Artikelen bij COM(2019)449 - Activiteiten en raadplegingen van de in artikel 31 van Verordening (EU) 2019/125 bedoelde coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 7.10.2019

COM(2019) 449 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

AAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de activiteiten en raadplegingen van de in artikel 31 van Verordening (EU) 2019/125 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing bedoelde coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering


1.Inleiding

Krachtens artikel 31, lid 4, van Verordening (EU) 2019/125 van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing 1 (hierna “de verordening” genoemd), dient de Commissie een verslag voor te leggen aan het Europees Parlement over de activiteiten, onderzoeken en raadplegingen van de coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering. Voorts wordt bepaald dat bij de opstelling van het jaarverslag naar behoren rekening dient te worden gehouden met de noodzaak om geen afbreuk te doen aan de commerciële belangen van natuurlijke personen of rechtspersonen.

Gezien de vrij beperkte informatie in 2017 bevat dit verslag gegevens over de activiteiten van de coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering in 2017 en 2018, dus de periode vanaf de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2016/2134 van 23 november 2016, waarbij de groep is opgericht.


2.Regelgevingskader

In de verordening wordt de nadruk gelegd op het streven van de EU naar de uitbanning van foltering en de doodstraf. Zij verbiedt uitvoer en invoer van goederen die specifiek zijn ontworpen voor de doodstraf, voor foltering of voor andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Voorts wordt in de verordening gesteld dat de uitvoer van goederen die voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing kunnen worden gebruikt, moet worden onderworpen aan een voorafgaande uitvoervergunning die door de bevoegde autoriteiten van de EU-lidstaten wordt afgegeven.

De lijsten van verboden en gecontroleerde goederen zijn opgenomen in de bijlagen II, III en IV bij de verordening.

De verordening is eenmaal gewijzigd tijdens de verslagperiode. Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/181 van de Commissie van 18 oktober 2017 2 zijn de Dominicaanse Republiek, Sao Tomé en Principe en Togo toegevoegd aan de lijst van landen van bestemming waarvoor de uniale algemene uitvoervergunning (momenteel bijlage V) geldt 3 .


3.Activiteiten van de Coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering


De Coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering (hierna “ATCG” genoemd) is opgericht bij Verordening (EU) 2016/2134 van het Europees Parlement en de Raad om vragen over de toepassing van de verordening te onderzoeken.


De ATCG dient als platform waarop de deskundigen uit de lidstaten en de Commissie informatie over administratieve praktijken kunnen uitwisselen en kunnen discussiëren over de uitlegging van de verordening, over technische vragen met betrekking tot de vermelde goederen, over ontwikkelingen in verband met de verordening en over eventuele andere vraagstukken. Voorts raadpleegt de Commissie bij de voorbereiding van gedelegeerde handelingen de ATCG overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 4 .

De ATCG heeft tijdens de verslagperiode op respectievelijk 12 juli 2017 en 28 juni 2018 twee vergaderingen gehouden om informatie uit te wisselen over een aantal actuele kwesties met betrekking tot de uitvoering van de verordening.

3.1.Kennisgevingen van weigeringen en exporteurs aan wie een uitvoerverbod is opgelegd


De ATCG heeft technische informatie-uitwisselingen gehouden over de instrumenten die beschikbaar zijn in het elektronisch systeem goederen voor tweeërlei gebruik (Dual-Use Electronic System - DUeS), een beveiligd en versleuteld systeem dat door de Commissie is opgezet voor de uitwisseling van bepaalde informatie tussen de bevoegde autoriteiten. Artikel 23, lid 5, van de verordening schrijft voor dat de kennisgevingen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie met betrekking tot zaken waar een verzoek tot het verlenen van een uitvoervergunning is afgewezen (zogenaamde weigeringen), geschieden via DUeS.


In DUeS werden nieuwe kennisgevingsinstrumenten ingevoerd om deze in overeenstemming te brengen met Verordening (EU) 2016/2134 van het Europees Parlement en de Raad 5 . De instrumenten stellen de bevoegde autoriteiten in staat kennis te geven van:

I)gegevens over exporteurs die geen gebruik mogen maken van de algemene uitvoervergunning van de Unie (artikel 20, lid 1);

II)gegevens betreffende technische bijstand waarvoor geen toelating is verleend (artikel 15, lid 1, onder a), en artikel 19, lid 1, onder a)) en

III)gegevens betreffende tussenhandeldiensten waarvoor geen toelating is verleend (artikel 15, lid 1, onder b), en artikel 19, lid 1, onder b))


3.2.Verplichting van voorafgaande toestemming van de artikelen 15 en 19 betreffende technische bijstand en tussenhandeldiensten


Met betrekking tot de in de artikelen 15 en 19 van de verordening vastgestelde verplichting van voorafgaande toestemming voor bepaalde technische bijstand en tussenhandeldiensten werd de leden van de ATCG verzocht eventuele richtsnoeren die zij over deze kwesties hebben opgesteld, te delen, onder meer over de definitie van bepaalde termen, zoals “tussenhandelaar” en “verlener van technische bijstand”.


3.3.Handhaving van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 en 9 betreffende handelsbeurzen en reclame


De ATCG heeft technische informatie-uitwisselingen gehouden over de verbodsbepalingen van de artikelen 8 en 9 van de verordening met betrekking tot respectievelijk handelsbeurzen en reclame. Deze verbodsbepalingen zijn opgenomen in de wijziging van 2016 van de verordening. Deze zijn op 16 december 2016 in werking getreden. De uitwisselingen betroffen met name mogelijke richtsnoeren voor de ter zake bevoegde autoriteiten en handhavingsregelingen. Er werd melding gemaakt van gevallen waarin op een aantal websites van Europese leveranciers reclame werd gemaakt voor goederen, waaruit zou kunnen blijken dat de reikwijdte van het verbod zoals vastgesteld in de verordening ontoereikend zou kunnen zijn.


3.4.Wereldwijde alliantie ter bestrijding van de handel in marteltuigen


De ATCG werd op de hoogte gesteld van de belangrijkste ontwikkelingen met betrekking tot de wereldwijde alliantie ter bestrijding van de handel in marteltuigen 6 . De wereldwijde alliantie, een initiatief van de Europese Unie dat medegefinancierd wordt door Argentinië en Mongolië, werd op 18 september 2017 ingesteld, met de goedkeuring van een politieke verklaring door 57 leden van de alliantie over de grondbeginselen ervan, met inbegrip van een toezegging om doeltreffende maatregelen te nemen om de handel in goederen die worden gebruikt voor foltering en doodstraf, te beperken door middel van nationale wetgeving en efficiënte handhaving.

Dit initiatief is bedoeld om de aandacht te vestigen op de EU-verordening en andere landen aan te moedigen soortgelijke handelsmaatregelen te nemen om de wereldwijde handel in goederen die worden gebruikt voor de doodstraf en foltering, stop te zetten of te beperken. Naast alle lidstaten van de EU hebben ruim dertig landen zich aangesloten bij de wereldwijde alliantie.


(1)

     De verordening met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, werd vastgesteld op 30.7.2005 (Verordening (EG) nr. 1236/2005). De verordening is meermaals gewijzigd. Zij is laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/2134 van 23.11.2016 en vervolgens gecodificeerd als Verordening (EU) 2019/125 van 16.1.2019 (PB L 30 van 31.1.2019, blz. 1).

(2)

     PB L 40 van 13.2.2018, blz. 1.

(3)

   De uniale algemene uitvoervergunning is van toepassing op de uitvoer naar landen die de doodstraf voor alle misdrijven hebben afgeschaft en hebben bevestigd dat de doodstraf door middel van een internationale verbintenis is afgeschaft, indien aan de voorwaarden en vereisten voor het gebruik van die vergunning is voldaan. Met betrekking tot landen die geen lid zijn van de Raad van Europa, omvat die lijst de landen die niet alleen de doodstraf voor alle misdaden hebben afgeschaft, maar ook het tweede facultatieve protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten zonder voorbehoud hebben geratificeerd.

(4)

     PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(5)

     PB L 338 van 13.12.2016, blz. 1.

(6)

     http://www.torturefreetrade.org/