeringen worden gefinancierd. Aangezien de kosteloze toewijzing van rechten aan installaties voor elektriciteitsproductie krachtens artikel 10 quater in principe gepaard gaat met staatssteun, dienen de nationale regelingen voor de toepassing van de afwijking op grond van dat artikel te zijn getoetst aan de staatssteunregels en dienen zij te stroken met de richtsnoeren betreffende staatssteun**.

De voorlopige kosteloze toewijzing krachtens artikel 10 quater blijft in fase 4 beschikbaar, maar wordt gekoppeld aan verscherpte transparantievoorschriften. Ook krijgen de in aanmerking komende lidstaten de mogelijkheid hun toewijzing krachtens artikel 10 quater geheel of gedeeltelijk te gebruiken ter ondersteuning van investeringen in het kader van het moderniseringsfonds. Op grond van de informatie die de lidstaten bij de Commissie hebben ingediend, zal de afwijking op grond van artikel 10 quater in de komende handelsperiode slechts zeer beperkt bruikbaar zijn, Van de tien in aanmerking komende lidstaten hebben er zeven, waaronder Polen en de Tsjechische Republiek, die in fase 3 het grootste volume van voorlopige kosteloze toewijzing kenden, ervoor gekozen geen gebruik meer te maken van de afwijking.

*Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië en de Tsjechische Republiek komen in aanmerking voor de afwijking. Malta en Letland hebben besloten er in fase 3 geen gebruik van te maken.

** Richtsnoeren betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2012 (PB C 158 van 5.6.2012, blz. 4).


De totale waarde van de investeringssteun die tijdens de jaren 2009 tot en met 2018 is gerapporteerd, bedraagt ongeveer 12,4 miljard EUR. Circa 82 % van dat bedrag is gebruikt om infrastructuur te upgraden en te vernieuwen; de rest is geïnvesteerd in schone technologieën en in de diversificatie van het aanbod.


Het aantal gratis toegewezen emissierechten aan installaties voor elektriciteitsopwekking in 2018 staat vermeld in tabel 1, aanhangsel 1 bij de bijlage. Het maximumaantal emissierechten per jaar vindt u in tabel 2 van aanhangsel 1.

Niet-toegewezen rechten kunnen worden geveild of, ingevolge de bepalingen van de herziene EU-ETS-richtlijn, in de periode 2021‑2030 worden toegewezen aan investeringen krachtens artikel 10 quater die middels de concurrerende biedprocedure zijn geselecteerd. In figuur 2 wordt het aantal emissierechten weergegeven dat gedurende de periode 2013‑2018 is toegewezen.


Figuur 2: Gratis toegewezen emissierechten krachtens artikel 10 quater


Bron: DG KLIMAAT

In december 2018 liet Polen de Commissie weten dat het voornemens was om in 2019 55,8 miljoen van zijn niet-toegewezen emissierechten te veilen volgens de afwijking krachtens artikel 10 quater. Vervolgens bracht Polen de Commissie in mei 2019 op de hoogte van zijn voornemen om 49,52 miljoen niet-toegewezen emissierechten onder artikel 10 quater toe te voegen aan het door Polen te veilen aantal emissierechten in 2020.

In figuur 3 wordt voor de emissierechten krachtens artikel 10 quater aangegeven in hoeverre deze toegewezen, aan de veilingen toegevoegd of ongebruikt gebleven (nog niet toegewezen en ook niet aan de veilingen toegevoegd) zijn.


Figuur 3: Verdeling van emissierechten (toegewezen, geveild, ongebruikt gebleven) 41


Bron: DG KLIMAAT

Toegewezen emissierechten
Geveilde emissierechten
Ongebruikt gebleven emissierechten


In tabel 6 wordt het aantal emissierechten krachtens artikel 10 quater weergegeven dat in de periode 2013‑2018 is geveild, alsook het aantal ongebruikt gebleven rechten.

Tabel 6: Verwerking van ongebruikt gebleven rechten krachtens artikel 10 quater periode 2013-2018 42

LidstaatAantal rechten krachtens artikel 10 quater

dat is geveild (in miljoen)
Aantal ongebruikt gebleven rechten (in miljoen)
BG9,50,8
CY0,00,0
CZ0,30,1
EE2,10,0
LT1,10,1
PL55,868,9
RO15,42,8
HU00,9
Totaal84,273,5

Bron: DG KLIMAAT

Het aantal niet-toegewezen emissierechten dat door de lidstaten is geveild (of dat zij voornemens zijn te veilen) volgens de afwijking krachtens artikel 10 quater voor elk jaar van fase 3, staat vermeld in tabel 1.3 van aanhangsel 1 bij de bijlage.

3.1.3. Internationale kredieten

Deelnemers aan het EU-ETS kunnen nog altijd gebruikmaken van internationale kredieten uit het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) en de gezamenlijke uitvoering (JI) van het Protocol van Kyoto om aan een deel van hun verplichtingen in het kader van het EU-ETS tegen 2020* te voldoen, al gelden er wel beperkingen van zowel kwalitatieve als kwantitatieve aard. Deze kredieten zijn financiële instrumenten die staan voor een ton CO2 die via een project voor emissievermindering uit de atmosfeer wordt gehaald of verminderd. In fase 3 worden kredieten niet meer rechtstreeks ingeleverd, maar kunnen ze op elk moment tijdens het kalenderjaar worden ingeruild voor emissierechten.

Krachtens de herziene EU-ETS-richtlijn zullen in fase 4 internationale kredieten niet langer worden gebruikt voor de naleving van het EU-ETS.

* CDM- en JI-projecten genereren Kyoto-koolstofkredieten: respectievelijk gecertificeerde emissiereducties (CER's) en emissiereductie-eenheden (ERU's).


Hoewel de exacte hoeveelheid internationale kredietrechten in de fasen 2 en 3 (2008‑2020) gedeeltelijk zal afhangen van de hoeveelheid toekomstig geverifieerde emissies, ramen marktanalisten deze hoeveelheid op ongeveer 1,6 miljard kredieten. Eind juni 2019 bedroeg het totale aantal internationale kredieten dat gebruikt of ingeruild is 1,51 miljard, wat neerkomt op meer dan 90 % van de raming voor het maximaal toegestane aantal.

Zie aanhangsel 3 bij de bijlage voor een volledig overzicht van de ingeruilde internationale kredieten.


3.2. Vraag: emissierechten die uit de omloop worden gehaald

Volgens ramingen op basis van informatie uit het EU-register is de uitstoot van broeikasgassen door installaties die deelnemen aan het EU-ETS in 2018 met 4,1 % gedaald ten opzichte van 2017. Zoals blijkt uit tabel 7, komt deze daling van de uitstoot grotendeels op naam van de opwekking van elektriciteit en warmte, terwijl de uitstoot door de industrie slechts in zeer beperkte mate is afgenomen.

Tabel 7: Geverifieerde emissies (in miljoen ton CO2-equivalenten) 43

Jaar20112012201320142015201620172018
Geverifieerde totale emissies1 9041 8671 9081 8141 8031 7501 7551 682
Verandering ten opzichte van jaar x-1-1,8 %-2 %2,2 %-4,9 %-0,6 %-2,9 %0,2 %-4,1 %
Geverifieerde emissies door opwekking van elektriciteit en warmte1 1901 1841 1251 0371 032992985913
Verandering ten opzichte van jaar x-1-0,5 %-5,0 %-7,8 %-0,5 %-3,8 %-0,7 %-7,3 %
Geverifieerde emissies van industriële installaties715683783777771758769769
Verandering ten opzichte van jaar x-1-4,5 %14,7 %-0,9 %-0,7 %-1,7 %1,4 %-0,1 %

Reële bbp-groei EU28
1,8 %-0,4 %0,3 %1,8 %2,3 %2,0 %2,5 %2,0 %

Bron: EUTL, bbp=gegevens als weergegeven op  http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=1&language=en&pcode=tec00115  

(geopend in juli 2019). Over geverifieerde luchtvaartemissies wordt apart verslag uitgebracht in hoofdstuk 4.


Zie tabel 5.1 in aanhangsel 5 bij de bijlage voor een uitsplitsing van de onder het ETS geverifieerde emissies door installaties naar soort broeikasgas (CO2, N2O en PFK's).

Het aantal vrijwillig geannuleerde emissierechten bedraagt 36 559 emissierechten in 2018. Er zijn tot eind juni 2019 in totaal 345 893 vrijwillig geannuleerde emissierechten geregistreerd.


3.3. Evenwicht tussen vraag en aanbod

Bij aanvang van fase 3 in 2013 werd het EU-ETS gekenmerkt door een grote structurele onevenwichtigheid tussen de vraag naar en het aanbod van emissierechten, ten belope van 2,1 miljard emissierechten. Het overschot is in de loop van de huidige handelsperiode afgenomen: het bleef stabiel in 2014, daalde aanzienlijk tot 1,78 miljard rechten in 2015 en vervolgens tot 1,69 miljard rechten in 2016 en 1,65 miljard rechten in 2017. In 2018 bedroeg het overschot nog steeds 1,65 miljard rechten.

Figuur 4 laat de ontwikkeling zien van het overschot op de Europese koolstofmarkt tot eind 2018.

Figuur 4: Ontwikkeling van het overschot op de Europese koolstofmarkt in 2013‑2018


Bron: DG KLIMAAT

Als maatregel tegen de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod werd in 2015 44 een marktstabiliteitsreserve (MSR) ingesteld om het veilingaanbod van emissierechten flexibeler te maken. In verband met de herziening van het EU-ETS 45 werden er belangrijke wijzigingen aangebracht in de werking van de MSR, zoals weergegeven in het onderstaande kader. De MSR is begin 2019 operationeel geworden.


Een cruciaal concept voor de werking van de MSR is het totale aantal emissierechten in omloop (TNAC). Er worden emissierechten aan de reserve toegevoegd als dit totale aantal hoger ligt dan een vooraf bepaalde bovengrens (833 miljoen emissierechten) en er worden rechten uit de reserve gehaald als dit totale aantal onder een vooraf bepaalde ondergrens ligt (minder dan 400 miljoen emissierechten)*. Op deze manier neemt de MSR dus emissierechten op of geeft ze vrij als het totale aantal emissierechten in omloop buiten een vooraf bepaald bereik ligt. Gebackloade rechten uit de periode 2014‑2016** en zogenaamde niet-toegewezen*** rechten zullen ook in de reserve worden geplaatst.

Het TNAC dat relevant is voor het bepalen van de opname in en vrijgave uit de MSR, wordt aan de hand van de volgende formule berekend:

TNAC = aanbod – (vraag + rechten in de MSR)

De componenten van vraag en aanbod die in de formule worden gebruikt, staan in detail beschreven in tabel 4.1 van aanhangsel 4 bij de bijlage.

De herziene EU-ETS-richtlijn wijzigt de werking van de MSR op twee belangrijke punten. Ten eerste: het aandeel van het TNAC dat van 2019 tot en met 2023 in de reserve moet worden geplaatst, wordt verdubbeld van 12 % tot 24 %. Zo wordt het overschot een stuk sneller weggewerkt. Ten tweede: vanaf 2023 vervallen de rechten die in de MSR worden aangehouden boven het veilingvolume van het voorgaande jaar.

*Of indien maatregelen zijn aangenomen krachtens artikel 29 bis van de EU-ETS-richtlijn

** Besluit nr. 1359/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter verduidelijking van de bepalingen inzake de tijdstippen van de veilingen van broeikasgasemissierechten (PB L 343 van 19.12.2013, blz. 1).

***Niet-toegewezen emissierechten zijn rechten die niet zijn toegewezen op grond van artikel 10 bis, lid 7, van de EU-ETS-richtlijn, met name emissierechten die in de reserve voor nieuwkomers blijven zitten, en als gevolg van de toepassing van artikel 10 bis, leden 19 en 20, met name emissierechten die bestemd zijn om kosteloos toe te wijzen aan installaties, maar die uiteindelijk niet zijn toegewezen wegens (gedeeltelijke) stopzetting van de activiteiten of een sterke capaciteitsdaling. Onderbrenging in de MSR op grond van artikel 1, lid 3, van Besluit (EU) 2015/1814 is niet voorzien voor de facto “niet-toegewezen” emissierechten die voortvloeien uit de toepassing van de desbetreffende koolstoflekkagefactor aan sectoren die tijdens de huidige periode niet zijn opgenomen in de koolstoflekkagelijst, en evenmin voor emissierechten die niet zijn toegewezen op grond van artikel 10 quater van de ETS-richtlijn. Dergelijke emissierechten zijn derhalve niet gedekt (zie blz. 225 van de effectbeoordeling (SWD(2015) 135 final) bij het voorstel voor herziening van de EU-ETS-richtlijn in fase 4.


Het koolstofmarktverslag maakt de consolidatie mogelijk van de cijfers voor vraag en aanbod, die worden bekendgemaakt volgens het tijdschema voor de rapportageplichten als vastgelegd in de EU-ETS-richtlijn en de uitvoeringsbepalingen ervan.

Figuur 5 geeft de samenstelling weer van vraag en aanbod in 2018. De relevante gegevens zijn ook gepubliceerd als onderdeel van de communicatie over het TNAC met het oog op de MSR 46 .


Figuur 5: Samenstelling van de cumulatieve vraag en het cumulatieve aanbod tot het einde van 2018

Aanbod (cumulatief, miljoen)    Vraag (cumulatief, miljoen)


Bron: DG KLIMAAT

Veiling
Kosteloze toewijzing
Kosteloze toewijzing (NER)
Kosteloze toewijzing (10 quater)
Ingeruilde internationale kredieten
Tegeldemaking NER300 door EIB
Vooruitgeschoven veilingen
Overdracht

Geverifieerde emissies
Annuleringen


In afwachting van het operationeel worden van de MSR in 2019 heeft de Commissie sinds medio mei 2017 47 het TNAC voor het voorbije jaar gepubliceerd. In mei 2019 werd het TNAC voor de derde maal gepubliceerd; het bedroeg toen 1 654 909 824 emissierechten 48 . Gezien het TNAC voor 2019 wordt de onderbrenging van emissierechten in de MSR voortgezet, waardoor de veilingvolumes voor 2019 en 2020 afnemen.

Op basis van het TNAC voor 2017 en 2018 en de herziene wetgeving zijn de veilingvolumes van 2019 aldus met een kleine 397 miljoen emissierechten (bijna 40 %) teruggebracht. De veilingvolumes voor 2020 zullen op soortgelijke wijze worden teruggebracht 49 . Als gevolg daarvan zullen er in 2019 zo'n 30 % 50 minder rechten 51 worden geveild dan in 2018. Aanhangsel 8 bij de bijlage geeft informatie over de bijdragen van de lidstaten aan de MSR voor geheel 2019 en voor januari tot en met augustus 2020.

4. LUCHTVAART

De luchtvaartsector is sinds 2012 in het EU-ETS opgenomen. De oorspronkelijke wetgeving was van toepassing op alle vluchten in en uit de Europese Economische Ruimte (EER). De EU beperkte evenwel de verplichtingen voor 2012‑2016 tot de vluchten binnen de EER, om zo de ontwikkeling van een mondiale maatregel door de ICAO ter vermindering van de luchtvaartemissies te ondersteunen.

In oktober 2016 hechtte de algemene vergadering van de ICAO haar goedkeuring aan een resolutie inzake de regeling voor koolstofcompensatie en ‑reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia). Corsia is ontworpen als een regeling voor koolstofcompensatie met als doel de emissies van de internationale luchtvaart te stabiliseren op de niveaus van 2020. In dit verband werd de EU-ETS-richtlijn in 2017 gewijzigd om de beperking tot vluchten binnen de EER tot 31 december 2023 te verlengen. Nadien wordt, als er geen herziening komt, teruggekeerd naar het oorspronkelijke integrale toepassingsgebied.

De herziene EU-ETS-richtlijn bepaalt dat de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengt over manieren om Corsia in het EU-recht op te nemen middels een herziening van de richtlijn. De richtlijn bepaalt voorts dat de lineaire reductiefactor vanaf 2021 wordt toegepast op de luchtvaart.


In 2018 werden rechten toegewezen in overeenstemming met het tot de EER beperkte toepassingsgebied. Iets meer dan 32,3 miljoen rechten werden kosteloos toegewezen. Dat aantal omvat naast de reguliere kosteloos toegewezen rechten voor gevestigde exploitanten (iets meer dan 31,2 miljoen rechten) ook de rechten toegewezen uit de speciale reserve voor nieuwkomers en snelgroeiende exploitanten (bijna 1,1 miljoen). De toewijzingen uit deze reserve worden in 2017‑2020 verdubbeld; zij hebben betrekking op de volledige periode 2013‑2020. Het aantal geveilde rechten in 2018 bedroeg ongeveer 5,6 miljoen.

De geverifieerde emissies zijn blijven stijgen en bedroegen in 2018 67 miljoen ton kooldioxide, een toename van 4 % vergeleken met 2017.

Tabel 8 bevat een overzicht van de geverifieerde emissies, de kosteloos toegewezen rechten en de veilingvolumes voor de luchtvaartsector sinds de start van fase 3.

Tabel 8: Geverifieerde emissies en toewijzingen aan de luchtvaartsector


Jaar
2013201420152016201720182019

Geverifieerde emissies (in miljoen ton CO2-equivalenten)
53,554,857,161,564,4
67,0

Verandering in geverifieerde emissies ten opzichte van jaar x-1
+2,5 %+4,1 %+7,6 %+4,7 %+4 %

Kosteloze toewijzing (EU28+EER/EVA-staten) 52
32,432,432,132,033,131,231,2 53
Kosteloze toewijzingen uit speciale reserve aan nieuwkomers en snel groeiende exploitanten00001,11,11,1
Aantallen geveilde emissierechten09,316,45,94,75,62,0 54

Bronnen: EUTL, DG KLIMAAT, EEX

In 2013 werd het besluit 55 aangenomen om de klimaatverplichtingen te beperken tot vluchten binnen de EER. Voor 2012 en 2013 werd beslist dat naleving voor de luchtvaartsector zou worden uitgesteld. De voor 2012 uitgestelde aantallen werden aldus in 2014 geveild, terwijl de naleving voor luchtvaartemissierechten uit 2013 en 2014 tussen januari en april in 2015 plaatsvond.

De Corsia normen en aanbevolen praktijken (SARP) werden in juni 2018 aangenomen door de ICAO 56 . Samen met de implementatie-elementen regelen die het functioneren van Corsia op detailniveau. Belangrijke implementatie-elementen, waaronder de in aanmerking komende eenheden en het kader voor alternatieve brandstoffen, zijn vooralsnog niet aangenomen. De EU en haar lidstaten erkennen en steunen weliswaar de formele goedkeuring van de SARP door de ICAO, maar hebben zich voor kennisgeving van de bestaande verschillen 57 tussen de EU-wetgeving en Corsia gehouden aan de ICAO-procedures. Met ingang van 1 januari 2019 moeten vliegtuigexploitanten hun emissies ook voor Corsia monitoren en rapporteren. Het kader voor monitoring, rapportage en verificatie (MRV) onder het EU-ETS is herzien met het oog op invoering van een juridisch bindende verplichting ter zake (zie paragraaf 6.1). Deze geïntegreerde benadering voor beide instrumenten waarborgt dat de administratieve last wordt geminimaliseerd.

5. MARKTTOEZICHT

Krachtens de herziene richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten* (MiFID2) worden emissierechten sinds 3 januari 2018 geclassificeerd als financiële instrumenten. Dit impliceert dat de regels die van toepassing zijn op traditionele financiële markten (zoals de handel in koolstofderivaten op belangrijke platforms of over the counter (OTC)), ook van toepassing zijn op het spotsegment van de secundaire koolstofmarkt (transacties in emissierechten voor onmiddellijke levering op de secundaire markt). Dit segment komt zo op gelijke voet met de derivatenmarkt te staan op het vlak van transparantie, bescherming van investeerders en integriteit. Voor het toezicht op de primaire markt blijft de veilingverordening de grondslag (behalve wanneer het gaat om kwesties in verband met marktmisbruik).

Door kruisverwijzingen naar MiFID2-definities van financiële instrumenten is andere regelgeving inzake financiële markten van toepassing. Dit is met name het geval voor de verordening marktmisbruik (MAR)**, die wordt toegepast op transacties en gedrag met betrekking tot emissierechten, zowel op de primaire als de secundaire markten. Zo ook moeten, door een kruisverwijzing naar MiFID2 in de richtlijn ter bestrijding van het witwassen van geld***, MiFID-erkende koolstofhandelaren verplicht klantenonderzoekscontroles uitvoeren voor hun klanten op de secundaire spotmarkt voor emissierechten. ****

* Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU.

** Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie.

*** Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie.

**** Deze klantenonderzoekscontroles zijn al verplicht op de primaire markt en op de secundaire markt voor derivaten van emissierechten.


In het verlengde van de hervorming van het EU-ETS voor fase 4 heeft een aantal marktdeelnemers, waaronder grote financiële instellingen en tussenpersonen, de markt opnieuw betreden. Het aantal deelnemers dat gerechtigd is om biedingen uit te brengen op de veilingen op het gemeenschappelijke veilingplatform is gestegen van 73 (januari 2018) tot 79 (december 2018). De overgrote meerderheid van de deelnemers waren exploitanten (73 %); de overige waren beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (19 %), alsmede personen die zijn vrijgesteld van de MiFID-vereisten (8 %) 58 . Ter vergelijking: toen de veilingen begonnen, eind 2012, waren er 42 deelnemers gerechtigd om biedingen uit te brengen op de veilingen, waarvan 67 % exploitanten, 26 % beleggingsondernemingen en kredietinstellingen en 7 % niet-financiële tussenpersonen 59 .

Krachtens de bestaande voorschriften inzake marktmisbruik zijn de nationale bevoegde autoriteiten 60 verantwoordelijk voor het monitoren van de markt, met betrekking tot zowel de veilingen als de secundaire markt. Op Europees niveau worden hun werkzaamheden gecoördineerd door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), zoals dat ook voor andere financiële instrumenten het geval is.

De nationale bevoegde autoriteiten kunnen corrigerende maatregelen of sancties opleggen wanneer bepaald gedrag naar hun oordeel tot marktmisbruik leidt. Teneinde hen in staat te stellen hun monitoringtaak uit te oefenen, is in de wetgeving voor de financiële markten een aantal rapportage- en transparantievoorschriften opgenomen die van toepassing zijn op handelsplatforms en beleggingsondernemingen. Als onderdeel van die rapportagevoorschriften moeten handelsplatforms en beleggingsondernemingen de bevoegde autoriteiten voorzien van gedetailleerde gegevens over transacties in emissierechten of derivaten daarvan die op de handelsplatforms dan wel over the counter (OTC) worden verricht 61 . In de rapportagevoorschriften is ook de verplichting voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen opgenomen om de bevoegde autoriteiten positiegegevens met betrekking tot emissierechten te verstrekken 62 . Krachtens de transparantievoorschriften worden handelsgegevens 63 en wekelijkse samengevoegde positiegegevens 64 door handelsplatforms en beleggingsondernemingen gepubliceerd.


5.1. De juridische status en fiscale behandeling van emissierechten

De juridische status en fiscale behandeling van emissierechten variëren van land tot land, want deze twee aspecten zijn niet gedefinieerd in de ETS-richtlijn. De landen zijn verplicht jaarlijks verslag uit te brengen over hun nationale regelingen met betrekking tot de juridische status en fiscale behandeling van emissierechten in het kader van hun verslagen overeenkomstig artikel 21. Ondanks het gebrek aan harmonisatie in dit verband biedt het huidige regelgevingskader de nodige rechtsgrondslag voor een volgroeide, transparante en liquide koolstofmarkt, zonder de stabiliteit en de integriteit van de markt in het gedrang te brengen.


Naar aanleiding van een aanbeveling van de Europese Rekenkamer heeft de Commissie in juli 2019 een onderzoek 65 gepubliceerd naar de juridische status van emissierechten. Uit dat onderzoek, dat door een onafhankelijke adviseur is verricht, is niet gebleken dat het ontbreken van een definitie van de juridische status van emissierechten in de praktijk tot problemen heeft geleid. De conclusie was dat een geharmoniseerde definitie geen extra juridische zekerheid zou bieden en evenmin noodzakelijkerwijs iets zou veranderen aan de liquiditeit van de koolstofmarkt. Hoewel in het onderzoek geen wetgevingsinitiatieven worden aanbevolen, wordt wel voorgesteld om exploitanten na de classificatie van emissierechten als financiële instrumenten onder MiFID2 te voorzien van informatie, advies, opleiding en capaciteitsopbouw 66 .

Wat betreft de fiscale behandeling van emissierechten, rapporteren drie landen dat btw (belasting over de toevoegde waarde) van toepassing is op de uitgifte van rechten. Anderzijds wordt in 27 deelnemende landen btw geheven op de verhandeling van emissierechten op de secundaire markt. De meeste landen rapporteren dat ze de verleggingsregeling toepassen op binnenlandse transacties met emissierechten. De afwijking onder de verleggingsregeling zorgt ervoor dat niet de verkoper, maar de koper van een goed of dienst moet betalen voor de btw-transactie en vormt een doeltreffende voorzorgsmaatregel tegen btw-fraude. In november 2018 werd de mogelijkheid voor de lidstaten om de afwijking toe passen, verlengd tot 30 juni 2022 67 . De lidstaten worden ertoe aangespoord de verleggingsregeling voort te zetten om de koolstofmarkt afdoende te blijven beschermen.

6. MONITORING, RAPPORTAGE EN VERIFICATIE VAN EMISSIES

De vereisten inzake monitoring, rapportage, verificatie en accreditatie (MRVA) van het EU-ETS zijn geharmoniseerd in de verordening monitoring en rapportage (MRR)* en de verordening accreditatie en verificatie (AVR)**.

De monitoringregeling in het EU-ETS is opgezet als een modulaire aanpak die exploitanten een hoge mate van flexibiliteit biedt, zodat de kosteneffectiviteit gewaarborgd is, maar die er tegelijk voor zorgt dat de gemonitorde emissiegegevens zeer betrouwbaar zijn. Er worden in dit kader verschillende monitoringmethoden toegelaten, zoals methoden op basis van berekeningen, methoden op basis van metingen en, in uitzonderlijke gevallen, “fall-back”-methoden. De methoden kunnen worden gecombineerd voor de individuele onderdelen van een installatie. Voor vliegtuigexploitanten zijn alleen methoden op basis van berekeningen haalbaar, waarbij brandstofverbruik centraal staat als parameter die moet worden bepaald voor alle vluchten waarop het EU-ETS van toepassing is. De eis dat exploitanten van installaties en vliegtuigen een monitoringplan moeten hebben dat door de bevoegde autoriteit op basis van de MRR is goedgekeurd, zorgt ervoor dat de monitoringmethoden en variaties in de tijd niet willekeurig kunnen worden gekozen.

De AVR voor fase 3 en volgende fasen heeft gezorgd voor een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau voor de accreditatie van verificateurs. Verificateurs die een rechtspersoon of juridische entiteit zijn, moeten door een nationale accreditatie-instantie (NAB) worden geaccrediteerd voor het verrichten van verificaties overeenkomstig de AVR. Dit uniforme accreditatiesysteem stelt de verificateurs in staat om met wederzijdse erkenning in alle deelnemende landen hun activiteiten uit te voeren, waarbij ze de voordelen van de interne markt volledig benutten en ervoor zorgen dat er algemeen voldoende beschikbaarheid is.

* Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).

** Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 1).


6.1. Algemene ontwikkelingen

De ervaring met de uitvoering van de MRR en de AVR leert dat de regels verder moeten worden verbeterd, verduidelijkt en vereenvoudigd om te zorgen voor meer harmonisering, minder administratieve lasten voor de exploitanten en de deelnemende landen, en een nog efficiënter systeem.

Sinds februari 2017 zijn de deelnemende landen geraadpleegd met het oog op de actualisering van de twee verordeningen, ter voorbereiding op fase 4 van het EU-ETS en om de MRVA-procedures te verbeteren en te vereenvoudigen. De eerste actualiseringsronde heeft plaatsgevonden in 2018. Teneinde te voorzien in een verificatiesysteem voor de gegevens die in het kader van de kosteloze toewijzing in 2019 worden verzameld, en te beschikken over een geactualiseerd MRVA-systeem voordat de verzameling van gegevens in het kader van Corsia van start gaat (zie hoofdstuk 4), zijn met ingang van 1 januari 2019 herziene versies van de MRR 68 en de AVR 69 van toepassing. Er wordt momenteel aan gewerkt en overleg gepleegd om het herzieningsproces voor de MRVA ruim voor de start van fase 4 te kunnen afsluiten.

De nalevingsregeling is doeltreffender geworden, aangezien krachtens de MRR de landen elektronische rapportage kunnen verplichten. In 2019 meldden 17 deelnemende landen dat zij voor hun monitoringplannen, emissieverslagen, verificatieverslagen en/of verbeteringsverslagen elektronische modellen of specifieke bestandsformats gebruikten die gebaseerd waren op de minimumvereisten van de Commissie. Dertien deelnemende landen meldden dat zij voor de EU-ETS-rapportage een geautomatiseerd IT-systeem gebruikten.

6.2. Toepassing van monitoring

Krachtens de in 2019 ingediende verslagen overeenkomstig artikel 21 gebruiken de meeste installaties de methode op basis van berekeningen 70 . Slechts van 182 installaties (1,7 %) in 23 landen is gerapporteerd dat ze voor het meten van de emissies continue meetsystemen gebruiken; dit is vooral het geval in Duitsland, Frankrijk en de Tsjechische Republiek. Hoewel het aantal landen hetzelfde is als vorig jaar, zijn er in totaal drie installaties meer die deze aanpak volgen.

Slechts 11 landen maakten melding van het gebruik van de “fall-back”-methode door 38 installaties, van toepassing op ongeveer 2,6 miljoen ton CO2e (tegenover 3,4 miljoen ton CO2e het jaar voordien). Eén installatie (in Nederland) staat in voor 31 % van de totale gerapporteerde emissies volgens de “fall-back”-methode.

De overgrote meerderheid van de installaties voldoet aan de minimumeisen van elk niveau 71 van de MRR. Slechts 97 installaties uit categorie C (tegenover 106 het voorgaande jaar), ofwel 13,4 %, zijn volgens het verslag voor minstens één parameter afgeweken van de eis om het hoogste niveau toe te passen voor de grootste bronstromen. Deze afwijkingen zijn alleen toegelaten als de exploitant aantoont dat het hoogste niveau technisch niet haalbaar is of onredelijke kosten met zich meebrengt. Zodra deze voorwaarden niet langer van toepassing zijn, dient de exploitant zijn monitoringsysteem dienovereenkomstig aan te passen. In 2013 werd van 16 % van de installaties van categorie C gerapporteerd dat ze op een of andere manier niet aan de hoogste niveaus voldeden. Bijgevolg kan op het vlak van de naleving van de hoogste niveaus bij installaties van categorie C sinds het begin van fase 3 een verbetering worden vastgesteld.

Op gelijkaardige wijze geven rapporten van 22 deelnemende landen aan dat bij in totaal 19 % van de installaties van categorie B enige afwijking van de standaardeisen volgens de MRR is toegestaan, tegenover 21 % vorig jaar en 22 % het jaar daarvoor; daaruit blijkt een gestage verbetering in de naleving van de hoogste niveaus.

6.3. Geaccrediteerde verificatie

Het totale aantal verificateurs wordt niet genoemd in de conform artikel 21 ingediende verslagen. De Europese samenwerking voor accreditatie (EA) voorziet evenwel in een centrale link naar relevante nationale accreditatie-instanties (NAB's) en hun lijsten van verificateurs die voor het EU-ETS geaccrediteerd zijn 72 .

De wederzijdse erkenning van verificateurs door deelnemende landen is een succes: 24 landen hebben gemeld dat minstens één buitenlandse verificateur op hun grondgebied actief was.

Verder blijkt dat de naleving van de AVR door verificateurs hoog is. Polen rapporteerde de schorsing van één verificateur in 2018, terwijl geen enkel land de intrekking van een accreditatie meldde. In 2017 was er sprake van één schorsing en drie intrekkingen. Duitsland, Frankrijk en Polen meldden dat ze het toepassingsgebied van de accreditatie voor 2018 van respectievelijk twee, één en drie verificateurs hebben ingeperkt. In 2017 ging het om twee inperkingen voor twee verificateurs uit Polen.

Dit jaar hebben tien landen klachten over verificateurs gerapporteerd (één meer dan vorig jaar). Het totale aantal klachten (71) ligt evenwel 14 % lager. Van de ontvangen klachten is volgens de rapporten 93 % opgelost (dat was vorig jaar 95 %). Tien landen hebben gemeld dat zij non-conformiteiten van verificateurs hebben vastgesteld via het informatie-uitwisselingsproces tussen NAB's en bevoegde autoriteiten (vergeleken met twaalf vorig jaar).

7. OVERZICHT VAN ADMINISTRATIEVE REGELINGEN

Landen die aan het EU-ETS deelnemen, hanteren verschillende benaderingen voor de bevoegde instanties die met de tenuitvoerlegging ervan belast zijn. In sommige landen zijn er meerdere lokale instanties betrokken, terwijl andere landen een veel meer centrale aanpak hebben toegepast.


Krachtens de conform artikel 21 in 2019 ingediende verslagen waren er per land gemiddeld vijf bevoegde autoriteiten betrokken bij de tenuitvoerlegging van het EU-ETS 73 . Wat betreft de coördinatie tussen de instanties zijn verschillende hulpmiddelen gerapporteerd, waaronder wetgevende instrumenten voor centraal beheer van monitoringplannen (in 14 landen), bindende instructies en richtsnoeren door een centrale bevoegde instantie aan lokale autoriteiten (in 10 landen) en vaste werkgroepen of bijeenkomsten van instanties (in 15 landen). Zeven landen hebben aangegeven geen van bovenstaande hulpmiddelen te hebben.

Wat betreft het in rekening brengen van administratieve kosten voor de afgifte van vergunningen en de goedkeuring van monitoringplannen, rapporteerden 13 landen (CY, DE, EE, EL, IE, LI, LT, LU, LV, MT, NL, SE, SK) in 2019 dat ze de exploitanten van installaties geen kosten in rekening brengen (één land minder dan vorig jaar). Het aantal landen waar vliegtuigexploitanten geen kosten betalen is hetzelfde als vorig jaar: 15 (BE, CY, CZ, DE, EE, ES, EL, LI, LT, LU, LV, MT, NL, SE, SK). De kosten variëren sterk naargelang van het land en het soort dienst. Zo variëren de kosten voor vergunning en goedkeuring van een monitoringplan voor installaties van 5 EUR tot 6 913,31 EUR, terwijl de kosten voor dezelfde dienst voor luchtvaartexploitanten variëren van 5 EUR tot 2 400 EUR.

In het algemeen is de administratieve organisatie voor het ETS van de deelnemende landen grotendeels doeltreffend. De communicatie en de uitwisseling van beste praktijken, onder meer via de activiteiten van het nalevingsforum van het EU-ETS en de jaarlijkse EU-ETS-nalevingsconferentie, moeten verder worden versterkt en gestimuleerd.

8. NALEVING EN HANDHAVING

De EU-ETS-richtlijn voorziet in een geldelijke sanctie in de vorm van een “boete wegens overmatige emissie” van 100 EUR (geïndexeerd) voor elke ton uitgestoten CO2 waarvoor niet tijdig emissierechten zijn ingeleverd. Andere sancties wegens inbreuken bij de tenuitvoerlegging van het EU-ETS kunnen worden opgelegd op basis van de nationale bepalingen van het desbetreffende land.


Het EU-ETS kent een zeer hoge mate van naleving: jaarlijks is ongeveer 99 % van de emissies op tijd gedekt door het nodige aantal emissierechten. In 2018 had minder dan 0,5 % van de installaties die emissies hebben gerapporteerd, tegen de uiterste datum van 30 april 2019 nog geen emissierechten ter dekking van alle emissies ingeleverd. Wat betreft de luchtvaartsector werd het EU-ETS nageleefd door vliegtuigexploitanten die verantwoordelijk waren voor in totaal 99,1 % van de luchtvaartemissies. Veel van de exploitanten die het EU-ETS niet naleefden, waren klein of beëindigden hun bedrijfsactiviteiten in 2018.

De bevoegde instanties blijven ook verschillende controles op de naleving uitvoeren voor de jaarlijkse emissieverslagen. Op basis van de conform artikel 21 in 2019 ingediende documenten controleren alle deelnemende landen hun jaarlijkse emissieverslagen op volledigheid (100 % van de verslagen, behalve BE 31 %, ES 95 %, FR 99 % en SE 1 %). De verslagen geven verder aan dat landen gemiddeld bijna 80 % van hun rapporten op consistentie ten opzichte van de monitoringplannen controleren (alle landen, behalve HR) en bijna 75 % ten opzichte van de toewijzingsgegevens (alle landen, behalve FI, HR, MT, NO en SE). Vierentwintig landen rapporteerden bovendien vergelijkende controles met andere gegevens.

De bevoegde autoriteiten in 12 landen hebben conservatieve schattingen opgesteld met betrekking tot ontbrekende gegevens in het geval van 57 installaties (circa 0,5 % van het totaal aantal installaties), wat vergelijkbaar is met de 52 installaties (0,5 %) voor 2017 en de 57 installaties (0,5 %) voor 2016. De gerapporteerde hoeveelheid betreffende emissies voor 2018 bedroeg 11,2 miljoen ton CO2 (tegenover 2,8 miljoen ton in 2017), wat overeenkomt met ongeveer 0,7 % van de totale hoeveelheid emissies (tegenover 0,2 % in 2017). Dat er conservatieve schattingen nodig waren, had meestal te maken met het ontbreken van een emissieverslag op 31 maart of met het feit dat emissieverslagen niet volledig voldeden aan de vereisten van de MRR/AVR.

Conservatieve schattingen over ontbrekende gegevens voor de luchtvaart werden door 7 landen voor 31 vliegtuigexploitanten gerapporteerd (4,7 % van het totaal), en voor 4,7 % van de luchtvaartemissies.

Controles door bevoegde autoriteiten blijven ook een belangrijke aanvulling op de activiteiten van de verificateur. Voor 2018 hebben alle deelnemende landen bevestigd dat ze voor de installaties verder controles uitvoeren. De meeste landen (met uitzondering van CY, EE, EL, IT en LI) hebben een gelijkaardige aanpak gerapporteerd voor de vliegtuigexploitanten. De meeste landen (met uitzondering van EL, IT, LU en MT) hebben aangegeven dat ze in 2018 steekproeven bij installaties hebben verricht.

Voor 2018 werd de toepassing van de “boete wegens overmatige emissie” voor 36 installaties door 10 landen gerapporteerd (BG 1, CZ 2, FR 1, IE 2, IT 5, NL 1, PL 2, PT 7, RO 4 en UK 11). In de luchtvaartsector werden voor 26 vliegtuigexploitanten “boetes wegens overmatige emissie” gerapporteerd (DE 2, FR 1, IT 9, LT 1, NL 1, PT 8, SI 1 en UK 3).

Twaalf landen hebben bevestigd dat ze in 2018 sancties hebben opgelegd (anders dan de “boetes wegens overmatige emissie”). Er werden geen gevangenisstraffen gerapporteerd, maar wel geldstraffen, formele kennisgevingen of brieven met een laatste waarschuwing voor 36 installaties en 26 vliegtuigexploitanten, voor een totaalbedrag van 5,4 miljoen EUR 74 .

De meest voorkomende overtredingen die voor 2018 werden gemeld, waren het niet beschikken over een goedgekeurd monitoringplan (9), exploitatie zonder vergunning (8), het niet voldoen aan de vergunningvoorwaarden (6) en niet-indiening van geverifieerde jaarlijkse emissieverslagen vóór de deadline (5 gevallen)

Zoals vorig jaar gemeld, is begin 2018 een vijfde evaluatiecyclus met betrekking tot de naleving van het EU-ETS gestart, met als doel nalevingsproblemen op het niveau van de deelnemende landen in kaart te brengen en die landen te ondersteunen, zodat zij het EU-ETS op een betere manier kunnen uitvoeren. De evaluatie wordt eind 2019 afgerond.


9. CONCLUSIES EN VOORUITBLIK

Het jaar 2018 werd gekenmerkt door significante vooruitgang bij het aannemen van de uitvoeringsbepalingen voor fase 4 van het EU-ETS. In de loop van het jaar zijn bepalingen aangenomen over koolstoflekkage, kosteloze toewijzing, veiling en de oprichting van het innovatiefonds, en over monitoring, rapportage en verificatie. De resterende uitvoeringsvoorschriften worden nu snel afgerond en worden als het goed is nog voor het begin van de nieuwe handelsperiode in januari 2021 aangenomen.


Het jaar werd ook gekenmerkt door een sterke afname van de uitstoot door installaties die onder het EU-ETS vallen. Die daling, met 4,1 % ten opzichte van 2017, komt grotendeels op naam van de opwekking van elektriciteit en warmte, terwijl de uitstoot door de industrie slechts in beperkte mate is afgenomen. De geverifieerde uitstoot door de luchtvaart is in 2018 echter blijven toenemen, met 3,9 % ten opzichte van 2017.


De wetswijzigingen die de afgelopen jaren overeen zijn gekomen om het overschot aan emissierechten aan te pakken, blijven duidelijk resultaat opleveren. De overschotindicator van de MSR werd in 2019 voor de derde maal gepubliceerd en leidde samen met die voor 2017 tot een daling van het veilingvolume met bijna 40 %, ofwel een kleine 397 miljoen emissierechten, in 2019. Als gevolg daarvan zullen er in 2019 zo'n 30 % minder rechten worden geveild dan in 2018.


De positieve ontwikkelingen op deze fronten hebben het vertrouwen onder marktdeelnemers vergroot en blijven ook het koolstofprijssignaal versterken. De hogere prijs van emissierechten leidde tot een aanzienlijke toename van de totale door de lidstaten gegenereerde veilinginkomsten – in 2018 lagen die ruim tweemaal hoger dan in 2017.


De naleving van het EU-ETS is in 2018 zeer hoog gebleven en lag voor zowel vaste installaties als vliegtuigexploitanten boven de 99 %. De architectuur van het EU-ETS is nog steeds robuust en de administratieve organisatie is in alle lidstaten effectief gebleken.


De Commissie zal de Europese koolstofmarkt blijven volgen en eind 2020 het volgende verslag bekendmaken.


BIJLAGE

Aanhangsel 1

Tabel 1.1: Aantal gratis emissierechten toegewezen voor het moderniseren van de elektriciteitssector


Aantal gratis emissierechten aangevraagd door lidstaten krachtens artikel 10 quater
Lidstaat201320142015201620172018
BG11 009 4169 779 2438 259 6806 593 2383 812 4362 471 297
CY2 519 0772 195 1951 907 3021 583 4201 259 538935 657
CZ25 285 35322 383 39820 623 00515 831 32911 681 9947 661 840
EE5 135 1664 401 5683 667 9752 934 3802 055 61438 939
HU7 047 255 75n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.
LT322 449297 113269 475237 230200 379158 922
PL65 992 70352 920 88943 594 32031 621 14821 752 90831 942 281
RO15 748 0118 591 4619 210 7977 189 9616 222 2553 778 439
Totaal133 059 430

100 568 86787 532 55465 990 70646 985 12446 987 375

Bron: DG KLIMAAT


Tabel 1.2: Maximumaantal gratis emissierechten per jaar krachtens de afwijking van volledige veiling voor de opwekking van elektriciteit en warmte

LidstaatMaximumaantal emissierechten per jaar
2013201420152016201720182019Totaal
BG13 542 00011 607 4289 672 8577 738 2865 803 7143 869 1431 934 57154 167 999
CY2 519 0772 195 1951 907 3021 583 4201 259 538935 657575 78910 975 978
CZ26 916 66723 071 42919 226 19115 380 95311 535 7147 690 4763 845 238107 666 668
EE5 288 8274 533 2803 777 7333 022 1872 266 6401 511 093755 54721 155 307
HU7 047 2550000007 047 255
LT582 373536 615486 698428 460361 903287 027170 5522 853 628
PL77 816 75672 258 41666 700 07660 030 06952 248 39343 355 04932 238 370404 647 129
RO17 852 47915 302 12512 751 77110 201 4177 651 0635 100 7082 550 35471 409 917
Totaal151 565 434129 504 488114 522 62898 384 79281 126 96562 749 15342 070 421679 923 881

Bron: DG KLIMAAT


Tabel 1.3: Aantal ongebruikte gratis emissierechten krachtens de afwijking van volledige veiling voor de opwekking van elektriciteit en warmte die in 2013-2020 zijn geveild of waarvan de veiling in die periode is gepland 76

Ongebruikte emissierechten krachtens artikel 10 quater die zijn geveild
Lidstaat201520162017201820192020
BG5 444 1691 461 360920 823604 9081 386 3720
CY000000
CZ090 69477 74166 74054 55080 295
EE0188 682134 8971 767 499761 08850 026
LT259 9240456 725191 229161 522128 105
PL1 19607 491055 800 00049 520 000
RO2 104 4686 710 6643 540 9743 011 45600
HU000000

Bron: DG KLIMAAT


Aanhangsel 2

Figuur 2.1: Aantal bieders in veilingen van algemene emissierechten tussen 2013 en 30 juni 2019


Bron: EEX

. Aantal bieders


Tabel 2.1: Door de lidstaten gegenereerde veilinginkomsten in de periode 2012-2018 77

Inkomsten uit de veiling van emissierechten in de periode 2012-2018 (in miljoen EUR)

2012201320142015201620172018
Algemeen (vooruitgeschoven veilingen)Luchtvaart (vooruitgeschoven veilingen)AlgemeenLuchtvaartAlgemeenLuchtvaartAlgemeenLuchtvaartAlgemeenLuchtvaartAlgemeenLuchtvaartAlgemeenLuchtvaart
AT11,050,0055,750,0052,171,1876,242,3658,810,6578,740,69208,202,16
BE0,000,00114,990,0095,032,05138,962,69107,140,74143,520,79379,002,47
BG22,140,0052,630,0036,190,22120,910,9185,080,25130,150,27367,340,83
CY1,580,000,350,000,430,300,001,420,000,396,150,4124,661,30
HR0,000,000,000,000,000,0086,400,4920,090,1626,970,1870,960,55
CZ0,000,000,000,0055,240,47110,301,20117,630,33199,430,35583,331,10
DE166,1817,52791,250,00749,970,001 093,3116,87845,744,651 141,745,072 565,3416,31
DK1,070,0056,060,0046,931,1668,642,7152,930,7470,930,79187,322,48
EE0,000,0018,070,007,410,0421,130,1523,570,0439,310,05139,890,14
EL14,840,00147,640,00129,971,10190,174,99146,681,37196,571,46518,964,57
ES68,530,00346,110,00323,536,56473,2016,32364,974,48488,784,771 291,0714,97
FI13,280,0066,970,0062,680,8191,642,1370,630,5894,640,62249,841,96
FR43,460,00219,250,00205,2910,05299,9412,18231,343,35309,853,55818,4011,16
HU3,990,0034,590,0056,210,2982,280,9963,430,2784,940,29224,480,91
IE0,000,0041,680,0035,110,8751,322,1539,540,5952,930,63140,101,97
IT76,500,00385,980,00361,255,24528,0014,41407,233,96545,444,211 440,1013,22
LT3,290,0019,980,0017,280,0628,130,2920,760,0831,430,0980,110,25
LU0,740,004,970,004,520,636,620,225,080,066,810,0718,090,20
LV2,130,0010,790,0010,080,1414,760,5311,360,1515,240,1540,200,49
MT0,270,004,470,003,810,105,620,574,300,165,780,1715,190,52
NE25,610,00134,240,00125,635,47183,573,68141,591,01189,631,07500,843,37
PL0,000,00244,020,0078,010,00129,842,98135,570,58505,310,691 209,981,59
PT10,650,0072,780,0065,821,2796,322,8974,290,7999,500,85262,962,65
RO39,710,00122,740,0097,570,32193,621,60193,560,44260,290,47717,641,45
SE7,070,0035,670,0033,341,0248,793,6337,611,0050,451,06132,983,34
SI3,510,0017,740,0016,590,0524,280,1418,700,0425,050,0466,190,12
SK12,190,0061,700,0057,590,0484,310,2064,990,0687,010,06229,740,18
VK75,740,00409,630,00387,4214,08567,7218,54418,965,37604,025,301 607,320,00
TOTAAL603,5217,533 550,730,003 115,1153,534 815,97117,263 761,5732,285 490,6034,1414 090,2390,27

Aanhangsel 3

Tabel 3.1: Overzicht van ingeruilde internationale kredieten tot eind juni 2019 78

Ingeruilde internationale kredieten eind juni 2019miljoenpercentageIngeruilde internationale kredieten eind juni 2019miljoenpercentage
CER's261,4257,65 %ERU's192,0742,35 %
China195,2074,67Oekraïne147,6976,89 %
India17,276,61Rusland32,0616,69 %
Oezbekistan9,893,79Polen2,821,46 %
Brazilië5,432,08Duitsland1,650,85 %
Chili3,161,21Frankrijk1,240,64 %
Zuid-Korea2,931,12Bulgarije0,500,26 %
Mexico2,891,10Andere6,113,21 %
Andere24,659,43
TOTAAL CER's en ERU's453,49100 %

Bron: EUTL

Tabel 3.2: Overzicht van ingeruilde internationale kredieten tot eind juni 2019 naar soort installatie

Ingeruilde internationale kredieten eind juni 2019 naarCER's

in miljoenen
ERU's

in miljoenen
Vaste installaties256,46191,25
Luchtvaartexploitanten4,960,82
TOTAAL261,42192,07

Bron: EUTL


Aanhangsel 4

Tabel 4.1: ETS-elementen inzake vraag en aanbod

ElementVraag of aanbod?BekendmakingBijwerkingen en onzekerheden
Totale overdracht fase 2AanbodKoolstofmarktverslagGeen bijwerking, aangezien fase 2 is afgelopen. Definitief cijfer.
Vooruitgeschoven veilingen fase 3AanbodWebsite DG Klimaat, websites EEX en ICEBehoort niet tot de totale overdracht van fase 2. Definitieve cijfers.
Emissierechten voor NER300AanbodWebsite EIB300 miljoen emissierechten werden in 2012‑2014 te gelde gemaakt. Definitieve cijfers.
LuchtvaartveilingenAanbodWebsite DG Klimaat, websites EEX en ICEGeen – aanpassingen zijn weergegeven in de hoeveelheden voor het volgende jaar.


De veilingen van 2013 en 2014 vonden plaats in 2015.
Veilingen fase 3AanbodWebsite DG Klimaat, websites EEX en ICEGeen - het cijfer kan niet worden herzien. Emissierechten die niet werden geveild (bv. als gevolg van een laattijdige start van de veiling voor bepaalde lidstaten, bv. voor EER/EVA), kunnen echter de volgende jaren worden geveild.
Kosteloze toewijzing (nationale uitvoeringsmaatregelen)AanbodEUTL, tabellenDeze cijfers worden tijdens het jaar bijgewerkt.


- Lidstaten dienen hun cijfers voor de voorgaande jaren soms te laat in of de werkelijke toewijzing kan lager zijn dan de oorspronkelijk geplande hoeveelheid.


De EUTL geeft een nauwkeurige stand van zaken van de werkelijke toewijzing.

Kosteloze toewijzing (NER)AanbodEUTL, tabellen
Kosteloze toewijzing

(luchtvaart)
AanbodEUTL, bekendmaking door LS van toewijzingstabellen
Kosteloze toewijzing

(artikel 10 quater)
AanbodEUTL, statustabel
Emissies (vaste installaties)VraagEUTL, nalevingscijfersNalevingscijfers als bekendgemaakt op 1 mei geven de emissies en ingeleverde emissierechten weer voor conforme installaties (d.w.z. installaties die voor alle betrokken jaren rapporteren) 79 .

Emissies (luchtvaart)VraagNaleving voor luchtvaartexploitanten in 2013 en 2014 vond plaats in 2015.
Geannuleerde emissierechtenVraagKoolstofmarktverslag


Tabel 4.2: Tijdschema voor de bekendmaking van gegevens

TijdstipGegevensBereik
1 januari – 30 april jaar xBijwerking gegevens over gratis toewijzing aan opwekking elektriciteit en warmte (artikel 10 quater)Jaar x-1
1 april jaar xGeverifieerde emissies

Kosteloze toewijzing (artikel 10 bis, lid 5) – nationale uitvoeringsmaatregelen)
Jaar x-1
1 mei jaar xUiterste termijn voor naleving: geverifieerde emissies en ingeleverde emissierechtenJaar x-1
Mei/oktober jaar xIngeruilde internationale kredieten
Laatste kwartaal jaar xKoolstofmarktverslagJaar x-1
Januari/juli jaar xStatus reserve voor nieuwkomers - NER-tabel
Niet op EU-niveau bekendgemaaktGratis toewijzing aan de luchtvaart bekendgemaakt op lidstaatniveau


Aanhangsel 5

Tabel 5.1 Onder het ETS geverifieerde emissies van andere gassen dan CO2 door installaties, naar soort broeikasgas 2013‑2018 (in miljoen ton) 80

201320142015201620172018
PFK’s0,400,740,580,640,470,60
N2O2,475,495,324,624,964,11

Bron: EUTL


Aanhangsel 6

Tabel 6.1: Uitspraken van het Europees Hof van Justitie die relevant zijn voor de werking van het EU-ETS in de periode juli 2018 tot en met juni 2019

Nummer zaakBetreffende wetgevingPartijenContext van de zaakDatumUitspraak van het Hof
C-682/17Richtlijn 2003/87/EG,

Besluit 2011/278/EU
ExxonMobil Production Deutschland GmbH/ DEMoet een installatie als elektriciteitsopwekker worden aangemerkt als er in die installatie, naast het opwekken van elektriciteit, geen andere in bijlage I genoemde activiteit wordt verricht en zo ja, kan die installatie dan aanspraak maken op kosteloze toewijzing?20.6.2019Het Hof heeft de letterlijke uitleg van de definitie van elektriciteitsopwekker in Richtlijn 2003/87/EG bevestigd.
T-330/18Richtlijn (EU) 2018/410, Verordening (EU) 2018/842, Verordening (EU) 2018/841Carvalho en anderen / Parlement en RaadDoor 37 particulieren werd verzocht om nietigverklaring van Richtlijn (EUR) 2018/410, Verordening (EU) 2018/842 en Verordening (EU) 2018/841, aangezien de daarin voorziene vermindering van BKG-emissies ontoereikend zou zijn.

Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie verzochten het Hof dit verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
8.5.2019Het Hof heeft de vordering in haar geheel afgewezen.
C-561/18Verordening (EU) nr. 601/2012 van de CommissieSolvay Chemicals GmbH/ DE- Is Verordening (EU) 601/2012 ongeldig en gaat zij voorbij aan de doelstellingen van Richtlijn 2003/87 door te bepalen dat kooldioxide (CO2) dat niet wordt overgebracht in de zin van artikel 49, lid 1, eerste alinea, wordt geacht te zijn uitgestoten door de installatie waarin het is vrijgekomen, ongeacht of het al dan niet is uitgestoten in de atmosfeer?

- Is Verordening (EU) 601/2012 ongeldig en gaat zij voorbij aan de doelstellingen van Richtlijn 2003/87 door de bepalen dat het CO2 dat van een installatie voor de productie van natriumcarbonaat naar een andere installatie wordt overgebracht voor de productie van PCC, systematisch in de emissies van eerstgenoemde installatie moet worden opgenomen?
6.2.2019Het Hof verklaarde artikel 49, lid 1, tweede alinea en punt 20(B) van bijlage IV bij Verordening (EUR) nr. 601/2012 ongeldig voor zover daarin wordt bepaald dat het CO2 dat naar een andere installatie wordt overgebracht voor de productie van PCC (precipitated calcium carbonate), systematisch moet worden opgenomen in de emissie van de installatie voor de productie van natriumcarbonaat, ongeacht of dat CO2 is uitgestoten in de atmosfeer.


Aanhangsel 7

Tabel 7.1: Stand van zaken met de implementatie van fase 4 van het EU-ETS

MaatregelDoelstellingSoort wetgevingshandelingAanneming verwacht in
Koolstoflekkagelijst voor 2021‑2030Vaststellen van de nieuwe koolstoflekkagelijst voor fase 4 van het EU-ETS op basis van de criteria voor het bepalen van de sectoren waar een belangrijk risico van koolstoflekkage bestaatGedelegeerd Besluit van de CommissieAangenomen op 15 februari 2019 en in het Publicatieblad gepubliceerd op 8 mei 81
Herziening van de regels voor kosteloze toewijzing voor 2021 2030Herzien van Besluit 2011/278/EU van de Commissie tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten in het licht van de nieuwe juridische context voor fase 4Gedelegeerde Verordening van de CommissieAangenomen op 19 december 2018 en in het Publicatieblad gepubliceerd op 27 februari 2019 82
Aanpassing van de regels voor kosteloze toewijzing vanwege productiewijzigingenDefiniëren van de regelingen voor het doorvoeren van de aanpassing van het niveau van de kosteloze toewijzing aan installaties op basis van een stijging of daling van het productieniveau van gemiddeld meer dan 15 % over een periode van twee jaarUitvoeringsverordening van de Commissie2019
Actualisering van de benchmarkwaarden voor kosteloze toewijzing voor 2021‑2025Actualiseren van de benchmarks voor 2021‑2025 op basis van gegevens die de lidstaten uiterlijk op 30 september 2019 hebben ingediend voor de jaren 2016 en 2017Uitvoeringshandeling2020
Oprichting van het innovatiefondsVaststellen van de voorschriften voor de werking van het innovatiefonds, met inbegrip van de selectiecriteria en -procedureGedelegeerde Verordening van de CommissieAangenomen op dinsdag 26 februari 2019 en in het Publicatieblad gepubliceerd op dinsdag 28 mei 2019 83
Oprichting van het moderniseringsfondsVaststellen van de voorschriften voor de werking van het moderniseringsfondsUitvoeringshandeling2020
Herziening van Verordening (EU) nr. 389/2013 (de registerverordening)Vaststellen van de vereisten voor het EU-register voor fase 4 in de vorm van gestandaardiseerde elektronische databases met gemeenschappelijke gegevenselementen teneinde de uitgifte, het bezit, de overdracht en annulering van emissierechten te registreren en de publieke toegang en de vertrouwelijkheid te waarborgenGedelegeerde Verordening van de CommissieAangenomen op dinsdag 12 maart 2019 en in het Publicatieblad gepubliceerd op dinsdag 2 juli 2019 84
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1031/2010 (de veilingverordening)Veiling mogelijk maken van de eerste 50 miljoen rechten voor het innovatiefonds vanuit de MSR in 2020Gedelegeerde Verordening van de CommissieAangenomen op 30 oktober 2018 en in het Publicatieblad gepubliceerd op 4 januari 2019 85
Herziening van Verordening (EU) nr. 1031/2010 (de veilingverordening)Herzien van een aantal aspecten van de veilingprocedure om de vereisten voor fase 4 te implementeren, met name wat betreft het veilen van rechten voor het innovatiefonds en moderniseringsfonds, en wat betreft het classificeren van EU-ETS-rechten als financiële instrumenten krachtens Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID2)Gedelegeerde handeling2019
Herziening van Verordening (EU) nr. 601/2012 inzake monitoring en rapportageVereenvoudigen, verbeteren en verduidelijken van de regels inzake monitoring en rapportage, en verminderen van de administratieve lasten, op basis van de ervaring met de uitvoering van fase 3Uitvoeringsverordening van de CommissieAangenomen op 19 december 2018 en in het Publicatieblad gepubliceerd op 31 december 2018 86
Herziening van Verordening (EU) nr. 600/2012 inzake verificatie en accreditatieVereenvoudigen, verbeteren en verduidelijken van de regels inzake accreditatie en verificatie, en tot een minimum beperken van de administratieve lasten, op basis van de ervaring met de uitvoering van fase 3Uitvoeringsverordening van de CommissieAangenomen op woensdag 19 december 2018 en in het Publicatieblad gepubliceerd op maandag 31 december 2018 87
Verordening ter aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG voor wat betreft CorsiaDe EU-ETS-richtlijn aanvullen met betrekking tot maatregelen die door de ICAO zijn aangenomen voor de monitoring, rapportage en verificatie van luchtvaartemissies met het oog op de tenuitvoerlegging van CorsiaGedelegeerde Verordening van de Commissie2019
Richtsnoeren betreffende staatssteun in het kader van het EU-ETS 2021-2030Herzien van de staatssteunrichtsnoeren met het oog op fase 4 van het EU-ETS in het licht van de nieuwe bepalingen van de herziene EU-ETS-richtlijn in verband met de compensatie van indirecte koolstofkostenMededeling van de Commissie2020

Stand van zaken
Gepland
Lopend
Gedaan


Aanhangsel 8

Tabel 8.1: Bijdragen van de lidstaten aan de MSR in 2019 88 en 2020 89

Lidstaat / EER
EVA-staat
Bijdragen aan de MSR in 2019Bekende bijdragen aan de MSR in 2020 90
Oostenrijk5 935 7483 957 699
België9 846 9946 565 549
Bulgarije8 292 7205 529 227
Kroatië1 614 9841 076 801
Cyprus932 844621 980
Tsjechische Republiek15 406 85810 272 626
Denemarken5 340 7503 560 981
Estland2 904 3191 936 474
Finland7 130 0254 753 992
Frankrijk23 346 79115 566 629
Duitsland85 389 77056 934 202
Griekenland12 684 4928 457 470
Hongarije5 115 7083 410 933
IJsland166 450110 982
Ierland3 991 3932 661 288
Italië40 304 72926 873 449
Letland865 501577 079
Liechtenstein3 7252 484
Litouwen1 792 3241 195 044
Luxemburg467 394311 638
Malta354 798236 564
Nederland14 291 4119 528 894
Noorwegen3 314 5702 210 012
Polen39 282 17026 191 650
Portugal6 478 7754 319 767
Roemenië14 941 2909 962 205
Slowakije4 752 5133 168 770
Slovenië1 577 7141 051 951
Spanje32 660 23421 776 430
Zweden3 457 1062 305 049
Verenigd Koninkrijk44 480 62329 657 753
Totaal397 124 723264 785 572


Aanhangsel 9

Tabel 9.1: Niet-uitgegeven middelen van NER300 onder de InnovFin EDP: ondersteunde projecten

projecttitelbeschrijvingafbeelding
WAVE ROLLERWave Roller is bedoeld om aan te tonen dat golfenergietechnologie op commerciële schaal haalbaar is, door de kloof te overbruggen tussen de demonstratie-installatie en de commerciële ingebruikname, in kustwateren, van een Oscillating Wave Surge Converter (OWSC) die golfenergie omzet in elektrische stroom. De bijdrage uit NER300 bedraagt 10 miljoen EUR.
WINDFLOATHet WindFloat-project betreft een innovatief windmolenpark op zee in de vorm van een drijvend, halfverzinkbaar platform 20 km voor de Portugese kust. Met dit project wordt beoogd de techniek van drijvende ondersteunende structuren verder te ontwikkelen door aan te tonen dat het WindFloat-concept kan worden opgeschaald voor grotere windturbines. Dit zal vervolgens de inzet van windmolenparken op volle zee bevorderen. De bijdrage uit NER300 onder de InnovFin EDP bedraagt 60 miljoen EUR. WindFloat profiteert ook van een subsidie van bijna 30 miljoen EUR uit hoofde van het oorspronkelijke NER300-programma.
GREENWAY EV CHARGING NETWORKDit project ondersteunt de versnelde ontwikkeling van infrastructuur voor elektrische voertuigen. Het demonstreert de haalbaarheid, op commerciële schaal, van de inzet van uiterst snelle oplaadstations voor elektrische voertuigen en het proefproject voor een geïntegreerd batterijsysteem voor energie-opslag. De demonstratie vindt plaats in Slowakije, Polen, de Tsjechische Republiek en de Baltische Staten. De financiering onder de InnovFin EDP bedraagt 17 miljoen EUR, waarvan een kleine 3 miljoen EUR uit niet-uitgegeven middelen van NER300.


(1)

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/political-guidelines-next-commission_nl_0.pdf

(2)

Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).

(3)

Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(4)

De uiterste datum was 28 juni 2019.

(5)

Voor de artikel 21-verslagen worden met “deelnemende landen” of gewoon “landen” de 28 EU-lidstaten en de EER-landen (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) bedoeld.

(6)

In het EU-ETS is de emissiefactor van biomassa nul indien aan de definitie van “biomassa” is voldaan en – voor wat betreft biobrandstoffen en vloeibare biomassa – ook aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG (de richtlijn hernieuwbare energie) is voldaan. Voor emissies waarvoor het nultarief geldt, hoeven geen emissierechten te worden ingeleverd. Volgens de in 2019 krachtens artikel 21 ingediende verslagen meldden drie deelnemende landen (LV, LT en DK) alleen de energie-inhoud van biomassa waarvoor het nultarief geldt, niet de feitelijke emissies. De emissies van die landen zijn derhalve niet in aanmerking genomen in het vermelde totaal.

(7)

Installaties van categorie C stoten meer dan 500 000 ton CO2e per jaar uit, installaties van categorie B tussen 500 000 en 50 000 ton CO2e per jaar en installaties van categorie A minder dan 50 000 ton CO2e per jaar. Zie Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).

(8)

Installaties met geringe emissies vormen een subset binnen categorie A die minder dan 25 000 ton CO2e per jaar uitstoten (zie artikel 47, lid 2, van Verordening (EU) nr  601/2012).

(9)

Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).

(10)

Een voorbeeld van een commerciële vliegtuigexploitant is een passagiersvliegtuigmaatschappij die diensten levert aan het grote publiek. Een mogelijk voorbeeld van een niet-commerciële vliegtuigexploitant is een privévliegtuig.

(11)

Besluit C(2018) 8707 van de Commissie van 17.12.2018 betreffende instructies aan de centrale administrateur om de aanvaarding, door het EU-transactielogboek, van relevante processen voor het Verenigd Koninkrijk in verband met kosteloze toewijzing, veiling en inruil van internationale kredieten tijdelijk op te schorten.

(12)

Verordening (EU) 2018/208 van de Commissie van 12 februari 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 389/2013 tot instelling van een EU-register (PB L 3 van 13.02.2018, blz. 3).

(13)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 van de Commissie van 12 maart 2019 houdende aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van het EU-register (PB L 177 van 2.7.2019, blz. 3).

(14)

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(15)

Het aantal luchtvaartemissierechten dat sinds 2013 in omloop is gebracht, vloeit voort uit een bottom-upbenadering waarbij men start met de toewijzing van kosteloze emissierechten (bepaald op basis van op activiteiten steunende benchmarks voor de activiteit van exploitanten binnen de EER). Het aantal geveilde emissierechten wordt vervolgens afgeleid op basis van het feit dat de toewijzing van kosteloze emissierechten (waaronder een speciale reserve voor verdeling achteraf aan snelgroeiende vliegtuigexploitanten en nieuwkomers) 85 % van het totaal zou moeten bedragen, terwijl de veilingen voor 15 % instaan.

(16)

De geactualiseerde cijfers omvatten ingeruilde internationale kredieten buiten de kosteloze toewijzingen en geveilde aantallen.

(17)

Met inbegrip van informatie uit de veilingkalender van 2019 voor de luchtvaart. De gegevens van het Verenigd Koninkrijk voor 2019 zijn niet opgenomen, vanwege de door de Commissie aangenomen vrijwaringsmaatregelen ter bescherming van de milieu-integriteit van het EU-ETS ingeval het EU-recht niet langer van toepassing is op een lidstaat die zich terugtrekt uit de EU (zie paragraaf 2.2).

(18)

Deze cijfers zijn gebaseerd op kennisgevingen van lidstaten tot juni 2019 en kunnen later nog veranderen als gevolg van nieuwe kennisgevingen.

(19)

Oorspronkelijk aantal, incl. de uiteindelijk niet-toegewezen rechten als vermeld onderaan in de tabel.

(20)

De toewijzing voor het Verenigd Koninkrijk (48,0 miljoen emissierechten van het totaal voor 2019) is opgeschort vanwege de door de Commissie aangenomen vrijwaringsmaatregelen ter bescherming van de milieu-integriteit van het EU-ETS ingeval het EU-recht niet langer van toepassing is op een lidstaat die zich terugtrekt uit de EU (zie paragraaf 2.2).

(21)

Besluit 2013/448/EU van de Commissie (PB L 240 van 7.9.2013, blz. 27).

(22)

Besluit 2017/126/EU van de Commissie (PB L 19 van 25.1.2017, blz. 93).

(23)

Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/708 van de Commissie, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:L:2019:120:FULL&from=NL

(24)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:L:2019:059:FULL&from=NL

(25)

Besluit (EU) 2017/2172 van de Commissie van 20 november 2017 tot wijziging van Besluit 2010/670/EU wat betreft het gebruik van niet-uitbetaalde inkomsten uit de eerste ronde van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

(26)

Zoals bepaald in Besluit 2010/670/EU van de Commissie, moesten projecten die zijn toegewezen onder de eerste oproep een definitief investeringsbesluit weten te bereiken tegen het einde van 2016, terwijl projecten die onder de tweede oproep zijn toegewezen dat voor eind juni 2018 moesten doen.

(27)

De waarde van de 450 miljoen emissierechten die voor het fonds beschikbaar zijn, hangt af van de koolstofprijs. Bij een gemiddelde prijs van 25 EUR per emissierecht zou er voor het fonds een bedrag beschikbaar zijn van 11,3 miljard.

(28)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/856 van de Commissie van 26 februari 2019 houdende aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de werking van het innovatiefonds (PB L 140 van 28.5.2019, blz. 6).

(29)

Daarnaast zijn er wijzigingen aangenomen op de Franse en de Spaanse regeling.

(30)

Informatie over de uitbetaalde compensatie en het aantal begunstigden is gebaseerd op de rapportageverplichting uit hoofde van artikel 10 bis, lid 6, van Richtlijn (EU) 2018/410.

(31)

19,7 miljoen GBP (voor in 2018 gemaakte indirecte kosten), op basis van een gemiddelde wisselkoers waarbij 1 GBP = 1,1355 EUR.

(32)

Het Verenigd Koninkrijk heeft niet het aantal installaties, maar het aantal bedrijven gemeld.

(33)

NB. Het Verenigd Koninkrijk heeft in 2019 steun uitbetaald voor in 2018 gemaakte indirecte kosten. Daarom worden voor het VK de veilinginkomsten van 2018 getoond.

(34)

Dit is exclusief Polen, dat met ingang van 2020 steun gaat verlenen voor indirecte kosten die in 2019 zijn gemaakt.

(35)

De reden waarom de betalingen van 2018 moeten worden vergeleken met de veilinginkomsten van 2017 is dat de betalingen van 2018 over het algemeen een compensatie vormen voor indirecte kosten van consumenten in het kalenderjaar 2017.

(36)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/7 van de Commissie van 30 oktober 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1031/2010 wat betreft de veiling van 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de marktstabiliteitsreserve ten bate van het innovatiefonds en ter opneming van een door Duitsland aan te wijzen veilingplatform (PB L 2 van 4.1.2019, blz. 1).

(37)

Bij het bepalen van de aantallen algemene emissierechten is rekening gehouden met Besluit 1359/2013/EU. Bij het bepalen van de aantallen luchtvaartemissierechten is rekening gehouden met Besluit nr. 377/2013/EU en Verordening (EU) nr. 421/2014.

(38)

 In 2012 werden vooruitgeschoven veilingen van emissierechten van fase 3 gehouden naar aanleiding van een algemeen toegepaste handelspraktijk in de elektriciteitssector, met name het verkopen van elektriciteit op basis van forwards en het aankopen van de vereiste inputs (met inbegrip van emissierechten) bij de verkoop van de output.

(39)

De gegevens van het Verenigd Koninkrijk voor 2019 zijn niet opgenomen, vanwege de door de Commissie aangenomen vrijwaringsmaatregelen ter bescherming van de milieu-integriteit van het EU-ETS ingeval het EU-recht niet langer van toepassing is op een lidstaat die zich terugtrekt uit de EU (zie paragraaf 2.2).

(40)

  http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/auctioning/documentation_nl.htm

(41)

In de cijfers zijn de geveilde hoeveelheden van de veilingkalender voor 2019 verwerkt, en dus ook de 55,8 miljoen niet-toegewezen rechten die Polen in 2019 wil veilen.

(42)

In de cijfers zijn de geveilde aantallen van de veilingkalender voor 2019 verwerkt (uit de toewijzingsjaren 2013‑2018).

(43)

De classificatie in de categorieën opwekking van elektriciteit en warmte en industrie in tabel 7 sluit aan bij de NACE-classificatie voor fase 4 die wordt gebruikt voor het opstellen van de koolstoflekkagelijst voor de volgende handelsperiode.

(44)

Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1).

(45)

Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3); te raadplegen via: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv:OJ.L_.2018.076.01.0003.01.ENG&toc=OJ:L:2018:076:TOC

(46)

 C(2019) 3288 final, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2019_3288_en.pdf

(47)

C(2017) 3228 final, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2019_3288_en.pdf

(48)

C(2019) 3288 final, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2019_3288_en.pdf

(49)

Het aan de MSR toe te voegen volume voor de periode tussen 1 januari en 31 augustus 2020 is vastgesteld aan de hand van de in 2019 gepubliceerde overschotindicator en bedroeg een kleine 265 miljoen emissierechten. De overige in 2020 aan de MSR toe te voegen volumes worden vastgesteld aan de hand van de in 2020 gepubliceerde overschotindicator.

(50)

Daarbij zij opgemerkt dat de feitelijke geveilde volumes ook afhankelijk zijn van andere factoren, zoals de veiling van restanten van de afwijking krachtens artikel 10 quater en de deelname van EER/EVA-staten aan het EU-ETS.

(51)

Met inachtneming van het feit dat de veilingvolumes van januari tot en met augustus 2019 al door de MSR waren teruggebracht op basis van het overschotcijfer voor 2017.

(52)

Bij deze cijfers is geen rekening gehouden met vliegtuigexploitanten die hun activiteiten hebben beëindigd.

(53)

De toewijzing voor het Verenigd Koninkrijk (4,31 miljoen emissierechten van het totaal voor 2019) is opgeschort vanwege de door de Commissie aangenomen vrijwaringsmaatregelen ter bescherming van de milieu-integriteit van het EU-ETS ingeval het EU-recht niet langer van toepassing is op een lidstaat die zich terugtrekt uit de EU (zie paragraaf 2.2).

(54)

Tot eind juni 2019.

(55)

Besluit nr. 377/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2013 tot tijdelijke afwijking van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap Voor de EER relevante tekst (PB L 113 van 25.4.2013, blz. 1).

(56)

https://www.icao.int/environmental-protection/CORSIA/Pages/SARPs-Annex-16-Volume-IV.aspx

(57)

Besluit (EU) 2018/2027 van de Raad van 29 november 2018 inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, met betrekking tot de eerste editie van de internationale normen en aanbevolen praktijken inzake milieubescherming — Regeling voor koolstofcompensatie en ‑reductie voor de internationale luchtvaart (CORSIA)

(58)

Alle gegevens zijn ontleend aan de maandelijkse verslagen van het gemeenschappelijke veilingplatform (CAP2) aan de Commissie.

(59)

 Overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de veilingverordening.

(60)

De lijst van nationale bevoegde autoriteiten is beschikbaar op: https://ec.europa.eu/info/system/files/mar-2014-596-art-22-list_en.pdf

(61)

Krachtens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten (MiFIR) moeten handelsplatforms en beleggingsondernemingen aan de bevoegde autoriteiten gedetailleerde gegevens verstrekken over transacties in emissierechten en derivaten daarvan.

(62)

De positierapportageverplichting onder artikel 58 van MiFID2 is bedoeld om toezicht mogelijk te maken op de posities van verschillende categorieën personen ten aanzien van emissierechten.

(63)

De regeling voor transparantie voor en na de handel krachtens de artikelen 8, 10 en 21 van MiFIR is bedoeld om te waarborgen dat de marktdeelnemers kunnen beschikken over betrouwbaardere en toegankelijkere informatie over handelskansen en prijzen.

(64)

De openbare wekelijkse rapportage over posities biedt transparantie over de wijze waarop bepaalde categorieën handelaren mogelijk tegen de markt aankijken.

(65)

Het onderzoek kan worden geraadpleegd via de volgende link: https://publications.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/9d985256-a6a9-11e9-9d01-01aa75ed71a1/language-en

(66)

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349). Beschikbaar op: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1536584176375&uri=CELEX:02014L0065-20160701

(67)

Richtlijn (EU) 2018/1695 van de Raad van 6 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de toepassing van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude (PB L 282 van 12.11.2018, blz. 5).

(68)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).

(69)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 94).

(70)

De belangrijkste reden hiervoor is dat bij de op metingen gebaseerde methode heel wat middelen en kennis moeten worden ingezet voor de continue meting van de concentratie aan relevante broeikasgassen, waarover vele kleinere exploitanten niet beschikken.

(71)

Op grond van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie moeten alle exploitanten een bepaald minimumniveau behalen, waarbij grotere emissiebronnen aan hogere niveaus moeten voldoen (van een hogere betrouwbaarheid wat hun gegevenskwaliteit betreft) en kleinere bronnen om redenen van kosteneffectiviteit minder strenge eisen opgelegd krijgen.

(72)

Lijst van de EA met ingangen naar NAB's die verificateurs voor de EU-ETS accrediteren: https://european-accreditation.org/national-accreditation-bodies-having-successfully-undergone-peer-evaluation-by-ea/

(73)

Maar in sommige gevallen vermelden landen wellicht een aantal verschillende regionale of lokale overheden als één enkele overheid.

(74)

Dit totaal houdt geen rekening met de boeten die aan de luchtvaartsector in Portugal zijn opgelegd, aangezien de strafprocedures nog liepen en de hoogte van de boeten nog niet bepaald was.

(75)

HU heeft alleen in 2013 van de afwijking krachtens artikel 10 quater gebruikgemaakt.

(76)

Er zijn in 2013 en 2014 geen ongebruikte rechten uit hoofde van artikel 10 quater geveild.

(77)

Bron: EEX

(78)

Voor de tabellen 3.1 en 3.2 zijn de gegevens van het Verenigd Koninkrijk voor 2019 niet opgenomen, vanwege de door de Commissie aangenomen vrijwaringsmaatregelen ter bescherming van de milieu-integriteit van het EU-ETS ingeval het EU-recht niet langer van toepassing is op een lidstaat die zich terugtrekt uit de EU (zie paragraaf 2.2).

(79)

Nalevingscijfers voor de eerdere jaren kunnen achteraf worden gecorrigeerd i.v.m. laat ingediende gegevens o.i.d.

(80)

Voor sommige installaties zijn de N2O- of PFK-emissies mogelijk niet afzonderlijk gerapporteerd in het EU-register, maar zijn in plaats daarvan de totale emissies gemeld in ton CO2-equivalenten. In de tabel worden de emissies weergegeven naar BKG voor zover die in het EU-register beschikbaar zijn. N2O-emissies werden door sommige lidstaten als vrijwillige opt-in in het EU-register opgenomen met ingang van fase 2 (vanaf 2008) en worden, samen met PFK's, verplicht opgenomen sinds de start van fase 3 (vanaf 2013).

(81)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:L:2019:120:FULL&from=NL

(82)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32019R0331&from=NL

(83)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32019R0856&from=NL

(84)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32019R1122&from=NL

(85)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32019R0007

(86)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32018R2066

(87)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32018R2067&from=NL

(88)

De cijfers voor de periode van januari tot en met augustus 2019 zijn gebaseerd op Mededeling C(2018) 2801 final van de Commissie van 15.5.2018, beschikbaar op https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2018_2801_en.pdf  

(89)

De cijfers voor de periode van september tot en met december 2019 en van januari tot en met augustus 2020 zijn gebaseerd op Mededeling C(2019) 3288 final van de Commissie, beschikbaar op https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2019_3288_en.pdf  

(90)

Een deel van de bijdragen van de lidstaten aan de MSR in 2020 wordt vastgesteld na publicatie van de overschotindicator in 2020.