Artikelen bij COM(2019)317 - Jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds 2018 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2019)317 - Jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds 2018. |
---|---|
document | COM(2019)317 |
datum | 26 juni 2019 |
CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN
UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN
DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN
JAARREKENING 2018 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
DEFINITIEVE JAARREKENING 2018 VAN HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN
JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING - DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN
CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN
De jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds voor het jaar 2018 is opgesteld volgens de bepalingen van titel X van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds en overeenkomstig de in de toelichting bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekeningen van het Europees Ontwikkelingsfonds worden opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 18 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds.
Ik heb van de ordonnateur en de EIB, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekeningen die een beeld van de activa en de passiva van het Europees Ontwikkelingsfonds en de uitvoering van de begroting geven.
Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële positie van het Europees Ontwikkelingsfonds geeft.
Rosa ALDEA BUSQUETS
De rekenplichtige
Juni 2019
UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN
1.ACHTERGROND
De Europese Unie (EU) werkt met een groot aantal ontwikkelingslanden samen. De belangrijkste doelstelling is hierbij het bevorderen van de economische, sociale en ecologische ontwikkeling, waarbij de aandacht in eerste instantie wordt toegespitst op het terugdringen en bestrijden van armoede op lange termijn door aan de begunstigde landen ontwikkelingshulp en technische bijstand te verstrekken. Hiertoe stelt de EU samen met de partnerlanden ontwikkelingsstrategieën op en besteedt zij financiële middelen om die strategieën ten uitvoer te leggen. De middelen die de EU voor ontwikkeling uittrekt, zijn afkomstig van drie bronnen:
-de begroting van de Europese Unie,
-het Europees Ontwikkelingsfonds,
-de Europese Investeringsbank.
Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun van de EU in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO).
Het EOF wordt niet gefinancierd met middelen uit de EU-begroting. Het EOF is opgericht krachtens een interne overeenkomst van de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad bijeen en wordt beheerd door een eigen comité. De Europese Commissie (hierna 'Commissie' genoemd) is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd. De Europese Investeringsbank (EIB) beheert de investeringsfaciliteit.
De geografische steun aan de ACS-staten en de LGO zal voor de periode 2014-2020 verder grotendeels via het EOF worden gefinancierd. Elk EOF wordt doorgaans gesloten voor een periode van ongeveer vijf jaar en op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Commissie wordt beheerd. Door middel van de gecumuleerde voorstelling van deze financiële staten komt een totaalbeeld tot stand van de financiële situatie van de middelen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is.
Het Intern Akkoord tot oprichting van het 11e EOF is in juni 2013 door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, ondertekend 1 . De overeenkomst is op 1 maart 2015 in werking getreden.
In 2018 heeft de Raad het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF vastgesteld 2 . Hiermee is de vorige geldende verordening ingetrokken. Het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF is ook van toepassing op de uit eerdere EOF’s gefinancierde verrichtingen, onverminderd de bestaande juridische verbintenissen. Deze verordening is niet van toepassing op de investeringsfaciliteit van voorgaande EOF's.
De investeringsfaciliteit is opgericht in het kader van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. De investeringsfaciliteit wordt beheerd door de EIB en wordt gebruikt om de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten te ondersteunen door hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – particuliere investeringen te financieren. De faciliteit is opgezet als een duurzaam fonds, in die zin dat terugbetalingen opnieuw in andere verrichtingen kunnen worden geïnvesteerd, waardoor de faciliteit over eigen middelen kan beschikken en financieel onafhankelijk is. Aangezien de investeringsfaciliteit niet door de Commissie wordt beheerd, wordt zij niet geconsolideerd in het eerste deel van de jaarrekening – de financiële staten van het EOF en het bijhorende financiële uitvoeringsverslag. De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn opgenomen als een afzonderlijk onderdeel van de jaarrekening (deel II) om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF.
2.HOE WORDT HET EOF GEFINANCIERD?
Op 2 december 2013 heeft de Europese Raad het meerjarig financieel kader 2014-2020 goedgekeurd. In dit kader is besloten dat de geografische samenwerking met de ACS-staten niet in de begroting van EU zou worden opgenomen, maar verder zou worden gefinancierd met de middelen uit het bestaande intergouvernementele EOF.
De EU-begroting wordt jaarlijks opgesteld en volgens het jaarperiodiciteitsbeginsel in begrotingszaken gelden de raming van en de machtiging voor de ontvangsten en uitgaven voor één jaar. In tegenstelling tot de EU-begroting heeft de werking van het EOF een meerjarig karakter. Voor elk EOF wordt een algemeen fonds opgericht voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking gedurende een periode van doorgaans vijf jaar. Aangezien de middelen op meerjarige basis worden toegekend, kunnen de toegewezen middelen tijdens de looptijd van het EOF worden benut. In de begrotingsverslaggeving, waar de budgettaire tenuitvoerlegging van de EOF wordt afgemeten aan de totale middelen, wordt gewezen op het ontbreken van de jaarperiodiciteit.
De EOF-middelen zijn ad-hoc bijdragen van de EU-lidstaten. Ongeveer elke vijf jaar komen vertegenwoordigers van de lidstaten op intergouvernementeel niveau bijeen om het totale bedrag vast te stellen dat aan het fonds zal worden toegewezen en om toezicht te houden op de besteding ervan. Vervolgens worden de middelen door de Commissie beheerd overeenkomstig het EU-ontwikkelingsbeleid. Naast het beleid dat op het niveau van de EU wordt gevoerd, hebben de lidstaten hun eigen ontwikkelingsbeleid en moeten zij met het oog op complementariteit hun eigen beleid met dat van de EU coördineren.
Naast de bovenvermelde bijdragen kunnen lidstaten ook medefinancieringsregelingen aangaan of vrijwillige financiële bijdragen aan het EOF geven.
3.JAARRAPPORTAGE
3.1.Jaarrekening
Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van het Financieel Reglement van het EOF heeft het EOF zijn financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zelf zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels worden toegepast in alle instellingen en organen van de EU en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging te komen. Die boekhoudregels van de EU worden toegepast op het EOF rekening houdende met de specifieke aard van de activiteiten.
De voorbereiding van de jaarrekening van het EOF is toevertrouwd aan de rekenplichtige van de Commissie, die ook de rekenplichtige van het EOF is. Zij zorgt ervoor dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van het EOF.
De jaarrekening is als volgt opgebouwd:
Deel I: De door de Commissie beheerde middelen
(I)financiële staten en toelichtingen van het EOF
(II)financiële staten van in het EOF geconsolideerde EU-trustfondsen
(III)geconsolideerde financiële staten van het EOF en EU-trustfondsen
(IV)verslag over de financiële uitvoering van het EOF
Deel II: Jaarverslag over de uitvoering - de door de EIB beheerde middelen
(I)Financiële staten van de investeringsfaciliteit
In het onderdeel 'Financiële staten van in het EOF geconsolideerde EU-trustfondsen' zijn de financiële staten opgenomen van de twee in het kader van het EOF opgerichte trustfondsen: Het EU-trustfonds Bêkou (zie afdeling 'Financiële staten van het EU-trustfonds Bêkou) en het EU-trustfonds voor Afrika (zie afdeling 'Financiële staten van het EU-trustfonds voor Afrika"). De individuele financiële staten van de trustfondsen worden opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie en worden aan een externe audit onderworpen die door een accountant uit de particuliere sector wordt uitgevoerd. De bedragen van de trustfondsen die in deze jaarrekeningen zijn opgenomen, zijn voorlopig.
De jaarrekening van het EOF moet uiterlijk op 31 juli van het daaropvolgende jaar door de Commissie worden goedgekeurd en ter kwijting aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd.
4.CONTROLE EN KWIJTING
4.1.CONTROLE
De jaarrekening van het EOF staat onder toezicht van de externe controleur van het fonds, zijnde de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor het Europees Parlement en de Raad.
4.2.KWIJTING
De eindcontrole van de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar is de kwijting. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit van het EOF. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling dient te doen en het Parlement daarna dient te beslissen of het kwijting verleent aan de Commissie voor de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Deze beslissing is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Europese Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie op vragen en aanvullende verzoeken om meer informatie.
EUROPESE ONTWIKKELINGSFONDS
BEGROTINGSJAAR 2018
DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
EOF BALANS
EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
EOF KASSTROOMOVERZICHT
EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
BALANS – EOF
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES PER EOF
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN
JAARREKENING 2018 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
DEFINITIEVE JAARREKENING 2018 VAN HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA
BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN
GECONSOLIDEERDE BALANS
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
EOF BALANS
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2018. | 31.12.2017. | |
NIET-VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 2.1 | 887 | 582 |
Bijdragen trustfonds | 2.2 | 201 | 163 |
1 088 | 745 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 2.1 | 1 448 | 1 518 |
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 2.3 | 138 | 92 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 2.4 | 387 | 347 |
1 973 | 1 958 | ||
TOTAAL ACTIVA | 3 061 | 2 703 | |
NIET-VLOTTENDE PASSIVA | |||
Voorzieningen | 2.5 | – | (4) |
Financiële verplichtingen | 2.6 | (18) | (14) |
(18) | (18) | ||
VLOTTENDE PASSIVA | |||
Schulden | 2.7 | (241) | (563) |
Overlopende posten | 2.8 | (1 281) | (733) |
(1 523) | (1 296) | ||
TOTAAL PASSIVA | (1 540) | (1 314) | |
NETTOACTIVA | 1 521 | 1 389 | |
MIDDELEN EN RESERVES | |||
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's | 2.9 | 50 423 | 46 173 |
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's | 2.9 | 2 252 | 2 252 |
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat | (47 037) | (43 219) | |
Economisch resultaat over het jaar | (4 118) | (3 818) | |
NETTOACTIVA | 1 521 | 1 389 |
EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 2018 | 2017 | |
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | 3.1 | ||
Terugvorderingen | 4 | 61 | |
4 | 61 | ||
Ontvangsten uit wisseltransacties | 3.2 | ||
Financiële ontvangsten | 10 | 4 | |
Overige ontvangsten | 46 | 22 | |
57 | 25 | ||
Totaal ontvangsten | 60 | 87 | |
UITGAVEN | |||
Steuninstrumenten | 3.3 | (4 054) | (3 700) |
Cofinancieringsuitgaven | 3.4 | 17 | (42) |
Financieringskosten | 3.6 | 7 | (8) |
Overige kosten | 3.7 | (148) | (154) |
Totaal uitgaven | (4 178) | (3 904) | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | (4 118) | (3 818) |
EOF KASSTROOMOVERZICHT
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 2018 | 2017 | |
Economisch resultaat over het jaar | (4 118) | (3 818) | |
Operationele activiteiten | |||
Kapitaalverhoging — bijdragen (netto) | 4 250 | 3 850 | |
(Toename)/afname bijdragen trustfonds | (38) | (66) | |
(Toename)/afname voorfinanciering | (235) | (319) | |
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | (46) | 40 | |
Toename/(afname) voorzieningen | (4) | – | |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | 3 | 8 | |
Toename/(afname) schulden | (322) | 14 | |
Toename/(afname) in overlopende posten | 548 | (42) | |
NETTOKASSTROOM | 40 | (333) | |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | 40 | (333) | |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 2.4 | 347 | 680 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 2.4 | 387 | 347 |
EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
in miljoen EUR | ||||||
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E) | |
SALDO OP 31.12.2016 | 73 464 | 31 140 | 42 323 | (43 219) | 2 252 | 1 357 |
Kapitaalverhoging — bijdragen | – | (4 050) | 4 050 | – | – | 4 050 |
Restitutie aan de lidstaten | (200) | – | (200) | – | – | (200) |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | – | (3 818) | – | (3 818) |
SALDO OP 31.12.2017 | 73 264 | 27 090 | 46 173 | (47 037) | 2 252 | 1 389 |
Kapitaalverhoging — bijdragen | – | (4 250) | 4 250 | – | – | 4 250 |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | – | (4 118) | – | (4 118) |
SALDO OP 31.12.2018 | 73 264 | 22 840 | 50 423 | (51 155) | 2 252 | 1 521 |
BALANS – EOF
in miljoen EUR | |||||||||||
31.12.2018 | 31.12.2017 | ||||||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | TOTAAL | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | TOTAAL | |
NIET-VLOTTENDE ACTIVA | |||||||||||
Voorfinanciering | 2.1 | – | 23 | 520 | 344 | 887 | – | 32 | 221 | 330 | 582 |
Bijdragen trustfonds | 2.2 | – | – | – | 201 | 201 | – | 86 | – | 77 | 163 |
– | 23 | 520 | 546 | 1 088 | – | 118 | 221 | 407 | 745 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | – | – | |||||||||
Voorfinanciering | 2.1 | 0 | 19 | 445 | 984 | 1 448 | 1 | 40 | 867 | 610 | 1 518 |
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 2.3 | 1 | 65 | 36 | 36 | 138 | 0 | 64 | 17 | 11 | 92 |
Rekeningen tussen EOF’s | 2.3 | 183 | 111 | 2 421 | – | 2 715 | 189 | 88 | 3 555 | – | 3 832 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 2.4 | – | – | – | 387 | 387 | – | – | – | 347 | 347 |
184 | 195 | 2 902 | 1 407 | 4 689 | 190 | 193 | 4 439 | 968 | 5 791 | ||
TOTAAL ACTIVA* | 184 | 218 | 3 422 | 1 953 | 5 777 | 190 | 311 | 4 660 | 1 375 | 6 536 | |
– | – | ||||||||||
NIET-VLOTTENDE PASSIVA | – | – | |||||||||
Voorzieningen | 2.5 | – | – | – | – | – | – | – | – | (4) | (4) |
Financiële verplichtingen | 2.6 | – | – | (1) | (16) | (18) | – | – | (7) | (7) | (14) |
– | – | (1) | (16) | (18) | – | – | (7) | (11) | (18) | ||
VLOTTENDE PASSIVA | – | – | |||||||||
Schulden | 2.7 | (0) | (6) | (125) | (111) | (241) | (0) | (13) | (133) | (417) | (563) |
Rekeningen tussen EOF’s | 2.3 | – | – | – | (2 715) | (2 715) | – | – | – | (3 833) | (3 833) |
Overlopende posten | 2.8 | (0) | (83) | (358) | (840) | (1 281) | (0) | (76) | (517) | (140) | (733) |
(0) | (89) | (482) | (3 666) | (4 237) | (0) | (89) | (650) | (4 389) | (5 128) | ||
TOTAAL PASSIVA* | (0) | (89) | (484) | (3 682) | (4 255) | (0) | (89) | (657) | (4 401) | (5 147) | |
– | – | ||||||||||
NETTOACTIVA* | 184 | 129 | 2 938 | (1 729) | 1 521 | 190 | 222 | 4 003 | (3 025) | 1 389 | |
– | – | ||||||||||
MIDDELEN EN RESERVES | – | – | |||||||||
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's | 2.9 | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 6 527 | 50 423 | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 2 277 | 46 173 |
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's | 2.9 | 627 | 1 625 | – | – | 2 252 | 627 | 1 625 | – | – | 2 252 |
Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's | 2.9 | (2 509) | 2 137 | 55 | 317 | – | (2 503) | 2 177 | 120 | 206 | – |
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat | (10 098) | (14 352) | (17 078) | (5 508) | (47 037) | (10 098) | (14 339) | (15 812) | (2 969) | (43 219) | |
Economisch resultaat over het jaar | 0 | (53) | (1 000) | (3 065) | (4 118) | 0 | (13) | (1 266) | (2 539) | (3 818) | |
NETTOACTIVA | 184 | 129 | 2 938 | (1 729) | 1 521 | 190 | 222 | 4 003 | (3 025) | 1 389 |
*van het totaal activa en passiva dienen de rekeningen tussen EOF’s te worden afgetrokken om een aansluiting te kunnen maken met de totalen in de EOF-balans.
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES PER EOF
in miljoen EUR | |||||||||||
2018 | 2017 | ||||||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | TOTAAL | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | TOTAAL | |
ONTVANGSTEN | |||||||||||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | 3.1 | ||||||||||
Terugvorderingen | 0 | 3 | (3) | 4 | 4 | 0 | 5 | 49 | 7 | 61 | |
0 | 3 | (3) | 4 | 4 | 0 | 5 | 49 | 7 | 61 | ||
Ontvangsten uit wisseltransacties | 3.2 | ||||||||||
Financiële ontvangsten | 0 | 2 | 8 | 1 | 10 | (0) | (1) | 4 | (0) | 4 | |
Overige ontvangsten | 1 | 6 | 27 | 12 | 46 | 1 | 5 | 13 | 4 | 22 | |
1 | 8 | 35 | 13 | 57 | 1 | 4 | 17 | 4 | 25 | ||
Totaal ontvangsten | 1 | 11 | 32 | 17 | 60 | 1 | 9 | 66 | 11 | 87 | |
UITGAVEN | |||||||||||
Steuninstrumenten | 3.3 | 0 | (59) | (984) | (3 012) | (4 054) | (0) | (14) | (1 251) | (2 435) | (3 700) |
Cofinancieringsuitgaven | 3.4 | – | – | 18 | (1) | 17 | – | – | (42) | (1) | (42) |
Financieringskosten | 3.6 | 0 | 1 | 5 | 1 | 7 | 1 | 1 | (10) | (0) | (8) |
Overige kosten | 3.7 | (1) | (7) | (71) | (70) | (148) | (2) | (9) | (29) | (114) | (154) |
Totaal uitgaven | (0) | (64) | (1 031) | (3 082) | (4 178) | (1) | (22) | (1 332) | (2 549) | (3 904) | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | 0 | (53) | (1 000) | (3 065) | (4 118) | 0 | (13) | (1 266) | (2 539) | (3 818) |
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF
in miljoen EUR | |||||||
8e EOF | Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E) | Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E) + (F) |
SALDO OP 31.12.2016 | 12 164 | – | 12 164 | (10 098) | 627 | (2 496) | 197 |
Overdrachten naar en van het 10e EOF | – | (7) | (7) | ||||
Overdrachten naar en van het 11e EOF | – | – | – | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | 0 | 0 | ||||
SALDO OP 31.12.2017 | 12 164 | – | 12 164 | (10 098) | 627 | (2 503) | 190 |
Overdrachten naar en van het 10e EOF | – | (7) | (7) | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | 0 | – | 0 | |||
SALDO OP 31.12.2018 | 12 164 | – | 12 164 | (10 098) | 627 | (2 509) | 184 |
in miljoen EUR | |||||||
9e EOF | Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E) | Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E) + (F) |
SALDO OP 31.12.2016 | 10 973 | – | 10 973 | (14 339) | 1 625 | 2 214 | 472 |
Restitutie aan de lidstaten | (200) | – | (200) | (200) | |||
Overdrachten naar en van het 10e EOF | – | (37) | (37) | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (13) | (13) | ||||
SALDO OP 31.12.2017 | 10 773 | – | 10 773 | (14 352) | 1 625 | 2 177 | 222 |
Overdrachten naar en van het 10e EOF | – | (40) | (40) | ||||
Overdrachten naar en van het 11e EOF | – | – | – | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (53) | – | (53) | |||
SALDO OP 31.12.2018 | 10 773 | – | 10 773 | (14 406) | 1 625 | 2 137 | 129 |
in miljoen EUR | |||||||
10e E0F | Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E) | Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)+(F) |
SALDO OP 31.12.2016 | 20 960 | 1 773 | 19 187 | (15 812) | – | 247 | 3 622 |
Kapitaalverhoging — bijdragen | (1 773) | 1 773 | 1 773 | ||||
Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF | – | 44 | 44 | ||||
Overdrachten naar en van het 11e EOF | – | (171) | (171) | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (1 266) | (1 266) | ||||
SALDO OP 31.12.2017 | 20 960 | 20 960 | (17 078) | – | 120 | 4 003 | |
Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF | – | 47 | 47 | ||||
Overdrachten naar en van het 11e EOF | – | (112) | (112) | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (1 000) | – | (1 000) | |||
SALDO OP 31.12.2018 | 20 960 | – | 20 960 | (18 077) | – | 55 | 2 938 |
in miljoen EUR | |||||||
11e EOF | Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E) | Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)+(F) |
SALDO OP 31.12.2016 | 29 367 | 29 367 | – | (2 969) | – | 35 | (2 934) |
Kapitaalverhoging — bijdragen | (2 277) | 2 277 | – | 2 277 | |||
Overdrachten naar en van het 8e, 9e en 10e EOF | – | – | 171 | 171 | |||
Economisch resultaat over het jaar | – | (2 539) | – | (2 539) | |||
SALDO OP 31.12.2017 | 29 367 | 27 090 | 2 277 | (5 508) | – | 206 | (3 025) |
Kapitaalverhoging — bijdragen | (4 250) | 4 250 | 112 | 4 362 | |||
Overdrachten naar en van het 8e, 9e en 10e EOF | – | – | – | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (3 065) | – | (3 065) | |||
SALDO OP 31.12.2018 | 29 367 | 22 840 | 6 527 | (8 573) | – | 317 | (1 729) |
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
1.1.BOEKHOUDBEGINSELEN
Financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie.
De algemene overwegingen (of boekhoudbeginselen) die moeten worden gevolgd bij de opstelling van de financiële staten zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel nr. 1 “Financiële staten” en zijn dezelfde als die welke zijn beschreven in IPSAS 1, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit,hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. De kwalitatieve aspecten van financiële verslaglegging zijn relevantie, getrouwe weergave (betrouwbaarheid), begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid.
1.2.OPSTELLINGSGRONDSLAG
2.Verslagperiode
De financiële staten worden jaarlijks opgemaakt. Het boekjaar start op 1 januari en eindigt op 31 december.
3.Munteenheid en omrekeningsbeginselen
De jaarrekeningen worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EOF's is. Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de materiële vaste activa en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.
De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB)
Wisselkoersen met de euro
Munteenheid | 31.12.2018 | 31.12.2017 | Munteenheid | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
BGN | 1,9558 | 1,9558 | PLN | 4,3014 | 4,177 |
CZK | 25,7240 | 25,5350 | RON | 4,6635 | 4,6585 |
DKK | 7,4673 | 7,4449 | SEK | 10,2548 | 9,8438 |
GBP | 0,8945 | 0,8872 | CHF | 1,1269 | 1,1702 |
HRK | 7,4125 | 7,4400 | JPY | 125,8500 | 135,01 |
HUF | 320,9800 | 310,3300 | USD | 1,145 | 1,1993 |
4.Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: overlopende posten, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan vorderingen, voorwaardelijke activa en passiva en waardevermindering van activa. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken.
Redelijke schattingen zijn een essentieel onderdeel van het opstellen van financiële staten en ondergraven hun betrouwbaarheid niet. Een schatting moet mogelijk herzien worden als de omstandigheden waarop de schatting was gebaseerd, veranderen, of als men over nieuwe informatie of meer ervaring beschikt. Vanwege de aard van een schattingswijziging heeft een schattingswijziging geen betrekking op voorgaande perioden en houdt zij geen correctie van een fout in. Het effect van een schattingswijziging zal worden weergegeven in het overschot of tekort in de periodes waarin het bekend wordt.
4.1.BALANS
5.Financiële activa
De financiële activa worden geclassificeerd in de volgende categorieën: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.
(I)financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten
Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de entiteit zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(II)Leningen en vorderingen
Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de entiteit rechtstreeks aan een debiteur geld, goederen of diensten verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, behalve die met vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum. Termijndeposito's waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan drie maanden bedraagt, vallen onder leningen en vorderingen.
(III)Tot het einde van de looptijd aangehouden beleggingen
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de entiteit voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de entiteit verwacht om ze aan te houden, hetgeen doorgaans de vervaldatum is. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
Eerste opname en waardering
Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de entiteit tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer contanten bij een financiële instelling op een depositorekening worden geplaatst of aan kredietnemers worden uitgekeerd. Financiële instrumenten worden initieel opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten, worden bij de eerste opname transactiekosten toegevoegd aan de reële waarde.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of de entiteit in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.
Waardering na eerste opname
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd met baten en verliezen als gevolg van veranderingen in hun reële waarde in de staat van de financiële resultaten van de periode waarin zij zich voordoen.
Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode.
Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
De entiteit beoordeelt bij elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan en of er een waardevermindering moet worden opgevoerd in de staat van de financiële resultaten.
6.Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basishandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt hetzij gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt, hetzij terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de entiteit terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen).
Voorfinanciering wordt op latere balansdata gewaardeerd tegen het initieel in de balans opgenomen bedrag, verminderd met tijdens de periode gedane subsidiabele uitgaven (inclusief in voorkomend geval geraamde bedragen).
7.Vorderingen en verhaalbare bedragen
Aangezien de boekhoudregels van de EU een afzonderlijke presentatie van wissel- en niet-wisseltransacties vereisen met het oog op het opstellen van de rekening, worden vorderingen omschreven als afkomstig van wisseltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-wisseltransacties (wanneer de entiteit waarde ontvangt van een andere entiteit zonder hiervoor rechtstreeks een min of meer gelijke waarde te verstrekken).
Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie 1.3.1 hierboven).
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (aangepast voor rente en boetes) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de entiteit niet alle verschuldigde bedragen volgens de oorspronkelijke voorwaarden van de verhaalbare bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
8.Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
9.Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de entiteit een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verbintenis geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen (methode van de 'verwachte waarde').
10.Schulden
Opgenomen onder schulden zijn bedragen die betrekking hebben op zowel wisseltransacties zoals de aankoop van goederen en diensten als niet-wisseltransacties die bijvoorbeeld betrekking hebben op kostendeclaraties van begunstigden, subsidies of andere vormen van EU-financiering.
Bij de verstrekking van subsidies en andere financiering aan begunstigden worden de kostendeclaraties geboekt als schulden voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.
Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de entiteit worden aanvaard.
11.Overlopende posten
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de entiteit of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een contract) worden de aan de periode toerekenbare ontvangsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.
Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn uitgegeven door de rekenplichtige en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Evenzo wordt de uitgave uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt wanneer een vooruitbetaling plaatsvond voor diensten of goederen die nog niet zijn ontvangen.
11.1.STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
12.Ontvangsten
Ontvangsten omvatten uitsluitend de bruto-instroom van economische voordelen of door de entiteit ontvangen of te ontvangen dienstenpotentieel, die een toename van de netto activa vertegenwoordigt, zonder de toenames die verband houden met bijdragen van de eigenaars.
Afhankelijk van de aard van de onderliggende transacties in de staat van de financiële resultaten wordt een onderscheid gemaakt tussen:
(I)Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties zijn belastingen en overdrachten omdat de overdragende partij middelen ter beschikking stelt van de ontvangende partij zonder dat de ontvangende partij in ruil hiervoor rechtstreeks een ongeveer gelijke waarde verstrekt.
Overdrachten zijn de instroom van toekomstige economische voordelen of dienstenpotentieel van niet-wisseltransacties, behalve belastingen. De entiteit neemt een actief op met betrekking tot overdrachten wanneer de entiteit de middelen controleert als gevolg van een gebeurtenis in het verleden (de overdracht) en ervan uitgaat in de toekomst van deze middelen economische voordelen of dienstenpotentieel te ontvangen en wanneer de reële waarde op een betrouwbare wijze kan worden gemeten. Een instroom van middelen uit een niet-wisseltransactie die als een actief (d.i. cash) is opgenomen, wordt ook opgenomen als ontvangsten, tenzij de entiteit een bestaande verplichting heeft met betrekking tot deze overdracht (voorwaarde), waaraan moet worden voldaan voordat de ontvangsten kunnen worden geboekt. Tot aan de voorwaarde is voldaan, worden de ontvangsten uitgesteld en geboekt als een verplichting (ontvangen voorfinanciering).
(II)Ontvangsten uit wisseltransacties
Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.
13.Uitgaven
Uitgaven zijn afgenomen economische baten of dienstenpotentieel tijdens de verslagperiode in de vorm van de uitstroom of verbruik van activa of mutatie van passiva die resulteert in de afname van de netto activa/vermogen. Zij omvatten zowel uitgaven die voortvloeien uit wisseltransacties als uitgaven die voortvloeien uit niet-wisseltransacties.
De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de entiteit zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden uitgaven die verband houden met de diensten die tijdens de desbetreffende periode zijn verstrekt en waarvoor nog geen factuur is ingediend of aanvaard, op de balansdatum opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
Uitgaven die voortvloeien uit niet-wisseltransacties hebben betrekking op overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften. Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.
Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.
13.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA
14.Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.
15.Voorwaardelijke passiva
Een voorwaardelijk passief is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft; of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.
15.1.COFINANCIERING
De ontvangen cofinancieringsbijdragen worden als aan de lidstaten en niet-lidstaten en andere entiteiten te betalen bedragen geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het EOF moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het EOF de activa (de ontvangen bijdragen) teruggeven. De openstaande schuld voor cofinancieringsovereenkomsten is de ontvangen cofinancieringsbijdrage verminderd met de uitgaven die met betrekking tot het project zijn gedaan. Dit heeft geen effect op de nettoactiva.
Uitgaven met betrekking tot cofinancieringsprojecten worden opgenomen wanneer zij zich voordoen. Het overeenkomstige bedrag van de bijdragen wordt geboekt als exploitatiebaten. Er is geen effect op het economisch resultaat van het jaar.
16.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA
16.1.VOORFINANCIERING
Talrijke contracten voorzien in de betaling van voorschotten voor de aanvang van werken, de levering van voorraden of de verrichting van diensten. Soms wordt in de betalingsregeling van contracten bepaald dat de betalingen op basis van voortgangsverslagen zullen plaatsvinden. Voorfinanciering wordt normaal gesproken uitbetaald in de munteenheid van het land of gebied waar het project wordt uitgevoerd.
De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden teruggevorderd of gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als voorfinanciering op korte of lange termijn. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien de terugbetaling of het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een voorfinanciering op korte termijn. Omdat uit het EOF veel langetermijnprojecten worden gefinancierd, moeten de desbetreffende voorfinancieringen langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden sommige voorfinancieringen geboekt als niet-vlottende activa.
in miljoen EUR | |||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Niet-vlottende voorfinanciering | 2.1.1 | – | 23 | 520 | 344 | 887 | 582 |
Vlottende voorfinanciering | 2.1.2 | 0 | 19 | 445 | 984 | 1 448 | 1 518 |
Totaal | 0 | 42 | 964 | 1 328 | 2 335 | 2 100 |
De toename van de voorfinanciering op lange termijn werd voornamelijk veroorzaakt door de verlenging tot 2023 (met een uitbetalingstermijn van 7 jaar) van een contract dat in 2017 moest aflopen. In 2017 was de totale waarde van dit contract bij de uitgaven geboekt, terwijl de voorfinanciering op lange termijn na de verlenging op 217 miljoen EUR werd geraamd.
De daling van de huidige voorfinanciering werd veroorzaakt door een daling van de betaalde voorfinancieringen (met 10 %) en een toename van het niveau van verrekeningen (voornamelijk in het 10e EOF).
Deze stijging is in overeenstemming met de levenscyclus van het EOF. In het 10e EOF zijn veel contracten goedgekeurd en voltooid: dit blijkt uit de daling van hun aantal — van 3 400 in 2017 tot 2 600 in 2018.
Het aantal open contracten in het 11e EOF is gestegen van 1 600 in 2017 tot 2 300 in 2018. Het 11e EOF ging in 2015 van start en 2018 was dus het vierde jaar van het bestaan van het 11e EOF. Het 11e EOF is tot volle wasdom gekomen met betrekking tot de uitvoering van de vastgestelde acties.
17.Niet-vlottende voorfinanciering
in miljoen EUR | ||
31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Direct beheer | 188 | 159 |
Uitgevoerd door: | ||
Commissie | 140 | 105 |
Uitvoerende agentschappen van de EU | 0 | 6 |
EU-delegaties | 48 | 48 |
Indirect beheer | 698 | 423 |
Uitgevoerd door: | ||
EIB en EIF | 367 | 166 |
Internationale organisaties | 280 | 189 |
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak | 6 | 11 |
Publiekrechtelijke organen | 24 | 37 |
Derde landen | 21 | 20 |
EU-organen en publiek-private partnerschappen | 0 | – |
Privaatrechtelijke entiteiten die een publiek-private samenwerking ten uitvoer leggen | – | 0 |
Totaal | 887 | 582 |
18.Vlottende voorfinanciering
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Voorfinanciering (bruto) | 1 | 113 | 2 034 | 3 005 | 5 153 | 5 288 |
Afgewikkeld in het kader van afsluiting | (1) | (94) | (1 589) | (2 021) | (3 705) | (3 770) |
Totaal | 0 | 19 | 445 | 984 | 1 448 | 1 518 |
in miljoen EUR | ||
31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Direct beheer | 280 | 256 |
Uitgevoerd door: | ||
Commissie | 102 | 86 |
Uitvoerende agentschappen van de EU | 8 | 10 |
Trustfondsen | 1 | – |
EU-delegaties | 169 | 161 |
Indirect beheer | 1 169 | 1 262 |
Uitgevoerd door: | ||
EIB en EIF | 100 | 345 |
Internationale organisaties | 658 | 563 |
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak | 78 | 59 |
Publiekrechtelijke organen | 124 | 108 |
Derde landen | 208 | 186 |
EU-organen en publiek-private partnerschappen | 0 | - |
Privaatrechtelijke entiteiten die een publiek-private samenwerking ten uitvoer leggen | 0 | 0 |
Totaal | 1 448 | 1 518 |
19.Garanties met betrekking tot voorfinanciering
Er worden waarborgen aangehouden om de voorfinancieringen te garanderen. Deze worden vrijgegeven wanneer de laatste kostendeclaratie voor een project is betaald. Op 31 december 2018 bedroeg de waarde van de door het EOF verkregen waarborgen met betrekking tot voorfinanciering 79 miljoen EUR (54 miljoen EUR in 2017).
De meeste voorfinanciering wordt uitbetaald in het kader van indirect beheer. In dit geval is de begunstigde van de waarborg niet het EOF maar wel de aanbestedende dienst. Zelfs indien het EOF niet de begunstigde is, worden de activa van het EOF door deze waarborgen gegarandeerd. In 2018 bedroegen deze garanties 534 miljoen EUR.
19.1.BIJDRAGEN TRUSTFONDS
Deze rubriek omvat het bedrag dat als bijdrage is betaald aan het EU-trustfonds voor Afrika en het EU-trustfonds Bêkou. Van de bijdragen zijn de kosten afgetrokken die het trustfonds heeft gemaakt en die door het EOF moeten worden gedragen.
De bijdragen uit het trustfonds worden onder direct beheer door het EOF uitgevoerd.
in miljoen EUR | ||||
Trustfondsen | Nettobijdrage op 31.12.2017 | In 2018 betaalde bijdragen | Toewijzing netto-uitgaven trustfondsen 2018 | Nettobijdrage op 31.12.2018 |
Afrika | 148 | 345 | (301) | 192 |
Bêkou | 16 | – | (7) | 9 |
Totaal | 163 | 345 | (308) | 201 |
19.2.Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2018. | 31.12.2017. | |
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties | 2.3.1 | 37 | 19 |
Vorderingen uit wisseltransacties | 2.3.2 | 101 | 73 |
Totaal | 138 | 92 |
20.Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Lidstaten | – | – | – | 5 | 5 | 7 |
Klanten | 2 | 7 | 16 | 1 | 26 | 19 |
Overheidsinstanties | 0 | 9 | 9 | 7 | 25 | 20 |
Derde staten | 0 | 1 | 3 | 0 | 5 | 6 |
Afschrijving | (2) | (15) | (10) | (0) | (27) | (34) |
Rekeningen tussen ondernemingen met EU-instellingen | – | – | – | 3 | 3 | 2 |
Totaal | 1 | 2 | 18 | 16 | 37 | 19 |
21.Vorderingen uit wisseltransacties
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Toegerekende baten | 0 | 63 | 18 | 0 | 81 | 74 |
Te ontvangen bedrag van EU | – | – | – | 20 | 20 | – |
Rekeningen tussen EOF’s | 183 | 111 | 2 421 | (2 715) | (0) | (0) |
Totaal | 183 | 174 | 2 439 | (2 695) | 101 | 73 |
Opgenomen onder toegerekende baten zijn bedragen van opgelopen rente op voorfinanciering met betrekking tot projecten (63 miljoen EUR) en voorfinanciering met betrekking tot het EU-trustfonds voor Afrika (18 miljoen EUR).
De vordering op de EU is het bedrag dat is overgedragen naar de trustrekening van de Europese Commissie.
Om redenen van doelmatigheid is de enige kas voor alle EOF's ondergebracht bij het 11e EOF; dit leidt tot wederzijdse verrichtingen tussen de verschillende EOF’s; deze worden gesaldeerd door middel van verbindingsrekeningen tussen de verschillende EOF-balansen.
Deze verbindingsrekeningen tussen EOF’s zijn alleen opgenomen in de afzonderlijke EOF’s. Het totaal van de verbindingsrekeningen tussen EOF’s is nul.
21.1.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN 3
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Centrale banken | – | – | – | 276 | 276 | 105 |
Handelsbanken | – | – | – | 87 | 87 | 242 |
Geldmiddelen van financieringsinstrumenten | – | – | – | 24 | 24 | – |
Totaal | – | – | – | 387 | 387 | 347 |
Het totale niveau van de geldmiddelen en kasequivalenten bleef stabiel. De structuur van de kaspositie is echter veranderd. Een aanzienlijke daling (136 miljoen EUR) werd vastgesteld in de bijdragerekening van het Verenigd Koninkrijk bij de commerciële bank Nawest. Het was voornamelijk te wijten aan het feit dat het Verenigd Koninkrijk eind 2017 de eerste tranche van zijn bijdrage van 2018 van 170 miljoen EUR heeft betaald.
Op 31.12.2018 werd meer contant geld bij de centrale banken aangehouden om het tegenpartijrisico te beperken (zie toelichting 5.4).
PASSIVA
21.2.VOORZIENINGEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Voorzieningen | – | – | – | – | – | 4 |
Totaal | – | – | – | – | – | 4 |
De voorziening voor het Centrum voor de Ontwikkeling (COB) is vrijgegeven omdat de rechtszaken zijn afgerond en er geen extra kosten moeten worden gemaakt.
21.3. FINANCIËLE VERPLICHTINGEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Cofinanciering — schulden | – | – | 1 | 16 | 18 | 14 |
Totaal | – | – | 1 | 16 | 18 | 14 |
Een verklaring voor de wijziging in het totaal van de cofinancieringsverplichtingen is in de toelichting 2.7.2.1 opgenomen.
21.4.SCHULDEN
in miljoen EUR | |||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Schulden op korte termijn | 2.7.1 | 0 | 6 | 80 | 88 | 173 | 361 |
Diverse schulden | 2.7.2 | – | – | 45 | 23 | 68 | 202 |
Totaal | 0 | 6 | 125 | 111 | 241 | 563 |
22. Schulden op korte termijn
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Leveranciers | 0 | 5 | 65 | 32 | 102 | 133 |
Lidstaten | – | – | 0 | 1 | 1 | 12 |
Derde staten | 0 | – | 6 | 31 | 37 | 146 |
Overheidsinstanties | – | 2 | 10 | 30 | 43 | 83 |
Andere kortlopende schulden | (0) | (2) | (2) | (6) | (10) | (13) |
Totaal | 0 | 6 | 80 | 88 | 173 | 361 |
Schulden omvatten door het EOF ontvangen kostendeclaraties met betrekking tot de subsidieverlening. Zij worden geboekt voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota's bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij de afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen opgenomen in de economische resultatenrekening. Niet-subsidabele bedragen zijn opgenomen als andere lopende schulden.
23.Diverse schulden
in miljoen EUR | |||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Cofinanciering — schulden | 2.7.2.1 | – | – | 47 | 21 | 68 | 28 |
Uitgestelde bijdragen aan middelen van het fonds | 2.7.2.2 | – | – | – | – | – | 173 |
Overige diverse schulden | – | – | (2) | 2 | – | 1 | |
Totaal | – | – | 45 | 23 | 68 | 202 |
24.Cofinancieringssschulden
De opsplitsing van niet-vlottende en vlottende cofinancieringsschulden per lidstaat wordt weergegeven in de onderstaande tabel:
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Niet-vlottende cofinanciering | ||||||
Oostenrijk | – | – | – | 1 | 1 | – |
België | – | – | 0 | 2 | 2 | 2 |
Tsjechië | – | – | – | 1 | 1 | – |
Denemarken | – | – | – | 3 | 3 | 0 |
Finland | – | – | – | 1 | 1 | – |
Frankrijk | – | – | 1 | 1 | 2 | 4 |
Luxemburg | – | – | – | 1 | 1 | – |
Nederland | – | – | – | 3 | 3 | – |
Portugal | – | – | – | 0 | 0 | – |
Zweden | – | – | 0 | – | 0 | 3 |
Verenigd Koninkrijk | – | – | – | 2 | 2 | 1 |
Australië | – | – | 0 | – | 0 | 0 |
USAID | – | – | – | 2 | 2 | 4 |
– | – | 1 | 16 | 18 | 14 | |
Vlottende cofinanciering | ||||||
Oostenrijk | – | – | – | 0 | 0 | – |
België | – | – | 4 | 0 | 4 | 3 |
Tsjechië | – | – | – | 0 | 0 | – |
Denemarken | – | – | 0 | 2 | 3 | (0) |
Finland | – | – | – | 0 | 0 | – |
Frankrijk | – | – | 21 | 1 | 22 | 12 |
Duitsland | – | – | 1 | – | 1 | 0 |
Luxemburg | – | – | – | 0 | 0 | – |
Nederland | – | – | 1 | 1 | 2 | 0 |
Polen | – | – | 0 | – | 0 | – |
Portugal | – | – | – | 0 | 0 | – |
Spanje | – | – | 2 | – | 2 | 1 |
Zweden | – | – | 5 | 1 | 5 | 5 |
Zwitserland | – | – | 0 | – | 0 | 0 |
Verenigd Koninkrijk | – | – | 13 | 12 | 25 | 4 |
Canada | – | – | 0 | – | 0 | 0 |
Australië | – | – | 0 | – | 0 | 1 |
USAID | – | – | – | 4 | 4 | 2 |
– | – | 47 | 21 | 68 | 28 | |
Totaal | – | – | 48 | 37 | 86 | 42 |
Ten opzichte van de vorige verslagperiode steeg het totaalbedrag kortlopende en langlopende cofinancieringsschulden met 44 miljoen EUR.
In 2018 werden in totaal 28 miljoen euro aan nieuwe cofinancieringsbijdragen ontvangen.
De totale cofinancieringsschulden zijn gestegen met 17 miljoen EUR om rekening te houden met de ontvangsten en uitgaven in het kader van de cofinancieringsprojecten (zie toelichtingen 3.1.1 en 3.4).
25.Uitgestelde bijdragen aan middelen van het fonds
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Verenigd Koninkrijk | – | – | – | – | – | 170 |
Litouwen | – | – | – | – | – | 2 |
Totaal | – | – | – | – | – | 173 |
Deze rubriek heeft volledig betrekking op de in 2018 vooraf betaalde bijdragen van de lidstaten.
25.1.OVERLOPENDE POSTEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Toegerekende lasten | 0 | 83 | 358 | 838 | 1 279 | 730 |
Overige overlopende posten | – | – | – | 3 | 3 | 3 |
Totaal | 0 | 83 | 358 | 840 | 1 281 | 733 |
Toegerekende lasten omvatten geraamde exploitatiekosten voor lopende of beëindigde contracten zonder gevalideerde kostendeclaraties waarbij de subsidiabele uitgaven 2018 van de EOF-begunstigden werden geraamd door gebruik te maken van de best beschikbare informatie. Het deel geraamde toegerekende lasten dat betrekking heeft op de voorfinanciering, is geboekt als een vermindering van de voorfinancieringsbedragen (zie toelichting 2.1).
De toegerekende lasten stegen voornamelijk in het 11e EOF (van 140 miljoen EUR in 2017 tot 840 miljoen EUR in 2018). Dit is in overeenstemming met de toename van het aantal contracten (van 1 600 in 2017 tot 2 300 in 2018). Het 11e EOF ging in 2015 van start en 2018 was dus het vierde jaar van het bestaan van het 11e EOF. Het 11e EOF is tot volle wasdom gekomen met betrekking tot de uitvoering van de vastgestelde acties.
NETTOACTIVA
25.2.VERMOGEN VAN HET FONDS
26.Afgeroepen middelen van het fonds– actieve EOF's
in miljoen EUR | |||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | Totaal | |
Middelen van het fonds | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 29 367 | 73 264 |
Niet-afgeroepen middelen van het fonds | – | – | – | (27 090) | (27 090) |
Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2017 | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 2 277 | 46 173 |
Middelen van het fonds | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 29 367 | 73 264 |
Niet-afgeroepen middelen van het fonds | – | – | – | (22 840) | (22 840) |
Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2018 | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 6 527 | 50 423 |
Het vermogen van het fonds is het totale bedrag van bijdragen van de lidstaten voor het desbetreffende EOF zoals in elk van de Interne Akkoorden is vastgelegd. De niet-afgeroepen middelen vertegenwoordigen de aanvankelijke toewijzing die nog niet bij de lidstaten is opgevraagd.
De afgeroepen middelen van het fonds komen overeen met het bedrag van de initiële toewijzingen die door de lidstaten zijn afgeroepen voor overdracht naar de rekeningen bij de schatkist (zie toelichting 2.9.2).
27.Opgevraagde en niet-afgeroepen middelen van het Fonds per lidstaat
in miljoen EUR | ||||
Bijdragen 11e EOF | % | Niet-afgeroepen middelen per 31.12.2017 | Afgeroepen middelen in 2018 | Niet-afgeroepen middelen per 31.12.2018 |
Oostenrijk | 2,40 | 650 | (102) | 548 |
België | 3,25 | 880 | (138) | 742 |
Bulgarije | 0.22 | (59) | (9) | (50) |
Kroatië | 0,23 | 61 | (10) | 51 |
Cyprus | 0,11 | 30 | (5) | 25 |
Tsjechië | 0,80 | 216 | (34) | 182 |
Denemarken | 1,98 | 537 | (84) | 452 |
Estland | 0,09 | 23 | (4) | 20 |
Finland | 1,51 | 409 | (64) | 345 |
Frankrijk | 17,81 | 4 826 | (757) | 4 068 |
Duitsland | 20,58 | 5 575 | (875) | 4 700 |
Griekenland | 1,51 | 408 | (64) | 344 |
Hongarije | 0,61 | 166 | (26) | 140 |
Ierland | 0,94 | 255 | (40) | 215 |
Italië | 12,53 | 3 394 | (533) | 2 862 |
Letland | 0,12 | 31 | (5) | 27 |
Litouwen | 0,18 | 49 | (8) | 41 |
Luxemburg | 0,26 | 69 | (11) | 58 |
Malta | 0,04 | 10 | (2) | 9 |
Nederland | 4,78 | 1 294 | (203) | 1 091 |
Polen | 2,01 | 544 | (85) | 458 |
Portugal | 1,20 | 324 | (51) | 273 |
Roemenië | 0,72 | 195 | (31) | 164 |
Slowakije | 0,38 | 102 | (16) | 86 |
Slovenië | 0,22 | 61 | (10) | 51 |
Spanje | 7,93 | 2 149 | (337) | 1 812 |
Zweden | 2,94 | 796 | (125) | 671 |
Verenigd Koninkrijk | 14,68 | 3 976 | (624) | 3 353 |
Totaal | 100,00 | 27 090 | (4 250) | 22 840 |
In 2 018 is een bedrag 4 250 miljoen EUR afgeroepen van het 11e EOF. Op 31 december 2018 is het kapitaal van het 8e, 9e en 10e EOF opgevraagd en volledig ontvangen.
28.Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Overgedragen middelen van afgesloten EOF's | 627 | 1 625 | – | – | 2 252 | 2 252 |
In deze rubriek zijn de middelen opgenomen die zijn overgedragen van afgesloten EOF's naar het 8e en 9e EOF.
29.Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's
in miljoen EUR | |||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | Totaal | |
Saldo per 31.12.2016 | (2 496) | 2 214 | 247 | 35 | – |
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF's | (7) | (37) | 44 | – | – |
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF's | – | – | (171) | 171 | – |
Saldo per 31.12.2017 | (2 503) | 2 177 | 120 | 206 | – |
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF's | (7) | (40) | 47 | – | – |
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF's | – | – | (112) | 112 | – |
Saldo per 31.12.2018 | (2 509) | 2 137 | 55 | 317 | – |
Deze rubriek omvat de middelen die zijn overgedragen tussen de actieve EOF's.
Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Cotonou worden alle onbestede middelen in de eerdere, actieve EOF's na vrijmaking naar het meest recentelijk geopende EOF overgedragen. Door de overgedragen middelen van andere EOF's nemen de kredieten van het ontvangende fonds toe en die van het overdragende fonds af. Middelen die zijn overgedragen naar de prestatiereserve van het 10e en 11e EOF, kunnen alleen onder de in de interne akkoorden opgenomen specifieke voorwaarden worden vastgelegd.
30.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
ONTVANGSTEN
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 2018 | 2017 | |
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | 3.1 | 4 | 61 |
Ontvangsten uit wisseltransacties | 3.2 | 57 | 25 |
Totaal | 60 | 87 |
30.1.ONTVANGSTEN UIT NIET-WISSELTRANSACTIES
in miljoen EUR | |||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2018 | 2017 | |
Teruggevorderde uitgaven | 0 | 3 | 14 | 3 | 21 | 19 | |
Teruggevorderde Stabex-middelen | – | – | 0 | – | 0 | 0 | |
Cofinanciering — ontvangsten | 3.1.1 | – | – | (18) | 1 | (17) | 42 |
Totaal | 0 | 3 | (3) | 4 | 4 | 61 |
De ontvangsten uit niet-wisseltransacties kunnen op basis van de beheersvorm als volgt worden opgesplitst:
in miljoen EUR | ||
2018 | 2017 | |
Direct beheer | 4 | 5 |
Uitgevoerd door: | ||
Commissie | 1 | 1 |
EU-delegaties | 3 | 4 |
Indirect beheer | 0 | 56 |
Uitgevoerd door: | ||
Derde landen | (13) | 55 |
Internationale organisaties | 12 | 2 |
Publiekrechtelijke organen | 0 | 0 |
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak | 1 | (1) |
Totaal | 4 | 61 |
31.Cofinanciering — ontvangsten
De ontvangen co-financieringsbijdragen voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties en mogen als dusdanig niet van invloed zijn op de staat van de financiële resultaten. De ontvangen bijdragen blijven geboekt onder verplichtingen (zie toelichting 2.7.2.1) totdat aan de voorwaarden is voldaan die verbonden zijn aan de gedoneerde middelen, dat wil zeggen dat de subsidiabele uitgaven zijn verricht (zie toelichting 3.4). Het desbetreffende bedrag wordt vervolgens geboekt als niet-handelsbaten uit cofinanciering. Bijgevolg is het effect op het economisch resultaat van het jaar nul.
31.1.ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2018 | 2017 | |
Financiële ontvangsten | 0 | 2 | 8 | 1 | 10 | 4 |
Overige ontvangsten | 1 | 6 | 27 | 12 | 46 | 22 |
Totaal | 1 | 8 | 35 | 13 | 57 | 25 |
De financiële ontvangsten omvatten de rente van het trustfonds en rente op voorfinanciering.
Overige baten hebben volledig betrekking op het gerealiseerde en niet-gerealiseerde wisselkoerswinsten.
UITGAVEN
31.2.STEUNINSTRUMENTEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2018 | 2017 | |
Programmeerbare hulp | (0) | 1 | 532 | 1 468 | 2 001 | 2 150 |
Macro-economische steun | – | 26 | – | – | 26 | 21 |
Sectoraal beleid | – | 2 | – | – | 2 | (9) |
Intra-ACS-projecten | – | 27 | 389 | 410 | 827 | 1 112 |
Spoedhulp | – | 3 | 60 | 811 | 873 | 289 |
Overige steunprogramma's met betrekking tot eerdere EOF's | – | 0 | – | – | 0 | (1) |
Institutionele steun | – | – | 3 | 15 | 18 | 23 |
Compensatie exportopbrengsten | 0 | (0) | – | – | 0 | (1) |
Bijdragen aan trustfondsen | – | – | – | 307 | 307 | 114 |
Totaal | (0) | 59 | 984 | 3 012 | 4 054 | 3 700 |
De operationele uitgaven van het EOF hebben betrekking op meerdere steuninstrumenten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd.
De stijging van de totale uitgaven voor de steuninstrumenten vindt grotendeels plaats in het 11e EOF. Deze stijging is in overeenstemming met de levenscyclus van deze EOF. Het 11e EOF ging in 2015 van start en 2018 was dus het vierde jaar van het bestaan van het 11e EOF. In 2018 is het 11e EOF tot volle wasdom gekomen met betrekking tot de uitvoering van de vastgestelde acties, zodat de uitgaven zijn gestegen ten opzichte van 2017. Het aantal open contracten in het 11e EOF is gestegen van 1 600 in 2017 tot 2 300 in 2018.
Deze stijging is in overeenstemming met de toename van de verrekening van de voorfinanciering en de toename van de toegerekende lasten.
De sectorale beleidsuitgaven waren negatief in 2017 wegens de terugboeking van een factuur die in 2016 onjuist was geboekt.
31.3.COFINANCIERINGSUITGAVEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2018 | 2017 | |
Cofinanciering | – | – | (18) | 1 | (17) | 42 |
Onder deze rubriek zijn de uitgaven opgenomen die werden gemaakt voor cofinancieringsprojecten in 2018. Er zij op gewezen dat de gedane uitgaven de geraamde bedragen met betrekking tot de afsluiting van het boekjaar bevatten (en bijgevolg terugboekingen van de geraamde bedragen met betrekking tot vorig jaar). Omdat de terugboekingen van de geraamde uitgaven 2017 (52 miljoen EUR) de in 2018 gedane uitgaven overschreden (36 miljoen EUR), zijn de cofinancieringsuitgaven negatief voor 2018.
De overeenkomstige negatieve ontvangsten zijn geboekt in de staat van de financiële resultaten (zie toelichting 3.1.1).
31.4.STEUNINSTRUMENTEN EN COFINANCIERINGSUITGAVEN PER BEHEERSVORM
in miljoen EUR | ||
2018 | 2017 | |
Direct beheer | 1 750 | 1 447 |
Uitgevoerd door: | ||
Commissie | 122 | 122 |
Uitvoerende agentschappen van de EU | 31 | 26 |
Trustfondsen | 594 | 89 |
EU-delegaties | 1 003 | 1 209 |
Indirect beheer | 2 287 | 2 295 |
Uitgevoerd door: | ||
EIB en EIF | 44 | 48 |
Internationale organisaties | 920 | 1 171 |
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak | 114 | (20) |
Publiekrechtelijke organen | 231 | 356 |
Derde landen | 977 | 739 |
EU-organen en publiek-private partnerschappen | 1 | – |
Privaatrechtelijke entiteiten die een publiek-private samenwerking ten uitvoer leggen | 0 | 0 |
Totaal | 4 037 | 3 742 |
31.5.FINANCIERINGSKOSTEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2018 | 2017 | |
Waardevermindering van vorderingen | (0) | (1) | (5) | (1) | (7) | 9 |
Overige financiële uitgaven | – | – | – | (0) | (0) | (1) |
Totaal | (0) | (1) | (5) | (1) | (7) | 8 |
De rubriek waardevermindering van vorderingen omvat de raming van de uitgaven voor oninbare vorderingen. Omdat in de raming ook terugboekingen van de raming van vorig jaar zijn opgenomen, waren de totale uitgaven in 2018 negatief (van 34 miljoen EUR in 2017 naar 27 miljoen EUR in 2018 -zie toelichting 2.3.1).
31.6.OVERIGE UITGAVEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2018 | 2017 | |
Administratieve en IT-uitgaven | (0) | (0) | 45 | 67 | 112 | 107 |
Voorzieningen voor risico's en lasten | – | – | – | (4) | (4) | – |
Gerealiseerde verliezen op handelsdebiteuren | 0 | 0 | 0 | – | 1 | 3 |
Wisselkoersverliezen | 0 | 6 | 26 | 7 | 39 | 44 |
Totaal | 1 | 7 | 71 | 70 | 148 | 154 |
Deze rubriek omvat ondersteuningsuitgaven: d.w.z. administratieve kosten voor de programmering en tenuitvoerlegging van de EOF. Dit omvat uitgaven voor de voorbereiding, opvolging, controle en evaluatie van projecten alsook uitgaven voor computernetwerken, technische bijstand enz.
32.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE BEKENDMAKINGEN
32.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Uitvoeringsgaranties | – | 0 | 10 | 0 | 11 | 10 |
Inhoudingsgaranties | – | 0 | 6 | – | 7 | 8 |
Totaal | – | 1 | 16 | 0 | 17 | 18 |
Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EOF-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met het EOF.
Inhoudingsgaranties hebben alleen betrekking op contracten voor de uitvoering van werken. Meestal wordt 10% van de tussentijdse betalingen aan begunstigden ingehouden om ervoor te zorgen dat de aannemers hun verplichtingen nakomt. Deze ingehouden bedragen worden als te betalen bedragen opgenomen. Met instemming van de opdrachtgever kan de aannemer de inhoudingen op de tussentijdse betalingen desgewenst vervangen door een inhoudingsgarantie. Deze verkregen garanties worden opgenomen als voorwaardelijke activa.
Bij contracten die op indirecte wijze worden beheerd, vallen de waarborgen onder een andere aanbestedende dienst dan het EOF en worden zij niet geboekt door het EOF. In 2018 bedroegen deze garanties 501 miljoen EUR.
32.2.ANDERE BELANGRIJKE BEKENDMAKINGEN
33.Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten
Dit onderstaande bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten | 0 | 88 | 1 650 | 8 009 | 9 071 | 8 508 |
Totaal | 0 | 88 | 1 650 | 8 009 | 9 071 | 8 508 |
Op 31 december 2018 was met de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen een bedrag van in totaal 10 616 miljoen EUR gemoeid (2017: 9 745 miljoen EUR).
34.Vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
Achtergrond
Op 23 juni 2016 heeft een meerderheid van de burgers van het Verenigd Koninkrijk er in een referendum voor gekozen de EU te verlaten. Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad formeel in kennis gesteld van zijn voornemen de EU en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) te verlaten. Hierdoor is artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking getreden, het artikel dat de procedure voor terugtrekking van een lidstaat uit de Unie regelt.
Het onderhandelingsproces
Op 19 maart 2018 heeft de Commissie een ontwerp van het terugtrekkingsakkoord gepubliceerd waarin wordt uiteengezet welke vooruitgang is geboekt in de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk. In het financiële afwikkelingsgedeelte van het terugtrekkingsakkoord hebben de EU en het VK de in de eerste fase van de onderhandelingen geboekte vooruitgang in een wettekst vertaald.
Op 14 november 2018 is een gezamenlijk verslag gepubliceerd met betrekking tot het akkoord op het niveau van de onderhandelaars over de volledige tekst van het ontwerpterugtrekkingsakkoord en over de contouren van de politieke verklaring waarin het kader wordt geschetst voor de toekomstige betrekkingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Op dezelfde dag is dit geactualiseerde en overeengekomen ontwerpterugtrekkingsakkoord gepubliceerd, waarin het Verenigd Koninkrijk ermee heeft ingestemd alle verplichtingen uit hoofde van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) en vroegere financiële vooruitzichten te voldoen alsof het nog steeds een lidstaat was, met inbegrip van zijn aandeel in de verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen van de Unie. De regering van het VK heeft het ontwerpterugtrekkingsakkoord op 14 november goedgekeurd en de Europese Raad heeft dit op 25 november 2018 goedgekeurd. Op 11 januari 2019 heeft de Raad (artikel 50) het besluit betreffende de sluiting van het terugtrekkingsakkoord goedgekeurd en het ter goedkeuring aan het Europees Parlement toegezonden. Op verzoek van het Verenigd Koninkrijk heeft de Europese Raad, overeenkomstig de procedure van artikel 50 VWEU, op 21 maart 2019 besloten om de datum van vertrek van het Verenigd Koninkrijk te verlengen tot 22 mei 2019, op voorwaarde dat het terugtrekkingsakkoord uiterlijk op 29 maart 2019 werd goedgekeurd door het Lagerhuis en uiterlijk op 12 april 2019 indien dit niet het geval was (Besluit (EU) 2019/476 van de Europese Raad, vastgesteld in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk, van 22 maart 2019 tot verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn, PB L 80 22.3.2019, blz. 1). In aansluiting hierop heeft het Lagerhuis het terugtrekkingsakkoord op 29 maart 2019 niet goedgekeurd en vervolgens, opnieuw op verzoek van het Verenigd Koninkrijk, heeft de Europese Raad op 10 april 2019 ingestemd met een verlenging van de termijn voor vertrek van het VK tot 31 oktober 2019 (Besluit (EU) 2019/584 van de Europese Raad vastgesteld in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk van 11 april 2019 tot verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn, PB L 101 11.4.2019, blz. 1). Derhalve moet de terugtrekking plaatsvinden op de eerste dag van de maand na die van de voltooiing van de ratificatieprocedures, dan wel op 1 november 2019, indien die datum eerder valt. Het Verenigd Koninkrijk blijft een lidstaat tot de nieuwe datum van intrekking, met volledige rechten en verplichtingen overeenkomstig artikel 50 VEU, en het Verenigd Koninkrijk heeft het recht de kennisgeving te allen tijde in te trekken.
Met betrekking tot het EOF
In het ontwerp van terugtrekkingsakkoord wordt bepaald dat het Verenigd Koninkrijk partij blijft bij het EOF tot de sluiting van het 11e EOF en alle vorige nog niet afgesloten EOF's en dat het Verenigd Koninkrijk in dit verband dezelfde verplichtingen zal nakomen als de lidstaten overeenkomstig het Interne Akkoord waarbij het EOF is opgericht, alsook de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige EOF's tot hun afsluiting. Het Verenigd Koninkrijk kan als waarnemer zonder stemrechten deelnemen aan het Comité van het EOF.
In het ontwerp van terugtrekkingsakkoord wordt ook bepaald dat wanneer de bedragen van projecten in kader van het 10e EOF of van vorige EOF's niet zijn vastgelegd of zijn geannuleerd op de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in deze bedragen niet opnieuw benut zal worden. Hetzelfde geldt voor het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de middelen in het kader van het 11e EOF die na 31 december 2020 niet zijn vastgelegd of geannuleerd.
Bij de ondertekening van deze rekeningen en bij gebreke van ratificatie door het Verenigd Koninkrijk is de feitelijke vertrekdatum en wijze van vertrek (met of zonder overeenkomst) nog niet bekend. Op basis van de huidige situatie zijn er geen financiële gevolgen die in de jaarrekening van het EOF per 31 december 2018 moeten worden gerapporteerd.
35.FINANCIEEL RISICOBEHEER
De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van het EOF betreft de kasverrichtingen die door de Commissie werden verricht namens het EOF met het oog op de besteding van EOF-middelen.
35.1.BELEID INZAKE RISICOBEHEER EN AFDEKKINGSACTIVITEITEN
De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen zijn vastgelegd in het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF en het Intern Akkoord.
Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:
(a)De EOF-bijdragen worden door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op die speciale rekeningen totdat de betalingen van het EOF moeten worden uitgevoerd.
(b)EOF-bijdragen worden door de lidstaten in EUR betaald, terwijl de EOF-betalingen in EUR en in andere valuta, inclusief minder bekende, luiden.
(c)Bankrekeningen die door de Commissie namens het EOF zijn geopend, mogen geen negatief saldo vertonen.
Naast de speciale rekeningen heeft de Commissie namens het EOF nog andere bankrekeningen geopend bij financiële instellingen (centrale banken en commerciële banken) om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.
De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.
Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.
35.2.VALUTARISICO
Blootstelling van het EOF aan valutarisico aan het einde van het jaar - nettopositie.
in miljoen EUR | |||||||||||||||
31.12.2018 | 31.12.2017 | ||||||||||||||
USD | GBP | DKK | SEK | EUR | Overige | Totaal | USD | GBP | DKK | SEK | EUR | Overige | Totaal | ||
Financiële activa | |||||||||||||||
Vorderingen en verhaalbare bedragen | 63 | – | 0 | – | 67 | 8 | 138 | 64 | – | – | – | 26 | 2 | 92 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 1 | 0 | – | – | 386 | – | 387 | 4 | 0 | – | – | 344 | – | 347 | |
Totaal | 64 | 0 | 0 | – | 453 | 8 | 525 | 68 | 0 | – | – | 370 | 2 | 439 | |
Financiële verplichtingen | |||||||||||||||
Niet-vlottende financiële verplichtingen | – | – | – | – | (18) | – | (18) | – | – | – | – | (14) | – | (14) | |
Schulden | (1) | – | – | – | (218) | (22) | (241) | 0 | – | – | – | (533) | (30) | (563) | |
Totaal | (1) | – | – | – | (236) | (22) | (259) | 0 | – | – | – | (547) | (30) | (577) | |
Totaal | 63 | 0 | 0 | – | 217 | (14) | 267 | 68 | 0 | – | – | (177) | (28) | (138) |
Alle bijdragen luiden in euro en andere valuta worden slechts aangekocht wanneer zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van betalingen. Bijgevolg zijn de kasverrichtingen van het EOF niet blootgesteld aan een valutarisico.
35.3.RENTERISICO
Het EOF ontleent geen geldmiddelen; bijgevolg is het EOF niet blootgesteld aan een renterisico.
De rente wordt opgebouwd op de saldi die het EOF op zijn verschillende bankrekeningen aanhoudt. Namens het EOF heeft de Commissie dus maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de op gezette tijd verworven rente in overeenstemming is met de marktrentevoeten en hun mogelijke fluctuatie.
Bijdragen aan de EOF-begroting worden door elke lidstaat op een speciale rekening geboekt die geopend is bij de door de lidstaat hiertoe aangewezen financiële instelling. Aangezien de vergoedingen voor sommige van deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, gelden thans kasbeheerprocedures om de saldi op de desbetreffende rekeningen zo beperkt mogelijk te houden. Voorts komt elke negatieve vergoeding op deze rekeningen ten laste van de desbetreffende lidstaat, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/888 van de Raad.
Overnightsaldi op commerciële bankrekeningen worden dagelijks vergoed. De vergoeding voor saldi op dergelijke rekeningen is gebaseerd op variabele marktrentevoeten waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan het marktreferentietarief en wordt zij aangepast aan de schommelingen van dit tarief. Bijgevolg loopt het EOF geen risico dat haar saldi tegen een lager tarief dan de marktrentevoeten worden vergoed.
35.4.KREDIETRISICO (TEGENPARTIJRISICO)
Financiële activa die niet vervallen zijn en evenmin een waardevermindering hebben ondergaan
in miljoen EUR | |||||
Totaal | Niet vervallen en evenmin in waarde verminderd | Achterstallig maar niet aan bijzondere waardevermindering onderhevig | |||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | |||
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 138 | 121 | 12 | 5 | – |
Totaal op 31.12.2018 | 138 | 121 | 12 | 5 | – |
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 92 | 92 | 0 | – | – |
Totaal op 31.12.2017 | 92 | 92 | 0 | – | – |
Financiële activa per risicocategorie:
in miljoen EUR | ||||||
31.12.2018 | 31.12.2017 | |||||
Vorderingen | Contant geld | Totaal | Vorderingen | Contant geld | Totaal | |
Tegenpartijen met externe kredietrating | ||||||
Beste en uitstekende rating | 5 | 303 | 308 | 3 | 103 | 106 |
Rating hoge middenklasse | – | 80 | 80 | 0 | 240 | 240 |
Rating lage middenklasse | – | 4 | 4 | 3 | 4 | 7 |
Niet-investeringswaardig | – | 0 | 0 | 1 | 0 | 2 |
Totaal | 5 | 387 | 391 | 7 | 347 | 354 |
Tegenpartijen zonder externe kredietrating | ||||||
Groep 1 (debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden) | 133 | 0 | 134 | 86 | 0 | 86 |
Groep 2 (debiteuren met wanbetalingen in het verleden) | – | – | – | – | – | – |
Totaal | 133 | 0 | 134 | 86 | 0 | 86 |
Totaal | 138 | 387 | 525 | 92 | 347 | 440 |
Middelen in de ratingcategorieën niet-investeringswaardig en lage middenklasse hebben hoofdzakelijk betrekking op EOF-bijdragen van de lidstaten op de speciale rekeningen die door lidstaten zijn geopend overeenkomstig artikel 20, lid 3, van het Financieel Reglement van het EOF. Overeenkomstig dit Financieel Reglement moet het bedrag van deze bijdragen op die speciale rekeningen blijven totdat de betalingen moeten worden uitgevoerd.
De meeste kasmiddelen van het EOF worden conform het Financieel Reglement van toepassing op het EOF aangehouden op de 'speciale rekeningen' die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen. De meeste van deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten. Deze instellingen houden voor het EOF het laagste tegenpartijrisico in (risico ligt bij de lidstaten).
Wat betreft het deel van de kasmiddelen van het EOF die worden aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden deze rekeningen precies op tijd aangevuld. Deze aanvulling wordt automatisch beheerd door het kasbeheersysteem van de thesaurie van de Commissie. Minimumkassaldi, evenredig met het gemiddelde bedrag van de uitgevoerde dagelijkse betalingen, worden op elke rekening aangehouden. Bijgevolg zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend laag. Hierdoor is het EOF slechts in beperkte mate aan risico blootgesteld.
Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan het EOF is blootgesteld, nog verder te minimaliseren.
Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, dienen de banken minimaal over een kredietrating op korte termijn te beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan een lager niveau geëist worden.
35.5.LIQUIDITEITSRISICO
Vervaldagenanalyse van de financiële verplichtingen op basis van resterende contractuele vervaldag
in miljoen EUR | ||||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal | |
Financiële verplichtingen | 241 | 7 | 11 | 259 |
Totaal op 31.12.2018 | 241 | 7 | 11 | 259 |
Financiële verplichtingen | 563 | 13 | 1 | 577 |
Totaal op 31.12.2017 | 563 | 13 | 1 | 577 |
Voor het EOF geldende begrotingsbeginselen zorgen ervoor dat de totale kasmiddelen voor de begrotingsperiode steeds toereikend zijn voor de uitvoering van alle desbetreffende betalingen. De totale bijdragen van de lidstaten stemmen immers overeen met het totale bedrag van de betalingskredieten voor de desbetreffende begrotingsperiode.
De bijdragen van de lidstaten aan het EOF worden evenwel betaald in drie tranches per jaar, terwijl de betalingen in zekere mate seizoensgebonden zijn.
Om ervoor te zorgen dat de kasmiddelen steeds toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden op gezette tijden gegevens over de kassituatie uitgewisseld tussen de thesaurie van de Commissie en de desbetreffende uitgevende diensten.
Naast het bovenstaande zorgen geautomatiseerde kasbeheerinstrumenten er in het kader van de kasverrichtingen van het EOF voor dat dagelijks voldoende liquiditeit beschikbaar is op elke bankrekening van het EOF.
36.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
De verbonden partijen van het EOF zijn het EU-trustfonds Bêkou, het EU-trustfonds voor Afrika en de Europese Commissie. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van het EOF en derhalve gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.
Er is geen afzonderlijk beheer voor het EOF, aangezien het door de Commissie wordt beheerd. De rechten van de leidinggevenden van de EU, met inbegrip van de Commissie, zijn openbaar gemaakt in de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie in rubriek 7.2 'Rechten van leidinggevenden'.
37.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
Op de datum van ondertekening van deze rekeningen zijn geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van het EOF die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.
38.AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT EN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Het begrotingsresultaat is evenwel gebaseerd op de beginselen van de kasboekhouding. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven.
in miljoen EUR | ||
2018 | 2017 | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | (4 118) | (3 818) |
Ontvangsten | ||
Rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden | (1) | (7) |
Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn | (11) | (3) |
Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn | 11 | 29 |
Netto-effect van voorfinanciering | 36 | 57 |
Toegerekende baten (netto) | (39) | (62) |
Overige | (1) | (2) |
Uitgaven | ||
Nog niet betaalde uitgaven van het lopende jaar | 115 | 19 |
Uitgaven van het vorige jaar betaald in het lopende jaar | (366) | (60) |
Netto-effect van voorfinanciering | (179) | (685) |
Toegerekende uitgaven (netto) | 484 | 373 |
BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR | (4 069) | (4 158) |
38.1.AFSTEMMINGSPOSTEN — ONTVANGSTEN
De begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die zijn vastgesteld tijdens voorafgaande begrotingsjaren.
De rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden, worden geboekt in de economische resultatenrekening. Vanuit begrotingsoogpunt kunnen zij evenwel niet als ontvangsten worden beschouwd, aangezien het ontvangen bedrag naar de reserve wordt overgeheveld en zonder een besluit van de Raad niet opnieuw kan worden vastgelegd.
De rechten die in het huidige jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd, moeten ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die tijdens vorige jaren zijn vastgesteld en in het huidige jaar geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economische resultaat worden opgeteld.
Het netto-effect van voorfinanciering is de vereffening van de teruggevorderde voorfinancieringen. Dit is een kasontvangst die geen gevolgen heeft voor de economische resultaten.
De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende baten voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
38.2.AFSTEMMINGSPOSTEN - UITGAVEN
Uitgaven van het lopende jaar die nog niet zijn betaald, moeten ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd, aangezien zij in het economisch resultaat zijn opgenomen maar geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de uitgaven van vorige jaren die in het huidige jaar zijn betaald, ten behoeve van de afstemming van het economische resultaat worden afgetrokken, aangezien zij deel uitmaken van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar, maar zij het economische resultaat niet beïnvloeden of in het geval van correcties de uitgaven verminderen.
De kasmiddelen van betalingsannuleringen hebben geen invloed op de economische resultaten, maar wel op het begrotingsresultaat.
Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die tijdens het lopende jaar zijn betaald (geboekt als begrotingsuitgaven van het jaar en de vereffening van de voorfinancieringen die tijdens het lopende jaar of vorige jaren werden betaald via de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.
De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, dat wil zeggen subsidiabele uitgaven die begunstigden van EOF-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan het EOF hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende uitgaven van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN
JAARREKENING 2018 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot duizend euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
Algemene achtergrond bij de EU-trustfondsen
Overeenkomstig de artikel 234 en 235, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie 4 en artikel 35 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF 5 is de Commissie gemachtigd EU-trustfondsen oprichten voor externe maatregelen (“trustfondsen van de Unie”) De trustfondsen van de Unie zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst met andere donoren voor acties in en na noodsituaties die nodig zijn om te reageren op een crisis, of voor thematische acties.
Trustfondsen van de Unie worden opgericht door de Europese Commissie, met een besluit na raadpleging of goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad. Dit besluit omvat de oprichtingsovereenkomst met andere donoren.
Trustfondsen van de Unie worden alleen opgericht en uitgevoerd onder de volgende voorwaarden:
•er is toegevoegde waarde voor het optreden van de Unie: de doelstellingen van trustfondsen van de Unie, met name vanwege de omvang of de mogelijke gevolgen, kunnen beter op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau worden bereikt en het gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten zou niet voldoende zijn om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken;
•trustfondsen van de Unie leveren duidelijke politieke zichtbaarheid van de Unie en voordelen met betrekking tot het beheer op, evenals betere controle door de Unie op de risico’s en het gebruik van de bijdragen van de Unie en andere donoren.
•trustfondsen van de Unie vormen geen doublure van andere financieringskanalen of vergelijkbare instrumenten, zonder enige additionaliteit op te leveren;
•de doelstellingen van trustfondsen van de Unie zijn afgestemd op de doelstellingen van het instrument van de Unie of de begrotingspost waaruit zij gefinancierd worden.
Bij elk trustfonds van de Unie wordt een door de Commissie voorgezeten raad van bestuur opgericht om de donoren billijk te vertegenwoordigen en te beslissen hoe de middelen worden gebruikt. In de raad van bestuur is elke niet-bijdragende lidstaat vertegenwoordigd als waarnemer. De regels voor de samenstelling van de raad van bestuur en zijn reglement van orde worden vastgesteld in de oprichtingsovereenkomst van het trustfonds van de Unie.
Trustfondsen van de Unie worden opgericht voor een bepaalde duur als bepaald in de oprichtingsovereenkomst ervan. Die termijn kan op verzoek van de raad van bestuur van het trustfonds van de Unie worden verlengd en na indiening door de Commissie van een verslag ter rechtvaardiging van de verlenging. Het Europees Parlement en/of de Raad kunnen de Commissie verzoeken de kredieten voor het trustfonds stop te zetten of de oprichtingsakte te herzien om het trustfonds zo nodig te liquideren.
De rekenplichtige van de Commissie treedt op als rekenplichtige van de trustfondsen van de Unie. De rekenplichtige is verantwoordelijk voor het vaststellen van de boekhoudprocedures en een rekeningstelsel die alle trustfondsen van de Unie gemeenschappelijk hebben. De intern controleur van de Commissie, OLAF en de Rekenkamer oefenen ten aanzien van de trustfondsen van de Unie dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van andere acties die door de Commissie worden uitgevoerd. De trustfondsen van de Unie worden jaarlijks aan een onafhankelijke externe audit onderworpen.
De huidige EU-trustfondsen
Momenteel heeft de Commissie vier EU-trustfondsen opgericht:
- Het EU-trustfonds Bêkou, dat tot doel heeft de Centraal-Afrikaanse Republiek in alle opzichten te helpen bij het vinden van een uitweg uit de crises en bij de wederopbouw. Opgericht op 15 juli 2014;
- Het EU-trustfonds Madad, een regionaal trustfonds van de Europese Unie dat is opgericht naar aanleiding van de crisis in Syrië. Opgericht op 15 december 2014;
- Het EU-trustfonds voor Afrika; een noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika. Opgericht op 12 november 2015;
- Het EU-trustfonds voor Colombia; voor de ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord bij spoedig herstel en stabilisatie na afloop van het conflict. Opgericht op 12 december 2016.
Nadere informatie is beschikbaar op de websites van de desbetreffende EU-trustfondsen:
Bêkou - http://ec.europa.eu/europeaid/bekou-trust-fund-introduction_en
Madad - http://ec.europa.eu/enlargement/neighbourhood/countries/syria/madad/index_en.htm
Afrika - http://ec.europa.eu/europeaid/regions/africa/eu-emergency-trust-fund-africa_en
Colombia - http://ec.europa.eu/europeaid/eu-trust-fund-colombia_en
Het trustfonds Bêkou
Het eerste EU-multidonortrustfonds, dat de naam 'Bêkou' draagt (hetgeen"hoop" betekent in het Sango), is op 15 juli 2014 opgericht door de Europese Commissie (vertegenwoordigd door de DG's DEVCO en ECHO, en de EDEO) en drie EU-lidstaten (Duitsland, Frankrijk en Nederland) met als doel de stabilisering en wederopbouw van de Centraal-Afrikaanse Republiek te bevorderen. Het heeft een maximale looptijd van 60 maanden. Het trustfonds wordt beheerd vanuit Brussel.
De raad van bestuur en het operationeel comité van het EU-trustfonds Bêkou bestaan uit vertegenwoordigers van de donoren, de Commissie en waarnemers.
De strategie van het EU-trustfonds wordt vastgesteld en herzien door de raad van bestuur. De raad van bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.
Het operationeel comité is belast met het onderzoek van, de goedkeuring van en het toezicht op de uitvoering van de acties die door het trustfonds worden gefinancierd. Daarnaast keurt het comité de jaarrekening en de jaarverslagen over door het trustfonds gefinancierde activiteiten goed.
Jaarrekening van het trustfonds Bêkou
Overeenkomstig artikel 8 van de overeenkomst tot oprichting van het EU-trustfonds voor de Centraal-Afrikaanse Republiek, het zogeheten 'EU-trustfonds Bêkou' en artikel 11, lid 2, punt 1, van de oprichtingsovereenkomst, bestaat de jaarrekening uit twee delen: 1) het door de beheerder van het EU-trustfonds opgestelde financieel jaarverslag en 2) de jaarrekening die wordt opgesteld door de rekenplichtige van de Europese Commissie, die op grond van hetzelfde artikel ook de rekenplichtige van het trustfonds is.
Overeenkomstig artikel 8 van de oprichtingsovereenkomst worden de jaarrekeningen opgesteld op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudkundige regels (de boekhoudregels van de EU) die gebaseerd zijn op de internationale standaarden voor overheidsboekhouding (IPSAS).
De jaarrekening wordt onderworpen aan een onafhankelijke externe audit en de definitieve jaarrekening wordt door de beheerder van het EU-trustfonds en de rekenplichtige ter goedkeuring voorgelegd aan het operationeel comité (artikel 8, lid 3, punt 4, onder c)).
Belangrijkste gebeurtenissen tijdens het jaar
Het EU-trustfonds Bêkou (EUTF) heeft tot doel de toegang tot basisdiensten te garanderen, het economisch herstel en het scheppen van banen te ondersteunen en sociale cohesie en verzoening te bevorderen. Sinds de oprichting ervan heeft het EU-trustfonds Bêkou 16 programma’s vastgesteld en meer dan 2 miljoen begunstigden bereikt.
Ondanks het bestaan van een democratisch gekozen regering en haar inspanningen om opnieuw stabiliteit tot stand te brengen, blijft de veiligheidssituatie in de CAR volatiel. Het is in deze complexe en fragiele context waarin het EU-trustfonds Bêkou sterk gebaat is bij de comparatieve voordelen die het fonds heeft op vlak van flexibiliteit en flexibiliteit om zich aan de veranderende omstandigheden aan te passen. Daarnaast blijft het EU-trustfonds Bêkou het enige instrument waarmee de weerbaarheid van zowel de bevolking als de staat wordt opgebouwd, in een aanpak waarbij noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling (LRRD) daadwerkelijk aan elkaar worden gekoppeld.
Gezien de huidige situatie in de CAR en het verstrijken van het EU-trustfonds Bêkou in juli 2019, heeft de raad van bestuur van het EU-trustfonds Bêkou in november 2018 formeel verzocht om een verlenging met 18 maanden, waardoor de totale duur van het EU-trustfonds Bêkou 60 tot 78 maanden bedraagt. De officiële procedure, die een raadpleging van het Europees Parlement en de Raad omvat, is in december 2018 van start gegaan.
De operationele hoogtepunten van 2018 zijn:
·Het EU-trustfonds Bêkou heeft een nieuwe actie goedgekeurd voor een totaalbedrag van 35 miljoen EUR in de sector van de gezondheidszorg. Voorts werden de middelen voor elk van twee reeds goedgekeurde acties in de sectoren van economisch herstel en bevordering van sociale cohesie, dialoog en verzoening met 2 miljoen EUR per begroting verhoogd.
·Het kader voor de met het EU-trustfonds Bêkou geboekte resultaten is vastgesteld naar aanleiding van de aanbeveling van de Rekenkamer betreffende de vaststelling van SMART-doelstellingen op het niveau van het EUTF. Met dit strategische instrument kan beter worden aangetoond welke de algemene resultaten zijn die dankzij de activiteiten van het EUTF konden worden bereikt.
·De projecten van het EU-trustfonds Bêkou werden gekenmerkt door de relatieve stabiliteit in het noordoosten en het zuidwesten van het land, hetgeen aanzette tot extra interventies, de lokale conflicten in Bangui en het hinterland, alsook de verandering van standplaats van ambtenaren buiten Bangui.
Wat de financiële kant betreft, bedroegen de toezeggingen van de deelnemers aan het EUTF eind 2018 meer dan 242 miljoen EUR. Dit is een stijging met 6 miljoen EUR ten opzichte van 2017. Van dit bedrag van 242 miljoen EUR moet slechts nog 5 miljoen gecertificeerd worden.
Wat de contracten betreft, heeft het EU-trustfonds Bêkou in 2018 in totaal 30 nieuwe contracten ondertekend voor een totaalbedrag van bijna 80 miljoen EUR (ofwel 48 % van het totale bedrag dat sinds de oprichting van het EUTF is gecontracteerd). Met deze contracten wordt bijgedragen tot de uitvoering van programma’s van het EUTF op het gebied van gezondheidszorg, economisch herstel, weerbaarheid op het platteland en het scheppen van banen, schoon water en sanitaire voorzieningen, verzoening en het ontsluiten van regio’s.
En tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, werd in 2018 meer dan 57 miljoen EUR (die bijna 50 % vertegenwoordigt van het totale bedrag dat sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou is betaald) betaald bovenop de betalingen die in voorgaande jaren zijn verricht; sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou is bijna 119 miljoen EUR uitgekeerd.
In de financiële staten is de impact van de bovenvermelde activiteiten het meest zichtbaar bij:
·Voorfinanciering: een toename van 24 839 000 EUR als gevolg van het grote aantal nieuwe ondertekende contracten en betaalde voorschotten;
·Geldmiddelen en kasequivalenten: een daling met 26 017 000 EUR is vooral toe te schrijven aan het toegenomen aantal betalingen voor voorfinanciering, die hierboven aan de orde zijn gekomen;
·Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten: een toename van 25 310 000 EUR tot 54 645 000 EUR ten gevolge van de nieuwe contracten.
BALANS
X 1000 EUR | |||
31.12.2018 | 31.12.2017 | ||
NIET-VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 3 443 | 686 | |
3 443 | 686 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 29 546 | 7 465 | |
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 1 138 | 877 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 13 926 | 39 943 | |
44 611 | 48 285 | ||
TOTAAL ACTIVA | 48 054 | 48 971 | |
NIET-VLOTTENDE PASSIVA | |||
Financiële verplichtingen | (42 737) | (44 720) | |
(42 737) | (44 720) | ||
VLOTTENDE PASSIVA | |||
Schulden | (918) | (716) | |
Overlopende posten | (4 399) | (3 536) | |
(5 317) | (4 252) | ||
TOTAAL PASSIVA | (48 054) | (48 971) | |
NETTOACTIVA | – | – | |
MIDDELEN EN RESERVES | |||
Gecumuleerd overschot | – | – | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | |
NETTOACTIVA | – | – |
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
X 1000 EUR | |||
2018 | 2017 | ||
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | |||
Ontvangsten uit giften | 33 682 | 29 620 | |
33 682 | 29 620 | ||
Ontvangsten uit wisseltransacties | |||
Financiële ontvangsten | 1 | 1 | |
1 | 1 | ||
Totaal ontvangsten | 33 683 | 29 621 | |
UITGAVEN | |||
Exploitatiekosten | (32 825) | (28 918) | |
Overige kosten | (858) | (703) | |
Totaal uitgaven | (33 683) | (29 621) | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | – | – |
KASSTROOMOVERZICHT
X 1000 EUR | ||
2018 | 2017 | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – |
Operationele activiteiten | ||
(Toename)/afname voorfinanciering | (24 839) | 7 912 |
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | (261) | 578 |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | (1 982) | (14 620) |
Toename/(afname) schulden | 202 | 716 |
Toename/(afname) in overlopende posten | 863 | 2 321 |
NETTOKASSTROOM | (26 017) | (3 092) |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | (26 017) | (3 092) |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 39 943 | 43 036 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 13 926 | 39 943 |
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
X 1000 EUR | |||
Gecumuleerd overschot/ (tekort) | Economisch resultaat over het jaar | Nettovermogen | |
SALDO OP 31.12.2017 | – | – | – |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | – |
SALDO OP 31.12.2018 | – | – | – |
DEFINITIEVE JAARREKENING 2018 VAN HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot duizend euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA
Algemene achtergrond bij de EU-trustfondsen
Overeenkomstig de artikel 234 en 235, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie 6 en artikel 35 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF 7 is de Commissie gemachtigd EU-trustfondsen oprichten voor externe maatregelen (“trustfondsen van de Unie”) De trustfondsen van de Unie zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst met andere donoren voor acties in en na noodsituaties die nodig zijn om te reageren op een crisis, of voor thematische acties.
Trustfondsen van de Unie worden opgericht door de Europese Commissie, met een besluit na raadpleging of goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad. Dit besluit omvat de oprichtingsovereenkomst met andere donoren.
Trustfondsen van de Unie worden alleen opgericht en uitgevoerd onder de volgende voorwaarden:
•er is toegevoegde waarde voor het optreden van de Unie: de doelstellingen van trustfondsen van de Unie, met name vanwege de omvang of de mogelijke gevolgen, kunnen beter op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau worden bereikt en het gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten zou niet voldoende zijn om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken;
•trustfondsen van de Unie leveren duidelijke politieke zichtbaarheid van de Unie en voordelen met betrekking tot het beheer op, evenals betere controle door de Unie op de risico’s en het gebruik van de bijdragen van de Unie en andere donoren.
•trustfondsen van de Unie vormen geen doublure van andere financieringskanalen of vergelijkbare instrumenten, zonder enige additionaliteit op te leveren;
•de doelstellingen van trustfondsen van de Unie zijn afgestemd op de doelstellingen van het instrument van de Unie of de begrotingspost waaruit zij gefinancierd worden.
Bij elk trustfonds van de Unie wordt een door de Commissie voorgezeten raad van bestuur opgericht om de donoren billijk te vertegenwoordigen en te beslissen hoe de middelen worden gebruikt. In de raad van bestuur is elke niet-bijdragende lidstaat vertegenwoordigd als waarnemer. De regels voor de samenstelling van de raad van bestuur en zijn reglement van orde worden vastgesteld in de oprichtingsovereenkomst van het trustfonds van de Unie.
Trustfondsen van de Unie worden opgericht voor een bepaalde duur als bepaald in de oprichtingsovereenkomst ervan. Die termijn kan op verzoek van de raad van bestuur van het trustfonds van de Unie worden verlengd en na indiening door de Commissie van een verslag ter rechtvaardiging van de verlenging. Het Europees Parlement en/of de Raad kunnen de Commissie verzoeken de kredieten voor het trustfonds stop te zetten of de oprichtingsakte te herzien om het trustfonds zo nodig te liquideren.
De rekenplichtige van de Commissie treedt op als rekenplichtige van de trustfondsen van de Unie. De rekenplichtige is verantwoordelijk voor het vaststellen van de boekhoudprocedures en een rekeningstelsel die alle trustfondsen van de Unie gemeenschappelijk hebben. De intern controleur van de Commissie, OLAF en de Rekenkamer oefenen ten aanzien van de trustfondsen van de Unie dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van andere acties die door de Commissie worden uitgevoerd. De trustfondsen van de Unie worden jaarlijks aan een onafhankelijke externe audit onderworpen.
De huidige EU-trustfondsen
Momenteel heeft de Commissie vier EU-trustfondsen opgericht:
- Het EU-trustfonds Bêkou, dat tot doel heeft de Centraal-Afrikaanse Republiek in alle opzichten te helpen bij het vinden van een uitweg uit de crises en bij de wederopbouw. Opgericht op 15 juli 2014;
- Het EU-trustfonds Madad, een regionaal trustfonds van de Europese Unie dat is opgericht naar aanleiding van de crisis in Syrië. Opgericht op 15 december 2014;
- Het EU-trustfonds voor Afrika; een noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika. Opgericht op 12 november 2015;
- Het EU-trustfonds voor Colombia; voor de ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord bij spoedig herstel en stabilisatie na afloop van het conflict. Opgericht op 12 december 2016.
Nadere informatie is beschikbaar op de websites van de desbetreffende EU-trustfondsen:
Bêkou - http://ec.europa.eu/europeaid/bekou-trust-fund-introduction_en
Madad - http://ec.europa.eu/enlargement/neighbourhood/countries/syria/madad/index_en.htm
Afrika - http://ec.europa.eu/europeaid/regions/africa/eu-emergency-trust-fund-africa_en
Colombia - http://ec.europa.eu/europeaid/eu-trust-fund-colombia_en
Het EU-trustfonds voor Afrika
Het EU-noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika is opgericht op 12 november 2015 tijdens de top van Valletta over migratie. De belangrijkste doelstellingen van dit trustfonds zijn de ondersteuning van alle dimensies van stabiliteit en het bijdragen tot een beter migratiebeheer, alsook de aanpak van de grondoorzaken van destabilisatie, gedwongen verplaatsing en irreguliere migratie, in het bijzonder door veerkracht, economische en gelijke kansen, veiligheid en ontwikkeling te bevorderen en schendingen van mensenrechten aan te pakken.
Het trustfonds is werkzaam in drie belangrijke geografische gebieden, namelijk de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en Noord-Afrika, maar ook de buurlanden van de in aanmerking komende landen kunnen geval per geval gebaat zijn bij het door het trustfonds gesteunde projecten. Het trustfonds is opgericht voor een beperkte periode tot 31 december 2020 om een antwoord op korte en middellange termijn te verstrekken op de problemen waarmee de regio heeft te kampen. Het trustfonds wordt beheerd vanuit Brussel.
De raad van bestuur en het operationeel comité van het EU-trustfonds voor Afrika bestaan uit vertegenwoordigers van de donoren en de Commissie, alsook uit vertegenwoordigers van niet-bijdragende EU-lidstaten, autoriteiten van begunstigde landen en regionale organisaties als waarnemers.
De strategie van het EU-trustfonds wordt vastgesteld en herzien door de raad van bestuur. De raad van bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.
Het operationeel comité is belast met het onderzoek van, de goedkeuring van en het toezicht op de uitvoering van de acties die door het trustfonds worden gefinancierd. Daarnaast keurt het comité de jaarrekening en de jaarverslagen over door het trustfonds gefinancierde activiteiten goed.
Jaarrekening van het EU-trustfonds voor Afrika
Overeenkomstig artikel 7 van de Overeenkomst tot oprichting van een EU-noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika en de interne regels van dit EU-trustfonds ("oprichtingsovereenkomst") bestaat de jaarrekening uit twee onderdelen: 1) het financieel jaarverslag dat wordt opgesteld door de beheerde van het EU-trustfonds en 2) de jaarrekening die wordt opgesteld door de rekenplichtige van de Europese Commissie, die op grond van hetzelfde artikel ook de rekenplichtige van het trustfonds is.
Overeenkomstig artikel 8 van de oprichtingsovereenkomst worden de jaarrekeningen opgesteld op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudkundige regels (de boekhoudregels van de EU) die gebaseerd zijn op de internationale standaarden voor overheidsboekhouding (IPSAS).
De jaarrekening wordt onderworpen aan een onafhankelijke externe audit en de definitieve jaarrekening wordt door de beheerder van het EU-trustfonds en de rekenplichtige ter goedkeuring voorgelegd aan het operationeel comité (artikel 8, lid 3, punt 4, onder c)).
Belangrijkste gebeurtenissen tijdens het jaar
Op 31 december 2018 bedroegen de aan het EU-trustfonds voor Afrika toegezegde middelen ongeveer 4,2 miljard EUR. Dit bedrag omvat ongeveer 3,7 miljard EUR uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en financiële instrumenten van de EU, waaronder het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), het Europees nabuurschapsinstrument (ENI), het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en financiering van het directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (DG ECHO) en 489,5 miljoen EUR van de EU-lidstaten en andere donoren (Zwitserland en Noorwegen).
In de loop van 2018 zijn de totale middelen van het EU-trustfonds voor Afrika met 902 miljoen EUR gestegen, met inbegrip van nieuwe toezeggingen ten belope van 674 miljoen EUR van het EOF en 117 miljoen EUR uit de EU-begroting. Het EU-trustfonds voor Afrika heeft 24 nieuwe toezeggingen van EU-lidstaten en andere donoren ontvangen ten belope van 110 miljoen EUR (49 miljoen EUR voor het segment regio van de Sahel en rond het Tsjaadmeer, 47 miljoen EUR voor het segment Noord-Afrika en 14 miljoen EUR voor het segment Hoorn van Afrika). Alle toezeggingen van de EU-lidstaten en andere donoren in 2018 plus een uitstaande toezegging van 2017 werden eind 2018 gecertificeerd. In de conclusies van de Europese Raad van 28 juni 2018 werden de EU en haar lidstaten opgeroepen om extra financiering te verstrekken aan het EU-trustfonds voor Afrika. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie op 6 juli besloten om 500 miljoen EUR over te schrijven uit de reserve van het 11e EOF.
Met betrekking tot de stand van de uitvoering van het EU-trustfonds voor Afrika in 2018 zijn 45 nieuwe programma’s goedgekeurd, alsmede 13 aanvullingen in de drie regio’s, met inbegrip van programma’s die de segmenten overschrijden (16 in de regio van de Sahel en rond het Tsjaadmeer, 26 in de Hoorn van Afrika en 9 in Noord-Afrika en 7 segmentoverschrijdend). Dit brengt het totale aantal door de operationele comités goedgekeurde programma’s eind 2018 op 187 voor een totaalbedrag van 3 590 miljoen EUR. Eind 2018 waren er voor een totaalbedrag van 2 461 miljoen EUR 366 contracten met uitvoerende partners gesloten, waarvan 949,3 miljoen EUR uitsluitend betrekking had op nieuwe operationele contracten voor 2018. De wijzigingen van de oude contracten brengen het totaalbedrag voor de operationele contracten in 2018 op 959,9 miljoen EUR. Het contracteringspercentage eind 2018 is verbeterd ten opzichte van het contracteringspercentage eind 2017 (69 % ondertekende contracten voor goedgekeurde financiering ten opzichte van 62,9 %).
In de loop van 2018 heeft het EU-trustfonds voor Afrika zijn inspanningen met zijn Afrikaanse en Europese partners geïntensiveerd om de stabiliteit te bevorderen en bij te dragen tot een beter migratiebeheer in de regio van de Sahel en rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en het noorden van Afrika. Het EU-trustfonds voor Afrika bleef de onderliggende oorzaken van destabilisatie, gedwongen ontheemding en irreguliere migratie aanpakken door ontwikkeling en veiligheid te bevorderen. Het EU-trustfonds voor Afrika heeft in zijn derde jaar nogmaals zijn meerwaarde aangetoond als een snel en doeltreffend uitvoeringsinstrument dat de politieke dialoog met de partnerlanden vergemakkelijkt, innovatieve benaderingen toepast en concrete resultaten oplevert door de financiering en deskundigheid van diverse belanghebbenden samen te brengen.
Via het EU-trustfonds voor Afrika hebben meer dan 5,3 miljoen kwetsbare mensen een beroep kunnen doen op basisvoorzieningen en voedselzekerheid- en voedingsprogramma’s. Via voorlichtingscampagnes over versterking van de weerbaarheid en basisrechten werden meer dan 150 000 mensen bereikt en 96 000 migranen of potentiële migranten werden benaderd via voorlichtingscampagnes over migratie en aan irreguliere migratie verbonden risico’s. Via het gezamenlijke initiatief van de EU en de IOM heeft het EU-trustfonds voor Afrika de vrijwillige terugkeer ondersteund van 42 628 kwetsbare migranten die voornamelijk uit Libië (18 329) en Niger (17 226) afkomstig waren, en meer dan 58 000 kwetsbare migranten konden op bijstand rekenen bij hun terugkeer naar hun land van herkomst. Alleen al in het kader van het programma voor beter migratiebeheer in de Hoorn van Afrika heeft het EU-trustfonds voor Afrika reeds bijna 11 000 migranten en gedwongen ontheemden ondersteund en heeft het EUTF bijna 1 600 mensen opgeleid op het gebied van migratiebeheer.
In de financiële staten is de impact van deze toegenomen activiteit en nieuwe contracten het meest zichtbaar bij:
·Voorfinanciering: toegenomen met 57 110 000 EUR aangezien voorschotten op de nieuwe contracten werden uitbetaald;
·Schulden en overlopende posten: toegenomen met 81 753 000 EUR, aangezien er meer kostendeclaraties zijn verwerkt, maar er ook meer uitgaven in aanmerking moesten worden genomen;
·Uitgaven: toegenomen van 279 299 000 EUR in 2017 tot 576 808 000 EUR in 2018, aangezien het EU-trustfonds voor Afrika in zijn derde jaar van bestaan is en er nog veel meer contracten worden uitgevoerd;
·Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten stegen van 926 139 000 EUR tot 1 310 069 EUR ten gevolge van de nieuwe contracten.
BALANS
X 1000 EUR | |||
31.12.2018 | 31.12.2017 | ||
NIET-VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 34 144 | 52 990 | |
34 144 | 52 990 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 273 214 | 197 258 | |
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 16 656 | 3 020 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 146 864 | 162 571 | |
436 734 | 362 849 | ||
TOTAAL ACTIVA | 470 878 | 415 838 | |
NIET-VLOTTENDE PASSIVA | |||
Financiële verplichtingen | (369 999) | (396 713) | |
(369 999) | (396 713) | ||
VLOTTENDE PASSIVA | |||
Schulden | (12 733) | (526) | |
Overlopende posten | (88 146) | (18 600) | |
(100 879) | (19 126) | ||
TOTAAL PASSIVA | (470 878) | (415 838) | |
NETTOACTIVA | – | – | |
MIDDELEN EN RESERVES | |||
Gecumuleerd overschot | – | – | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | |
NETTOACTIVA | – | – |
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
X 1000 EUR | |||
2018 | 2017 | ||
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | |||
Ontvangsten uit giften | 576 802 | 279 027 | |
576 802 | 279 027 | ||
Ontvangsten uit wisseltransacties | |||
Financiële ontvangsten | 2 | 2 | |
Overige ontvangsten uit wisseltransacties | 5 | 270 | |
6 | 271 | ||
Totaal ontvangsten | 576 808 | 279 299 | |
UITGAVEN | |||
Exploitatiekosten | (561 761) | (271 669) | |
Overige kosten | (15 047) | (7 630) | |
Totaal uitgaven | (576 808) | (279 299) | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | – | – |
KASSTROOMOVERZICHT
X 1000 EUR | ||
2018 | 2017 | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – |
Operationele activiteiten | ||
(Toename)/afname voorfinanciering | (57 110) | (134 662) |
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | (13 636) | 6 456 |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | (26 713) | 258 211 |
Toename/(afname) schulden | 12 207 | (177) |
Toename/(afname) in overlopende posten | 69 546 | 17 864 |
NETTOKASSTROOM | (15 706) | 147 691 |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | (15 706) | 147 691 |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 162 571 | 14 879 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 146 864 | 162 571 |
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
X 1000 EUR | |||
Gecumuleerd overschot/ (tekort) | Economisch resultaat over het jaar | Nettovermogen | |
SALDO OP 31.12.2017 | – | – | – |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | – |
SALDO OP 31.12.2018 | – | – | – |
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
GECONSOLIDEERDE BALANS
in miljoen EUR | ||
31.12.2018 | 31.12.2017 | |
NIET-VLOTTENDE ACTIVA | ||
Voorfinanciering | 924 | 636 |
924 | 636 | |
VLOTTENDE ACTIVA | ||
Voorfinanciering | 1 751 | 1 723 |
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 156 | 96 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 548 | 550 |
2 455 | 2 369 | |
TOTAAL ACTIVA | 3 379 | 3 005 |
NIET-VLOTTENDE PASSIVA | ||
Voorzieningen | – | (4) |
Financiële verplichtingen | (229) | (292) |
(229) | (296) | |
VLOTTENDE PASSIVA | ||
Schulden | (255) | (564) |
Overlopende posten | (1 374) | (755) |
(1 629) | (1 319) | |
TOTAAL PASSIVA | (1 858) | (1 615) |
NETTOACTIVA | 1 521 | 1 389 |
MIDDELEN EN RESERVES | ||
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's | 50 423 | 46 173 |
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's | 2 252 | 2 252 |
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat | (47 037) | (43 219) |
Economisch resultaat over het jaar | (4 118) | (3 818) |
NETTOACTIVA | 1 521 | 1 389 |
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
in miljoen EUR | ||
2018 | 2017 | |
ONTVANGSTEN | ||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | ||
Terugvorderingen | 4 | 61 |
Ontvangsten uit giften aan de trustfondsen | 303 | 194 |
307 | 255 | |
Ontvangsten uit wisseltransacties | ||
Financiële ontvangsten | 10 | 4 |
Overige ontvangsten | 46 | 22 |
57 | 26 | |
Totaal ontvangsten | 364 | 281 |
UITGAVEN | ||
Steuninstrumenten | (3 747) | (3 585) |
Door trustfondsen gedane uitgaven | (595) | (301) |
Cofinancieringsuitgaven | 17 | (42) |
Financieringskosten | 7 | (8) |
Overige kosten | (164) | (162) |
Totaal uitgaven | (4 482) | (4 099) |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | (4 118) | (3 818) |
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT
in miljoen EUR | ||
2018 | 2017 | |
Economisch resultaat over het jaar | (4 118) | (3 818) |
Operationele activiteiten | ||
Kapitaalverhoging — bijdragen | 4 250 | 3 850 |
(Toename)/afname bijdragen trustfonds | (0) | – |
(Toename)/afname voorfinanciering | (317) | (446) |
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | (60) | 47 |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | (63) | 186 |
Toename/(afname) schulden | (309) | 15 |
Toename/(afname) in overlopende posten | 618 | (22) |
NETTOKASSTROOM | (2) | (188) |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | (2) | (188) |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 550 | 738 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 548 | 550 |
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
in miljoen EUR | ||||||
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E) | |
SALDO OP 31.12.2016 | 73 464 | 31 140 | 42 323 | (43 219) | 2 252 | 1 357 |
Kapitaalverhoging — bijdragen | (4 050) | 4 050 | – | – | 4 050 | |
Restitutie aan de lidstaten | (200) | (200) | (200) | |||
Economisch resultaat over het jaar | – | – | – | (3 818) | – | (3 818) |
SALDO OP 31.12.2017 | 73 264 | 27 090 | 46 173 | (47 037) | 2 252 | 1 389 |
Kapitaalverhoging — bijdragen | (4 250) | 4 250 | 4 250 | |||
Economisch resultaat over het jaar | – | (4 118) | (4 118) | |||
SALDO OP 31.12.2018 | 73 264 | 22 840 | 50 423 | (51 155) | 2 252 | 1 521 |
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN
INLEIDENDE TOELICHTING
1.Vorige EOF’s
Aangezien het 6e EOF in 2006 en het 7e EOF in 2008 zijn afgesloten, bevat de jaarrekening niet langer uitvoeringstabellen voor deze EOF's. De uitvoering van de overgedragen saldi valt daarentegen in het 9e EOF te vinden.
Met het oog op een transparante presentatie van de rekeningen werd in de navolgende tabellen, net zoals de vorige jaren, voor het 8e EOF apart aangegeven welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomsten van Lomé en welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomst van Cotonou.
Overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van het Intern Akkoord van het 9e EOF zijn de saldi en vrijmakingen van vorige EOF's overgeheveld naar het 9e EOF en zijn zij in de looptijd van het 9e EOF vastgelegd als middelen van het 9e EOF.
In 2018 heeft de Commissie een speciale procedure voor de afsluiting van de resterende contracten in het kader van het 8e en 9e EOF uitgevoerd. Een eindverslag over de financiële uitvoering van het 8e EOF moet eind 2019 beschikbaar zijn (en tegen eind 2020 met betrekking tot het 9e EOF).
2.11e EOF
De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) op 23 juni 2000 in Cotonou hebben ondertekend, is op 1 april 2003 in werking getreden. De overeenkomst van Cotonou is tweemaal gewijzigd, eerst bij de in Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst en vervolgens door de in Ouagadougou op 22 juni 2010 ondertekende overeenkomst.
Het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap (Besluit 2001/822/EG), dat op 27 november 2001 door de Raad van de Europese Unie is aangenomen, is op 2 december 2001 in werking getreden. Dit besluit is op 19 maart 2007 gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG.
Het Intern Akkoord inzake de financiering van communautaire steun binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de herziene overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap in augustus 2013, is in maart 2015 in werking getreden.
In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de derde periode (2014-2020) van communautaire steun aan de ACS-Staten en de LGO gefinancierd door het 11e EOF, dat over een bedrag van 30 506 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:
·29 089 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 2, onder d) van het Intern Akkoord, waarvan 27 955 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;
·364,5 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 1, van het Intern Akkoord, waarvan 359,5 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;
·1 052,5 miljoen EUR bestemd is voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 11e EOF, overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a) van het Intern akkoord.
Resterende middelen op niet-besteedbare prestatiereserves per 31 december 2018
De uit projecten in het kader van het 9e EOF en vorige EOF's geannuleerde bedragen zijn overgedragen naar de prestatiereserve voor het 10e EOF, met uitzondering van de Stabex-middelen.
De geannuleerde bedragen van projecten in het kader van het 10e EOF zijn overgedragen naar de prestatiereserve van het 11e EOF.
In 2018 zijn alle vrijgemaakte middelen van vorige EOF overgeheveld naar de respectieve reserves.
Overeenkomstig artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord van het 11e EOF en Besluit 2016/1337 van de Raad van 2 augustus 2016 wordt een bedrag van geannuleerde middelen van het 10e EOF overgedragen voor aanvullende financiering van de Afrikaanse Vredesfaciliteit voor de periode 2016-2018 ten belope van maximaal 491 miljoen EUR en voor ondersteuningsuitgaven ten belope van maximaal 16 miljoen EUR.
in miljoen EUR
Totaal beschikbare niet-besteedbare prestatiereserves | 31.12.2018 |
Niet-besteedbare reserve van geannuleerde middelen van het 8e en 9e EOF | 157 |
Niet-besteedbare reserve van geannuleerde middelen van het 10e EOF | 318 |
Totaal | 475 |
EOF cofinanciering
In het kader van het 10e en 11e EOF werden overdrachtovereenkomsten voor cofinancieringsprojecten ondertekend en werden vastleggingskredieten geopend voor een totaalbedrag van 241,9 miljoen EUR, terwijl betalingskredieten werden geopend voor de ontvangen bedragen van 230,2 miljoen EUR.
In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de cofinancieringskredieten per 31.12.2018:
in miljoen EUR
Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | |
Cofinanciering – A-enveloppe | 211,5 | 200,0 |
Cofinanciering – Intra ACS | 23,3 | 23,2 |
Cofinanciering — Administratieve uitgaven | 7,1 | 7,0 |
241,9 | 230,2 |
In de onderstaande tabellen in verband met de vastgelegde bedragen, de bedragen waarvoor een overeenkomst is gesloten en de betaalde bedragen, zijn nettobedragen opgenomen. De tabellen met een overzicht van de situatie per instrument zijn in de bijlage opgenomen.
Tabel 1.1
8e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2018
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
INSTRUMENT | INITIËLE TOEWIJZING | TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2017 | TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2018 | Toelich-tingen | HUIDIGE TOEWIJZING | ||
Lomé | |||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | 12 967 | (3 278) | (7) | 9 683 | |||
ACS | Hulp aan vluchtelingen | 120 | (20) | – | (1) | 100 | Periodieke bijdragen van de lidstaten |
Spoedhulp (Lomé) | 140 | (4) | 136 | ||||
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) (Lomé) | – | 1 060 | 1 060 | ||||
Rentesubsidies | (370) | (301) | (69) | ||||
Risicokapitaal | 1 000 | 15 | (3) | (1) | 1 012 | ||
Stabex | 1 800 | (1 077) | 723 | ||||
Structurele aanpassing | 1 400 | 97 | 1 497 | ||||
Sysmin | 575 | (474) | 101 | ||||
Totaal indicatieve programma's | 7 562 | (2 608) | (3) | (1) | 4 951 | ||
Gebruik van rentenbaten | – | 35 | 35 | ||||
Cotonou | |||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 650 | 650 | ||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 417 | 417 | Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 233 | 233 | ||||
Rentenbaten en andere ontvangsten | – | – | – | ||||
ACS | |||||||
SUBTOTAAL ACS | 12 967 | (2 628) | (7) | 10 333 | |||
Lomé | |||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 46 | 46 | ||||
LGO | Rentesubsidies | – | 1 | 1 | Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||
Risicokapitaal | – | 6 | 6 | ||||
Stabex | – | 1 | 1 | ||||
Sysmin | – | 2 | 2 | ||||
Totaal indicatieve programma's | – | 35 | 35 | ||||
LGO | |||||||
SUBTOTAAL LGO | – | 46 | 46 | ||||
TOTAAL 8e EOF | 12 967 | (2 582) | (7) | 10 379 | |||
(1) | Alle dalingen zijn vrijmakingen die zijn overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF. |
Tabel 1.2
9e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2018
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR | |||||||
INSTRUMENT | INITIËLE TOEWIJZING | TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2017 | TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2018 | Toelich-tingen | HUIDIGE TOEWIJZING | ||
Lomé | |||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 669 | (2) | 668 | |||
ACS | Overdrachten van het 6e EOF — Lomé | – | 20 | – | (1) | 20 | Periodieke bijdragen van de lidstaten |
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | – | 649 | (2) | (1) | 647 | ||
Cotonou | |||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | 8 919 | 5 549 | (36) | 14 433 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 5 318 | 3 306 | (16) | (1) | 8 608 | Periodieke bijdragen van de lidstaten | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 2 108 | (898) | (2) | (1) | 1 208 | ||
COB, TCLP en PV | (164) | (10) | 154 | ||||
Uitvoeringskosten | 125 | 52 | 177 | ||||
Rentenbaten en andere ontvangsten | – | 63 | 63 | ||||
Andere intra-ACS-toewijzingen | 300 | 2 302 | (13) | (1) | 2 589 | ||
Vredesfaciliteit | – | (354) | – | (1) | 353 | ||
Regionale toewijzingen | 904 | (139) | (5) | (1) | 759 | ||
SPECIALE TOEWIJZING D.R. Congo | – | 105 | 105 | ||||
Speciale toewijzing Zuid-Sudan | – | 267 | (3) | 267 | |||
Speciale toewijzing Sudan | – | 110 | (2) | 110 | |||
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit | – | 39 | 39 | ||||
ACS | |||||||
SUBTOTAAL ACS | 8 919 | 6 219 | (38) | 15 100 | |||
Lomé | |||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 3 | 3 | ||||
LGO | Overdrachten van het 6e EOF — Lomé | – | – | – | Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | – | 3 | 3 | ||||
Cotonou | |||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 289 | (2) | 287 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 237 | – | (1) | 237 | Periodieke bijdragen van de lidstaten | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 4 | 4 | ||||
Regionale toewijzingen | – | 47 | (2) | (1) | 45 | ||
Studies/Technische bijstand LGO | – | 1 | 1 | ||||
LGO | |||||||
SUBTOTAAL LGO | – | 292 | (2) | 290 | |||
TOTAAL 9e EOF | 8 919 | 6 511 | (40) | 15 390 | |||
(1) | Alle dalingen zijn vrijmakingen die zijn overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF. | ||||||
(2) | Overeenkomstig Besluit 2010/406/EU van de Raad werd 150 miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor Sudan (147 miljoen EUR voor speciale toewijzing Sudan en 3 miljoen euro voor uitvoeringskosten). | ||||||
(3) | Overeenkomstig Besluit 2011/315/EU van de Raad werd 200 miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor Sudan (194 miljoen EUR voor speciale toewijzing Zuid-Sudan en 6 miljoen EUR voor uitvoeringskosten). |
Tabel 1.3
10e E0F
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2018
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
INSTRUMENT | INITIËLE TOEWIJZING | TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2017 | TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2018 | Toelich-tingen | HUIDIGE TOEWIJZING | ||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | 20 896 | (87) | (65) | 20 744 | |||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 13 100 | (177) | (2) | 12 922 | Periodieke bijdragen van de lidstaten |
A-enveloppe — Reserve | 13 500 | (13 500) | – | ||||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 2 004 | (4) | (2) | 2 000 | ||
B-enveloppe — Reserve | 1 800 | (1 800) | – | ||||
Uitvoeringskosten | 430 | 15 | – | (2) | 445 | ||
Institutionele uitgaven en steunuitgaven | – | 232 | (1) | (2) | 230 | ||
Rentenbaten en andere ontvangsten | – | 85 | (1) | (2) | 85 | ||
Intra-ACS-reserve | 2 700 | (2 700) | – | ||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | ||||
NIP/RIP-reserve | 683 | (683) | – | ||||
Niet-besteedbare reserve | – | 86 | 45 | (2) | 131 | ||
Andere intra-ACS-toewijzingen | – | 1 886 | (18) | (2) | 1 868 | ||
Vredesfaciliteit | – | 1 014 | 105 | 1 119 | |||
Regionale toewijzingen | – | 1 956 | (14) | (2) | 1 942 | ||
Regionale toewijzingen — Reserve | 1 783 | (1 783) | – | ||||
Cofinanciering | – | 204 | – | 204 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 187 | – | (3) | 187 | Cofinanciering | |
Uitvoeringskosten | – | 5 | – | (3) | 5 | ||
Andere intra-ACS-toewijzingen | – | 12 | (3) | 12 | |||
Vredesfaciliteit | – | 1 | (3) | 1 | |||
ACS | |||||||
SUBTOTAAL ACS | 20 896 | 117 | (65) | 20 948 | |||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 275 | – | 275 | |||
LGO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 192 | (2) | (2) | 190 | Periodieke bijdragen van de lidstaten |
A-enveloppe — Reserve | – | – | – | ||||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 15 | 15 | ||||
B-enveloppe — Reserve | – | – | – | ||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | ||||
Niet-besteedbare reserve | – | 23 | 2 | (2) | 25 | ||
Regionale toewijzingen | – | 40 | 40 | ||||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | – | – | ||||
Studies/Technische bijstand LGO | – | 5 | 5 | ||||
LGO | |||||||
SUBTOTAAL LGO | – | 275 | – | 275 | |||
TOTAAL 10e EOF | 20 896 | 392 | (65) | 21 223 | |||
(1) | Overdracht van vrijmakingen uit projecten van het 9e EOF en vorige EOF's naar de niet-besteedbare prestatiereserve (377 miljoen EUR) verminderd met overdracht uit de reserve voor Zuid-Sudan naar 9e EOF (200 miljoen EUR). Op de dag van vandaag bedraagt de niet-besteedbare ACS-reserve in totaal 807 miljoen EUR, waarvan 350 miljoen EUR is besteed (150 miljoen EUR voor Sudan, 200 miljoen EUR voor Zuid-Sudan, beide overgedragen naar het 9e EOF). | ||||||
(2) | Overdrachten in / van de 10e EOF-reserves | ||||||
(3) | Voor de cofinancieringen zijn in de tabel alleen de vastleggingskredieten opgenomen. |
Tabel 1.4
11e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2018
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR | |||||||
INSTRUMENT | INITIËLE TOEWIJZING | TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2017 | TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2018 | Toelich-tingen | HUIDIGE TOEWIJZING | ||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | 29 008 | 224 | 110 | 29 342 | |||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 15 540 | (121) | 15 419 | Periodieke bijdragen van de lidstaten | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 715 | 2 | 717 | |||
B-enveloppe — Reserve | – | – | – | ||||
Uitvoeringskosten | 1 053 | – | 1 053 | ||||
Institutionele uitgaven en steunuitgaven | – | 246 | 246 | ||||
Rentenbaten en andere ontvangsten | – | 16 | – | 16 | |||
Intra-ACS-reserve | 3 590 | (3 497) | (24) | (69) | |||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | ||||
NIP/RIP-reserve | 24 365 | (22 014) | (1,080) | 1 270 | |||
Niet-besteedbare reserve | – | 201 | 110 | (1) | 311 | ||
Andere intra-ACS-toewijzingen | – | 2 251 | 449 | 2 700 | |||
Vredesfaciliteit | – | 1 000 | 1 000 | ||||
Regionale toewijzingen | – | 5 766 | 775 | 6 541 | |||
Cofinanciering | – | 24 | 13 | 38 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 22 | 1 | 23 | Cofinanciering | ||
Uitvoeringskosten | – | 1 | 1 | 2 | |||
Vredesfaciliteit | – | 1 | 10 | 11 | |||
Regionale toewijzingen | – | – | 2 | 2 | |||
EC interne DNO | – | 1 | 1 | ||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 1 | 1 | EC interne DNO | |||
ACS | |||||||
SUBTOTAAL ACS | 29 008 | 249 | 29 381 | ||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 358 | (9) | 350 | |||
LGO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 183 | 13 | 196 | Periodieke bijdragen van de lidstaten | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | – | 8 | 8 | |||
NIP/RIP-reserve | – | 165 | (116) | 49 | |||
Niet-besteedbare reserve | – | 5 | 2 | (1) | 7 | ||
Regionale toewijzingen | – | 1 | 80 | 81 | |||
Studies/Technische bijstand LGO | – | 5 | 4 | 9 | |||
Cofinanciering | – | – | – | ||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | – | – | Cofinanciering | |||
EC interne DNO | – | – | – | ||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | – | – | EC interne DNO | |||
LGO | |||||||
SUBTOTAAL LGO | – | 358 | 350 | ||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 6 | 11 | 17 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 6 | 4 | 10 | Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | – | 7 | 7 | |||
SUBTOTAAL | – | 6 | 17 | ||||
TOTAAL 11e EOF | 29 008 | 614 | 126 | 29 747 | |||
(1) | Besluit 2013/759/EU van de Raad (3) stelde overgangsmaatregelen vast voor het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) (de 'Overbruggingsfaciliteit') om ervoor te zorgen dat de middelen voor de samenwerking met de landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en met de landen en gebieden overzee (LGO), alsook de middelen voor ondersteunende uitgaven, beschikbaar blijven tussen 1 januari 2014 en de inwerkingtreding van het Intern Akkoord met betrekking tot het 11e EOF. |
Tabel 2.1
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2018
VOORTGANGSVERSLAG
in miljoen EUR | |||||||
EOF | |||||||
TOEWIJZING | 8 | 9 | 10 | 11 | TOTAAL | ||
Lomé | Diverse inkomsten | 35 | 35 | ||||
Totaal indicatieve programma's | 4 986 | 4 986 | |||||
Totaal niet-programmeerbare hulp | 4 707 | 4 707 | |||||
Overdrachten van andere fondsen | 671 | 671 | |||||
SUBTOTAAL: PERIODIEKE BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN | 9 728 | 671 | 10 399 | ||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 417 | 8 845 | 13 113 | 15 625 | 38 000 | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 233 | 1 213 | 2 015 | 732 | 4 193 | ||
Overbruggingsfaciliteit | – | – | |||||
COB, TCLP en PV | 154 | 154 | |||||
Landenreserve | – | – | – | ||||
Uitvoeringskosten en rentenbaten | – | 240 | 535 | 1 077 | 1 853 | ||
Intra-ACS-toewijzingen | 2 942 | 3 218 | 3 946 | 10 106 | |||
Intra-ACS-reserve | – | 69 | 69 | ||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | ||||
NIP/RIP-reserve | – | 1 320 | 1 320 | ||||
Niet-besteedbare reserve | 156 | 318 | 475 | ||||
Regionale toewijzingen | 804 | 1 982 | 6 622 | 9 408 | |||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | – | |||||
Speciale toewijzing D.R. Congo | 105 | 105 | |||||
Speciale toewijzing Zuid-Sudan | 267 | 267 | |||||
Speciale toewijzing Sudan | 110 | 110 | |||||
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit | 39 | 39 | |||||
SUBTOTAAL: PERIODIEKE BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN | 650 | 14 719 | 21 019 | 29 709 | 66 097 | ||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 1 | 1 | |||||
SUBTOTAAL: EC INTERNE DNO | 1 | 1 | |||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 187 | 23 | 210 | ||||
Uitvoeringskosten en rentenbaten | 5 | 2 | 7 | ||||
Intra-ACS-toewijzingen | 12 | 11 | 23 | ||||
Regionale toewijzingen | 2 | 2 | |||||
SUBTOTAAL: COFINANCIERING | 204 | 38 | 242 | ||||
TOTAAL | 10 379 | 15 390 | 21 223 | 29 747 | 76 739 |
Besluiten | Geconsolideerd totaal | Cumulatieve cijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | |||
EOF | Per 31.12.2018 | % toewijzing | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | ||
8 | 10,377 | 100 % | 10,786 | (42) | (45) | (60) | (64) | (98) | (63) | (12) | (13) | (9) | (4) | ||
9 | 15,357 | 100 % | 16,633 | (54) | (116) | (9) | (297) | (72) | (381) | (170) | (104) | (38) | (33) | ||
10 | 20 905 | 99 % | 4 766 | 3 501 | 2 349 | 3 118 | 3 524 | 4 131 | (95) | (156) | (80) | (5) | (147) | ||
11 | 23,359 | 79 % | 1 160 | 5 372 | 6 688 | 5 807 | 4 332 | ||||||||
Totaal | 69 998 | 32 185 | 3 405 | 2 187 | 3 049 | 3 163 | 3 961 | 621 | 5 034 | 6 491 | 5 754 | 4 147 | |||
Toegewezen fondsen | Geconsolideerd totaal | Cumulatieve cijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | |||
EOF | Per 31.12.2018 | % toewijzing | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | ||
8 | 10 375 | 100 % | 10 541 | (42) | 8 | (13) | (46) | (11) | (37) | (16) | (6) | (3) | – | ||
9 | 15 305 | 99 % | 14 209 | 997 | 476 | 9 | (187) | (96) | (1) | (52) | (46) | (20) | 16 | ||
10 | 20 361 | 96 % | 130 | 3 184 | 2 820 | 2 514 | 3 460 | 3 457 | 2 687 | 783 | 541 | 550 | 236 | ||
11 | 18 140 | 61 % | 731 | 3 293 | 3 745 | 5 684 | 4 687 | ||||||||
Totaal | 64 182 | 24 881 | 4 140 | 3 304 | 2 509 | 3 226 | 3 350 | 3 380 | 4 008 | 4 234 | 6 211 | 4 940 | |||
Betalingen | Geconsolideerd totaal | Cumulatieve cijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | |||
EOF | Per 31.12.2018 | % toewijzing | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | ||
8 | 10 375 | 100 % | 9 930 | 152 | 158 | 90 | 15 | 18 | 16 | (3) | – | (1) | – | ||
9 | 15 187 | 99 % | 10 011 | 1 806 | 1 304 | 906 | 539 | 231 | 145 | 43 | 68 | 111 | 23 | ||
10 | 18 829 | 89 % | 90 | 1 111 | 1 772 | 1 879 | 2 655 | 2 718 | 2 760 | 2 024 | 1 466 | 1 277 | 1 076 | ||
11 | 9 175 | 31 % | 595 | 1 024 | 1 816 | 2 770 | 2 970 | ||||||||
Totaal | 53 566 | 20 031 | 3 069 | 3 233 | 2 874 | 3 209 | 2 967 | 3 516 | 3 088 | 3 350 | 4 158 | 4 069 | |||
* Negatieve cijfers zijn vrijmakingen. |
Tabel 2.2
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2018
SOORT STEUN
in miljoen EUR | ||||||||||||
EOF | ||||||||||||
8 | % | 9 | % | 10 | % | 11 | % | TOTAAL | % | |||
(1) | (1) | (1) | (1) | (1) | ||||||||
Lomé | Diverse inkomsten | |||||||||||
Kredieten | 35 | 35 | ||||||||||
Besluiten | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ||||||||
Betalingen | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ||||||||
Totaal indicatieve programma's | ||||||||||||
Kredieten | 4 986 | 4 986 | ||||||||||
Besluiten | 4 986 | 100 % | 4 986 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 4 986 | 100 % | 4 986 | 100 % | ||||||||
Betalingen | 4 985 | 100 % | 4 985 | 100 % | ||||||||
Totaal niet-programmeerbare hulp | ||||||||||||
Kredieten | 4 707 | 4 707 | ||||||||||
Besluiten | 4 706 | 100 % | 4 706 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 4 706 | 100 % | 4 706 | 100 % | ||||||||
Betalingen | 4 706 | 100 % | 4 706 | 100 % | ||||||||
Overdrachten van andere fondsen | ||||||||||||
Kredieten | 671 | 671 | ||||||||||
Besluiten | 671 | 100 % | 671 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 671 | 100 % | 671 | 100 % | ||||||||
Betalingen | 670 | 100 % | 670 | 100 % | ||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | |||||||||||
Kredieten | 417 | 8 845 | 13 113 | 15 625 | 38 000 | |||||||
Besluiten | 417 | 100 % | 8 837 | 100 % | 13 009 | 99 % | 12 822 | 82 % | 35 085 | 92 % | ||
Toegewezen fondsen | 417 | 100 % | 8 825 | 100 % | 12 663 | 97 % | 9 387 | 60 % | 31 292 | 82 % | ||
Betalingen | 417 | 100 % | 8 799 | 99 % | 11 712 | 89 % | 4 549 | 29 % | 25 478 | 67 % | ||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | ||||||||||||
Kredieten | 233 | 1 213 | 2 015 | 732 | 4 193 | |||||||
Besluiten | 233 | 100 % | 1 213 | 100 % | 2 010 | 100 % | 707 | 97 % | 4 162 | 99 % | ||
Toegewezen fondsen | 231 | 99 % | 1 209 | 100 % | 1 990 | 99 % | 704 | 96 % | 4 134 | 99 % | ||
Betalingen | 231 | 99 % | 1 203 | 99 % | 1 952 | 97 % | 607 | 83 % | 3 992 | 95 % | ||
Overbruggingsfaciliteit | ||||||||||||
Kredieten | – | – | ||||||||||
Besluiten | ||||||||||||
Toegewezen fondsen | ||||||||||||
Betalingen | ||||||||||||
COB, TCLP en PV | ||||||||||||
Kredieten | 154 | 154 | ||||||||||
Besluiten | 154 | 100 % | 154 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 154 | 100 % | 154 | 100 % | ||||||||
Betalingen | 154 | 100 % | 154 | 100 % | ||||||||
Uitvoeringskosten en rentenbaten | ||||||||||||
Kredieten | – | 240 | 535 | 1 077 | 1 853 | |||||||
Besluiten | 240 | 100 % | 510 | 95 % | 715 | 66 % | 1 464 | 79 % | ||||
Toegewezen fondsen | 240 | 100 % | 508 | 95 % | 658 | 61 % | 1 405 | 76 % | ||||
Betalingen | 240 | 100 % | 507 | 95 % | 613 | 57 % | 1 359 | 73 % | ||||
Intra-ACS-toewijzingen | ||||||||||||
Kredieten | 2 942 | 3 218 | 3 946 | 10 106 | ||||||||
Besluiten | 2 940 | 100 % | 3 212 | 100 % | 3 249 | 82 % | 9 401 | 93 % | ||||
Toegewezen fondsen | 2 931 | 100 % | 3 151 | 98 % | 2 391 | 61 % | 8 473 | 84 % | ||||
Betalingen | 2 922 | 99 % | 2 916 | 91 % | 1 843 | 47 % | 7 681 | 76 % | ||||
Regionale toewijzingen | ||||||||||||
Kredieten | 804 | 1 982 | 6 622 | 9 408 | ||||||||
Besluiten | 801 | 100 % | 1 965 | 99 % | 5 840 | 88 % | 8 605 | 91 % | ||||
Toegewezen fondsen | 789 | 98 % | 1 855 | 94 % | 4 977 | 75 % | 7 622 | 81 % | ||||
Betalingen | 773 | 96 % | 1 587 | 80 % | 1 561 | 24 % | 3 921 | 42 % | ||||
Speciale toewijzing D.R. Congo | ||||||||||||
Kredieten | 105 | 105 | ||||||||||
Besluiten | 105 | 100 % | 105 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 105 | 100 % | 105 | 100 % | ||||||||
Betalingen | 105 | 100 % | 105 | 100 % | ||||||||
Speciale toewijzing Zuid-Sudan | ||||||||||||
Kredieten | 267 | 267 | ||||||||||
Besluiten | 266 | 100 % | 266 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 253 | 95 % | 253 | 95 % | ||||||||
Betalingen | 200 | 75 % | 200 | 75 % | ||||||||
Speciale toewijzing Sudan | ||||||||||||
Kredieten | 110 | 110 | ||||||||||
Besluiten | 107 | 97 % | 107 | 97 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 105 | 95 % | 105 | 95 % | ||||||||
Betalingen | 97 | 88 % | 97 | 88 % | ||||||||
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit | ||||||||||||
Kredieten | 39 | 39 | ||||||||||
Besluiten | 24 | 62 % | 24 | 62 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 24 | 62 % | 24 | 62 % | ||||||||
Betalingen | 24 | 62 % | 24 | 62 % | ||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | ||||||||||||
Kredieten | 187 | 23 | 210 | |||||||||
Besluiten | 183 | 98 % | 20 | 89 % | 203 | 97 % | ||||||
Toegewezen fondsen | 179 | 95 % | 20 | 89 % | 199 | 95 % | ||||||
Betalingen | 143 | 76 % | 1 | 5 % | 144 | 69 % | ||||||
Uitvoeringskosten en rentenbaten | ||||||||||||
Kredieten | 5 | 2 | 7 | |||||||||
Besluiten | 5 | 100 % | 1 | 70 % | 7 | 92 % | ||||||
Toegewezen fondsen | 3 | 62 % | 3 | 46 % | ||||||||
Betalingen | 2 | 40 % | 2 | 29 % | ||||||||
Intra-ACS-toewijzingen | ||||||||||||
Kredieten | 12 | 11 | 23 | |||||||||
Besluiten | 11 | 92 % | 2 | 16 % | 13 | 56 % | ||||||
Toegewezen fondsen | 11 | 91 % | 2 | 16 % | 13 | 55 % | ||||||
Betalingen | 11 | 89 % | 1 | 11 % | 12 | 52 % | ||||||
Regionale toewijzingen | ||||||||||||
Kredieten | 2 | 2 | ||||||||||
Besluiten | 2 | 100 % | 2 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 2 | 100 % | 2 | 100 % | ||||||||
Betalingen | ||||||||||||
Cofinanciering | ||||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | ||||||||||||
Kredieten | 1 | 1 | ||||||||||
Besluiten | 1 | 71 % | 1 | 71 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 1 | 71 % | 1 | 71 % | ||||||||
Betalingen | 1 | 52 % | 1 | 52 % | ||||||||
EC interne DNO | ||||||||||||
Kredieten | 8 | % | 9 | % | 10 | % | 11 | % | TOTAAL | % | ||
(1) | (1) | (1) | (1) | (1) | ||||||||
Cotonou | Landenreserve | – | – | – | ||||||||
Intra-ACS-reserve | – | 69 | 69 | |||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | |||||||||
NIP/RIP-reserve | – | 1 320 | 1 320 | |||||||||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | – | ||||||||||
Besteedbare reserves | ||||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 156 | 318 | 475 | |||||||||
Niet-besteedbare reserve | ||||||||||||
8 | % | 9 | % | 10 | % | 11 | % | TOTAAL | % | |||
(1) | (1) | (1) | (1) | (1) | ||||||||
Kredieten | 10 379 | 15 390 | 21 223 | 29 747 | 76 739 | |||||||
Besluiten | 10 377 | 100 % | 15 357 | 100 % | 20 905 | 99 % | 23 359 | 79 % | 69 998 | 91 % | ||
Toegewezen fondsen | 10 375 | 100 % | 15 305 | 99 % | 20 361 | 96 % | 18 140 | 61 % | 64 182 | 84 % | ||
Betalingen | 10 375 | 100 % | 15 187 | 99 % | 18 829 | 89 % | 9 175 | 31 % | 53 566 | 70 % | ||
TOTAAL: ALLE TOEWIJZINGEN | ||||||||||||
(1) % toewijzingen |
Tabel 2.3
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2018
SOORT STEUN
ACS + LGO — 8e EOF
in miljoen EUR | ||||||||||||
KREDIETEN | BESLUITEN | TOEGEWEZEN FONDSEN | BETALINGEN | |||||||||
GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | ||||
(1) | (2) | (2) : (1) | (3) | (3) : (2) | (4) | (4) : (3) | ||||||
ACS | ||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Lomé | Gebruik van rentenbaten | 35 | 35 | 100 % | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ACS | |||
SUBTOTAAL: DIVERSE INKOMSTEN | 35 | 35 | 100 % | 35 | 100 % | 35 | 100 % | |||||
Totaal indicatieve programma's | 4 951 | 4 951 | (1) | 100 % | 4 950 | – | 100 % | 4 950 | – | 100 % | ||
SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S | 4 951 | 4 951 | (1) | 100 % | 4 950 | – | 100 % | 4 950 | – | 100 % | ||
Hulp aan vluchtelingen | 100 | 100 | 100 % | 100 | 100 % | 100 | 100 % | |||||
Spoedhulp (Lomé) | 136 | 136 | 100 % | 136 | 100 % | 136 | 100 % | |||||
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) (Lomé) | 1 060 | 1 060 | 100 % | 1 060 | 100 % | 1 060 | 100 % | |||||
Rentesubsidies | 69 | 69 | 100 % | 68 | 100 % | 68 | 100 % | |||||
Risicokapitaal | 1 012 | 1 012 | (3) | 100 % | 1 012 | 100 % | 1 012 | 100 % | ||||
Stabex | 723 | 723 | – | 100 % | 722 | 100 % | 722 | 100 % | ||||
Structurele aanpassing | 1 497 | 1 497 | – | 100 % | 1 497 | 100 % | 1 497 | 100 % | ||||
Sysmin | 101 | 101 | 100 % | 101 | 100 % | 101 | 100 % | |||||
SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN | 4 697 | 4 696 | (3) | 100 % | 4 695 | 100 % | 4 695 | 100 % | ||||
ACS | ||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 417 | 417 | 100 % | 417 | 100 % | 417 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 417 | 417 | 100 % | 417 | 100 % | 417 | 100 % | |||||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 233 | |||||||||||
Compensatie exportopbrengsten | 233 | – | 231 | – | 99 % | 231 | – | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 233 | 233 | – | 100 % | 231 | – | 99 % | 231 | – | 100 % | ||
Rentenbaten en andere ontvangsten | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | – | |||||||||||
TOTAAL ACS (A) | 10 333 | 10 332 | (4) | 100 % | 10 330 | – | 100 % | 10 329 | – | 100 % | ||
LGO | ||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Lomé | Totaal indicatieve programma's | 35 | 35 | 100 % | 35 | 100 % | 35 | 100 % | LGO | |||
SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S | 35 | 35 | 100 % | 35 | 100 % | 35 | 100 % | |||||
Rentesubsidies | 1 | 1 | 100 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | |||||
Risicokapitaal | 6 | 6 | 100 % | 6 | 100 % | 6 | 100 % | |||||
Stabex | 1 | 1 | 100 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | |||||
Sysmin | 2 | 2 | 100 % | 2 | 100 % | 2 | 100 % | |||||
SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN | 10 | 10 | 100 % | 10 | 100 % | 10 | 100 % | |||||
TOTAAL LGO | 46 | 46 | 100 % | 46 | 100 % | 46 | 100 % | |||||
TOTAAL: ACS+LGO (A+B) | 10 379 | 10 377 | (4) | 100 % | 10 375 | – | 100 % | 10 375 | – | 100 % |
Tabel 2.4
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2018
SOORT STEUN
ACS + LGO — 9e EOF
in miljoen EUR | ||||||||||||
KREDIETEN | BESLUITEN | TOEGEWEZEN FONDSEN | BETALINGEN | |||||||||
GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | ||||
(1) | (2) | (2) : (1) | (3) | (3) : (2) | (4) | (4) : (3) | ||||||
ACS | ||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Lomé | Overdrachten van het 6e EOF — Lomé | 20 | 20 | – | 100 % | 20 | 100 % | 20 | 100 % | ACS | ||
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | 647 | 647 | – | 100 % | 647 | 100 % | 647 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN | 668 | 668 | – | 100 % | 668 | 100 % | 667 | 100 % | ||||
ACS | ||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Cotonou | A Envelope - National Allocations | 8,608 | 8,600 | (15) | 100% | 8,590 | (9) | 100% | 8,565 | (1) | 100% | |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 8 608 | 8 600 | (15) | 100 % | 8 590 | (9) | 100 % | 8 565 | (1) | 100 % | ||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 1 208 | |||||||||||
Compensatie exportopbrengsten | 148 | – | 148 | – | 100 % | 148 | 100 % | |||||
Spoedhulp | 1 049 | – | 1 045 | – | 100 % | 1 040 | – | 99 % | ||||
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) | 11 | 11 | 100 % | 11 | 100 % | |||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 1 208 | 1 208 | – | 100 % | 1 204 | – | 100 % | 1 198 | – | 100 % | ||
COB, TCLP en PV | 154 | 154 | 100 % | 154 | 100 % | 154 | 100 % | |||||
SUBTOTAAL: COB, TCLP en PV | 154 | 154 | 100 % | 154 | 100 % | 154 | 100 % | |||||
Uitvoeringskosten | 177 | 177 | (1) | 100 % | 177 | – | 100 % | 177 | 100 % | |||
Rentenbaten en andere ontvangsten | 63 | 63 | 100 % | 63 | 100 % | 63 | 100 % | |||||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 240 | 239 | (1) | 100 % | 239 | – | 100 % | 239 | 100 % | |||
Andere intra-ACS-toewijzingen | 2 589 | 2 586 | (9) | 100 % | 2 577 | (7) | 100 % | 2 568 | 1 | 100 % | ||
Vredesfaciliteit | 353 | 353 | – | 100 % | 353 | 100 % | 353 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 2 942 | 2 940 | (9) | 100 % | 2 931 | (7) | 100 % | 2 922 | 1 | 100 % | ||
Regionale toewijzingen | 759 | 756 | (7) | 100 % | 745 | (2) | 99 % | 729 | (1) | 98 % | ||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 759 | 756 | (7) | 100 % | 745 | (2) | 99 % | 729 | (1) | 98 % | ||
Speciale toewijzing D.R. Congo | 105 | 105 | 100 % | 105 | 100 % | 105 | 100 % | |||||
SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING D.R. CONGO | 105 | 105 | 100 % | 105 | 100 % | 105 | 100 % | |||||
Speciale toewijzing Zuid-Sudan | 267 | 266 | – | 100 % | 253 | 35 | 95 % | 200 | 16 | 79 % | ||
SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING ZUID-SUDAN | 267 | 266 | – | 100 % | 253 | 35 | 95 % | 200 | 16 | 79 % | ||
Speciale toewijzing Sudan | 110 | 107 | (1) | 97 % | 105 | – | 98 % | 97 | 8 | 93 % | ||
SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING SUDAN | 110 | 107 | (1) | 97 % | 105 | – | 98 % | 97 | 8 | 93 % | ||
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit | 39 | 24 | 62 % | 24 | 100 % | 24 | 100 % | |||||
SUBTOTAAL: VRIJWILLIGE BIJDRAGE VREDESFACILITEIT | 39 | 24 | 62 % | 24 | 100 % | 24 | 100 % | |||||
TOTAAL: ACS (A) | 15 100 | 15 067 | (33) | 100 % | 15 018 | 17 | 100 % | 14 900 | 23 | 99 % | ||
LGO | ||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Lomé | Overdrachten van het 6e EOF — Lomé | – | – | 100 % | – | 100 % | – | 100 % | LGO | |||
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | 3 | 3 | 100 % | 3 | 100 % | 3 | 100 % | |||||
SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN | 3 | 3 | 100 % | 3 | 100 % | 3 | 100 % | |||||
LGO | ||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 237 | 237 | 100 % | 235 | 99 % | 235 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 237 | 237 | 100 % | 235 | 99 % | 235 | 100 % | |||||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 4 | |||||||||||
Spoedhulp | 4 | 4 | 100 % | 4 | 100 % | |||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 4 | 4 | 100 % | 4 | 100 % | 4 | 100 % | |||||
Studies/Technische bijstand LGO | 1 | 1 | 100 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | |||||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 1 | 1 | 100 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | |||||
Regionale toewijzingen | 45 | 45 | – | 100 % | 45 | – | 99 % | 45 | – | 100 % | ||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 45 | 45 | – | 100 % | 45 | – | 99 % | 45 | – | 100 % | ||
TOTAAL: LGO | 290 | 290 | – | 100 % | 288 | – | 99 % | 288 | – | 100 % | ||
TOTAAL: ACS+LGO (A+B) | 15 390 | 15 357 | (33) | 100 % | 15 305 | 16 | 100 % | 15 187 | 23 | 99 % |
Tabel 2.5
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2018
SOORT STEUN
ACS + LGO — 10e EOF
in miljoen EUR | ||||||||||||
KREDIETEN | BESLUITEN | TOEGEWEZEN FONDSEN | BETALINGEN | |||||||||
GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | ||||
(1) | (2) | (2) : (1) | (3) | (3) : (2) | (4) | (4) : (3) | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Toewijzingen | ||||||||||||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 12 922 | 12 820 | (201) | 99 % | 12 482 | 5 | 97 % | 11 568 | 586 | 93 % | ACS |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 12 922 | 12 820 | (201) | 99 % | 12 482 | 5 | 97 % | 11 568 | 586 | % | ||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 2 000 | |||||||||||
Compensatie exportopbrengsten | 203 | (1) | 200 | 2 | 99 % | 190 | 8 | |||||
Spoedhulp | 840 | (4) | 831 | (5) | 99 % | 813 | 23 | |||||
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) | 49 | – | 49 | – | 100 % | 49 | ||||||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 904 | (1) | 896 | (1) | 99 % | 886 | 4 | |||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 2 000 | 1 995 | (6) | 100 % | 1 976 | (4) | 99 % | 1 938 | 34 | |||
Uitvoeringskosten | 445 | 436 | 4 | 98 % | 436 | 5 | 100 % | 435 | 6 | |||
Rentenbaten en andere ontvangsten | 85 | 68 | – | 80 % | 67 | – | 98 % | 67 | – | |||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 530 | 504 | 4 | 95 % | 503 | 5 | 100 % | 502 | 6 | |||
Institutionele uitgaven en steunuitgaven | 230 | 229 | (3) | 99 % | 229 | (1) | 100 % | 209 | (2) | |||
Andere intra-ACS-toewijzingen | 1 868 | 1 864 | (18) | 100 % | 1 823 | (4) | 98 % | 1 683 | 73 | |||
Vredesfaciliteit | 1 119 | 1 119 | 105 | 100 % | 1 099 | 227 | 98 % | 1 023 | 209 | |||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 3 218 | 3 212 | 85 | 100 % | 3 151 | 221 | 98 % | 2 916 | 280 | |||
Regionale toewijzingen | 1 942 | 1 926 | (24) | 99 % | 1 818 | (8) | 94 % | 1 555 | 144 | |||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 1 942 | 1 926 | (24) | 99 % | 1 818 | (8) | 94 % | 1 555 | 144 | % | ||
Cofinanciering | ||||||||||||
Toewijzingen | ||||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 187 | 183 | (1) | 98 % | 179 | – | 97 % | 143 | 12 | |||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 187 | 183 | (1) | 98 % | 179 | – | 97 % | 143 | 12 | |||
Uitvoeringskosten | 5 | 5 | 1 | 100 % | 3 | 1 | 62 % | 2 | 1 | |||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 5 | 5 | 1 | 100 % | 3 | 1 | 62 % | 2 | 1 | |||
Andere intra-ACS-toewijzingen | 12 | 11 | (1) | 92 % | 10 | – | 99 % | 10 | – | |||
Vredesfaciliteit | 1 | 1 | 100 % | 1 | 99 % | 1 | ||||||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 12 | 11 | (1) | 92 % | 11 | – | 99 % | 11 | – | |||
Besteedbare reserves | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
A-enveloppe — Reserve | – | |||||||||||
B-enveloppe — Reserve | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: LANDENRESERVE | – | |||||||||||
Intra-ACS-reserve | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: Intra-ACS-reserve | – | |||||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX | – | |||||||||||
NIP/RIP-reserve | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE | – | |||||||||||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN — RESERVE | – | |||||||||||
Niet-besteedbare reserve | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 131 | |||||||||||
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE | 131 | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Toewijzingen | ||||||||||||
LGO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 190 | 189 | (2) | 99 % | 182 | 17 | 96 % | 144 | 13 | 79 % | LGO |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 190 | 189 | (2) | 99 % | 182 | 17 | 96 % | 144 | 13 | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 15 | |||||||||||
Spoedhulp | 9 | – | 8 | – | 99 % | 8 | – | |||||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 6 | 6 | 100 % | 6 | ||||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 15 | 15 | – | 98 % | 14 | – | 99 % | 14 | – | |||
Studies/Technische bijstand LGO | 5 | 5 | – | 100 % | 5 | – | 98 % | 5 | – | |||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 5 | 5 | – | 100 % | 5 | – | 98 % | 5 | – | |||
Regionale toewijzingen | 40 | 39 | (1) | 98 % | 37 | (1) | 95 % | 32 | – | |||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 40 | 39 | (1) | 98 % | 37 | (1) | 95 % | 32 | – | |||
Besteedbare reserves | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
A-enveloppe — Reserve | – | |||||||||||
B-enveloppe — Reserve | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: LANDENRESERVE | – | |||||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX | – | |||||||||||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN — RESERVE | – | |||||||||||
Niet-besteedbare reserve | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 25 | |||||||||||
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE | 25 | |||||||||||
TOTAAL: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B) | 21 223 | 20 905 | (147) | 99 % | 20 361 | 236 | 97 % | 18 829 | 1 076 | 92 % |
Tabel 2.6
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2018
SOORT STEUN
ACS + LGO — 11e EOF
in miljoen EUR | ||||||||||||
KREDIETEN | BESLUITEN | TOEGEWEZEN FONDSEN | BETALINGEN | |||||||||
GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | ||||
(1) | (2) | (2) : (1) | (3) | (3) : (2) | (4) | (4) : (3) | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Toewijzingen | ||||||||||||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 15 419 | 12 634 | 1 743 | 82 % | 9 202 | 2 346 | 73 % | 4 467 | 1 536 | 49 % | ACS |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 15 419 | 12 634 | 1 743 | 82 % | 9 202 | 2 346 | 73 % | 4 467 | 1 536 | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 717 | |||||||||||
Spoedhulp | 592 | 2 | 589 | 10 | 99 % | 493 | 50 | |||||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 109 | 109 | – | 100 % | 109 | 80 | ||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 717 | 701 | 2 | 98 % | 698 | 10 | 100 % | 601 | 130 | |||
Overbruggingsfaciliteit | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: OVERBRUGGINGSFACILITEIT | – | |||||||||||
Uitvoeringskosten | 1 053 | 700 | 162 | 67 % | 646 | 157 | 92 % | 603 | 148 | |||
Rentenbaten en andere ontvangsten | 16 | 10 | – | 59 % | 7 | 1 | 71 % | 6 | – | |||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 1 069 | 710 | 162 | 66 % | 653 | 157 | 92 % | 609 | 148 | |||
Institutionele uitgaven en steunuitgaven | 246 | 133 | 27 | 54 % | 98 | 7 | 74 % | 85 | 16 | |||
Andere intra-ACS-toewijzingen | 2 700 | 2 116 | 871 | 78 % | 1 347 | 537 | 64 % | 899 | 408 | |||
Vredesfaciliteit | 1 000 | 1 000 | 6 | 100 % | 946 | 61 | 95 % | 859 | 54 | |||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 3 946 | 3 249 | 905 | 82 % | 2 391 | 604 | 74 % | 1 843 | 478 | |||
Regionale toewijzingen | 6 541 | 5 803 | 1 381 | 89 % | 4 940 | 1 426 | 85 % | 1 554 | 610 | |||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 6 541 | 5 803 | 1 381 | 89 % | 4 940 | 1 426 | 85 % | 1 554 | 610 | |||
Cofinanciering | ||||||||||||
Toewijzingen | ||||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 23 | 20 | 89 % | 20 | – | 100 % | 1 | 1 | ||||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 23 | 20 | 89 % | 20 | – | 100 % | 1 | 1 | ||||
Uitvoeringskosten | 2 | 1 | 1 | 70 % | ||||||||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 2 | 1 | 1 | 70 % | ||||||||
Vredesfaciliteit | 11 | 2 | 1 | 16 % | 2 | 1 | 100 % | 1 | ||||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 11 | 2 | 1 | 16% | 2 | 1 | 100% | 1 | ||||
Regionale toewijzingen | 2 | 2 | 2 | 100% | 2 | 2 | 100% | |||||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 2 | 2 | 2 | 100% | 2 | 2 | 100% | |||||
Besteedbare reserves | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
B-enveloppe — Reserve | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: LANDENRESERVE | – | |||||||||||
Intra-ACS-reserve | 69 | |||||||||||
SUBTOTAAL: Intra-ACS-reserve | 69 | |||||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX | – | |||||||||||
NIP/RIP-reserve | 1 270 | |||||||||||
SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE | 1 270 | |||||||||||
Niet-besteedbare reserve | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 311 | |||||||||||
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE | 311 | |||||||||||
EC interne DNO | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 1 | 1 | 71 % | 1 | 100 % | 1 | ||||||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 1 | 1 | 71 % | 1 | 100 % | 1 | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Toewijzingen | ||||||||||||
LGO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 196 | 183 | 92 | 93 % | 179 | 97 | 98 % | 76 | 50 | 43 % | LGO |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 196 | 183 | 92 | 93 % | 179 | 97 | 98 % | 76 | 50 | 43 % | ||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 8 | |||||||||||
Spoedhulp | 3 | 3 | 3 | 3 | 100 % | 2 | 2 | 68 % | ||||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 3 | 3 | 3 | 3 | 100 % | 3 | 3 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 8 | 6 | 6 | 75 % | 6 | 6 | 100 % | 5 | 5 | 85 % | ||
Overbruggingsfaciliteit | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: OVERBRUGGINGSFACILITEIT | – | |||||||||||
Studies/Technische bijstand LGO | 9 | 5 | – | 60 % | 5 | 1 | 90 % | 3 | 1 | 72 % | ||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 9 | 5 | – | 60 % | 5 | 1 | 90 % | 3 | 1 | 72 % | ||
Regionale toewijzingen | 81 | 37 | 37 | 46 % | 37 | 37 | 99 % | 7 | 7 | 20 % | ||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 81 | 37 | 37 | 46 % | 37 | 37 | 99 % | 7 | 7 | 20 % | ||
Cofinanciering | ||||||||||||
Toewijzingen | ||||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | – | |||||||||||
Besteedbare reserves | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
NIP/RIP-reserve | 49 | |||||||||||
SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE | 49 | |||||||||||
Niet-besteedbare reserve | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 7 | |||||||||||
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE | 7 | |||||||||||
EC interne DNO | ||||||||||||
Reserves | ||||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | |||||||||||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | – | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||
Toewijzingen | ||||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 10 | 6 | 60 % | 6 | – | 98 % | 6 | 4 | 98 % | |||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 10 | 6 | 60 % | 6 | – | 98 % | 6 | 4 | 98 % | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 7 | |||||||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 7 | |||||||||||
TOTAAL: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B) | 29 747 | 23 359 | 4 332 | 79 % | 18 140 | 4 687 | 78 % | 9 175 | 2 970 | 51 % |
JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING - DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN
EUROPESE INVESTERINGSBANK | CA/521/19 | |
14 maart 2019 | ||
Document 19/092 | ||
RAAD VAN BESTUUR | ||
Investeringsfaciliteit | ||
Financiële staten | ||
per 31 december 2018 | ||
-Overzicht van de financiële positie -Overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten -Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten -Kasstroomoverzicht -Toelichtingen bij de financiële staten | ||
OVERZICHT VAN DE FINANCIËLE POSITIE
Toelichtingen | 31.12.2018 | 31.12.2017 | |
ACTIVA | |||
Geldmiddelen en kasequivalenten | 5 | 573 708 | 549 101 |
Door contribuanten te storten bedragen | 9/17 | 100 000 | 150 000 |
Thesauriemiddelen | 10 | 335 140 | 144 382 |
Afgeleide financiële instrumenten | 6 | 9 873 | 12 521 |
Leningen en voorschotten | 7 | 1 540 991 | 1 666 725 |
Aandelen en andere effecten met variabele rente | 8 | 567 292 | 497 539 |
Overige activa | 11 | 171 | 4 385 |
Totaal activa | 3 127 175 | 3 024 653 | |
PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN | |||
PASSIVA | |||
Afgeleide financiële instrumenten | 6 | 8 493 | 1 153 |
Uitgestelde baten | 12 | 33 764 | 25 802 |
Voorzieningen voor verstrekte garanties | 13 | 793 | 484 |
Voorzieningen voor toegezegde leningen | 14 | 23 822 | - |
Aan derden verschuldigde bedragen | 15 | 143 813 | 157 285 |
Overige verplichtingen | 16 | 2 493 | 2 462 |
Totaal passiva | 213 178 | 187 186 | |
MIDDELEN CONTRIBUANTEN | |||
Faciliteit afgeroepen bijdrage van de lidstaten | 17 | 2 697 000 | 2 517 000 |
Reëlewaardereserve (IAS 39) | - | 125 816 | |
Ingehouden winsten | 216 997 | 194 651 | |
Totaal middelen contribuanten | 2 913 997 | 2 837 467 | |
Totaal passiva en middelen contribuanten | 3 127 175 | 3 024 653 |
OVERZICHT van winst of verlies en andere NIET-GEREALISEERDE RESULTATEN
Toelichtingen | Vanaf 1.1.2018 | Vanaf 1.1.2017 | |
tot 31.12.2018 | tot 31.12.2017 | ||
Rente en soortgelijke baten | 19 | 96 730 | 101 406 |
Rente en soortgelijke uitgaven | 19 | -2 539 | -2 671 |
Nettorente en soortgelijke baten | 94 191 | 98 735 | |
Baten uit vergoedingen en provisies | 20 | 284 | 210 |
Uitgaven aan vergoedingen en provisies | 20 | -106 | -60 |
Netto vergoedings- en provisiebaten | 178 | 150 | |
Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten | -9 987 | 29 637 | |
Netto resultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente (2017 AFS) | 21 | -10 179 | 2 711 |
Nettoresultaat van de leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 21 | -702 | - |
Netto verlies valuta | -32 436 | -38 165 | |
Nettoresultaten van financiële transacties | -53 304 | -5 817 | |
Wijziging bij waardevermindering op leningen en voorschotten, minus terugboekingen | 7 | -22 771 | -10 721 |
Wijziging in de voorzieningen voor garanties | 13 | -485 | -65 |
Wijziging in voorzieningen voor toegezegde leningen | 14 | -19 612 | - |
Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa (IAS 39) | 8 | - | -22 024 |
Algemene beheerskosten | 22 | -47 799 | -45 105 |
(Verlies)/winst over het boekjaar | -49 602 | 15 153 | |
Niet-gerealiseerde resultaten: | |||
Posten die opnieuw zijn ingedeeld of kunnen worden ingedeeld bij winst of verlies | |||
Voor verkoop beschikbare financiële activa — reëlewaardereserve (IAS 39) | 8 | ||
1 Nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa | - | -31 034 | |
2 Nettobedrag overgedragen naar winst of verlies | - | 13 966 | |
Totaal voor verkoop beschikbare financiële activa | - | -17 068 | |
Totaal overige niet-gerealiseerde resultaten (verlies) | - | -17 068 | |
Totaal niet-gerealiseerde resultaten (verlies) voor het jaar | -49 602 | -1 915 | |
(1) Voor het op 31 december 2018 afgesloten jaar bedroegen rente en soortgelijke baten 96,7 miljoen EUR, berekend op basis van de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. |
OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN
Afgeroepen bijdrage | Reëlewaarde-reserve * | Ingehouden winsten * | Totaal | ||
Per 1 januari 2018 | Toelichtingen | 2 517 000 | - | 266 599 | 2 783 599 |
Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar | 17 | 180 000 | - | - | 180 000 |
Verlies voor het jaar 2018 | - | - | -49 602 | -49 602 | |
Wijzigingen middelen contribuanten | 180 000 | - | -49 602 | 130 398 | |
Per 31.12.2018 | 2 697 000 | - | 216 997 | 2 913 997 | |
Afgeroepen bijdrage | Reëlewaarde-reserve | Ingehouden winsten | Totaal | ||
Per 1 januari 2017 | 2 377 000 | 142 884 | 179 498 | 2 699 382 | |
Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar | 17 | 140 000 | - | - | 140 000 |
Winst voor het jaar 2017 | - | - | 15 153 | 15 153 | |
Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar * | - | -17 068 | - | -17 068 | |
Wijzigingen middelen contribuanten | 140,000 | -17,068 | 15,153 | 138,085 | |
Per 31 december 2017 | 2,517,000 | 125,816 | 194,651 | 2,837,467 | |
* Per 31 december 2017 had de faciliteit investeringen in eigen vermogen als beschikbaar voor verkoop aangemerkt, terwijl de faciliteit met ingang van 1 januari 2018 als gevolg van de vaststelling van het IFRS 9 investeringen in eigen vermogen opnieuw heeft ingedeeld bij aandelen en andere effecten met variabele opbrengsten, tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies. De desbetreffende reëlewaardereserve van 125 816 000 EUR per 31 december 2017 is vrijgegeven tegen de ingehouden winsten van de faciliteit als aanpassing van het beginsaldo (toelichting 2.5). Daarnaast werd een bedrag van 49 712 000 EUR dat de waardevermindering van te verwachten kredietverliezen vertegenwoordigde opgenomen voor de uitvoering van fase 1 en fase 2 verrichtingen van de kredietportefeuille, alsook werd een bedrag van 4 156 000 EUR als voorziening voor te verwachten kredietverliezen voor niet-uitbetaalde blootstellingen van de uitvoering van fase 1 en fase 2 verrichtingen van de kredietportefeuille opgenomen in het beginsaldo 2018 van de ingehouden winsten. Zie voor gedetailleerde afstemming, toelichting 2.5. | |||||
KASSTROOMOVERZICHT
Toe-lichtingen | Van 1.1.2018 tot 31.12.2018 | Van 1.1.2017 tot 31.12.2017 | |
OPERATIONELE ACTIVITEITEN | |||
(Verlies)/Winst over het boekjaar | -49 602 | 15 153 | |
Aanpassingen voor: | |||
Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa (IAS 39) | 8 | - | 22 024 |
Netto resultaat in reële waarde op aandelen en andere effecten met variabele rente | 20 665 | - | |
Wijziging bij waardevermindering op leningen en voorschotten, minus terugboekingen | 7 | 22 771 | 10 721 |
Nettoresultaat van de leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 702 | - | |
Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs leningen en voorschotten | 7 | -1 833 | -1 198 |
Nettowijziging in voorzieningen voor verstrekte garanties | 13 | 309 | -141 |
Nettowijziging in voorzieningen voor toegezegde leningen | 19 666 | - | |
Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs van financiële activa | 10 | -1 645 | -398 |
Wijziging uitgestelde baten | 7 962 | -481 | |
Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen | 7 | -44 927 | 168 304 |
Effect van wisselkoerswijzigingen op aandelen en andere effecten met variabele rente | -17 300 | -1 655 | |
Gevolgen wijzigingen wisselkoers op aangehouden tegoeden | 2 561 | -6 473 | |
Verlies operationele activiteiten voor wijzigingen in beleidsactiva en -passiva | -40 671 | 205 856 | |
Uitkeringen lening | 7 | -259 214 | -368 662 |
Terugbetalingen leningen | 7 | 354 855 | 253 486 |
Wijziging opgelopen rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten | 5 | -178 | 63 |
Wijziging reële waarde derivaten | 9 987 | -29 637 | |
(Afname) van financiële activa | 10 | -2 219 062 | -1 084 149 |
Looptijden van financiële activa | 10 | 2 026 659 | 1 109 563 |
(Afname) in aandelen en andere effecten met variabele rente | 8 | -95 434 | -62 660 |
Terugbetalingen / verkoop van aandelen en andere effecten met variabele rente | 32 802 | 44 568 | |
(Toename) overige activa | -4 214 | -4 040 | |
(Afname)/toename overige verplichtingen | 31 | -84 | |
Toename van andere bedragen te betalen aan Europese Investeringsbank | 2 168 | 2 202 | |
Netto kasstromen in/van operationele activiteiten | -192 271 | 66 506 | |
FINANCIERINGSACTIVITEITEN | |||
Bijdrage van lidstaten | 17 | 230 000 | 76 395 |
Bedragen ontvangen van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand | 20 000 | 60 000 | |
Bedragen betaald namens lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand | -35 641 | -21 026 | |
Netto kasstromen van financieringsactiviteiten | 214 359 | 115 369 | |
Nettotoename geldmiddelen en kasequivalenten | 22 088 | 181 875 | |
Samenvattende staat van kasstromen: | |||
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het begrotingsjaar | 549 169 | 360 821 | |
Nettokasstroom: | |||
Operationele activiteiten | -192 271 | 66 506 | |
Financieringsactiviteiten | 214 359 | 115 369 | |
Effect wijzigingen wisselkoers op geldmiddelen en kasequivalenten | 2 561 | 6 473 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het einde van het begrotingsjaar | 573 818 | 549 169 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit: | |||
Contanten | 5 | 51 936 | 166 445 |
Termijndeposito's (exclusief opgelopen rente) | 5 | 521 882 | 367 721 |
Commercial paper | 5 | - | 15 003 |
573 818 | 549 169 |
Toelichtingen bij de financiële staten per 31 december 2018
1Algemene informatie
De investeringsfaciliteit (de 'faciliteit') werd opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (de 'Overeenkomst') betreffende steun voor samenwerking en ontwikkeling, die door de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan ("de ACS-staten") en de Europese Unie en haar lidstaten op 23 juni 2000 werd gesloten en op 25 juni 2005 en 22 juni 2010 werd herzien.
De faciliteit is geen afzonderlijke rechtspersoon en de Europese Investeringsbank ("EIB") beheert de bijdragen namens de lidstaten ("donoren") overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst en treedt op als een beheerder van de faciliteit.
De in het kader van de Overeenkomst vastgelegde financiering is afkomstig uit de begrotingen van de EU-lidstaten. EU-lidstaten dragen bij met bedragen voor de financiering van de faciliteit en subsidies die worden gebruikt voor de financiering van rentesubsidies zoals is voorzien in de meerjarige financiële kaders (het eerste financiële protocol voor de periode 2000-2007 waarnaar wordt verwezen als het 9e EOF, het tweede financiële protocol voor de periode 2008-2013 waarnaar wordt verwezen als het 10e EOF en het derde financiële protocol voor de periode 2014-2020 waarnaar wordt verwezen als het 11e EOF). De EIB is belast met het beheer van:
-de faciliteit, een risicodragend roterend fonds ten belope van 3 685,5 miljoen EUR dat ertoe strekt de investeringen in de particuliere sector in de ACS-landen te bevorderen, waarbij een bedrag 48,5 miljoen EUR aan de landen en gebieden overzee (LGO) is toegewezen;
-subsidies voor de financiering van rentesubsidies ten belope van maximaal 1 220,85 miljoen EUR voor ACS-landen en maximaal 8,5 miljoen EUR voor LGO. Tot 15 % van deze subsidies kan worden benut voor de financiering van projectgerelateerde technische bijstand.
De huidige financiële overzichten bestrijken de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018.
Op voorstel van het beheerscomité van de EIB heeft het directiecomité van de EIB de financiële staten op 14 maart 2019 vastgesteld en heeft het besloten deze ter goedkeuring voor te leggen aan de raad van bestuur op zijn bijeenkomst van 26 april 2019.
2Belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging
2.1Grondslag voor de voorbereiding – verklaring van overeenstemming
De financiële staten van de faciliteit zijn opgemaakt in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS), die door de Europese Unie zijn goedgekeurd.
2.2Belangrijke beoordelingen en ramingen
Bij het opmaken van de financiële staten moet een beroep worden gedaan op ramingen. Bij het toepassen van de grondslagen voor financiële verslaglegging van de faciliteit moet het management van de Europese Investeringsbank ook beoordelingen maken. Indien er sprake is van een hogere mate van beoordeling of complexiteit of indien veronderstellingen en ramingen voor de financiële staten van belang zijn, wordt dit hierna bekendgemaakt.
Onder meer in volgende gevallen werd een beroep gedaan op beoordelingen en ramingen:
§Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten
De reële waarde van financiële activa en financiële passiva die worden verhandeld op actieve markten zijn gebaseerd op genoteerde marktprijzen en prijsnoteringen van effectenmakelaars. Wanneer de reële waarde niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De waarderingen kunnen worden ingedeeld in verschillende niveaus van de reëlewaardehiërarchie op grond van de inputs die worden gebruikt bij de waarderingstechnieken zoals beschreven en bekendgemaakt in de toelichtingen 2.4.2 en 4.
§Waardevermindering op leningen en voorschotten
De meting van verwachte kredietverliezen ("expected credit loss" - ECL) vereist dat het management een aantal belangrijke evaluaties maakt, met name de beoordeling van een significante toename van het kredietrisico sinds de eerste opname, de opname van toekomstgerichte informatie en de verdere raming van het bedrag en het tijdstip van toekomstige kasstromen en de waarde van de zekerheden bij de vaststelling van waardeverminderingsverliezen. Deze ramingen zijn ingegeven door een aantal factoren. Veranderingen in deze factoren kunnen tot significante wijzigingen in de timing en het bedrag van de te erkennen kredietverliezen leiden (toelichting 2.4.2).
§Waardering van investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen
Bij de waardering van investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt normaal gesproken met een van volgende gegevens rekening gehouden:
-recente zakelijke en objectieve markttransacties;
-actuele reële waarde van andere instrumenten die in wezen hetzelfde zijn;
-de verwachte kasstromen die verdisconteerd zijn met behulp van actuele rentevoeten die gelden voor instrumenten met soortgelijke voorwaarden en risicokenmerken;
-methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde; of
-andere waarderingsmodellen.
De bepaling van de kasstromen en discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen berust in grote mate op ramingen. De faciliteit stemt de waarderingstechnieken op gezette tijden op elkaar af en toetst hun geldigheid hetzij aan de prijzen van waarneembare actuele marktverrichtingen in hetzelfde instrument, hetzij aan andere beschikbare waarneembare marktgegevens.
§Waardevermindering van voor verkoop beschikbare investeringen in aandelen (toepasselijk vóór 1 januari 2018)
In het kader van de faciliteit is bepaald dat voor verkoop beschikbare investeringen in aandelen als in waarde verminderd worden beschouwd wanneer hun reële waarde aanzienlijk of langdurig beneden kosten is gedaald of wanneer er andere aanwijzingen van waardevermindering voorhanden zijn. Om te bepalen of een daling 'aanzienlijk' of 'langdurig' is, is een beoordeling vereist. De faciliteit beschouwt “aanzienlijk” meestal als 30% of meer en 'langdurig' als langer dan twaalf maanden. Voorts houdt de faciliteit rekening met andere factoren, onder meer de normale volatiliteit van aandelen voor beursgenoteerde aandelen, de toekomstige kasstromen en de discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen.
§Consolidatie van entiteiten waarin de faciliteit belangen aanhoudt
De faciliteit heeft belangrijke beoordelingen opgesteld waaruit blijkt dat geen enkele entiteit waarin zij een belang aanhoudt door haar wordt gecontroleerd. Dit valt toe te schrijven aan het feit dat in al dergelijke entiteiten, hetzij de beherende vennoot, hetzij de fondsbeheerder, hetzij de raad van bestuur als enigen beslissingsbevoegdheid hebben voor het beheer en de controle van de activiteiten en de aangelegenheden van het partnerschap. Zij beschikken over de bevoegdheid en het gezag om alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het partnerschap in overeenstemming met de investerings- en beleidsrichtsnoeren.
2.3Wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving
Met uitzondering van de hierna vermelde wijzigingen heeft de faciliteit consequent het in toelichting 2.4 beschreven waarderingsbeleid toegepast op alle periodes die in deze financiële staten zijn opgenomen. De faciliteit heeft de volgende nieuwe normen en wijzigingen aan normen aangenomen.
Gebruikte normen
IFRS 9 Financiële instrumenten
De faciliteit heeft IFRS 9 aangenomen, zoals in juli 2014 door de IASB vastgesteld, met een overgangsdatum van 1 januari 2018, hetgeen heeft geleid tot wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving en aanpassingen van de bedragen die eerder in de financiële staten waren opgenomen. Zie voor meer informatie toelichting 2.5.
Zoals toegestaan door de overgangsbepalingen van IFRS 9, heeft de faciliteit ervoor gekozen de faciliteit de vergelijkende perioden niet aan te passen. Elke aanpassing van de boekwaarde van financiële activa en passiva die voortvloeit uit de vaststelling van IFRS 9 is opgenomen in het reservefonds en de reëlewaardereserve met ingang van 1 januari 2018. De informatie die in het kader van de toepasbaarheid voor 2017 is verstrekt, beantwoordt dus niet aan de vereisten van IFRS 9 en is derhalve niet vergelijkbaar met de informatie die in 2018 op grond van IFRS 9 is gepresenteerd.
IFRS 15 Opbrengsten van contracten met klanten
IFRS 15 stelt een alomvattend kader vast om te bepalen of, hoeveel en wanneer ontvangsten moeten worden opgenomen. IFRS 15 vervangt de bestaande richtsnoeren voor de opname van opbrengsten, inclusief IAS 18 Opbrengsten, IAS 11 Onderhanden projecten in opdracht van derden en IFRIC 13 Loyaliteitsprogramma's.
De faciliteit heeft de norm aangenomen die gebruik maakt van de gewijzigde retrospectieve benadering, hetgeen betekent dat de cumulatieve impact van het aannemen van de norm is opgenomen in ingehouden winsten vanaf 1 januari 2018 en de vergelijkende cijfers niet zijn aangepast.
De toepassing van IFRS 15 heeft geen significante gevolgen voor de financiële staten van de faciliteit.
IFRIC 22 Transacties in vreemde valuta en vooruitbetalingen
In de interpretatie wordt verduidelijkt dat bij het bepalen van de contante wisselkoers die moet worden gebruikt bij de eerste opname van het desbetreffende actief, lasten of baten (of een deel daarvan) naar aanleiding van het niet langer opnemen van het niet-monetaire actief dat of de niet-monetaire verplichting die uit de vooruitbetaling voortvloeit, de transactiedatum de datum is waarop een entiteit het niet-monetaire actief of de niet-monetaire verplichting die uit de vooruitbetaling voortvloeit, in eerste instantie opneemt. Indien er meerdere vooruitbetalingen worden gedaan of ontvangen, moet de entiteit elke keer als er een vooruitbetaling wordt gedaan of ontvangen, een transactiedatum bepalen.
De vaststelling van deze interpretatie had geen wezenlijke invloed op de financiële staten van de faciliteit.
Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2014-2016 (wijzigingen in IAS 28)
Wijzigingen in IAS 28 Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures — Verduidelijking dat de waardering van vennootschappen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies voor elke investering afzonderlijk tot stand moet komen
In de wijzigingen wordt verduidelijkt dat een entiteit die een organisatie is die durfkapitaal verstrekt of andere kwalificerende entiteit is, voor elke investering afzonderlijk ervoor kan kiezen bij de eerste opname de investeringen in haar geassocieerde deelnemingen en joint ventures te waarderen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies. Indien een entiteit die zelf geen beleggingsentiteit is, een belang heeft in een geassocieerde deelneming of joint venture die een beleggingsentiteit is, mag de entiteit bij de toepassing van de “equity”-methode de waardering tegen reële waarde behouden die door deze geassocieerde deelneming of joint venture die een beleggingsentiteit is, is toegepast op de belangen in dochterondernemingen van de betrokken geassocieerde deelneming of joint venture die een beleggingsentiteit is. :Deze keuze wordt afzonderlijk gemaakt voor elke geassocieerde deelneming of joint venture die een beleggingsentiteit is, en dat op de laatste vallende datum van de volgende data waarop a) de geassocieerde deelneming of joint venture die een beleggingsentiteit is, voor het eerst is opgenomen; b) de geassocieerde deelneming of joint venture een beleggingsentiteit wordt; en c) de geassocieerde deelneming of joint venture die een beleggingsentiteit is, voor het eerst een moedermaatschappij wordt.
De faciliteit gebruikt geen investeringen in joint ventures. Derhalve is geen wezenlijke invloed op de financiële staten van de faciliteit.
Uitgevaardigde normen die nog niet zijn vastgesteld
IFRS 16 Leaseovereenkomsten
IFRS 16 is uitgevaardigd in januari 2016 en vervangt het bestaande richtsnoer van IAS 17. Dit zal tot gevolg hebben dat bijna alle leaseovereenkomsten worden opgenomen op de balans, aangezien het onderscheid tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten wordt opgeheven. Onder de nieuwe norm worden een actief (het recht om het geleasede goed te gebruiken) en een financiële verplichting om leasesommen te betalen, opgenomen. De enige uitzonderingen zijn leaseovereenkomsten op korte termijn met een geringe waarde. De boekhouding voor leasegevers zal niet significant veranderen.
IFRS 16 is op 31 oktober 2017 goedgekeurd door de EU en is van kracht voor de jaarlijkse verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2019, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan indien IFRS 15 wordt toegepast.
De faciliteit verwacht dat deze wijziging geen wezenlijke invloed zal hebben op de financiële staten van de faciliteit.
2.4Overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging
In het overzicht van de financiële positie zijn de activa en passiva opgenomen in dalende volgorde van liquiditeit en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vlottende en niet-vlottende posten.
2.4.1 Omrekening valuta
Voor de presentatie van de financiële staten wordt de euro gebruikt, die ook de functionele munteenheid is. Tenzij anders aangegeven, is de financiële verslaglegging in EUR is afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.
De verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de verrichting.
Financiële activa en passiva die in andere valuta dan de euro zijn uitgedrukt, worden in euro omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van het overzicht van de financiële positie. De winst of het verlies uit die omrekening wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.
Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen in een vreemde munteenheid uitgedrukte historische kosten, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de oorspronkelijke transactie. Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen de in een vreemde munteenheid uitgedrukte reële waarde, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum waarop de reële waarde werd bepaald.
Wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de vereffening van verrichtingen tegen een andere koers dan die van de datum van de transactie, en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen op in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva die niet zijn vereffend, worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.
De elementen van het overzicht van winst of verlies en andere niet-gerealiseerde resultaten worden maandelijks in euro omgerekend tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers.
2.4.2 Andere financiële activa dan derivaten
Niet-afgeleide financiële instrumenten worden initieel opgenomen op basis van de valutadatum.
Indeling en waardering
Financiële activa — Beleid na 1 januari 2018
Bij eerste opname wordt een financieel actief geclassificeerd als gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat (“FVOCI”) of tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”) en wordt een financiële verplichting geclassificeerd als gewaardeerd tegen AC of FVTPL.
Volgens IFRS 9 begint de classificatie met het bepalen of het financiële actief als een schuldinstrument of als eigenvermogensinstrument moet worden beschouwd. IFRS 9 verwijst naar de definities in IAS 32 Financiële instrumenten: Presentatie
Schuldbewijzen zijn instrumenten die voldoen aan de definitie van een financiële verplichting uit het oogpunt van de tegenpartij, zoals leningen, staatsobligaties en bedrijfsobligaties.
Een schuldbewijs wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), indien het aan beide volgende voorwaarden voldoet en niet geldt als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”):
-het actief wordt aangehouden aangehouden binnen een bedrijfsmodel dat erop gericht is activa aan te houden om contractuele kasstromen te ontvangen; en
-de contractvoorwaarden van het financiële actief op bepaalde data aanleiding geven tot kasstromen die uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op het uitstaande hoofdsombedrag betreffen. (SPPI criteria solely payments of principal and interest)
Een schuldbewijs wordt alleen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat (“FVOCI”), indien het aan beide volgende voorwaarden voldoet en niet geldt als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”):
-het actief wordt aangehouden binnen een bedrijfsmodel waarvan het doel wordt bereikt door zowel contractuele kasstromen te ontvangen als financiële activa te verkopen, en
-de contractvoorwaarden van het financiële actief geven op bepaalde data aanleiding tot kasstromen die uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op het uitstaande hoofdsombedrag betreffen (SPPI criteria).
De bovenstaande vereisten dienen van toepassing te zijn op een volledig financieel actief, ook al bevat het een in een contract besloten derivaat.
Eigenvermogensinstrumenten zijn instrumenten die vanuit het perspectief van de uitgevende instelling aan de definitie van eigen vermogen voldoen; dat wil zeggen instrumenten die geen contractuele verplichting tot betaling bevatten en het overblijvende recht omvatten op een belang in de netto activa van de uitgevende instelling. Eigenvermogensinstrumenten worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”).
Bij de eerste opname van een eigenvermogensinstrument dat niet voor handelsdoeleinden wordt aangehouden, kan de faciliteit de onherroepelijke keuze maken om latere veranderingen in niet-gerealiseerde resultaten te presenteren. Deze keuze wordt voor elke investering afzonderlijk gemaakt.
Alle andere financiële activa worden geclassificeerd als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”).
Beoordeling van het bedrijfsmodel
De EIB, als beheerder van de faciliteit, maakt een beoordeling van de doelstelling van een bedrijfsmodel waarin een schuldinstrument op portefeuilleniveau wordt aangehouden omdat dit het best de wijze weergeeft waarop het bedrijf wordt beheerd en informatie aan het management wordt verstrekt. De in aanmerking genomen informatie omvat:
-de vastgestelde beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid voor de portefeuille en de uitvoering van dit beleid in de praktijk. In het bijzonder of de strategie van het management gericht is op het genereren van contractuele rentebaten, het handhaven van een specifiek renteprofiel, de afstemming van de duration van de financiële activa op de duration van de verplichtingen die met deze activa worden gefinancierd of het realiseren van kasstromen door de activa te verkopen;
-hoe de prestaties van de portefeuille worden geëvalueerd en aan het management van de faciliteit worden gerapporteerd;
-de risico’s die van invloed zijn op de prestaties van het bedrijfsmodel (en de binnen dat bedrijfsmodel aangehouden financiële activa) en de wijze waarop die risico’s worden beheerd; en
-de frequentie, het volume en de timing van verkopen in vorige periodes, de redenen voor deze verkopen en verwachtingen met betrekking tot toekomstige verkoopactiviteiten.
Informatie over verkoopactiviteiten wordt echter niet afzonderlijk beschouwd, maar als onderdeel van een algemene beoordeling van de wijze waarop de doelstelling van de faciliteit voor het beheer van de financiële activa wordt bereikt en van de wijze waarop kasstromen worden gerealiseerd.
SPPI criteria (Uitsluitend aflossingen en rentebetalingen criteria)
In het kader van deze beoordeling wordt onder “hoofdsom” verstaan de reële waarde van het schuldinstrument bij eerste opname. “Rente” wordt gedefinieerd als vergoeding voor de tijdswaarde van geld, voor het tijdens een bepaalde periode aan het uitstaande hoofdsombedrag verbonden kredietrisico en voor andere met kredietverlening samenhangende basisrisico's en -kosten (bv. liquiditeitsrisico en administratieve kosten), alsook uit een winstmarge.
Bij de beoordeling of de contractuele kasstromen uitsluitend aflossingen en rentebetalingen betreffen, wordt rekening gehouden met de contractuele voorwaarden van het instrument. Dit houdt onder meer in dat moet worden beoordeeld of het financiële actief een contractuele bepaling bevat die het tijdstip of het bedrag van contractuele kasstromen zou kunnen wijzigen zodat het actief niet aan deze voorwaarde zou voldoen.
Financiële activa — Beleid dat vóór 1 januari 2018 van toepassing was
De financiële activa van de faciliteit zijn ondergebracht in een van de volgende categorieën:
-Leningen en vorderingen (“L & R”),
-Tot einde van de looptijd aangehouden activa (“HTM”)
-Voor verkoop beschikbare activa (“AFS”)
-tegen Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”)
Verwijdering uit de balans
De faciliteit verwijdert een financieel actief uit de balans wanneer de contractuele rechten op de kasstromen uit het financiële actief aflopen, of wanneer het recht wordt overgedragen om de contractuele kasstromen te ontvangen in een transactie waarbij nagenoeg alle risico’s en voordelen van eigendom van het financiële actief worden overgedragen of waarbij de faciliteit nagenoeg alle risico’s en voordelen van de rechthebbende op het financiële actief noch overdraagt, noch behoudt en de zeggenschap over het financiële actief niet behoudt.
Bij het niet langer opnemen van een financieel actief of een financiële verplichting (zie toelichting 2.4.4) wordt het verschil tussen de boekwaarde van het actief of de verplichting (of de boekwaarde die is toegerekend aan het deel van het actief of de verplichting dat niet langer wordt opgenomen) en de som van (i) de ontvangen of betaalde vergoeding en (ii) elke cumulatieve winst die, of elk cumulatief verlies dat, rechtstreeks in niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen, in winst of verlies opgenomen, met uitzondering van de in de overige onderdelen van het totaalresultaat opgenomen cumulatieve winsten of verliezen voor investeringen in aandelen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen die bij afstoting in het reservefonds worden gestort en niet in winst of verlies.
Herclassificatie
Financiële activa worden na hun eerste opname niet heringedeeld, behalve in de periode na de wijziging door de faciliteit van haar bedrijfsmodel voor het beheer van financiële activa.
Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten
De reële waarde van een financieel instrument is de prijs die zou worden ontvangen om een activum te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum in de hoofdsom; of bij ontstentenis hiervan op de voordeligste markt waartoe de faciliteit op dat moment toegang heeft.
In voorkomend geval bepaalt de EIB namens de faciliteit de reële waarde van een instrument waarbij gebruikt wordt gemaakt van een prijsnotering op een actieve markt voor dat instrument. Een actieve markt is een markt waarop transacties voor het actief of de verplichting voldoende frequent en in voldoende volume plaatsvinden om op permanente basis prijsinformatie te verschaffen.
Wanneer de reële waarde van financiële activa en financiële passiva in de balans niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De gekozen waarderingstechniek omvat alle factoren waarmee marktdeelnemers rekening zouden houden bij de prijszetting van een transactie.
Bij deze waarderingstechnieken kan onder meer gebruik worden gemaakt van de methodes van netto contante waarde en geactualiseerde waarde van de kasstroom, vergelijking met soortgelijke instrumenten waarvoor waarneembare marktprijzen bestaan, de Black-Scholes en polynomische prijsbepalingsmodellen en andere waarderingsmodellen. De bij de waarderingstechnieken gebruikte veronderstellingen en inputs omvatten risicovrije rentenvoeten en basisrentevoeten, kredietspreads die worden gebruikt bij de raming van discontovoeten, obligatie- en aandelenkoersen, wisselkoersen en aandelen- aandelenindexkoersen en verwachte prijsschommelingen en correlaties.
De waarderingstechnieken hebben tot doel om te komen tot een waardering tegen reële waarde, die een weergave is van de prijs die zou worden ontvangen om het actief te verkopen of die zou worden betaald om de verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum.
De faciliteit gebruikt algemeen erkende waarderingstechnieken voor het bepalen van de reële waarde van veel voorkomende en meer eenvoudige financiële instrumenten, zoals rentevoeten en valutaswaps die alleen gebruik maken van waarneembare marktgegevens en een geringe beoordeling en inschatting door het management vereisen. Waarneembare prijzen en modelinputs zijn doorgaans beschikbaar op de markt voor beursgenoteerde schuldbewijzen en gewone aandelen, op de beurs verhandelde derivaten en eenvoudige over-the-counter derivaten, zoals renteswaps. Door de beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en modelinputs zijn beoordelingen en inschattingen door het management minder vereist en wordt ook de onzekerheid over de vaststelling van de reële waarden verminderd. De beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en inputs hangt af van de producten en de markten en is onderhevig aan wijzigingen als gevolg van specifieke gebeurtenissen en de algemene omstandigheden die zich op de financiële markten voordoen.
Voor meer complexe modellen maakt de faciliteit gebruik van haar eigen waarderingsmodellen, die zijn ontwikkeld op basis van erkende waarderingsmodellen. Sommige of alle belangrijke inputs voor deze modellen kunnen niet waarneembaar zijn op de markt en zijn afgeleid van marktprijzen of koersen of zijn geraamd op basis van veronderstellingen. Voorbeelden van instrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van aanzienlijke niet-waarneembare inputs zijn onder meer leningen en garanties waarvoor er geen actieve markt is. Voor waarderingsmodellen die gebruik maken van aanzienlijke niet-waarneembare inputs moet in hogere mate een beroep worden gedaan op de beoordelingen en inschattingen door het management bij de vaststelling van de reële waarde. Beoordelingen en inschattingen door het management zijn doorgaans vereist bij de keuze van het geschikte waarderingsmodel, de vaststelling van verwachte toekomstige kasstromen voor het te waarderen financieel instrument, de vaststelling van kans op wanbetaling door tegenpartijen en vervroegde aflossing en de selectie van geschikte disconteringspercentages.
Bij de vaststelling van reële waarden maakt de EIB gebruik van de volgende reëlewaardehiërarchie die het belang van de bij de waarderingen gebruikte inputs weerspiegelt:
-Niveau 1: inputs die niet zijn aangepast aan op actieve markten genoteerde marktprijzen voor identieke instrumenten waartoe de faciliteit toegang heeft;
-Niveau 2: andere inputs dan de in niveau 1 ondergebrachte prijsnoteringen die waarneembaar zijn, hetzij rechtstreeks (dus als prijzen) of onrechtstreeks (dus afgeleid van prijzen). Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van op actieve markten genoteerde marktprijzen voor soortgelijke instrumenten, prijsnoteringen voor identieke of soortgelijke instrumenten op markten die als minder actief worden beschouwd of andere waarderingstechnieken waarbij alle significante inputs direct of indirect waarneembaar zijn van marktgegevens;
-Niveau 3: inputs die niet waarneembaar zijn. Deze categorie omvat alle instrumenten waarvoor de waarderingstechniek inputs omvat die niet gebaseerd zijn op waarneembare gegevens en waarbij de niet-waarneembare inputs een significant effect hebben op de waardering van het instrument. Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van prijsnoteringen voor soortgelijke instrumenten waarbij aanzienlijke niet-waarneembare aanpassingen of veronderstellingen vereist zijn om de verschillen tussen de instrumenten weer te geven.
De faciliteit erkent overdrachten tussen de niveaus van de reëlewaardehiërarchie op het einde van de rapportageperiode waarin de wijziging heeft plaatsgevonden.
Bijzondere waardevermindering van financiële activa
Bijzonder waardevermindering— beleid dat na 1 januari 2018 van toepassing is
IFRS 9 vervangt het 'geleden verliezen'-model in IAS 39 met het toekomstgerichte model van te verwachten kredietverliezen ("expected credit loss" - ECL). Dit vereist oordeelsvorming om de onderliggende variabele (PD, LGD, EAD) te bepalen die wordt gebruikt om uit te maken hoe veranderingen in economische en andere factoren van invloed zijn op de te verwachten kredietverliezen, hetgeen zal worden bepaald op een kansgewogen grondslag.
Het nieuwe waardeverminderingsmodel zal gelden voor zowel financiële activa die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs als financiëlegarantiecontracten en voor verplichtingen buiten de balans.
Onder IFRS 9 worden voorzieningen voor verliezen op een van de volgende grondslagen gewaardeerd:
-binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen: dit zijn te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit wanbetalingsgebeurtenissen ten aanzien van een financieel instrument, die mogelijk zijn binnen de twaalf maanden na de verslagdatum; en
-tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. dit zijn te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit alle mogelijke gebeurtenissen waardoor tijdens de verwachte looptijd van een financieel instrument wanbetaling met betrekking tot het financiële instrument ontstaat.
De norm IFRS 9 voorziet in een model met drie fasen voor waardevermindering gebaseerd op wijzigingen in kredietkwaliteit sinds de eerste opname. Financiële instrumenten worden gerangschikt in fase 1 met uitzondering voor die instrumenten waarvoor een significante toename van het kredietrisico sinds de eerste opname is vastgesteld. Dit omvat kwantitatieve en kwalitatieve informatie en analyse, gebaseerd op de deskundigheid van de bank en met inbegrip van toekomstgerichte informatie.
Verworven of gecreëerde activa met verminderde kredietwaardigheid (“POCI”) zijn de financiële activa, met uitzondering van de eerste opname van te verwachten kredietverliezen (“ECLs”) aangezien de verworven of gecreëerde activa met verminderde kredietwaardigheid steeds in fase 3 wordt aangehouden. Voor verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid worden de cumulatieve wijzigingen in tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen sinds de eerste opname in het overzicht van winst of verlies opgenomen.
De beoordeling door de faciliteit van de fase is gebaseerd op een sequentiële aanpak die in overeenstemming is met de richtsnoeren voor kredietrisico’s (“CRG”) en de richtsnoeren en procedures voor financiële monitoring (“FMGs”), met name voor de toezichtlijst, de interne rating en de achterstallen.
Indien zich een significante toename van het kredietrisico heeft voorgedaan, wordt het financieel instrument naar fase 2 verplaatst zonder dat er evenwel een verminderde kredietwaardigheid geldt voor het instrument. Indien het financieel instrument door een verminderde kredietwaardigheid wordt gekenmerkt, wordt het vervolgens in fase 3 ondergebracht.
Om in fase 3 blootstellingen vast te stellen, bepaalt de faciliteit of er al dan niet objectieve aanwijzingen voor wanbetaling zijn. Er wordt vanuit gegaan dat er sprake is van wanbetaling bij een financieel actief wanneer het onwaarschijnlijk is dat de kredietnemer zijn kredietverplichtingen ten aanzien van de faciliteit volledig zal nakomen, zonder dat de faciliteit zal moeten overgaan tot acties of wanneer de kredietnemer meer dan 90 dagen achterstallig is bij het nakomen van een aanzienlijke kredietverplichting jegens de faciliteit.
In dit verband wordt een financieel actief geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waardevermindering wanneer wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de faciliteit niet alle verschuldigde bedragen zal kunnen innen volgens de oorspronkelijke contractvoorwaarden of een equivalente waarde. De individuele kredietblootstellingen worden beoordeeld op basis van de kenmerken van de kredietnemer, de algemene financiële toestand, de middelen en de historiek van de gedane betalingen, de vooruitzichten voor de steun van eventuele financieel verantwoordelijke garantiegevers en, indien van toepassing, de realiseerbare waarde van zekerheden.
Alle aan een bijzondere waardevermindering onderhevige vorderingen worden ten minste halfjaarlijks getoetst en onderzocht. Alle latere wijzigingen van de bedragen en het tijdstip van de verwachte toekomstige kasstromen ten opzichte van de voorafgaande ramingen zullen resulteren in een wijziging in de voorziening voor kredietverliezen en worden verwerkt op de winst-en-verliesrekening. Een voorziening voor bijzondere waardevermindering wordt alleen teruggeboekt wanneer de kredietkwaliteit ervan zodanig is verbeterd dat redelijke zekerheid bestaat dat de hoofdsom en de rente tijdig kunnen worden geïnd overeenkomstig de oorspronkelijke contractvoorwaarden van de claimovereenkomst. Een afschrijving wordt verricht wanneer een schuldvordering geheel of gedeeltelijk als oninbaar of kwijtgescholden wordt beschouwd. Afschrijvingen worden in mindering gebracht op eerder vastgestelde bijzondere waardeverminderingen of rechtstreeks op de winst- en verliesrekening en verminderen de hoofdsom van een vordering. Voorheen afgeschreven gedeeltelijk of volledig teruggevorderde bedragen worden gecrediteerd op de winst- en verliesrekening.
Waardering van te verwachten kredietverliezen — Inputs, aannames en technieken
Waardering van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen geldt voor activa in de fase 2 en fase 3, terwijl waardering van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen geldt voor activa in fase 1.
De verwachte kredietverliezen werden berekend op basis van de volgende variabelen:
-Kans op wanbetaling (Probability of default - PD)
-Verlies bij wanbetaling (Loss Given Default - LGD)
-Blootstelling bij wanbetaling (Exposure at default - EAD)
De kans op wanbetaling is de waarschijnlijkheid dat een tegenpartij zijn financiële verplichtingen niet kan nakomen, hetzij in de komende 12 maanden, hetzij in de resterende looptijd van de obligatie. De kans op wanbetaling wordt geraamd op een bepaalde datum, wordt berekend op basis van statistische ratingmodellen en wordt beoordeeld door ratinginstrumenten te gebruiken die afgestemd zijn op de verschillende categorieën van tegenpartijen en blootstellingen.
Ratings zijn de primaire input voor het bepalen van de rentetermijnstructuur van kans op wanbetaling voor blootstellingen. De EIB verzamelt gegevens over prestaties en wanbetalingen met betrekking tot de kredietrisicoblootstellingen van de faciliteit. De ingewonnen gegevens worden opgesplitst per bedrijfstak en per type regio. Verschillende bedrijfstakken en regio's die op een homogene manier reageren op kredietcycli worden samen geanalyseerd.
De EIB gebruikt statistische modellen om de ingewonnen gegevens te analyseren en ramingen op te stellen over de kans op wanbetaling in de resterende looptijd van blootstellingen en hoe deze naar verwachting zullen wijzigingen als gevolg van het verstrijken van de tijd.
Het verlies bij wanbetaling is de inschatting van de EIB van de verhouding van het verlies op een vordering als gevolg van wanbetaling van een tegenpartij ten opzichte van het uitstaande bedrag bij wanbetaling. Verlies bij wanbetaling kan ook worden gedefinieerd als “1 - inningspercentage”. De ramingen met betrekking tot verlies bij wanbetaling worden hoofdzakelijk bepaald op basis van geografische kenmerken en soort tegenpartij, met vijf hoofdblootstellingscategorieën: Overheden, openbare instellingen, financiële instellingen, ondernemingen en projectfinanciering. De waarden voor verlies bij wanbetaling kunnen verder worden aangepast op basis van het product en de specifieke kenmerken van de blootstelling.
De EIB verwerkt toekomstgerichte informatie in haar beoordeling of het kredietrisico van een instrument sinds de eerste opname ervan aanzienlijk is toegenomen én bij haar waardering van te verwachten kredietverliezen.
Bijzonder waardevermindering— beleid dat vóór 1 januari 2018 van toepassing was
De faciliteit beoordeelt bij elke datum van het overzicht van de financiële positie of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een 'tot verlies leidende gebeurtenis') en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Aanwijzingen van waardevermindering kunnen zijn dat de lener of een groep van leners aanzienlijke financiële moeilijkheden ondervindt, in gebreke blijft en rente of hoofdsommen niet betaalt, de waarschijnlijkheid dat zij failliet zullen worden verklaard of een andere financiële reorganisatie zullen ondergaan, of dat waarneembare gegevens erop wijzen dat er een meetbare daling is in de geraamde toekomstige kasstromen, zoals wijzigingen in betalingsachterstallen of in de economische omstandigheden die met niet-nakoming samengaan.
Voor de aan het einde van het begrotingsjaar uitstaande leningen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn geboekt, komen waardeverminderingen tot stand wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het risico bestaat dat de uitgeleende bedragen geheel of gedeeltelijk niet volgens de oorspronkelijke contractuele voorwaarden of de overeenstemmende waarde zullen kunnen worden geïnd. Indien er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat er zich een waardevermindering heeft voorgedaan, wordt het verlies gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde van het activum en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen. De boekwaarde van het activum wordt verminderd door middel van een voorziening en het bedrag van het verlies wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Rentebaten worden nog steeds toegerekend op de verminderde boekwaarde volgens de effectieve rentevoet van de lening. Leningen worden samen met de daarmee samenhangende voorziening afgeschreven indien er geen realistische vooruitzichten op toekomstige inning bestaan. Indien het bedrag van de geraamde waardevermindering in een volgend jaar toe- of afneemt als gevolg van een gebeurtenis die zich na de opname van de waardevermindering voordoet, wordt de eerder geboekte waardevermindering verhoogd of verlaagd door de voorziening aan te passen.
Aangezien de faciliteit voor elke lening een kredietrisicobeoordeling uitvoert, hoeft er geen voorziening voor collectieve waardevermindering te worden opgenomen.
Voor de voor verkoop beschikbare financiële activa beoordeelt de faciliteit op elke datum van het overzicht van de financiële positie of er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat een investering een waardevermindering heeft ondergaan. Objectieve aanwijzingen kunnen bestaan in een aanzienlijke of langdurige daling van de reële waarde van de investering beneden haar kostprijs. Zijn er aanwijzingen van een waardevermindering voorhanden, dan wordt het gecumuleerde verlies (gewaardeerd als het verschil tussen de kosten van verwerving en de actuele reële waarde, minus de waardevermindering op de betrokken investering die reeds eerder in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen) uit de middelen van de contribuant gehaald en in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Waardeverminderingen op voor verkoop financiële activa worden niet via het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten teruggenomen; toenames van hun reële waarde na waardevermindering worden direct in de middelen van de contribuanten opgenomen.
In het kader van haar risicobeheer gaat de EIB ten minste eenmaal per jaar na of haar financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. De hieruit voortvloeiende aanpassingen leiden onder meer tot het ontbinden van het disagio in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens de gehele levensduur van het activum en alle aanpassingen die zijn vereist met betrekking tot een herbeoordeling van de oorspronkelijke waardevermindering.
2.4.2.1Geldmiddelen en kasequivalenten
In het kader van de faciliteit worden lopende rekeningen, kortetermijndeposito's of schuldpapier met oorspronkelijke looptijden van drie maanden of minder als geldmiddelen en kasequivalenten beschouwd. Geldmiddelen en kasequivalenten worden in het overzicht van de financiële positie tegen kostprijs geboekt.
2.4.2.2Thesauriemiddelen
Thesauriemiddelen werden per 31 december 2017 in de financiële overzichten van de investeringsfaciliteit opgenomen als tot einde looptijd aangehouden financiële activa.
Thesauriemiddelenbestaan uit beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde obligaties die men tot einde looptijd wil aanhouden en commercial paper met oorspronkelijke looptijden van meer dan drie maanden en die bijgevolg tegen geamortiseerde kostprijs worden ingedeeld.
Deze obligaties en commercial paper worden initieel opgenomen tegen reële waarde plus eventuele rechtstreeks aan te rekenen transactiekosten. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieverentemethode over de resterende looptijd van het instrument.
2.4.2.3Leningen en voorschotten
Leningen en voorschotten werden in de financiële staten van de investeringsfaciliteit opgenomen als leningen en vorderingen per 31 december 2017 en gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.
Leningen en voorschotten omvatten:
-Leningen en voorschotten gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
-Leningen en voorschotten verplicht gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies
Door de faciliteit verstrekte leningen worden bij de activa van de faciliteit opgenomen wanneer de geldmiddelen aan de lener zijn uitgekeerd. Niet-uitbetaalde delen van leningen worden buiten de balans geregistreerd tegen hun nominale waarde.
Leningen die de SPPI-test met succes doorstaan, worden in eerste instantie tegen kosten (netto uitgekeerde bedragen) opgenomen, dat wil zeggen de reële waarde van de geldmiddelen waarmee de lening tot stand is gekomen inclusief transactiekosten, en worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs met behulp van de effectieverentemethode.
Leningen die niet aan het SPPI-criterium voldoen, worden verplicht gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies
De gebruikte techniek voor waardering tegen reële waarde is gebaseerd op een techniek van gedisconteerde kasstroom.
2.4.2.4Aandelen en andere effecten met variabele rente
Aandelen en andere variabele rendementen van variabele rendementen zijn per 31 december 2017 opgenomen als voor verkoop beschikbare financiële activa in de financiële staten van de investeringsfaciliteit.
Er zijn twee soorten kapitaaldeelname bij de Faciliteit: (i) directe beleggingen in aandelen en (ii) risicokapitaalfondsen. De aandelen en andere variabele rendementen van variabele rendementen worden initieel opgenomen tegen reële waarde plus de transactiekosten. Vervolgens worden veranderingen in de reële waarde, met inbegrip van winsten en verliezen in vreemde valuta, opgenomen in het overzicht van het totaalresultaat onder het nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente.
Voor beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen, wanneer de reële waarde niet kan worden afgeleid uit actieve markten, wordt de reële waarde bepaald aan de hand van erkende waarderingstechnieken (zie toelichting 4.2.1).
De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen. Volgens de gangbare praktijk in de financiële sector wordt op dergelijke investeringen doorgaans gezamenlijk ingeschreven door een aantal investeerders, die elk afzonderlijk niet in staat zijn de dagelijkse transacties en de investeringsactiviteit van een dergelijk fonds te beïnvloeden. Bijgevolg geeft het lidmaatschap van een investeerder in een bestuursorgaan van een dergelijk fonds deze investeerder doorgaans niet het recht de dagelijkse transacties van het fonds te beïnvloeden. Daarnaast bepalen individuele investeerders in risicodragend kapitaal of een durfkapitaalfonds niet het beleid van een dergelijk fonds op het vlak van het uitkeringsbeleid van dividenden of andere uitkeringen. Dergelijke besluiten worden doorgaans genomen door de directie van een fonds op basis van de aandeelhoudersovereenkomst waarin de rechten en de plichten zijn vastgelegd van de directie en alle aandeelhouders van het fonds. Doorgaans is het individuele investeerders op grond van de aandeelhoudersovereenkomst ook verboden om op bilaterale basis materiële transacties met het fonds uit te voeren, personeelswijzigingen tot stand te brengen bij de kaderleden of bevoorrechte toegang te verkrijgen tot cruciale technische informatie. De investeringen van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de bovenvermelde gangbare praktijk van de financiële sector, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de faciliteit geen controle of significante invloed in de zin van IFRS 10 en IAS 28 uitoefent over deze investeringen, inclusief de investeringen waarin de faciliteit meer dan 20 % van de stemrechten bezit.
2.4.3 Financiële waarborgen
Financiëlegarantiecontracten zijn overeenkomsten waarbij de faciliteit bepaalde betalingen moet verrichten om de garantiehouder een verlies te vergoeden dat ontstaat wanneer een bepaalde debiteur verzuimt een krachtens de voorwaarden van een schuldinstrument verschuldigde betaling te verrichten.
Volgens de bestaande regels voldoen deze garanties niet aan de definitie van een verzekeringscontract (IFRS 4 Verzekeringscontracten).
Beleid dat na 1 januari 2018 van toepassing is
Financiële garanties worden geboekt onder IFRS 9 — Financiële instrumenten, hetzij als “Derivaten”, hetzij als “Financiële garanties”, op basis van hun kenmerken en eigenschappen zoals omschreven door IFRS 9.
Het waarderingsbeleid voor derivaten wordt uiteengezet in toelichting 2.4.5.
Financiële garanties worden in eerste instantie opgenomen in het overzicht van de financiële positie onder “Voorzieningen voor verstrekte garanties” tegen reële waarde plus transactiekosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de uitgifte van de financiële garanties. Bij de eerste opname stemt de verplichting tot betalen overeen met de netto contante waarde (NCW) van de verwachte instroom van premies of het initieel verwacht verlies.
Na de eerste opname worden de financiële verplichtingen gewaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:
- het bedrag van de voorziening voor verliezen zoals bepaald overeenkomstig IFRS 9; en
- de initieel opgenomen premie verminderd met de overeenkomstig de beginselen van IFRS 15 opgenomen ontvangsten.
Elke verhoging of verlaging van de nettoverplichting (zoals gewaardeerd overeenkomstig IFRS 9) met betrekking tot andere financiële garanties dan de betaling naar aanleiding van beroepen op de garantie wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder “Wijziging in voorzieningen voor garanties”.
De ontvangen premie wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder 'Baten uit vergoedingen en provisies' op basis van een aflossingsplan overeenkomstig IFRS 15 voor de looptijd van de financiële garantie.
Bij de ondertekening van een garantie-overeenkomst wordt deze overeenkomst opgenomen als een voorwaardelijke verplichting voor de faciliteit en wanneer een beroep op de garantie wordt gedaan, als een vastlegging voor de faciliteit.
Beleid dat vóór 1 januari 2018 van toepassing was
Bij de eerste opname worden de financiële garanties tegen reële waarde in de balans opgenomen die overeenstemt met de intrinsieke waarde van de verwachte instroom van premies en initieel verwacht verlies. Deze berekening wordt uitgevoerd op de begindatum van elke transactie en wordt in het overzicht van de financiële positie als 'financiële garanties' opgenomen onder de rubriek 'overige activa' en 'overige passiva'.
Na de eerste opname worden de passiva van de faciliteit uit hoofde van elke garantie geherwaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:
- het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de geaccumuleerde afschrijvingen die zijn opgenomen in overeenstemming met IAS 18 Opbrengsten;
en
- de best mogelijke raming van de middelen die nodig zijn om te voldoen aan de financiële verplichtingen die uit de garantie voortvloeien, overeenkomstig
IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa.
De best mogelijke raming van de middelen wordt bepaald overeenkomstig IAS 37. Voorzieningen voor financiële garanties komen overeen met de kosten voor de afwikkeling van de verplichting, hetgeen neerkomt op de verwachte verliezen, geraamd op basis van alle bestaande relevante factoren en informatie op de datum van het overzicht van de financiële positie.
Wanneer een uit hoofde van IAS 39 gewaardeerde financiële garantie uit de balans wordt verwijderd en wordt behandeld onder IAS 37, wordt de voorheen onder 'Overige passiva' opgenomen waarde van deze garantie overgeheveld naar de titel 'Voorzieningen voor verstrekte garanties' in het overzicht van de financiële positie.
De voorziening van financiële garanties (zoals gewaardeerd uit het hoofde van IAS 37) wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder 'Wijziging in de voorzieningen voor garanties'.
2.4.4 Andere financiële passiva dan derivaten
Indeling en waardering
Financiële passiva — Beleid dat na 1 januari 2018 van toepassing was
Een financiële verplichting wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, behalve voor financiële verplichtingen die voldoen aan de definitie van voor handelsdoeleinden aangehouden (bv. afgeleide verplichtingen).
IFRS 9 behoudt grotendeels de bestaande vereisten in IAS 39 voor de classificatie van financiële verplichtingen en de financiële verplichtingen van de faciliteit zijn ook tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd onder IAS 39 en eveneens onder IFRS 9.
Financiële passiva — Beleid dat vóór 1 januari 2018 van toepassing was
De financiële verplichtingen van de faciliteit werden ondergebracht in een van de volgende categorieën
-gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”),
-tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”), en binnen deze categorie als voor handelsdoeleinden aangehouden (“HFT”).
Verwijdering uit de balans
De faciliteit neemt een financiële verplichting niet langer in de balans op wanneer zijn contractuele verplichtingen zijn vervuld, geannuleerd of verlopen.
2.4.5 Afgeleide financiële instrumenten
Afgeleide financiële instrumenten omvatten cross currency swaps, cross-currency renteswaps, currency swaps op korte termijn ("FX swaps") en renteswaps.
Niet-afgeleide financiële instrumenten worden aanvankelijk opgenomen op basis van de transactiedatum.
De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden, om het risico (winst of verlies) van wisselkoersschommelingen af te dekken.
Alle derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies en worden gerapporteerd als afgeleide financiële instrumenten. Reële waarden worden hoofdzakelijk bepaald op grond van contantewaardeberekeningen, optiewaarderingsmodellen en prijsnoteringen van derde partijen.
Derivaten worden tegen reële waarde als activa geboekt wanneer hun reële waarde positief is en als passiva wanneer hun reële waarde negatief is. Wijzigingen in de reële waarde van afgeleide financiële instrumenten zijn opgenomen in het overzicht van winst en verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de rubriek 'Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten'.
In het kader van IFRS 9 zijn splitsingsvereisten voor ineen contract besloten derivaten geschrapt voor financiële activa of financiële passiva. Het hybride contract wordt dus dienovereenkomstig als geheel beoordeeld voor de indeling van financiële activa of passiva.
2.4.6 Bijdragen
Bijdragen van de lidstaten worden in de balans als te innen schuldvorderingen beschouwd met ingang van de datum van het besluit van de Raad waarin de door de lidstaten te betalen financiële bijdragen aan de faciliteit worden vastgesteld.
De bijdragen van de lidstaten voldoen aan de volgende voorwaarden en worden bijgevolg als vermogen geboekt:
-zoals in de bijdrage-overeenkomst is vastgelegd, geven zij de lidstaten het recht om bij een liquidatie van de faciliteit te bepalen hoe de netto-activa van de faciliteit worden besteed;
-zij behoren tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;
-alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten zijn achtergesteld, hebben identieke kenmerken;
-het instrument heeft geen kenmerken waardoor het als een passivum zou moeten geboekt; en
-de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de faciliteit gedurende de looptijd van het instrument.
Bijdragen worden in de financiële staten ingedeeld en gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.
2.4.7 Rente en soortgelijke baten
Rente van door de faciliteit verstrekte leningen wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten ("Rente en soortgelijke baten") en in het overzicht van de financiële positie ("Leningen en voorschotten") volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de effectieve rentevoet, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de nettoboekwaarde van de lening te verdisconteren. Zodra de boekwaarde van een lening door een waardevermindering afgenomen is, blijven de rentebaten opgenomen met gebruikmaking van de oorspronkelijke effectieve rentevoet die op de nieuwe boekwaarde wordt toegepast.
Rente van verworven of gecreëerde leningen met verminderde kredietwaardigheid wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten ("Rente en soortgelijke baten") en in het overzicht van de financiële positie ("Leningen en voorschotten") volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de voor de kredietwaardigheid gecorrigeerde effectieve rentevoet tijdens de volledige looptijd van de lening, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de geamortiseerde kostprijs van de lening te verdisconteren.
Bereidstellingsprovisies worden uitgesteld en als inkomsten erkend waarbij de effectieve rentemethode wordt gebruikt met betrekking tot periode van de uitbetaling tot de terugbetaling van de desbetreffende lening en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder rentebaten en soortgelijke opbrengsten.
2.4.8 Rentesubsidies en technische bijstand
Het beheer van de rentesubsidies en technische bijstand namens de lidstaten is een onderdeel van de activiteiten van de faciliteit.
Het deel van de bijdragen van de lidstaten dat aan de betaling van rentesubsidies en technische bijstand wordt toegewezen, wordt niet opgevoerd in de middelen van de contribuanten van de faciliteit, maar wordt ingedeeld als 'aan derden verschuldigd bedrag'. De faciliteit betaalt de eindbegunstigden uit en vermindert vervolgens het aan derden verschuldigde bedrag.
Wanneer bijdragen voor rentesubsidies en technische bijstand niet volledig worden toegekend, worden zij opnieuw geboekt als bijdrage aan de faciliteit.
2.4.9 Rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten
Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten worden volgens het toerekeningsbeginsel opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.
2.4.10Honoraria, provisies en dividenden
Honoraria die werden ontvangen met betrekking tot diensten die over een bepaalde periode werden verstrekt, worden als baten opgenomen in de mate dat de diensten zijn verstrekt. Honoraria die werden ontvangen bij de uitvoering van belangrijke handeling, worden als baten opgenomen wanneer belangrijke handeling heeft plaatsgevonden. Deze honoraria worden opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de post 'baten van honoraria en provisies'.
Dividenden van aandelen en andere effecten met variabele rente worden bij ontvangst opgenomen en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder netto gerealiseerde baten op aandelen en andere effecten met variabele rente.
2.4.11Belastingen
Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaalt dat de bezittingen, inkomsten en andere eigendommen van de instellingen van de Unie vrijgesteld zijn van alle directe belastingen.
2.5 Informatieverschaffing overgang
De volgende tabel bevat de oorspronkelijke waarderingscategorieën in overeenstemming met IAS 39 en de nieuwe waarderingscategorieën in het kader van IFRS 9 voor de activa en passiva van de faciliteit per 1 januari 2018.
Activa (× 1000 EUR) | |||||
Overzicht van de financiële positie per 31 december 2017 | Waarderingscategorie IAS 39 | Nettoboekwaarde | Waarderingscategorie IFRS 9 | Nettoboekwaarde | Overzicht van de financiële positie vanaf 1 januari 2018 |
1.Geldmiddelen en kasequivalenten | L&R (Leningen en vorderingen) | 549 101 | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 549 101 | 1.Geldmiddelen en kasequivalenten |
2.Door contribuanten te storten bedragen | L&R (Leningen en vorderingen) | 150 000 | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 150 000 | 2.Door contribuanten te storten bedragen |
3.Tot einde looptijd aangehouden activa | HTM (Tot einde looptijd aangehouden) | 144 382 | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 144 382 | 3.Thesauriemiddelen |
4.Afgeleide financiële instrumenten | FVTPL (Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies) | 12 521 | FVTPL (Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies) | 12 521 | 4.Afgeleide financiële instrumenten |
5.Leningen en vorderingen | L&R (Leningen en vorderingen) | 1 666 725 | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 1 615 589 | 5.Leningen en voorschotten |
FVTPL (Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies) | 1 422 | ||||
6.Voor verkoop beschikbare financiële activa | AFS (Beschikbaar voor verkoop) | 497 539 | FVTPL (Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies) | 497 539 | 6.Aandelen en andere effecten met variabele rente |
7.Overige activa | L&R (Leningen en vorderingen) | 4 385 | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 4 385 | 7.Overige activa |
Totaal activa | 3 024 653 | 2 974 939 | Totaal activa |
Passiva (× 1000 EUR) | |||||
Overzicht van de financiële positie per 31 december 2017 | Waarderingscategorie IAS 39 | Nettoboekwaarde | Waarderingscategorie IFRS 9 | Nettoboekwaarde | Overzicht van de financiële positie vanaf 1 januari 2018 |
8.Afgeleide financiële instrumenten | FVTPL (Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies) | 1 153 | FVTPL (Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies) | 1 153 | 8.Afgeleide financiële instrumenten |
9.Uitgestelde baten | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 25 802 | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 25 802 | 9.Uitgestelde baten |
10.Voorzieningen voor verstrekte garanties | Financiële waarborgen | 484 | Financiële waarborgen | 484 | 10.Voorzieningen voor verstrekte garanties |
11.Voorzieningen voor toegezegde leningen | AC (Geamortiseerde kostprijs) | - | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 4.156 | 11.Voorzieningen voor toegezegde leningen |
12.Aan derde partijen verschuldigde bedragen | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 157 285 | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 157 285 | 12.Aan derde partijen verschuldigde bedragen |
13.Overige verplichtingen | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 2 462 | AC (Geamortiseerde kostprijs) | 2 462 | 13.Overige passiva |
Totaal passiva | 187 186 | 191 342 | Totaal passiva | ||
14.Middelen contribuanten | 14.Middelen contribuanten | ||||
13.1.Afgeroepen bijdrage van de lidstaten | 2 517 000 | 2 517 000 | 13.1.Afgeroepen bijdrage van de lidstaten | ||
13.2.Reëlewaardereserve | 125 816 | - | 13.2.Reëlewaarde reserve | ||
13.3.Ingehouden winsten | 194 651 | 266 597 | 13.3.Ingehouden winsten | ||
TOTAAL PASSIVA EN EIGEN VERMOGEN | 3 024 653 | 2 974 939 | TOTAAL PASSIVA EN EIGEN VERMOGEN |
In de volgende tabel worden de boekwaarden van de activa en passiva van de faciliteit uit hun vorige waarderingscategorie overeenkomstig IAS 39 afgestemd op hun nieuwe waarderingscategorieën bij de overgang naar IFRS 9 op 1 januari 2018.
FINANCIËLE ACTIVA (× 1000 EUR) | IAS 39 boekwaarde 31.12.2017 | Herindelingen | Herwaarderingen | IFRS 9 boekwaarde 1.1.2018 |
Geamortiseerde kostprijs | ||||
1 Geldmiddelen en kasequivalenten | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 549 101 | - | - | 549 101 |
2 Door contribuanten te storten bedragen | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 150 000 | - | - | 150 000 |
3 Thesauriemiddelen | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 144 382 | - | - | 144 382 |
4 Afgeleide financiële instrumenten | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 12 521 | - | - | 12 521 |
5. Leningen en voorschotten | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 | 1 666 725 | - | - | 1 666 725 |
Overdracht van AC naar FVTPL | - | -1 422 | - | -1 422 |
Herwaardering Voorziening te verwachten kredietverliezen (ECL) | - | - | -49 714 | -49 714 |
Eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 1 666 725 | -1 422 | -49 714 | 1 615 589 |
7 Overige activa | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 4 385 | - | - | 4 385 |
Totaal financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs | 2 527 114 | -1 422 | -49 714 | 2 475 978 |
IAS 39 boekwaarde 31.12.2017 | Herindelingen | Herwaarderingen | IFRS 9 boekwaarde 1.1.2018 | |
Reële waarde door middel van niet-gerealiseerde resultaten (OCI) / beschikbaar voor verkoop (AFS) | ||||
6 Aandelen en andere effecten met variabele rente | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 | 497 539 | - | - | 497 539 |
Overdracht van AFS naar FVTPL | - | -497 539 | - | -497 539 |
Eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 497 539 | -497 539 | - | - |
Totaal financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde door middel van OCI | 497 539 | -497 539 | - | - |
Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | ||||
5. Leningen en voorschotten | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 | - | - | - | - |
Overdracht van AC naar FVTPL | - | 1 422 | - | 1 422 |
Herwaardering: Voorziening te verwachten kredietverliezen (ECL) | - | - | - | - |
Eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | - | 1 422 | - | 1 422 |
6 Aandelen en andere effecten met variabele rente | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 | - | - | - | - |
Overdracht van AFS naar FVTPL | - | 497 539 | - | 497 539 |
Eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | - | 497 539 | - | 497 539 |
Totaal financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | - | 498 961 | - | 498 961 |
Totaal financiële activa | 3 024 653 | - | -49 714 | 2 974 939 |
FINANCIËLE PASSIVA (× 1000 EUR) | IAS 39 boekwaarde 31.12.2017 | Herindelingen | Herwaarderingen | IFRS 9 boekwaarde 1.1.2018 |
Geamortiseerde kostprijs | ||||
9. Uitgestelde baten | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 25 802 | - | - | 25 802 |
10. Voorzieningen voor toegezegde leningen | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 | - | - | - | |
Herwaardering voorziening te verwachten kredietverliezen (ECL) | - | - | 4 156 | 4 156 |
Eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | - | 4 156 | 4 156 | |
11. Aan derde partijen verschuldigde bedragen | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 157 285 | - | - | 157 285 |
12. Overige passiva | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 2 462 | - | - | 2 462 |
Totaal financiële passiva gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs | 185 549 | - | 4 156 | 189 705 |
Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | ||||
13. Afgeleide financiële instrumenten | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 1 153 | - | - | 1 153 |
14. Voorzieningen voor verstrekte garanties | ||||
Beginsaldo overeenkomstig IAS 39 en eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 484 | - | - | 484 |
Herwaardering voorziening te verwachten kredietverliezen (ECL) | - | - | - | - |
Eindsaldo overeenkomstig IFRS 9 | 484 | - | - | 484 |
Totaal financiële passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 1 637 | - | - | 1 637 |
Totaal financiële passiva | 187 186 | - | 4 156 | 191 342 |
In de volgende tabel wordt het effect van de overgang naar IFRS 9 op de middelen van contribuanten van de faciliteit per 1 januari 2018 geanalyseerd. Het effect heeft betrekking op de reëlewaardereserve. Er zijn geen gevolgen voor andere componenten van de middelen van de contribuanten.
(× 1000 EUR) | Reëlewaardereserve |
Eindsaldo overeenkomstig IAS 39 (31 december 2017) | 125 816 |
Herindeling van aandelen en andere effecten met variabele rente van AFS naar FVTPL | -125 816 |
Beginsaldo overeenkomstig IFRS 9 (1 januari 2018) | - |
Ingehouden winsten | |
Eindsaldo overeenkomstig IAS 39 (31 december 2017) | 194 651 |
Herindeling van aandelen en andere effecten met variabele rente van AFS naar FVTPL | 125 816 |
Opname van te verwachten kredietverliezen (ECL) overeenkomstig IFRS 9 (leningen en voorschotten) | -49 712 |
Opname van voorzieningen overeenkomstig IFRS 9 (toegezegde leningen) | -4 156 |
Beginsaldo overeenkomstig IFRS 9 (1 januari 2018) | 266 599 |
Totaal wijzigingen eigen vermogen naar aanleiding van invoering van IFRS 9 | - 53 868 |
In de volgende tabel wordt de overeenkomstig IAS 39 gewaardeerde saldovoorziening afgestemd op de nieuwe voorziening die wordt gewaardeerd overeenkomstig IFRS 9.
(× 1000 EUR) | 1.1.2018 | 31.12.2017 | |||
Voorziening voor waardevermindering voor | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen - 12 maanden (fase 1) | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid (fase 2) | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid (fase 3) | Totaal | Totaal |
1 Geldmiddelen en kasequivalenten gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs volgens IAS 39 en IFRS 9 | - | - | - | - | - |
2. Thesauriemiddelen | - | - | - | - | - |
3.1 Leningen en voorschotten — Balans | 19 738 | 29 976 | 113 255 | 162 969 | 113 255 |
3.2 Toegezegde leningen — Buiten balans | 1 993 | 2 163 | - | 4 156 | - |
4. Financiële garantiecontracten verstrekt | - | 484 | - | 484 | 484 |
Totaal | 21 731 | 32 623 | 113 255 | 167 609 | 113 739 |
3 Risicobeheer
Deze toelichting bevat gegevens over de blootstelling van de faciliteit aan krediet- en financiële risico's, beheer en controle van deze risico's door de faciliteit, in het bijzonder de primaire risico's die verband houden met het gebruik van financiële instrumenten. Die prioriteiten zijn:
-kredietrisico — het risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkelingsrisico;
-liquiditeitsrisico - het risico dat een entiteit niet in staat is om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen;
-marktrisico - het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.
3.1. Organisatie van het risicobeheer
De Europese Investeringsbank past haar risicobeheer voortdurend aan.
Het risicobeheer van de EIB is verantwoordelijk voor de identificatie, de beoordeling, het toezicht en de rapportage over de risico's waaraan de faciliteit is blootgesteld. Binnen een kader waarbij de scheiding van taken in acht wordt genomen, staat het risicobeheer los van de front offices. Binnen de EIB rapporteert de directeur-generaal risicobeheer over de risico's aan de vicevoorzitter van de EIB die verantwoordelijk is voor het risicobeheer. De met het risicobeheer belaste vicevoorzitter is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de risicorapportage aan het beheerscomité en het directiecomité van de Europese Investeringsbank.
3.2. Kredietrisico
Kredietrisico is het mogelijke risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkeling.
3.2.1. Beleid op het vlak van kredietrisico
Bij het uitvoeren van de kredietanalyse van de tegenpartijen bij de lening beoordeelt de EIB het kredietrisico en het verwachte verlies met het oog op een kwantificering en taxering van het risico. De EIB heeft een interne ratingmethode (IRM) ontwikkeld om de interne ratings te bepalen van de kredietrelevante tegenpartijen die als lener/borgsteller optreden. De methodiek is gebaseerd op een systeem van puntenlijsten die zijn aangepast aan elke belangrijke tegenpartij (bv. bedrijven, banken, openbare entiteiten, enz.). Rekening houdende met zowel de beste bancaire praktijken als de principes in het kader van kapitaalakkoord Bazel II, worden alle tegenpartijen die essentieel zijn voor het kredietprofiel van een specifieke transactie gerangschikt in interne ratingcategorieën waarbij gebruik wordt het gemaakt van de IRM voor het specifieke type tegenpartij. Aan elke tegenpartij wordt een interne rating toegekend die een weerspiegeling is van haar rating inzake kans op wanbetaling in vreemde valuta na een diepgaande analyse van het bedrijfsprofiel en financieel risicoprofiel van de tegenpartij en de risicocontext van het land van die tegenpartij.
Bij de kredietbeoordeling van projectfinanciering en andere gestructureerde transacties met beperkte aanwending wordt gebruik gemaakt van kredietrisico-instrumenten die van belang zijn voor de sector en hoofdzakelijk zijn toegespitst op beschikbaarheid van cash flow en aflossingscapaciteit. Bij deze instrumenten gaat het om de analyse van het contractueel kader van projecten, de analyse van de tegenpartij en cashflowsimulaties. Net zoals bij bedrijven en financiële instellingen wordt voor elk project een interne risicorating berekend.
Alle interne ratings worden gemonitord tijdens de looptijd van de lening en wordt periodiek bijgewerkt.
Alle verrichtingen zonder de overheid als tegenpartij (of zonder overheidsgarantie/hiermee gelijkgestelde garantie) zijn onderworpen aan een specifiek transactieniveau en beperkingen van de grootte van de tegenpartij. Tegenpartijlimieten worden in voorkomend geval vastgesteld op het geconsolideerde blootstellingsniveau van de groep. Dergelijke beperkingen weerspiegelen doorgaans de omvang van de eigen middelen van de tegenpartijen.
Om het kredietrisico te beperken maakt de EIB indien nodig en geval per geval gebruik van verschillende kredietverbeteringen. Hierbij gaat het om:
-wederpartij of projectgerelateerde effecten (bv. aandelen als onderpand, activa als onderpand; overdracht van rechten; toezeggingen met betrekking tot de rekeningen); of/en
-waarborgen, doorgaans verstrekt door de sponsor van het gefinancierde project (bv. honoreringsgarantie, afroepgaranties) of bankwaarborgen.
De faciliteit doet geen beroep op kredietderivaten om het kredietrisico te beperken.
3.2.2Maximale blootstelling aan kredietrisico zonder rekening te houden met zekerheidsstellingen en andere kredietbeschermingen.
In de onderstaande tabel is de maximale blootstelling aan kredietrisico opgenomen voor de onderdelen van de balans, inclusief derivaten. De maximale blootstelling is een brutoweergave, zonder het risicobeperkende effect van het gebruik van zekerheidsstellingen.
Maximale blootstelling (x 1000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
ACTIVA | ||
Geldmiddelen en kasequivalenten | 573 708 | 549 101 |
Door contribuanten te storten bedragen | 100 000 | 150 000 |
Thesauriemiddelen | 335 140 | 144 382 |
Afgeleide financiële instrumenten | 9 873 | 12 521 |
Leningen en voorschotten | 1 540 991 | 1 666 725 |
Overige activa | 171 | 4 385 |
Totaal activa | 2 559 883 | 2 527 114 |
Voorzieningen voor toegezegde leningen | -23 822 | - |
POSTEN BUITEN DE BALANS | ||
POSTEN BUITEN DE BALANS | ||
Voorwaardelijke passiva | ||
- Verstrekte garanties | 1 553 668 | 74 569 |
Vastleggingen | ||
- Niet-uitgekeerde leningen | 1 283 931 | 869 983 |
- Niet-verstrekte garanties | 2 800 | 7 682 |
Totaal buitenbalansposten | 2 840 399 | 952 234 |
Totaal kredietrisico | 5 376 460 | 3 479 348 |
3.2.3Kredietrisico op leningen en voorschotten
3.2.3.1Meting kredietrisico op leningen en voorschotten
Elke lening of garantie van de faciliteit gaat gepaard met een uitgebreide risicobeoordeling en weging van de prognoses van verwachte verliezen die zijn opgenomen in een rangschikking van de lening. Verrichtingen in het kader van de IFE (zoals uiteengezet in toelichting 24), met uitzondering van via intermediairs verstrekte leningen, zijn niet onderworpen aan de richtsnoeren voor kredietrisicobeleid en zijn onderworpen aan een andere procedure. De rangschikking wordt opgesteld volgens algemeen aanvaarde criteria, op basis van de kwaliteit van de lener, de looptijd van de lening, de garantie en in voorkomend geval de borgsteller.
Het systeem voor de rangschikking van leningen omvat methodieken, processen, databases en IT-systemen voor de beoordeling van het kredietrisico bij leningen en de weging van de prognoses van verwachte verliezen. Het is een samenvatting van een grote hoeveelheid gegevens om een relatieve rangschikking van de kredietrisco's van de leningen tot stand te brengen. De rangschikking is een weerspiegeling van de huidige waarde van het geraamde niveau van de 'verwachte verliezen', waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van een wanbetaling van de belangrijkste schuldenaars, de risicoblootstelling en de ernst van het verlies bij wanbetaling. Rangschikkingen worden gebruikt voor de volgende doelstellingen:
-als hulpmiddel voor een meer accurate en kwantitatieve beoordeling van de leningrisico's;
-als hulpmiddel bij het toezicht;
-als beschrijving van de kwaliteit van de leningportfolio op een bepaalde datum;
-als input bij risicowaarderingsbesluiten op basis van de verwachte verliezen.
De volgende factoren spelen mee bij de vaststelling van een rangschikking:
I)De kredietwaardigheid van de lener: hierbij gaat het om een onafhankelijke beoordeling van de leners en een evaluatie van hun kredietwaardigheid op basis van interne methodieken en externe data. Overeenkomstig de gekozen geavanceerde benadering van Basel II heeft de Bank een interne ratingmethodiek opgesteld om de interne ratings van leners en borgstellers te bepalen. Dit is gebaseerd op een reeks specifieke puntenlijsten voor elke categorie tegenpartij.
II)De wanbetaling-correlatie: zij geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat zowel de lener als de borgsteller tegelijkertijd met financieringsmoeilijkheden zullen worden geconfronteerd. Hoe hoger de correlatie tussen kansen op wanbetaling van de lener en de borgsteller, hoe geringer de waarde van de garantie en dus hoe lager (slechter) de rating.
III)De waarde van garantie-instrumenten en effecten: deze waarde wordt beoordeeld op basis van de combinatie van de kredietwaardigheid van de emittent en het soort instrument dat wordt gebruikt.
IV)Het toe te passen invorderingspercentage: zijnde het bedrag waarvan verondersteld wordt dat het bij wanbetaling kan worden teruggevorderd door de desbetreffende tegenpartij, uitgedrukt als een percentage van de desbetreffende kredietblootstelling.
V)Het contractueel kader: een degelijk contractueel kader versterkt de kwaliteit van de lening en verhoogt zijn interne rating. v)
VI)De looptijd van de lening of, meer in het algemeen, de kasstromen van de lening: als alle andere parameters gelijk blijven, geldt: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger het risico op moeilijkheden bij de aflossing van de lening.
Het verwachte verlies op een lening wordt berekend door een combinatie te maken van de vijf bovenvermelde punten. Uitgaande van het niveau van dit verlies wordt een lening ondergebracht in een van de onderstaande categorieën:
“A” Leningen van uitstekende kwaliteit met drie subcategorieën:
“A0” leningen aan of gegarandeerd door een EU-lidstaat met een verwacht verlies van 0 % (op basis van de status van bevoorrechte schuldeiser van de bank en wettelijke bescherming die geacht worden te zorgen voor een volledige inning van de activa van de Bank op vervaldag).
“A+” leningen die worden verstrekt aan (of gegarandeerde door) entiteiten die geen EU-lidstaat zijn en waarvan niet verwacht wordt dat er zich gedurende de looptijd een verslechtering van de kwaliteit zal voordoen.
“A-” leningen waarbij er enige twijfel bestaat ten aanzien van de handhaving van hun huidige status, maar waarbij verwacht wordt dat de neerwaartse druk beperkt zal zijn.
“B” Leningen van hoge kwaliteit: activa waarvoor de bank geen problemen verwacht, hoewel een geringe verslechtering in de toekomst niet wordt uitgesloten. B+ en B- worden gebruikt om de relatieve waarschijnlijkheid aan te geven van de mogelijkheid dat een dergelijke verslechtering zich voordoet.
“C” Leningen van goede kwaliteit: voorbeelden hiervan zijn niet-gegarandeerde leningen aan solide banken en bedrijven die na zeven jaar in één keer worden afgelost (bulletlening), of soortgelijke aflossing, vervaldag bij uitbetaling.
“D” Deze categorie vertegenwoordigt de grensgevallen tussen leningen van 'aanvaardbare kwaliteit' en die waarbij zich enige problemen hebben voorgedaan. Dit keerpunt in de rangschikking wordt nauwkeuriger omschreven door de subcategorieën D+ en D-. Leningen met een rating D- vereisen een verhoogd toezicht.
“E” Deze categorie omvat leningen met een groter risicoprofiel dan doorgaans wordt aanvaard. Tot deze categorie behoren ook leningen waarbij zich tijdens de looptijd ernstige problemen hebben voorgedaan en waarbij een verlies niet kan worden uitgesloten. Derhalve zijn deze leningen onderworpen aan een rigoureus en doorgedreven toezicht. Met de subcategorieën E+ en E- wordt het verschil in intensiteit aangegeven van dit speciaal toezicht, waarbij de transacties met een rangschikking E- zich in een positie bevinden waarbij er een grote kans is dat de aflossing niet tijdig kan plaatsvinden en er dus een vorm van schuldherstructurering noodzakelijk wordt, hetgeen kan resulteren in een waardeverminderingsverlies.
“F” F (fail/wanbetaling) verwijst naar leningen met onaanvaardbare risico's. Leningen met een rangschikking F- kunnen alleen het resultaat zijn van lopende transacties die na ondertekening geconfronteerd werden met onvoorziene, uitzonderlijke en bijzonder ongunstige omstandigheden. Alle transacties waarbij zich een verlies van de hoofdsom voor de faciliteit voordoet, worden onder F gerangschikt. Hiervoor geldt een specifieke benadering.
Doorgaans worden leningen die intern D- of lager zijn gerangschikt op een toezichtslijst geplaatst. Indien een lening in eerste instantie was goedgekeurd met een risicoprofiel van D- of lager, zal deze lening alleen op de toezichtslijst worden geplaatst als gevolg een feitelijke kredietgebeurtenis die geleid heeft tot een verdere verslechtering van de rangschikking van de lening.
In de tabel in afdeling 3.2.3.3 is de analyse opgenomen van de kredietkwaliteit van de leningportfolio van de faciliteit op basis van de bovenstaande rangschikking.
Analyse van blootstelling aan kredietrisico van leningen
In de onderstaande tabel wordt de maximale blootstelling (zonder rekening te houden met verwachte kredietverliezen) weergegeven aan kredietrisico van ondertekende en uitbetaalde leningen per categorie lener, waarbij rekening wordt gehouden met de garanties die door de borgstellers zijn verstrekt:
Per 31.12.2018 | Gegarandeerd | Andere kredietverbeteraars | Niet gegarandeerd | Totaal | % v/h totaal |
(x 1 000 EUR) | |||||
Banken | 88 263 | - | 856 484 | 944 747 | 61 % |
Bedrijven | 147 551 | 45 820 | 205 198 | 398 569 | 26 % |
Openbare instellingen | 29 182 | - | - | 29 182 | 2 % |
Staten | - | 2 647 | 165 846 | 168 493 | 11 % |
Totaal uitgekeerd | 264 996 | 48 467 | 1 227 528 | 1 540 991 | 100 % |
Ondertekend, niet uitgekeerd | 170 356 | - | 1 089 753 | 1 260 110 | |
Per 31.12.2017 | Gegarandeerd | Andere kredietverbeteraars | Niet gegarandeerd | Totaal | % v/h totaal |
(x 1 000 EUR) | |||||
Banken | 46 860 | 11 651 | 919 216 | 977 727 | 59% |
Bedrijven | 145 914 | 59 462 | 285 492 | 490 868 | 29 % |
Openbare instellingen | 30 882 | - | - | 30 882 | 2 % |
Staten | - | 3 218 | 164 030 | 167 248 | 10 % |
Totaal uitgekeerd | 223 656 | 74 331 | 1 368 738 | 1 666 725 | 100 % |
Ondertekend, niet uitgekeerd | 89 597 | - | 780 386 | 869 983 |
3.2.3.3Analyse kredietkwaliteit per categorie lener
In de onderstaande tabel wordt de analyse weergegeven van de kredietkwaliteit van de portefeuille leningen van de portfolio van de faciliteit per 31 december 2018 en 31 december 2017 uitgaande van de rangschikking van de leningen, op basis van de ondertekende blootstellingen (uitgekeerd en niet-uitgekeerd).
Per 31.12.2018 | Uitstekende rangschikking | Standaard rangschikking | Min. Aanvaard-baar Risico | Hoog risico | Geen rangschikking | Totaal | % v/h totaal | |
(x 1 000 EUR) | ||||||||
A tot B- | C | D+ | D- en lager | |||||
Ontlener | Banken | 232 467 | 238 619 | 349 756 | 698 562 | - | 1 519 404 | 54 % |
Bedrijven | 103 845 | 7 564 | 744 | 693 100 | 50 000 | 855 253 | 31 % | |
Openbare instellingen | - | - | 29 182 | 2 994 | - | 32 176 | 1 % | |
Staten | - | 4 786 | 7 681 | 381 801 | - | 394 268 | 14 % | |
Totaal | 336 312 | 250 969 | 387 363 | 1 776 457 | 50 000 | 2 801 101 | 100 % | |
Per 31.12.2017 | Uitstekende rangschikking | Standaard rangschikking | Min. Aanvaard--baar Risico | Hoog risico | Geen rangschikking | Totaal | % v/h totaal | |
(x 1 000 EUR) | ||||||||
A tot B- | C | D+ | D- en lager | |||||
Ontlener | Banken | 208 601 | 187 225 | 189 727 | 870 913 | - | 1 456 466 | 58 % |
Bedrijven | 114 769 | 8 018 | 3 288 | 533 382 | 1 428 | 660 885 | 26 % | |
Openbare instellingen | - | - | 30 882 | - | - | 30 882 | 1 % | |
Staten | - | - | 13 861 | 374 614 | - | 388 475 | 15 % | |
Totaal | 323 370 | 195 243 | 237 758 | 1 778 909 | 1 428 | 2 536 708 | 100 % |
3.2.3.4Risicoconcentraties van leningen en voorschotten
3.2.3.4.1Geografische analyse
Op basis van het land van de ontlener kan de leningportefeuille van de faciliteit worden uitgesplitst in de volgende geografische regio's (× 1 000 EUR):
Land van de ontlener | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Kenia | 233 269 | 331 891 |
Nigeria | 172 515 | 230 042 |
Tanzania | 124 718 | 116.093 |
Uganda | 81 766 | 169 869 |
Burundi | 77 568 | 74 703 |
Barbados | 74 638 | 25 124 |
Egypte | 74 431 | - |
Jamaica | 72 165 | 85 728 |
Congo (Democratische Republiek) | 62 708 | 62 439 |
Mauritius | 55 564 | 26 598 |
Ethiopië | 55 215 | 51 719 |
Dominicaanse Republiek | 54 326 | 61 326 |
Mauritanië | 50 727 | 64 007 |
Ghana | 39 246 | 49 895 |
Togo | 30 634 | 45 574 |
Rwanda | 28 704 | 38 555 |
Malawi | 26 827 | 22 800 |
Regionaal ACS | 24 335 | 751 |
Nieuw-Caledonië | 21 124 | 21 670 |
Angola | 20 651 | 14 850 |
Kaapverdië | 18 923 | 20 487 |
Senegal | 18 330 | 13 881 |
Zambia | 17 700 | 10 910 |
Frans-Polynesië | 17 453 | 17 235 |
Kameroen | 14 784 | 25 012 |
Mozambique | 14 719 | 19 212 |
Kaaimaneilanden | 13 213 | 14 958 |
Niger | 9 655 | 5 631 |
Botswana | 7 278 | 7 618 |
Seychellen | 4 786 | 5 036 |
Mali | 4 767 | 5 612 |
Haïti | 4 748 | 6 006 |
Burkina Faso | 4 649 | 6 041 |
Samoa | 3 986 | 5 100 |
Vanuatu | 1 848 | 2 162 |
Liberia | 1 153 | 1 553 |
Palau | 1 107 | 1 384 |
Micronesië | 759 | 868 |
Zuid-Afrika | 2 | 653 |
Namibië | - | 1 971 |
Congo | - | 1 730 |
Tonga | - | 31 |
Totaal | 1 540 991 | 1 666 725 |
3.2.3.4.2Analyse op grond van bedrijfstak
In de onderstaande tabel wordt de leningportefeuille van de faciliteit opgesplitst per bedrijfstak van de ontlener. De uitkeringen die eerst worden verstrekt aan een financiële tussenpersoon voordat zij aan de eindbegunstigde worden uitbetaald, zijn onder de globale leningen opgenomen (× 000 EUR):
Bedrijfstak van de ontlener | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Tertiaire sector en overige | 957 602 | 991 282 |
Stadsontwikkeling, renovatie en vervoer | 192 400 | 194 101 |
Elektriciteit, kolen en andere | 181 317 | 290 364 |
Grondstoffen en mijnbouw | 45 820 | 59 462 |
Verwerking van materialen, bouwsector | 33 144 | 2 194 |
Autosnelwegen en andere wegen | 32 043 | 40 960 |
Luchthavens en systemen voor luchtverkeersafhandeling | 29 182 | 30 882 |
Telecommunicatie | 26 095 | 20 310 |
Chemicaliën, kunststoffen en farmaceutische producten | 20 436 | - |
Voedselketen | 15 386 | 15 586 |
Terugwinning van afval | 7 564 | 8 018 |
Sociale infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg | 2 | 1 100 |
Olie, gas en petroleum | - | 12 466 |
Totaal | 1 540 991 | 1 666 725 |
3.2.3.5Kredietrisicoblootstelling voor elke interne risicorating
De faciliteit gebruikt een interne ratingmethode in overeenstemming met de op interne ratings gebaseerde benadering in het kader van Bazel III. Op grond van deze methode is aan de meerderheid van de tegenpartijen van de faciliteit een interne rating toegekend. De onderstaande tabel toont een uitsplitsing van de leningportefeuille van de faciliteit op basis van steeds de beste waarde van interne rating van de lener of van de garantiegever, voor zover beschikbaar. In gevallen waarin geen interne rating beschikbaar is, is voor deze analyse gebruikgemaakt van de externe rating.
De tabel toont zowel de ondertekende blootstellingen (uitbetaald en niet-uitbetaald) als de risicogewogen blootstelllingen, gebaseerd op een interne methode die de faciliteit gebruikt voor limietbeheer.
2018 | ||||||
(x 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten krediet-verliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardig-heid | Tijdens de looptijd te verwachten krediet-verliezen, met verminderde krediet-waardigheid | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaar-digheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Reële waarde met verwerking van waarde-veranderingen in winst of verlies | Totaal |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs | ||||||
Interne rating 1 — minimaal kredietrisico | - | 90 875 | - | - | - | 90 875 |
Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico | 74 650 | - | - | - | - | 74 650 |
Interne rating 3 — gering kredietrisico | 17 804 | - | - | - | - | 17 804 |
Interne rating 4 — gematigd kredietrisico | 39 295 | 18 783 | - | - | - | 58 078 |
Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij | 165 551 | - | - | - | - | 165 551 |
Interne rating 6 — hoog kredietrisico | 834 194 | 94 749 | - | - | - | 928 943 |
Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico | 75 057 | 134 701 | - | - | 1 806 | 211 564 |
Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij | - | - | 185 273 | 3 588 | - | 188 861 |
Voorzieningen voor verliezen | -22 023 | -27 342 | -143 092 | -1 794 | -1 084 | -195 335 |
Boekwaarde | 1 184 528 | 311 766 | 42 181 | 1 794 | 722 | 1 540 991 |
Toegezegde leningen | ||||||
Interne rating 1 — minimaal kredietrisico | - | - | - | - | - | - |
Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico | 102 092 | - | - | - | - | 102 092 |
Interne rating 3 — gering kredietrisico | 12 000 | - | - | - | - | 12 000 |
Interne rating 4 — gematigd kredietrisico | 12 463 | - | - | - | - | 12 463 |
Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij | 230 455 | - | - | - | - | 230 455 |
Interne rating 6 — hoog kredietrisico | 567 573 | 22 467 | - | - | - | 590 040 |
Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico | 100 055 | 96 074 | - | - | - | 196 129 |
Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij | - | - | 16 932 | - | - | 16 932 |
Geen interne rating * | 123 821 | - | - | - | - | 123 821 |
Voorzieningen voor verliezen | -7 225 | -16 597 | - | - | - | -23 822 |
Boekwaarde | 1 141 234 | 101 944 | 16 932 | - | - | 1 260 110 |
(*) agentuurovereenkomsten waarvoor op de verslagdatum geen onderliggende tegenpartijen zijn De faciliteit houdt voortdurend toezicht op gebeurtenissen die van invloed zijn op zijn kredietnemers en garantiegevers, in het bijzonder banken. De faciliteit beoordeelt met name geval per geval haar contractuele rechten bij een verslechtering van de rating en streeft naar risicobeperkende maatregelen. De faciliteit volgt ook nauwgezet de verlengingen van bankgaranties voor haar leningen op om ervoor te zorgen dat deze worden vervangen of dat indien nodig tijdig wordt opgetreden. |
3.2.3.6Achterstallen op leningen en waardeverminderingen
De identificatie, het toezicht en de rapportage over achterstallige bedragen verloopt overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de Richtsnoeren en procedures voor financieel toezicht die binnen de bank gelden. Deze procedures zijn in overeenstemming met de optimale bancaire werkmethoden en worden gebruikt voor alle leningen die door de EIB worden beheerd.
Het toezicht is gestructureerd om ervoor te zorgen dat i) potentiële achterstallen op betalingen in zo kort mogelijke tijd worden opgespoord en aangemeld bij de bevoegde diensten; ii) problematische gevallen onverwijld worden behandeld op het juiste operationele en besluitvormingsniveau; iii) op gezette tijd verslag wordt uitgebracht aan het directiecomité van de EIB en de lidstaten over de algemene stand van zaken met betrekking tot de achterstallen en de invorderingsmaatregelen die reeds zijn genomen en die men van plan is te nemen.
De achterstallen en waardeverminderingen op de leningen kunnen als volgt worden geanalyseerd (× 1000 EUR):
Leningen en voorschotten | Leningen en vorderingen | ||
31.12.2018 | 31.12.2017 | ||
Boekwaarde | 1 540 991 | 1 666 725 | |
Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | |||
Brutobedrag | 188 861 | 136 827 | |
Waardeverminderingen — voorzieningen voor verliezen | -144 886 | -106 203 | |
Boekwaarde van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | 43 975 | 30 624 | |
Achterstallig maar zonder verminderde kredietwaardigheid | |||
"Achterstallig" omvat | |||
0-30 dagen | 804 | 1 227 | |
30-60 dagen | - | 77 | |
60-90 dagen | - | 31 | |
90-180 dagen | - | 18 | |
meer dan 180 dagen | 1 | 1 | |
Boekwaarde achterstallig, zonder verminderde kredietwaardigheid | 805 | 1 354 | |
Boekwaarde niet achterstallig en evenmin met verminderde kredietwaardigheid | 1 496 211 | 1 634 747 | |
Totale boekwaarde leningen en voorschotten | 1 540 991 | 1 666 725 |
3.2.3.7Leningoversluiting en respijt
De faciliteit beschouwt leningen in verzuim indien naar aanleiding van ongunstige veranderingen in de financiële positie van een ontlener de faciliteit opnieuw onderhandelt over de oorspronkelijke voorwaarden van de contractuele regelingen met deze ontlener, hetgeen een rechtstreeks effect heeft op de toekomstige kasstromen van het financieel instrument, hetgeen kan resulteren in een verlies voor de faciliteit. De financiële gevolgen van de herstructureringsactiviteiten zijn evenwel doorgaans beperkt tot eventuele waardeverminderingsverliezen, aangezien financiële neutraliteit doorgaans wordt toegepast door de faciliteit en tot uiting komt in de herziene tariefvoorwaarden van de herschikte verrichtingen.
Bij normale bedrijfsvoering zou de rangschikking van de desbetreffende leningen zijn verslechterd en zou de lening voorafgaand aan de heronderhandeling in de toezichtslijst zijn opgenomen. Zodra de heronderhandeling is beëindigd, zal de faciliteit nauwgezet toezicht blijven uitoefenen op deze leningen. Indien de herziene betalingsvoorwaarden niet voorzien in de terugbetaling van de oorspronkelijke boekwaarde van het actief, zal dit als een waardevermindering worden beschouwd. De desbetreffende waardeverminderingsverliezen zullen worden berekend op basis van de geraamde kasstromen, verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet. De behoefte aan bijzondere waardevermindering van alle leningen waarvan de regionale regering van Åland achteruit is gegaan aan E- wordt regelmatig beoordeeld; Zodra de rangschikking van een lening voldoende is verbeterd, wordt de lening verwijderd van de toezichtslijst overeenkomstig de procedures van de faciliteit.
Respijtmaatregelen en - praktijken die worden uitgevoerd door het herstructureringsteam van de bank tijdens de verslagperiode, omvatten verlenging van de looptijd, uitstel van loutere kapitaalaflossing, uitstel van kapitaalaflossing en rentebetaling en kapitalisering van achterstallige betalingen. Dergelijke respijtmaatregelen hebben niet tot gevolg dat de onderliggende verrichting uit de balans wordt verwijderd, tenzij het effect van de contractuele veranderingen op de netto contante waarde van de lening op de datum van de herstructurering als significant wordt beschouwd. Indien een dergelijk nieuw opgenomen financiële actief een verminderde kredietwaardigheid hebben, zou het voldoen aan de definitie van verworven of gecreëerd financieel actief met verminderde kredietwaardigheid (POCI).
Blootstellingen wegens wijzigingen in de contractuele voorwaarden die geen gevolgen hebben op de toekomstige kasstromen, zoals onderpand- of andere zekerheidsregelingen of afstand van contractuele rechten bij overeenkomsten worden niet beschouwd als verzuim. Bijgevolg worden deze gebeurtenissen niet beschouwd als toereikend om op zich een waardevermindering aan te geven.
Verrichtingen waarvoor respijtmaatregelen gelden, worden als dusdanig vermeld in de onderstaande tabel:
(x 1 000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Aantal verrichtingen waarvoor respijtmaatregelen gelden | 33 | 27 |
Boekwaarde | 280 720 | 136 973 |
met waardevermindering | 9 506 | 112 423 |
Opgenomen waardevermindering | 86 334 | 107 256 |
Rentebaten met betrekking tot respijtmaatregelen | 13 465 | 8 418 |
Afgeschreven uitgaven (na de beëindiging/verkoop van de verrichting) | - | 9 395 |
Respijtmaatregelen | |||||||
(x 1 000 EUR) | 31.12.2017 | Verlenging van de looptijden | Uitstel van loutere kapitaal-aflossing | Uitstel van kapitaal-aflossingen en rentebetaling | Overige | Contractuele terugbetaling en beëindiging(1) | 31.12.2018 |
Banken | 30 347 | - | 290 | 5 654 | 765 | -9 464 | 27 592 |
Bedrijven | 106 626 | 3 463 | - | 15 271 | 143 261 | -15 493 | 253 128 |
Totaal | 136 973 | 3 463 | 290 | 20 925 | 144 026 | -24 957 | 280 720 |
(1) Dalingen kunnen worden verklaard door terugbetalingen van kapitaal tijdens het jaar met betrekking tot verrichtingen die reeds met ingang van 31 december 2018 als respijt worden beschouwd en door beëindiging van respijtmaatregelen tijdens het jaar. |
3.2.4Kredietrisico met betrekking tot geldmiddelen en kasequivalenten
De beschikbare middelen worden geïnvesteerd overeenkomstig het schema van de faciliteit voor de contractuele uitbetaling van de verplichtingen. Per 31 december 2018 en 31 december 2017 vonden investeringen plaats in de vorm van rekeningtegoeden, depositobewijzen en commercial paper.
De goedgekeurde entiteiten beschikken over een rating die overeenstemt met de ratings op korte en lange termijn die is vereist voor de beleggingen van kasmiddelen die door de EIB voor eigen rekening worden uitgevoerd; Bij verschillende ratings die door meer dan een ratingbureau zijn verleend, geldt de laagste rating. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde bank bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR). Een uitzondering op deze regel is verleend aan de Société Générale, waar de faciliteit haar operationele kasgeldrekeningen aanhoudt. Het maximum voor kortlopend krediet voor de Société Générale bedraagt op 31 december 2018 en 31 december 2017 110 000 000 EUR (honderdtien miljoen EUR). Het verhoogde maximum is van toepassing op de som van de tegoeden op de operationele kasgeldrekeningen en de instrumenten die door deze tegenpartij zijn uitgegeven en worden aangehouden door de thesaurieportfolio.
Alle investeringen worden geplaatst bij de goedgekeurde entiteiten met een maximale looptijd van drie maanden vanaf de valutadatum. Alle inbreuken op de limieten van de kredietblootstelling zijn gemeld aan de lastgevers. Per 31 december 2018 hadden alle termijndeposito's, commercial paper en kasmiddelen die werden aangehouden door de thesaurieportfolio van de faciliteit een minimale rating P-2 van Moody's of gelijkwaardig op de vereffening. Per 31 december 2017 hadden alle termijndeposito's, commercial paper en kasmiddelen die werden aangehouden door de thesaurieportfolio van de faciliteit een minimale rating P-1 van Moody's of gelijkwaardig op de vereffening.
In de onderstaande tabel is het saldo van de geldmiddelen en kasequivalenten inclusief opgelopen rente opgenomen (× 1000 EUR):
Minimale korte-termijnrating | Minimale lange-termijnrating | 31.12.2018 | 31.12.2017 | ||
(terminologie Moody's) | (terminologie Moody's) | ||||
P-1 | Aaa | 71 914 | 13 % | 49 616 | 9 % |
P-1 | Aa3 | 49 972 | 9 % | 89 971 | 16 % |
P-1 | A1 | 199 938 | 34 % | 143 080 | 26 % |
P-1 | A2 | 201 899 | 35 % | 266 434 | 49 % |
P-2 | A3 | 49 985 | 9 % | - | 0 % |
Totaal | 573 708 | 100 % | 549 101 | 100 % |
3.2.5Kredietrisico met betrekking tot derivaten
3.2.5.1Beleid op het vlak van kredietrisico van derivaten
Het kredietrisico met betrekking tot derivaten is het verlies dat een bepaalde partij kan oplopen wanneer de tegenpartij bij de transactie niet in staat zou zijn haar contractuele verplichtingen na te komen. Het kredietrisico bij derivaten hangt af van een aantal factoren (zoals rentevoeten en wisselkoersen) en stemt doorgaans overeen met een klein onderdeel van hun referentiewaarde.
De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden. Alle swaps worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank met een externe tegenpartij. De swaps vallen onder dezelfde Master Swap overeenkomsten en Credit Support bijlagen die tussen de Europese Investeringsbank en haar externe tegenpartijen zijn afgesloten.
3.2.5.2Meting van de kredietrisico's voor derivaten
Alle door de Europese Investeringsbank uitgevoerde swaps die betrekking hebben op de faciliteit, worden behandeld binnen hetzelfde contractuele kader en volgens dezelfde methodiek die gelden voor de derivaten die door de Europese Investeringsbank voor eigen doeleinden zijn ingezet. Met name de geschiktheid van de tegenpartijen bij de swapovereenkomst wordt bepaald door de Europese Investeringsbank op basis van dezelfde geschiktheidsvoorwaarden die gelden voor de algemene swapdoeleinden.
Voor het meten van de blootstelling aan kredietrisico met betrekking tot transacties met swaps en derivaten maakt de Europese Investeringsbank gebruik van de Net Market Exposure (NME) en Potential Future Exposure (PFE) benadering voor verslaglegging en toezicht op de limieten. De derivaten van de faciliteit zijn volledig opgenomen in de NME en PFE.
·In de onderstaande tabel zijn de looptijden van de valutarenteswaps opgenomen, opgesplitst voor hun referentiewaarde en reële waarde:
Swapcontracten per 31.12.2018 | korter dan | 1 jaar | 5 jaar | langer dan | Totaal 2018 |
(x 1 000 EUR) | 1 jaar | tot 5 jaar | tot 10 jaar | tot 10 jaar | |
Nominaal bedrag | - | 5 245 | - | - | 5 245 |
Reële waarde (d.i. netto contante waarde) | - | -325 | - | - | -325 |
Swapcontracten per 31.12.2017 | korter dan | 1 jaar | 5 jaar | langer dan | Totaal 2017 |
(x 1 000 EUR) | 1 jaar | tot 5 jaar | tot 10 jaar | tot 10 jaar | |
Nominaal bedrag | - | 8 098 | - | - | 8 098 |
Reële waarde (d.i. netto contante waarde) | - | -955 | - | - | -955 |
·De faciliteit sluit valuataswapcontracten op korte termijn (“FX swaps”) af om het valutarisico af te dekken op uitkeringen van leningen in andere valuta dan de EUR. FX swaps hebben een looptijd van maximum drie maanden en worden regelmatig verlengd. Het referentiebedrag van FX swaps bedroeg 1 460,6 miljoen EUR op 31 december 2018 ten opzichte van 1 500,0 miljoen EUR op 31 december 2017. De reële waarde van FX swaps bedroeg 1,1 miljoen EUR op 31 december 2018 ten opzichte van 12,0 miljoen EUR op 31 december 2017.
·De faciliteit sluit interest rate swap contracten af om het renterisico op uitbetaalde leningen af te dekken. Per 31 december 2018 waren er twee uitstaande renteswaps met een referentiebedrag van 28,5 miljoen EUR (in 2017: 31,7 miljoen EUR) en een reële waarde van 0,7 miljoen EUR (2017: 0,3 miljoen EUR).
3.2.6Kredietrisico bij thesauriemiddelen
De volgende tabel geeft een overzicht van de kasmiddelen die geheel bestaan uit commercial paper dat is uitgegeven door lagere overheden, banken en niet-bancaire entiteiten met een resterende looptijd van ten hoogste drie maanden. EU-lidstaten, hun agentschappen, banken en niet-bancaire entiteiten zijn in aanmerking komende emittenten. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde emittent bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR). Investeringen in obligaties op middellange en lange termijn kwamen ook in aanmerking, overeenkomstig de investeringsrichtsnoeren en afhankelijk van de liquiditeitsbehoeften.
Minimale korte-termijnrating | Minimale lange-termijnrating | 31.12.2018 | 31.12.2017 | ||
(terminologie Moody's) | (terminologie Moody's) | ||||
P-1 | Aa2 | 80 041 | 24 % | - | 0 % |
P-1 | Aa3 | 95 055 | 29 % | - | 0 % |
P-1 | A1 | 15 005 | 4 % | - | 0 % |
P-1 | A2 | 45 008 | 13 % | - | 0 % |
P-2 | A2 | 50 015 | 15 % | - | 0 % |
P-2 | A3 | 50 016 | 15 % | - | 0 % |
P-2 | Baa2 | - | 0 % | 94 353 | 65 % |
NP | Ba1 | - | 0 % | 50 029 | 35 % |
Totaal | 335 140 | 100 % | 144 382 | 100 % |
3.3Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico verwijst naar het vermogen van een entiteit om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen. Dit risico kan worden opgesplitst in een liquiditeitsfinancieringsrisico en een marktliquiditeitsrisico. Een liquiditeitsfinancieringsrisico is het risico dat een entiteit niet in staat zal zijn om op doeltreffende wijze gevolg te geven aan de verwachte en onverwachte huidige en toekomstige thesauriebehoeften, zonder afbreuk te doen aan haar dagelijkse verrichtingen of haar financiële positie. Een marktliquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit een positie niet gemakkelijk kan compenseren of ongedaan kan maken tegen de marktprijs als gevolg van een ontoereikende marktdiepte of verstoring van de markten.
3.3.1 Beheer van het liquiditeitsrisico
De faciliteit wordt in eerste instantie gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van de lidstaten alsook met terugbetalingen afkomstig van door de faciliteit uitgevoerde verrichtingen. Het liquiditeitsfinancieringsrisico wordt in eerste instantie door de faciliteit beheerd door het inventariseren van haar liquiditeitsbehoeften en de vereiste jaarlijkse bijdragen van de lidstaten.
Om de jaarlijkse bijdragen van de lidstaten te berekenen, worden de uitkeringspatronen van de bestaande en geplande portefeuille onderzocht en tijdens het jaar opgevolgd. Speciale gebeurtenissen, zoals vroegtijdige terugbetalingen, verkoop van aandelen of wanbetalingen worden in aanmerking genomen met het oog op een aanpassing van de jaarlijkse liquiditeitsvereisten.
Om het liquiditeitsrisico verder te beperken, beschikt de faciliteit over een liquiditeitsreserve die voldoende is om steeds de tijdig voorspelde uitbetalingen van contanten (op gezette tijden bekendgemaakt door de afdeling Kredietverlening van de EIB) te kunnen dekken. Middelen worden geïnvesteerd op de geldmarkt en de obligatiemarkten in de vorm van interbancaire deposito's en andere financiële instrumenten op korte termijn waarbij rekening wordt gehouden met de verplichtingen inzake uitbetalingen van contanten van de faciliteit. De liquide activa van de faciliteit worden beheerd door de dienst thesaurie van de bank om ervoor te zorgen dat de nodige kasmiddelen worden aangehouden om de faciliteit in staat te stellen haar verplichtingen na te komen.
Overeenkomstig het beginsel van scheiding van taken tussen front en back office vallen afwikkelingstransacties die betrekking hebben op de investering van deze activa onder de verantwoordelijkheid van de EIB-afdeling planning en afwikkeling van transacties. Daarnaast vallen de goedkeuring van tegenprestaties en de limieten voor investeringen in schatkistpapier, alsook het toezicht op deze limieten, onder de verantwoordelijkheid van het directoraat Risicobeheer van de bank.
3.3.2 Meting van het liquiditeitsrisico
In de deze afdeling opgenomen tabellen wordt een overzicht gegeven van de financiële verplichtingen van de faciliteit volgens looptijd op basis van de resterende periode tussen de balansdatum en de contractuele vervaldag (op basis van op niet-gedisconteerde kasstromen).
Wat betreft de niet-afgeleide financiële verplichtingen, heeft de faciliteit verbintenissen in de vorm van niet-uitbetaalde delen van het krediet uit hoofde van ondertekende kredietovereenkomsten, niet-uitbetaalde delen van ondertekende inschrijvingen op kapitaal/investeringsovereenkomsten, toegekende leninggaranties, of van toegezegde rentesubsidies en technische bijstand ("TA").
In het kader van de faciliteit afgesloten leningen hebben een uitbetalingstermijn. De uitbetalingen komen evenwel tot stand op momenten en in bedragen die een weerspiegeling zijn van de geboekte vooruitgang bij de desbetreffende investeringsprojecten. Bovendien zijn de leningen van de faciliteit transacties die tot stand komen in een relatief volatiele werkomgeving. Derhalve is het uitbetalingsschema onderworpen aan een aanzienlijke mate van onzekerheid.
Kapitaalinvesteringen worden opeisbaar wanneer en zodra uit hoofde van de fondsenbeheerders geldige opvragingen voor kapitaal tot stand komen, die een beeld geven van de geboekte vooruitgang bij hun investeringsactiviteiten. De trekkingsperiode is gewoonlijk 3 jaar en wordt vaak met een of twee jaar verlengd. Sommige uitbetalingsverbintenissen blijven gewoonlijk ook van kracht na afloop van de trekkingsperiode totdat de onderliggende investeringen van het fonds volledig beschikbaar zijn, aangezien de liquiditeiten van het fonds soms ontoereikend kunnen zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen met betrekking tot vergoedingen en andere kosten.
Garanties gaan niet gepaard met specifieke uitbetalingsverplichtingen tenzij door de begunstigde van de lening een waarborg wordt afgeroepen. Het bedrag van uitstaande garanties wordt verlaagd volgens het aflossingsschema van gegarandeerde leningen.
Vastgelegde kasuitstromen van rentesubsidies vinden plaats bij gesubsidieerde leningen die met eigen middelen van de EIB worden gefinancierd. De gerapporteerde uitstromen zijn dus evenwel alleen vastleggingen die verband houden met deze leningen in plaats van het totaalbedrag vastlegde niet-uitgekeerde rentesubsidies. Zoals bij de leningen, is hun uitbetalingsschema onzeker.
Vastgelegde technische bijstand 'Bruto nominale uitstroom' in de tabel 'Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen' verwijst naar het totale niet-uitbetaalde deel van de ondertekende contracten voor technische bijstand. Het uitkeringspatroon is in aanzienlijke mate onzeker. Kasuitstromen die zijn ondergebracht in de categorie 'drie maanden of minder' vertegenwoordigen het bedrag van uitstaande facturen dat tegen de verslagleggingsdatum wordt ontvangen.
Vastleggingen voor niet-afgeleide financiële verplichtingen zonder vastgestelde contractuele vervaldatum worden gerangschikt onder 'Looptijd onbepaald'. Vastleggingen met een vastgelegd verzoek voor uitbetalingen van contanten op de verslagleggingsdatum worden onder de desbetreffende termijn gerangschikt.
Bij afgeleide financiële verplichtingen vertegenwoordigt het looptijdprofiel de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen van swapovereenkomsten met inbegrip van cross currency swaps(CCS), cross currency renteswaps(CCIRS), currency swaps op korte termijn en renteswaps.
Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen | 3 maanden of minder | Van 3 maanden tot 1 jaar | Van 1 jaar tot 5 jaar | Meer dan 5 jaar | Looptijd niet bepaald | Bruto nominale uitstroom |
x 1 000 EUR per 31.12.2018 | ||||||
Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen | 7 854 | - | - | - | 1 276 077 | 1 283 931 |
Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen | 2 023 | - | - | - | 345 144 | 347 167 |
Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties) | - | - | - | - | 1 556 468 | 1 556 468 |
Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies | - | - | - | - | 360 655 | 360 655 |
Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand | 2 373 | - | - | - | 24 082 | 26 455 |
Totaal | 12 250 | - | - | - | 3 562 426 | 3 574 676 |
Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen | 3 maanden of minder | Van 3 maanden tot 1 jaar | Van 1 jaar tot 5 jaar | Meer dan 5 jaar | Looptijd niet bepaald | Bruto nominale uitstroom |
x 1 000 EUR per 31.12.2017 | ||||||
Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen | 5 543 | - | - | - | 864 440 | 869 983 |
Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen | 5 039 | - | - | - | 316 656 | 321 695 |
Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties) | - | - | - | - | 82 251 | 82 251 |
Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies | 1 245 | - | - | - | 286 066 | 287 311 |
Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand | 1 931 | - | - | - | 24 720 | 26 651 |
Totaal | 13 758 | - | - | - | 1 574 133 | 1 587 891 |
Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen | 3 maanden of minder | Van 3 maanden tot 1 jaar | Van 1 jaar tot 5 jaar | Meer dan 5 jaar | Bruto nominale instroom of uitstroom |
x 1 000 EUR per 31.12.2018 | |||||
CCS en CCIRS – instroom | 5 | 3 281 | 1 816 | - | 5 102 |
CCS en CCIRS — uitstroom | - | -4 081 | -1 770 | - | -5 851 |
Valutaswaps op korte termijn — instroom | 1 460 608 | - | - | - | 1 460 608 |
Valutaswaps op korte termijn — uitstroom | -1 465 498 | - | - | - | -1 465 498 |
Renteswaps — instroom | 397 | 1 171 | 3 473 | 204 | 5 245 |
Renteswaps - uitstroom | - | -1 340 | -3 030 | -175 | -4 545 |
Totaal | -4 488 | -969 | 489 | 29 | -4 939 |
Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen | 3 maanden of minder | Van 3 maanden tot 1 jaar | Van 1 jaar tot 5 jaar | Meer dan 5 jaar | Bruto nominale instroom of uitstroom |
x 1 000 EUR per 31.12.2017 | |||||
CCS en CCIRS – instroom | 7 | 3 144 | 5 122 | - | 8 273 |
CCS en CCIRS — uitstroom | - | -4 051 | -5 959 | - | -10 010 |
Valutaswaps op korte termijn — instroom | 1 500 000 | - | - | - | 1 500 000 |
Valutaswaps op korte termijn — uitstroom | -1 493 987 | - | - | - | -1 493 987 |
Renteswaps — instroom | 355 | 1 102 | 4 138 | 625 | 6 219 |
Renteswaps - uitstroom | - | -1 502 | -3 782 | -556 | -5 840 |
Totaal | 6 375 | -1 307 | -482 | 69 | 4 655 |
3.3.3Financiële activa en passiva op lange termijn
In de onderstaande tabel zijn de boekwaarden opgenomen van de niet-afgeleide financiële activa en financiële verplichtingen die naar verwachting meer dan 12 maanden na de verslagleggingsdatum zullen worden geïnd of afgewikkeld.
(x 1 000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Financiële activa: | ||
Leningen en voorschotten | 1 666 232 | 1 608 488 |
Aandelen en andere effecten met variabele rente | 567 292 | 497 539 |
Overige activa | 171 | 318 |
Totaal | 2 233 695 | 2 106 345 |
Financiële passiva: | ||
Voorzieningen voor verstrekte garanties | 793 | 549 |
Aan derden verschuldigde bedragen | 93 641 | 109 004 |
Voorzieningen voor toegezegde leningen | 23 822 | - |
Totaal | 118 256 | 109 553 |
3.4Marktrisico
Het marktrisico is het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.
3.4.1 Renterisico
Het renterisico is de volatiliteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de rentedragende posities als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de rentevoeten.
De fluctuatie van haar economische waarde of incongruenties op het vlak van prijszetting tussen verschillende activa, passiva en afdekkingsinstrumenten hebben geen rechtstreekse weerslag op de faciliteit omdat i) zij geen directe financieringskosten of rentedragende passiva heeft en ii) zij de weerslag aanvaardt van rentefluctuaties op de inkomsten uit haar investeringen.
De gevoeligheid van de kredietportefeuille en de micro hedging swaps van de faciliteit voor rentefluctuaties wordt gemeten op basis van een basispuntwaardeberekening.
In de BPV-berekening wordt de winst of het verlies gemeten van de netto contante waarde van de desbetreffende portfolio, ten opzichte een stijging met een 1 basispunt (0,01%) van rentevoettrends binnen een specifiek tijdsinterval 'money market - tot en met 1 jaar', 'very short - 2 tot 3 jaar', 'short - 4 tot 6 jaar', 'medium - 7 tot 11 jaar' 'long - 12 tot 20 jaar' of 'extra long - meer dan 21 jaar'.
Voor het verkrijgen van de netto contante waarde (NPV) van de kasstromen van de leningen in EUR gebruikt de faciliteit de EUR-financieringscurve van de EIB (EUR-swapcurve bijgesteld met de globale financieringsspread van de EIB). De USD-financieringscurve van de EIB wordt gebruikt voor de berekening van de NPV van kasstromen van de leningen in USD. De netto contante waarde (NCW) van kasstromen van leningen in valuta waarvoor geen betrouwbare en voldoende volledige discontocurve beschikbaar is, wordt bepaald door de EUR-financieringscurve van de EIB als maatstaf te gebruiken.
Voor het berekenen van de netto contante waarde van micro hedging swaps gebruikt de faciliteit de EUR-swapcurve voor kasstromen in EUR en de USD-swapcurve voor kasstromen in USD.
Zoals blijkt uit de volgende tabel, zou de netto contante waarde van de leningenportefeuille inclusief de hieraan gerelateerde micro hedging swaps op 31 december 2018 dalen met 483 000 EUR (per 31 december 2017: daling met 488 000 EUR) als alle desbetreffende rentevoeten tegelijkertijd stijgen met 1 basispunt.
Basispuntwaarde | Geld | Zeer kort | Kort | Gemiddeld | Lang | Extra lang | Totaal |
(x 1 000 EUR) | Markt | ||||||
Per 31.12.2018 | 1 jaar | 2 tot 3 jaar | 4 tot 6 jaar | 7 tot 11 jaar | 12 tot 20 jaar | 21 jaar | |
Totale gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps | -38 | -94 | -168 | -154 | -29 | - | -483 |
Basispuntwaarde | Geld | Zeer kort | Kort | Gemiddeld | Lang | Extra lang | Totaal |
(x 1 000 EUR) | Markt | ||||||
Per 31.12.2017 | 1 jaar | 2 tot 3 jaar | 4 tot 6 jaar | 7 tot 11 jaar | 12 tot 20 jaar | 21 jaar | |
Totale gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps | -49 | -96 | -159 | -168 | -16 | - | -488 |
3.4.2Valutarisico
Het valutarisico voor de faciliteit is het risico op het verlies van inkomsten of economische waarde als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de wisselkoersen.
Met een referentierekenvaluta (EUR voor de faciliteit) wordt de faciliteit blootgesteld aan een valutarisico zodra er een incongruentie optreedt tussen in niet-referentierekenvaluta luidende activa en passiva. Onder het valutarisico valt ook het effect van wijzigingen in de waarde van toekomstige in een niet-referentierekenvaluta luidende kasstromen, bv. interest en dividenduitkeringen, als gevolg van wisselkoersschommelingen.
3.4.2.1Valutarisico en schatkistpapier
Het schatkistpapier van de faciliteit luidt in EUR of USD.
Het valutarisico wordt gedekt door contante of termijntransacties in vreemde valuta, valutaswaps of cross-currency swaps. De afdeling thesaurie van de bank kan, als zij dit nodig en passend acht, gebruik maken van een ander instrument, overeenkomstig het beleid van de bank, dat bescherming biedt tegen de marktrisico's met betrekking tot de financiële activiteiten van de faciliteit.
3.4.2.2Valutarisico en door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties.
De bijdragen van de lidstaten aan de faciliteit luiden in EUR. De door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties alsook de rentesubsidies kunnen in EUR, USD of elke andere goedgekeurde valuta luiden.
Een blootstelling aan valutarisico (ten opzichte van de referentievaluatie EUR) doet zich voor wanneer transacties in andere valuta dan de EUR niet afgedekt worden. De richtsnoeren voor de afdekking van de wisselkoers van de faciliteit worden hierna toegelicht.
3.4.2.2.1.Afdekking van verrichtingen in USD
Het valutarisico dat ontstaat door transacties van de faciliteit in USD, wordt gedekt op geaggregeerde basis via het gebruik van USD/EUR valutaswaps, waarvan het bedrag periodiek wordt verlengd en aangepast. Het gebruik van valutaswaps heeft een dubbel doel. Enerzijds wordt de noodzakelijke liquiditeit voor nieuwe uitkeringen (leningen en vermogen) gegenereerd en anderzijds blijft een macro valutahedging gehandhaafd.
Bij de aanvang van elke periode worden de tijdens de volgende periode in USD te ontvangen of betalen kasstromen geraamd op basis van de geplande of verwachte terugbetalingen/uitkeringen. Vervolgens worden de verlopen valutaswaps verlengd, waarbij hun bedrag wordt aangepast om ten minste de voor de volgende periode geraamde liquiditeitsbehoeften in USD te dekken.
-Op maandelijkse basis wordt de deviezenpositie in USD afgeschermd, indien zij de desbetreffende limieten overschrijdt, door een contante of termijntransactie.
-Binnen een doorrolperiode kunnen onverwachte tekorten aan liquiditeiten in USD worden gedekt door ad-hoc valutaswaptransacties, terwijl liquiditeitsoverschotten in schatkistpapier geïnvesteerd kunnen worden of in EUR kunnen worden omgezet, indien zij het gevolg zijn van een toename van de deviezenpositie.
3.4.2.2.2.Afdekking van transacties in andere valuta dan EUR of USD
-Transacties van de faciliteit in andere valuta dan EUR of USD worden afgedekt met cross-currency swap contracten met hetzelfde financiële profiel als de onderliggende lening, op voorwaarde dat er een operationele swapmarkt is.
-De faciliteit voert transacties uit in valuta waarvoor afdekkingsmogelijkheden hetzij niet op een efficiënte wijze beschikbaar zijn, hetzij tegen een hoge kostprijs beschikbaar zijn. Deze transacties luiden in lokale valuta, maar worden in EUR of USD afgewikkeld. Het kader voor financiële risico's van de faciliteit, dat op 22 januari 2015 door het comité van de faciliteit is goedgekeurd, biedt de mogelijkheid om de valutarisico's in lokale valuta met een significante positieve correlatie met de UDS synthetisch af te dekken met in USD luidende derivaten. De met in USD luidende derivaten synthetisch afgedekte lokale valuta zijn opgenomen in de tabel in afdeling 3.4.2.2.3 onder de vermelding 'Lokale valuta (onder synthetische dekking), terwijl de niet met de USD synthetisch afgedekte lokale valuta in dezelfde tabel zijn weergegeven onder de vermelding 'Lokale valuta (niet onder synthetische dekking)".
3.4.2.2.3Deviezenpositie (x 1000 EUR)
In de tabellen bij deze toelichting wordt de deviezenpositie van de faciliteit weergegeven.
De in de onderstaande tabellen weergegeven deviezenpositie is in overeenstemming met het risicobeleid van de faciliteit (zoals beschreven in het kader voor financiële risico's van de faciliteit). De deviezenpositie per risicobeleid is gebaseerd op boekhoudkundige gegevens en wordt gedefinieerd als het saldo tussen geselecteerde activa en passiva. De activa en passiva in de deviezenpositie per risicobeleid worden geselecteerd om ervoor te zorgen dat de opbrengsten alleen bij ontvangst worden omgezet in de rapporteringsvaluta (EUR).
Beleid dat vóór 1 januari 2018 van toepassing was
De niet-gerealiseerde winsten en verliezen en waardevermindering op voor verkoop beschikbare financiële activa (IAS 39) worden opgenomen in de deviezenpositie per risicobeleid, alsook waardevermindering op leningen en vorderingen. In de deviezenpositie per risicobeleid opgenomen derivaten worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde in plaats van hun reële waarde, om in overeenstemming te worden gebracht met de ingehouden waarde van de activa, die ook worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde aangepast met de waardevermindering voor leningen.
Beleid dat na 1 januari 2018 van toepassing is
De verandering in de reële waarde van aandelen en andere effecten met variabele opbrengst is opgenomen in de deviezenpositie per risicobeleid alsook waardeverminderingen op leningen en voorschotten. In de deviezenpositie per risicobeleid opgenomen derivaten worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde in plaats van hun reële waarde, om in overeenstemming te worden gebracht met de ingehouden waarde van de activa, die ook worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde aangepast met de waardevermindering voor leningen.
In de onderstaande tabel is het resterende deel van de activa en passiva, dat grotendeels bestaat uit op leningen opgebouwde rente, derivaten en subsidies opgenomen als 'deviezenpositie buiten risicobeleid'.
Per 31.12.2018 | Activa en passiva | Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen | |||
Valuta's | Deviezenpositie per risicobeleid | Deviezenpositie buiten risicobeleid | Balans deviezenpositie | ||
USD | -157 177 | -52 111 | -209 288 | 600 271 | |
Lokale valuta (onder synthetische dekking)* | |||||
KES | 35 806 | 252 | 36 058 | - | |
TZS | 71 195 | 814 | 72 009 | - | |
DOP | 35 311 | 821 | 36 132 | - | |
UGX | 45 731 | 769 | 46 500 | - | |
RWF | 24 176 | 17 | 24 193 | - | |
Lokale valuta (niet onder synthetische dekking)* | |||||
HTG, MUR, MZN, XOF, ZMW, BWP, JMD, NGN, ZAR | 74 265 | -432 | 73 833 | - | |
Totaal niet-EUR valuta | 129 307 | -49 870 | 79 437 | 600 271 | |
EUR | - | 2 834 560 | 2 834 560 | 3 044 623 | |
TOTAAL EUR en niet-EUR | 129 307 | 2 784 690 | 2 913 997 | 3 644 894 | |
* Zie afdeling 3.4.2.2.2 voor toelichting bij synthetische dekking. |
Per 31 december 2017 | Activa en passiva | Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen | |||
Valuta's | Deviezenpositie per risicobeleid | Deviezenpositie buiten risicobeleid | Balans deviezenpositie | ||
USD | -206 535 | 6 087 | -200 448 | 377 994 | |
Lokale valuta (onder synthetische dekking)* | |||||
KES | 88 532 | 2 854 | 91 386 | - | |
TZS | 98 722 | 1 820 | 100 542 | - | |
DOP | 37 785 | 1 494 | 39 279 | - | |
UGX | 52 653 | 1 505 | 54 158 | - | |
RWF | 32 714 | 354 | 33 068 | - | |
Lokale valuta (niet onder synthetische dekking)* | |||||
HTG, MUR, MZN, XOF, ZMW, BWP | 30 802 | 183 | 30 985 | - | |
Totaal niet-EUR valuta | 134 673 | 14 297 | 148 970 | 377 994 | |
EUR | - | 2 688 497 | 2 688 497 | 1 278 511 | |
TOTAAL EUR en niet-EUR | 134 673 | 2 702 794 | 2 837 467 | 1 656 505 |
3.4.2.3Deviezen gevoeligheidsanalyse
Per 31 december 2018 zou een waardevermindering ten belope van 10% van de EUR ten opzichte van alle niet EUR-valuta resulteren in een stijging van de middelen van de contribuanten ten belope van 8,8 miljoen EUR (31 december 2017: 16,6 miljoen EUR). Een waardeverhoging ten belope van 10% van de EUR ten opzichte van alle niet EUR-valuta zou resulteren in een daling van de middelen van de contribuanten ten belope van 7,2 miljoen EUR (31 december 2017: 13,6 miljoen EUR).
3.4.2.4Omrekeningskoers
De volgende omrekeningskoersen werden gebruikt voor de opstelling van de balans op 31 december 2018 en 31 december 2017:
31 december 2018 | 31 december 2017 | |
Andere dan EU-valuta | ||
Botswana Pula (BWP) | 12,2038 | 11,7512 |
Dominicaanse Republiek pesos (DOP) | 57,4037 | 57,1465 |
Fijische dollar (FJD) | 2,4104 | 2,4186 |
Haïtiaanse gourde (HTG) | 86,92 | 75,69 |
Jamaicaanse dollar (JMD) | 144,081 | 148,7032 |
Keniaanse shillings (KES) | 116,24 | 123,7 |
Mauritaanse ouguiya (MRO)* | - | 422,36 |
Mauritaanse ouguiya (MRO)* | 41,166 | - |
Mauritiaanse rupee (MUR) | 39,05 | 40,07 |
Mozambikaanse Metical (MZN) | 70,14 | 70,09 |
Nigeriaanse Naira (NGN) | 351,05 | 367,44 |
Rwandese frank (RWF) | 1020,1 | 1003,37 |
Tanzaniaanse shilling (TZS) | 2624,33 | 2681,78 |
Oegandese shilling (UGX) | 4239 | 4357 |
US-dollar (USD) | 1,145 | 1,1993 |
CFA-frank (XAF/XOF) | 655,957 | 655,957 |
Zuid-Afrikaanse rand (ZAR) | 16,4594 | 14,8054 |
Zambiaanse Kvacha (ZMW) | 13,6077 | 11,965 |
(*) De MRU is ingevoerd per 1 januari 2018, ter vervanging van de oude MRO tegen een koers van 1 MRU = 10 MRO |
3.4.3Aandelenkoersrisico
Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal daalt als gevolg van de wijzigingen in het niveau van de aandelenkoersen en/de waarde van de aandeleninvesteringen.
De faciliteit is blootgesteld aan het aandelenkoersrisico via zijn investeringen in directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen.
De waarde van niet-beursgenoteerde activa is niet gemakkelijk beschikbaar met het oog op een toezicht en controle op continue basis. Voor dergelijke posities omvatten de best beschikbare aanwijzingen prijzen van relevante waarderingstechnieken.
De effecten op de middelen van de contribuanten van de faciliteit (naar aanleiding van een verandering van de reële waarde van de eigenvermogeninstrumentenportfolio) als gevolg van een +/10 % -verandering van de waarde van de individuele directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen, waarbij alle andere variabelen constant blijven, komen neer op 56,7 miljoen EUR, respectievelijk - 56,7 miljoen EUR per 31 december 2018 (49,8 miljoen EUR, respectievelijk -49,8 miljoen EUR per 31 december 2017).
4Reële waarde van financiële instrumenten
4.1Indeling van de rekeningen en reële waarde
In de volgende tabel zijn de boekwaarden en reële waarden van de financiële activa en verplichtingen opgenomen, inclusief hun niveau in de reëlewaardehiërarchie. In deze tabel zijn geen gegevens over de reële waarde opgenomen voor financiële activa en financiële verplichtingen die niet tegen reële waarde zijn geboekt als de boekwaarde een redelijke benadering is van de reële waarde.
Per 31.12.2018 | Boekwaarde | Reële waarde | |||||||||
(x 1 000 EUR) | Voor handels-doeleinden aangehouden | Aandelen en andere effecten met variabele rente | Geldmiddelen, leningen en voorschotten | Thesauriemiddelen | Overige financiële ver-plichtingen | Totaal | Niveau 1 | Niveau 2 | Niveau 3 | Totaal | |
Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa | |||||||||||
Afgeleide financiële instrumenten | 9 873 | - | - | - | - | 9 873 | - | 9 873 | - | 9 873 | |
Durfkapitaalfonds | - | 467 152 | - | - | - | 467 152 | - | - | 467 152 | 467 152 | |
Directe investeringen in aandelen | - | 100 140 | - | - | - | 100 140 | 16 675 | - | 83 465 | 100 140 | |
Leningen en voorschotten | - | - | 720 | - | - | 720 | - | 720 | - | 720 | |
Totaal | 9 873 | 567 292 | 720 | - | - | 577 885 | 16 675 | 10 593 | 550 617 | 577 885 | |
Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs | |||||||||||
Geldmiddelen en kasequivalenten | - | - | 573 708 | - | - | 573 708 | - | - | - | - | |
Leningen en voorschotten | - | - | 1 540 271 | - | - | 1 540 271 | - | 1 760 576 | - | 1 760 576 | |
Door contribuanten te storten bedragen | - | - | 100 000 | - | - | 100 000 | - | - | - | - | |
Thesauriemiddelen | - | - | - | 335 140 | - | 335 140 | 191 475 | 145 061 | - | 336 536 | |
Overige activa | - | - | 171 | - | - | 171 | - | - | - | - | |
Totaal | - | - | 2 214 150 | 335 140 | - | 2 549 290 | 191 475 | 1 905 637 | - | 2 097 112 | |
Totaal financiële activa | 9 873 | 567 292 | 2 214 870 | 335 140 | - | 3 127 175 | |||||
Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen | |||||||||||
Afgeleide financiële instrumenten | -8 493 | - | - | - | - | -8 493 | - | -8 493 | - | -8 493 | |
Totaal | -8 493 | - | - | - | - | -8 493 | - | -8 493 | - | -8 493 | |
Financiële verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs: | |||||||||||
Voorzieningen voor verstrekte garanties | - | - | - | - | -793 | -793 | |||||
Voorzieningen voor toegezegde leningen | - | - | - | - | -23 822 | -23 822 | |||||
Aan derde partijen verschuldigde bedragen | - | - | - | - | -143 813 | -143 813 | |||||
Overige verplichtingen | - | - | - | - | -2 493 | -2 493 | |||||
Totaal | - | - | - | - | -170 921 | -170 921 | |||||
Totaal financiële verplichtingen | -8 493 | - | - | - | -170 921 | -179 414 |
4 Reële waarde van financiële instrumenten (vervolg)
4.1Indeling van de rekeningen en reële waarde (vervolg)
Per 31 december 2017 | Boekwaarde | Reële waarde | |||||||||
(x 1 000 EUR) | Voor handels-doeleinden aangehouden | Beschikbaar voor verkoop | Geldmiddelen, leningen en vorderingen | Aange-houden tot einde looptijd | Overige financiële ver-plichtingen | Totaal | Niveau 1 | Niveau 2 | Niveau 3 | Totaal | |
(x 1 000 EUR) | |||||||||||
Afgeleide financiële instrumenten | 12 521 | - | - | - | - | 12 521 | - | 12 521 | - | 12 521 | |
Durfkapitaalfondsen | - | 420 104 | - | - | - | 420 104 | - | - | 420 104 | 420 104 | |
Directe aandeleninvesteringen | - | 77 435 | - | - | - | 77 435 | 24 458 | - | 52 977 | 77 435 | |
Totaal | 12 521 | 497 539 | - | - | - | 510 060 | 24 458 | 12 521 | 473 081 | 510 060 | |
Financiële activa niet geboekt tegen reële waarde: | |||||||||||
Geldmiddelen en kasequivalenten | - | - | 549 101 | - | - | 549 101 | |||||
Leningen en vorderingen | - | - | 1 666 725 | - | - | 1 666 725 | - | - | - | - | |
Door contribuanten te storten bedragen | - | - | 150 000 | - | - | 150 000 | - | 1 852 507 | - | 1 852 507 | |
Obligaties | - | - | - | 144 382 | - | 144 382 | - | - | - | - | |
Overige activa | - | - | 4 385 | - | - | 4 385 | 144 382 | - | - | 144 382 | |
Totaal | - | - | 2 370 211 | 144 382 | - | 2 514 593 | 144 382 | 1 852 507 | - | 1 996 889 | |
Totaal financiële activa | 12 521 | 497 539 | 2 370 211 | 144 382 | - | 3 024 653 | |||||
Financiële verplichtingen geboekt tegen reële waarde: | |||||||||||
Afgeleide financiële instrumenten | -1 153 | - | - | - | - | -1 153 | - | -1 153 | - | -1 153 | |
Totaal | -1 153 | - | - | - | - | -1 153 | - | -1 153 | - | -1 153 | |
Financiële verplichtingen niet geboekt tegen reële waarde: | |||||||||||
Voorzieningen voor verstrekte garanties | - | - | - | - | -484 | -484 | |||||
Aan derde partijen verschuldigde bedragen | - | - | - | - | -157 285 | -157 285 | |||||
Overige verplichtingen | - | - | - | - | -2 462 | -2 462 | |||||
Totaal | - | - | - | - | -160 231 | -160 231 | |||||
Totaal financiële verplichtingen | -1 153 | - | - | - | -160 231 | -161 384 | |||||
4.2Waardering van reële waarden
4.2.1Waarderingstechnieken en aanzienlijke niet-waarneembare inputs
In de onderstaande tabel zijn gegevens opgenomen over de waarderingstechnieken en de aanzienlijke niet-waarneembare inputs voor de waardering van financiële instrumenten, die zijn ingedeeld onder niveau 2 en 3 van de reëlewaardehiërarchie:
Waarderingstechniek | Aanzienlijke niet-waarneembare inputs | Verhouding tussen niet-waarneembare inputs en waardering van reële waarden | |
Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde | |||
Afgeleide financiële instrumenten | Gedisconteerde kasstroom: Toekomstige kasstromen worden gewaardeerd op basis van termijnkoersen/rentevoeten (uitgaande van waarneembare termijnkoersen en rentencurven op het einde van de verslagperiode) en termijncontracten/rentevoeten, gedisconteerd tegen een percentage dat rekening houdt met het kredietrisico van verschillende tegenpartijen. | Niet van toepassing. | Niet van toepassing. |
Risicokapitaal-fonds (VCF) | Methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde: De reële waarde wordt bepaald aan de hand van hetzij het percentage van het onderliggende instrument dat de faciliteit in handen heeft, zoals vastgesteld in het laatste voor kasstromen bijgewerkte rapport, hetzij, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, de waarde per aandeel op dezelfde datum, zoals meegedeeld door de desbetreffende fondsbeheerder. Om de kloof tussen de laatst beschikbare intrinsieke waarde en de rapportage op het jaareinde te overbruggen, wordt een daaropvolgende evaluatieprocedure uitgevoerd en indien nodig wordt de gerapporteerde intrinsieke waarde aangepast. | Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de exploitatie- en beheerkosten, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de durfkapitaalfondsen, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden. | Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd. |
Directe investeringen in aandelen | Aangepaste intrinsieke waarde | Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de operationele uitgaven, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de vennootschappen waarin is geïnvesteerd, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden, kapitaalsverhoging, verkoop/wijziging van de controle. | Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd. |
Korting voor het ontbreken aan verhandelbaarheid (liquiditeit), die wordt bepaald door verwijzingen naar vorige transactieprijzen voor soortgelijke aandelen in het land/de regio, variërend van 5% tot 30%. | Hoe hoger de korting voor verhandelbaarheid, hoe lager de reële waarde. | ||
Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde | |||
Leningen en voorschotten | Gedisconteerde kasstromen: Het waarderingsmodel maakt gebruik van contractuele kasstromen die alleen worden uitgekeerd als de debiteur niet in gebreke blijft. Er wordt geen rekening gehouden met de waarde van de zekerheden of mogelijkheden voor vervroegde aflossing. Om de netto contante waarde (NCW) van de leningen te verkrijgen, worden in het gekozen model de contractuele kasstromen van elke lening verrekend waarbij gebruik wordt gemaakt van een aangepaste marktdiscontovoet. De NCW van elke afzonderlijke lening wordt vervolgens aangepast om rekening te kunnen houden met het desbetreffende hiermee samenhangende verwachte verlies. De resultaten worden vervolgens opgeteld om de reële waarde van de leningen en voorschotten te verkrijgen. | Niet van toepassing. | Niet van toepassing. |
Thesauriemiddelen | Gedisconteerde kasstromen. | Niet van toepassing. | Niet van toepassing. |
Bij de toepassing van de norm IFRS 13 worden waarderingsaanpassingen opgenomen in de reële waarde van de derivaten per 31 december 2018 en 2017. Hierbij gaat het om:
-Aanpassingen van de kredietwaarderingen (CVA), waarbij het tegenpartijkredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een daling met 37 400 EUR per 31 december 2018 en in een daling met 38 000 EUR per 31 december 2017.
-Aanpassingen aan de debetwaarderingen (DVA), waarbij het eigen kredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een stijging met 15 100 EUR per 31 december 2018 en een stijging met +29 500 EUR per 31 december 2017.
4.2.2Overdrachten tussen niveau 1 en 2
Het beleid van de faciliteit komt erop neer de overdrachten tussen niveaus te erkennen op de datum waarop zich de gebeurtenis of de gewijzigde omstandigheden hebben voorgedaan, die tot de overdracht hebben geleid.
In 2018 en 2017 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats van het niveau 1 naar 2 of van het niveau 2 naar 1 van de reëlewaardehiërarchie.
4.2.3Reële waarden niveau 3
Afstemming van reële waarden niveau 3
In de onderstaande tabellen zijn de wijzigingen opgenomen bij de instrumenten in niveau 3 voor de op 31 december 2018 en 31 december 2017 afgesloten jaren:
(× 1000 EUR) | Aandelen en andere effecten met variabele rente |
Saldo per 1 januari 2018 | 473 081 |
Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies: | |
- netto resultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente | -10 622 |
- netto verandering in de reële waarde op aandelen en andere effecten met variabele rente | -13 411 |
Totaal | -24 033 |
Uitgekeerde bedragen | 95 434 |
Terugbetalingen | -11 165 |
Afschrijvingen | 17 300 |
Saldo per 31 december 2018 | 550 617 |
(× 1000 EUR) | Voor verkoop beschikbare financiële activa |
Saldo per 1 januari 2017 | 494 004 |
Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies: | |
- netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa | 2 711 |
- waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa | -22 024 |
Totaal | -19 313 |
Baten of verliezen opgenomen in andere niet-gerealiseerde resultaten: | |
- nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa | -17 592 |
Totaal | -17 592 |
Uitgekeerde bedragen | 62 660 |
Terugbetalingen | -44 568 |
Afschrijvingen | -2 110 |
Saldo per 31 december 2017 | 473 081 |
Zowel in 2018 als 2017 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats uit of naar het niveau 3 van de reëlewaardehiërarchie.
5 Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:
(× 1000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Contanten | 51 936 | 166 445 |
Termijndeposito's | 521 882 | 367 653 |
Commercial paper | - | 15 003 |
Geldmiddelen en kasequivalenten in het vermogensoverzicht | 573 818 | 549 101 |
Opgebouwde rente | -110 | 68 |
Geldmiddelen en kasequivalenten in het kasstroomoverzicht | 573 708 | 549 169 |
Per 31.12.2018 | Reële waarde | Nominaal bedrag | |
(× 1000 EUR) | Activa | Passiva | |
Valutarenteswaps | 340 | -665 | 5 245 |
Renteswaps | 654 | - | 28 470 |
FX swaps | 8 879 | -7 828 | 1 460 608 |
Totaal afgeleide financiële instrumenten | 9 873 | -8 493 | 1 494 323 |
Per 31 december 2017 | Reële waarde | Nominaal bedrag | |
(× 1000 EUR) | Activa | Passiva | |
Valutarenteswaps | 149 | -1 105 | 8 098 |
Renteswaps | 393 | -48 | 31 711 |
FX swaps | 11 979 | - | 1 500 000 |
Totaal afgeleide financiële instrumenten | 12 521 | -1 153 | 1 539 809 |
7 Leningen en voorschotten
7.1Leningen en voorschotten
In de volgende tabel wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de leningen en de voorschotten weergegeven met het nieuwe waardeverminderingsmodel van IFRS 9 voor te verwachten kredietverliezen. De vergelijkende bedragen van de waardeverminderingen voor 2017 geven de voorzieningen weer voor kredietverliezen en zijn een afspiegeling van de waardering overeenkomstig IAS 39.
(× 1000 EUR) | Globale leningen (*) | Niet-achter-gestelde leningen | Achter-gestelde leningen | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde krediet-waardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Totaal |
Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 1 januari 2018 | 1 003 294 | 687 499 | 62 546 | - | 1 753 339 |
Uitgekeerde bedragen | 203 352 | 52 274 | - | 3 588 | 259 214 |
Afschrijvingen | - | - | - | - | - |
Terugbetalingen | -192 355 | -157 952 | -4 548 | - | -354 855 |
Gekapitaliseerde rente | - | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | 37 026 | 11 503 | 2 719 | - | 51 248 |
Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2018 | 1 051 317 | 593 324 | 60 717 | 3 588 | 1 708 946 |
Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen op 1 januari 2018 | -35 082 | -57 911 | -62 546 | - | -155 539 |
Nettowijzigingen van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | -1 853 | 288 | - | - | -1 565 |
Nettowijzigingen van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | 4 696 | 870 | -2 146 | - | 3 420 |
Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen met verminderde kredietwaardigheid | -71 204 | - | - | -1 794 | -72 998 |
Terugboeking van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen met verminderde kredietwaardigheid | 2 214 | 8 480 | 37 678 | - | 48 372 |
Afschrijvingen | - | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | -2 639 | -1 336 | -2 346 | - | -6 321 |
Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen op 31 december 2018 | -103 868 | -49 609 | -29 360 | -1 794 | -184 631 |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2018 | 947 449 | 543 715 | 31 357 | 1 794 | 1 524 315 |
Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 1 januari 2018 | 1 800 | - | - | - | 1 800 |
Uitgekeerde bedragen | - | - | - | - | - |
Terugbetalingen | - | - | - | - | - |
Afschrijvingen | - | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | - | - | - | - | - |
Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2018 | 1 800 | - | - | - | 1 800 |
Reëlewaardeaanpassingen per 1 januari 2018 | -378 | - | - | - | -378 |
Wijziging reële waarde (netto) | -702 | - | - | - | -702 |
Verschillen wisselkoersen | - | - | - | - | - |
Reëlewaardeaanpassingen per 31 december 2018 | -1 080 | - | - | - | -1 080 |
Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2018 | 720 | - | - | - | 720 |
Geamortiseerde kostprijs | -3 550 | -3 109 | 11 | - | -6 648 |
Rente | 12 330 | 9 243 | 1 031 | - | 22 604 |
Leningen en voorschotten per 31 december 2018 | 956 949 | 549 849 | 32 399 | 1 794 | 1 540 991 |
7 Leningen en voorschotten (vervolg)
(× 1000 EUR) | Globale leningen (*) | Niet-achtergestelde leningen | Achtergestelde leningen | Totaal |
Nominaal per 1 januari 2017 | 994 527 | 764 339 | 71 563 | 1 830 429 |
Uitgekeerde bedragen | 305 059 | 63 603 | - | 368 662 |
Afschrijvingen | -3 257 | -6 138 | - | -9 395 |
Terugbetalingen | -162 361 | -91 125 | - | -253 486 |
Verschillen wisselkoersen | -128 874 | -43 180 | -9 017 | -181 071 |
Nominaal per 31 december 2017 | 1 005 094 | 687 499 | 62 546 | 1 755 139 |
Waardevermindering per 1 januari 2017 | -18 185 | -28 294 | -71 161 | -117 640 |
Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten | -5 105 | -11 572 | - | -16 677 |
Afschrijvingen | 3 257 | 6 138 | - | 9 395 |
Terugboeking van waardeverminderingsverliezen | 2 204 | 3 752 | - | 5 956 |
Verschillen wisselkoersen | 914 | 3 234 | 8 615 | 12 763 |
Waardevermindering per 31 december 2017 | -16 915 | -26 742 | -62 546 | -106 203 |
Geamortiseerde kostprijs | -3 802 | -3 408 | - | -7 210 |
Rente | 15 122 | 9 877 | - | 24 999 |
Leningen en vorderingen per 31 december 2017 | 999 499 | 667 226 | - | 1 666 725 |
(*) inclusief agentuurovereenkomsten |
2018 | |||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Totaal |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs | |||||
Saldo per 1 januari 2018 | 19 738 | 29 975 | 105 826 | - | 155 539 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 2 285 | - | - | - | 2 285 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | - | -2 633 | - | - | -2 633 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | - | 27 646 | 1 794 | 29 440 |
Financiële activa die zijn uitgeboekt | - | - | - | - | - |
Afschrijvingen | - | - | - | - | - |
Saldo per 31 december 2018 | 22 023 | 27 342 | 133 472 | 1 794 | 184 631 |
8 Aandelen en andere effecten met variabele rente
(× 1000 EUR) | Durfkapitaalfondsen | Directe aandeleninvesteringen | Totaal |
Kosten per 1 januari 2018 | 356 086 | 70 310 | 426 396 |
Uitgekeerde bedragen | 73 250 | 22 184 | 95 434 |
Terugbetalingen / verkoop | -21 681 | -635 | -22 316 |
Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop | 13 938 | 1 355 | 15 293 |
Kosten per 31 december 2018 | 421 593 | 93 214 | 514 807 |
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2018 | 64 018 | 7 125 | 71 143 |
Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen | -20 493 | -172 | -20 665 |
Wisselkoerswijzigingen bij niet-gerealiseerde winsten en verliezen | 2 034 | -27 | 2 007 |
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2018 | 45 559 | 6 926 | 52 485 |
Aandelen en andere effecten met variabele rente per 31 december 2018 | 467 152 | 100 140 | 567 292 |
(× 1000 EUR) | Durfkapitaal-fondsen | Directe aandelen-investeringen | Totaal |
Kosten per 1 januari 2017 | 331 253 | 72 636 | 403 889 |
Uitgekeerde bedragen | 62 660 | - | 62 660 |
Terugbetalingen / verkoop | -38 990 | -708 | -39 698 |
Afschrijvingen | -437 | -1 673 | -2 110 |
Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop | 1 600 | 55 | 1 655 |
Kosten per 31 december 2017 | 356 086 | 70 310 | 426 396 |
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2017 | 129 427 | 13 457 | 142 884 |
Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen | -20 930 | -1 008 | -21 938 |
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2017 | 108 497 | 12 449 | 120 946 |
Waardevermindering per 1 januari 2017 | -22 892 | -6 997 | -29 889 |
Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens het jaar | -22 024 | - | -22 024 |
Afschrijvingen | 437 | 1 673 | 2 110 |
Waardevermindering per 31 december 2017 | -44 479 | -5 324 | -49 803 |
Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2017 | 420 104 | 77 435 | 497 539 |
9 Door contribuanten te storten bedragen (x 1000 EUR)
(× 1000 EUR) | |
Saldo per 1 januari 2018 | 144 382 |
Verwervingen | 2 219 062 |
Looptijden | -2 026 659 |
Wijziging inzake afschrijvingen van agio/disagio | 149 |
Verandering in de opgelopen rente | -1 794 |
Saldo per 31 december 2018 | 335 140 |
(× 1000 EUR) | |
Saldo per 1 januari 2017 | 169 398 |
Verwervingen | 1 084 149 |
Looptijden | -1 109 563 |
Wijziging inzake afschrijvingen van agio/disagio | -59 |
Verandering in de opgelopen rente | 457 |
Saldo per 31 december 2017 | 144 382 |
11 Overige activa
Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de overige activa:
(× 1000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Door de EIB te betalen bedragen | - | 4 117 |
Financiële waarborgen | 171 | 268 |
Totaal overige activa | 171 | 4 385 |
(× 1000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Uitgestelde rentesubsidies | 32 658 | 24 895 |
Uitgestelde commissies op leningen en voorschotten | 1 106 | 907 |
Totaal uitgestelde baten | 33 764 | 25 802 |
13 Voorzieningen voor verstrekte garanties
2018 | ||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | Totaal |
Verstrekte garanties | ||||
Saldo per 1 januari | - | 484 | - | 484 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 94 | - | - | 94 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | - | 391 | - | 391 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | - | - | - |
Garanties die zijn uitgeboekt | - | - | - | - |
Afroep van garanties | - | - | - | - |
Afschrijving van vooruitbetalingen | - | -128 | - | -128 |
Verschillen wisselkoersen | - | -48 | - | -48 |
Saldo per 31 december | 94 | 699 | - | 793 |
2017 | |
Saldo per 1 januari | 625 |
Opgenomen toevoegingen in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten | 65 |
Benut | -206 |
Overdracht van 'Overige passiva', financiële garanties | - |
Saldo per 31 december | 484 |
In de volgende tabel wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de voorzieningen voor verliezen voor niet-uitgekeerde leningen (toegezegde leningen) in het kader van het nieuwe model van IFRS 9. De vergelijkende bedragen voor 2017 geven de voorzieningen weer voor kredietverliezen en zijn een afspiegeling van de waardering overeenkomstig IAS 39.
2018 | ||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | Totaal |
Toegezegde leningen | ||||
Saldo per 1 januari | 1 993 | 2 163 | - | 4 156 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 5 192 | - | - | 5 192 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | - | 14 420 | - | 14 420 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | 40 | 14 | - | 54 |
Saldo per 31 december | 7 225 | 16 597 | - | 23 822 |
(× 1000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Netto algemene administratiekosten aan EIB te betalen | 47 799 | 45 105 |
Andere aan EIB te betalen bedragen | 54 | 580 |
Aan de lidstaten verschuldigde, nog niet uitgekeerde rentesubsidies en technische bijstand | 95 960 | 111 600 |
Totaal aan derde partijen verschuldigde bedragen | 143 813 | 157 285 |
16 Overige verplichtingen
De voornaamste onderdelen van overige verplichtingen zijn:
(× 1000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Voorschotten op terugbetalingen lening | 2 124 | 1 986 |
Uitgestelde baten van rentesubsidies | 369 | 436 |
Financiële waarborgen | - | 40 |
Totaal overige verplichtingen | 2 493 | 2 462 |
17 Afgeroepen bijdrage lidstaten (x 1000 EUR)
Lidstaten | Bijdrage aan de faciliteit | Bijdrage aan rentesubsidies en technische bijstand | Totaal bijgedragen | Afgeroepen en niet betaald |
Oostenrijk | 69 935 | 8 869 | 78 804 | 2 410 |
België | 103 226 | 13 046 | 116 272 | 3 530 |
Bulgarije | 896 | 294 | 1 190 | 140 |
Cyprus | 576 | 189 | 765 | 90 |
Tsjechië | 3 264 | 1 071 | 4 335 | 510 |
Denemarken | 56 820 | 7 275 | 64 095 | 2 000 |
Estland | 320 | 105 | 425 | 50 |
Finland | 39 852 | 5 214 | 45 066 | 1 470 |
Frankrijk | 624 971 | 75 972 | 700 943 | 19 550 |
Duitsland | 611 715 | 76 616 | 688 331 | 20 500 |
Griekenland | 35 121 | 4 883 | 40 004 | 1 470 |
Hongarije | 3 520 | 1 155 | 4 675 | 550 |
Ierland | 18 577 | 2 802 | 21 379 | 910 |
Italië | 340 252 | 45 025 | 385 277 | 12 860 |
Letland | 448 | 147 | 595 | 70 |
Litouwen | 768 | 252 | 1 020 | 120 |
Luxemburg | 7 693 | 984 | 8 677 | 270 |
Malta | 192 | 63 | 255 | 30 |
Nederland | 138 415 | 17 685 | 156 100 | 4 850 |
Polen | 8 320 | 2 730 | 11 050 | 1 300 |
Portugal | 27 313 | 3 809 | 31 122 | 1 150 |
Roemenië | 2 368 | 777 | 3 145 | 370 |
Slowakije | 1 344 | 441 | 1 785 | 210 |
Slovenië | 1 152 | 378 | 1 530 | 180 |
Spanje | 170 369 | 24 876 | 195 245 | 7 850 |
Zweden | 73 692 | 9 677 | 83 369 | 2 740 |
Verenigd Koninkrijk | 355 881 | 49 356 | 405 237 | 14 820 |
Totaal per 31 december 2018 | 2 697 000 | 353 691 | 3 050 691 | 100 000 |
Totaal per 31 december 2017 | 2 517 000 | 333 691 | 2 850 691 | 150 000 |
Op 12 november 2018 heeft de Raad het bedrag vastgesteld van de financiële bijdragen die door elke lidstaat uiterlijk op 21 januari 2019 dienen te worden betaald. Per 31 december 2018 was een bedrag van100 000 EUR nog niet uitbetaald.
18 Voorwaardelijke passiva en vastleggingen
(× 1000 EUR) | 31.12.2018 | 31.12.2017 |
Vastleggingen | ||
Niet-uitgekeerde leningen | 1 283 931 | 869 983 |
Niet-uitbetaalde vastleggingen met betrekking tot aandelen en andere effecten met variabele rente | 347 167 | 321 695 |
Verstrekte garanties | 2 800 | 7 682 |
Rentesubsidies en technische bijstand | 457 328 | 382 576 |
Voorwaardelijke passiva | ||
Getekende niet-verstrekte garanties | 1 553 668 | 74 569 |
Totaal voorwaardelijke verplichtingen en vastleggingen | 3 644 894 | 1 656 505 |
(× 1000 EUR) | Vanaf 1.1.2018 | Vanaf 1.1.2017 |
tot 31.12.2018 | tot 31.12.2017 | |
Leningen en voorschotten | 92 506 | 97 440 |
Rentesubsidies | 4 224 | 3 966 |
Totale rente en soortgelijke baten | 96 730 | 101 406 |
De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke uitgavenzijn als volgt: | ||
(× 1000 EUR) | Vanaf 1.1.2018 | Vanaf 1.1.2017 |
tot 31.12.2018 | tot 31.12.2017 | |
Afgeleide financiële instrumenten | -563 | -980 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | -654 | -1 037 |
Thesauriemiddelen | -1 322 | -654 |
Totale rente en soortgelijke uitgaven | -2 539 | -2 671 |
20 Baten en lasten uit hoofde van vergoedingen en provisies
(× 1000 EUR) | Vanaf 1.1.2018 | Vanaf 1.1.2017 |
tot 31.12.2018 | tot 31.12.2017 | |
Vergoedingen en provisies op leningen en voorschotten | 107 | - |
Vergoedingen en provisies op financiële garanties | 170 | 209 |
Overige | 7 | 1 |
Totaal baten uit hoofde van vergoedingen en provisies | 284 | 210 |
De voornaamste onderdelen lasten uit hoofde van vergoedingen en provisies zijn als volgt: | ||
(× 1000 EUR) | Vanaf 1.1.2018 | Vanaf 1.1.2017 |
tot 31.12.2018 | tot 31.12.2017 | |
Provisies betaald aan derden met betrekking tot aandelen en andere effecten met variabele rente | -106 | -60 |
Totaal uitgaven uit hoofde van vergoedingen en provisies | -106 | -60 |
(× 1000 EUR) | Vanaf 1.1.2018 | Vanaf 1.1.2017 |
tot 31.12.2018 | tot 31.12.2017 | |
Netto-opbrengsten op aandelen en andere effecten met variabele rente | 3 166 | 1 030 |
Baten uit dividenden | 7 320 | 1 681 |
Netto verandering in de reële waarde | -20 665 | - |
Nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente | -10 179 | 2 711 |
(× 1000 EUR) | Vanaf 1.1.2018 | Vanaf 1.1.2017 |
tot 31.12.2018 | tot 31.12.2017 | |
De daadwerkelijke kosten die door de EIB zijn gemaakt | -50 021 | -48 285 |
Baten van taxatievergoedingen die rechtstreeks bij de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht | 2 222 | 3 180 |
Totaal algemene beheerskosten | -47 799 | -45 105 |
23 Betrokkenheid bij ongeconsolideerde gestructureerde entiteiten (x 1000 EUR)
Definitie van een gestructureerde entiteit
Een gestructureerde entiteit is zodanig opgezet dat stemrechten of vergelijkbare rechten niet de dominante factor zijn bij het uitmaken wie zeggenschap over de entiteit uitoefent. Volgens IFRS 12 heeft een gestructureerde entiteit veelal sommige of alle volgende kenmerken of eigenschappen:
·beperkte activiteiten;
·een beperkte en duidelijk omlijnde doelstelling, zoals het uitvoeren van een fiscaal interessante lease, het verrichten van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, het verstrekken aan een entiteit van een bron van kapitaal of financiering, of het bieden van investeringsmogelijkheden aan investeerders door aan de activa van de gestructureerde entiteit verbonden risico's en voordelen aan investeerders over te dragen;
·ontoereikend eigen vermogen om de gestructureerde entiteit in staat te stellen haar activiteiten te financieren zonder achtergestelde financiële steun;
·financiering in de vorm van diverse contractueel verbonden instrumenten ten behoeve van investeerders welke tot kredietconcentraties of andere risico's aanleiding geven (tranches).
Niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten.
Met 'niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten' wordt verwezen naar alle gestructureerde entiteiten die niet door de faciliteit worden gecontroleerd. Hieronder vallen onder meer belangen in gestructureerde entiteiten die niet geconsolideerd zijn.
Definitie van belangen in gestructureerde entiteiten:
In IFRS 12 wordt 'belang' breed gedefinieerd als een contractuele of niet-contractuele betrokkenheid die de verslaggevende entiteit blootstelt aan veranderlijkheid van opbrengsten uit de prestaties van de andere entiteit. Voorbeelden van dergelijke belangen zijn onder meer het aanhouden van deelnemingen en andere vormen van betrokkenheid, zoals het verstrekken van financiering, liquiditeitssteun, kredietverbetering, verbintenissen en garanties aan de andere entiteit. IFRS 12 bepaalt dat een entiteit niet noodzakelijkerwijze een belang heeft in een andere entiteit enkel en alleen omdat er een typische klanten-leveranciersrelatie bestaat.
In de onderstaande tabel worden de types gestructureerde entiteiten vermeld die door de faciliteit niet zijn geconsolideerd maar waarin zij een belang heeft.
Type gestructureerde entiteit | Aard en oogmerk | Door de faciliteit aangehouden belang |
Projectfinanciering - leningen aan voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten ("SPV") | Projectfinancieringstransacties zijn transacties waarbij de faciliteit voor haar schuldaflossing een beroep doet op een kredietnemer wiens enige of belangrijkste inkomstenbron tot stand komt door een activum of een beperkt aantal activa die met een dergelijke schuld worden gefinancierd of andere reeds bestaande activa die contractueel aan het project zijn gerelateerd. Projectfinancieringstransacties worden vaak gefinancierd met SPV. | Netto uitgekeerde bedragen; Rentebaten. |
Risicokapitaaltransacties | De faciliteit financiert risicokapitaal en beleggingsfondsen. Risicokapitaal en beleggingsfondsen voorzien in het samenvoegen en beheren van middelen van investeerders die op zoek zijn naar deelnemingen in kleine en middelgrote ondernemingen met sterk groeipotentieel en die infrastructuurprojecten willen financieren. | Investeringen in participaties/aandelen die zijn uitgegeven door de durfkapitaalentiteit; Dividenden ontvangen als baten uit dividenden. |
De boekwaarden van de niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten waarin de faciliteit een belang heeft op de verslagleggingsdatum, alsook de maximale blootstelling van de faciliteit aan verlies met betrekking tot deze entiteiten zijn opgenomen in de onderstaande tabel. De maximale blootstelling aan verlies omvat de boekwaarde en de hieraan gerelateerde niet-uitbetaalde vastleggingen.
Type gestructureerde entiteit | Bijschrift | Nettoboek-waarde op 31.12.2018 | Nettoboek-waarde op 31.12.2017 | Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2018 | Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2017 |
Risicokapitaalfondsen | Aandelen en andere effecten met variabele rente | 467 152 | 420 104 | 797 775 | 737 661 |
Totaal | 467 152 | 420 104 | 797 775 | 737 661 |
24 Impactfinancieringsenveloppe (× 1000 EUR)
Sociale impact equity-fondsen — worden gepromoot door een opkomende groep beheerders van private equity-fondsen voor wie de verlichting van sociale of ecologische problemen de kern uitmaakt van de investeringsstrategie van hun fondsen, maar die eveneens nog streven naar houdbaarheid op niveau van het fonds alsook de vennootschappen waarin is belegd.
Leningen aan financiële intermediairs — (bv. microfinancieringsinstellingen, lokale banken en kredietcoöperaties) die in ACS-landen actief zijn waarin de EIB geen financiering kan overwegen — in het bijzonder in lokale valuta — onder de bestaande richtsnoeren voor kredietrisico, bv. wegens aanzienlijke landenrisico's, valutavolatiliteit of een gebrek aan benchmarks voor prijsstelling. De belangrijkste doelstelling van dergelijke leningen is het financieren van projecten met een significant ontwikkelingspotentieel, in het bijzonder op het vlak van steun aan micro- en kleine ondernemingen en landbouw, die doorgaans niet in aanmerking komen voor financiering uit de faciliteit.
Risicodelingsinstrumenten — in de vorm van garanties voor eerste verliezen die risicodelingsoperaties van de EIB met lokale financiële intermediairs (hoofdzakelijk commerciële banken) zullen bevorderen ten voordele van onderbediende KMO's en kleinschalige projecten die voldoen aan de impactfinancieringscriteria in situaties waar een marktfalen is vastgesteld met betrekking tot de toegang tot financiering voor KMO's/kleinschalige projecten. Deze garanties voor eerste verliezen zouden worden gestructureerd als een tegengarantie ten voordele van door de EIB — in het kader van de Investeringsfaciliteit — en door andere internationale financiële instellingen/instellingen voor ontwikkelingsfinanciering gefinancierde tranches met een waarborg van hogere rang, waardoor een aanzienlijk hefboomeffect tot stand zou komen.
Directe financiering — door middel van schuld- of eigenvermogeninstrumenten in projecten met solide en ervaren initiatiefnemers en aanzienlijk ontwikkelingspotentieel, maar met evenwel ook hogere te verwachten verliezen en moeilijkheden om de investering terug te krijgen (aandelenrisico met hogere verliesverwachtingen dan gebruikelijk). De EIB zal strikte selectie- en subsidiabiliteitscriteria voor dit instrument toepassen, aangezien deze projecten, niettegenstaande hun aanzienlijk ontwikkelingspotentieel, niet in staat zouden zijn te voldoen aan aanvaardbare financieringscriteria (bv. lage verwachting inzake het terugkrijgen van de investering of het compenseren van verliezen door rente/vermogensrendement).
De IFE zal het ook mogelijk maken te diversifiëren in nieuwe sectoren, zoals gezondheidszorg en onderwijs, landbouw en voedselzekerheid en nieuwe en innovatieve risicodelingsinstrumenten te ontwikkelen.
Vanuit financieel en boekhoudkundig oogpunt is de IFE een onderdeel van de portfolio van de faciliteit en maakt zij deel uit van de overkoepelende jaarrekening van de faciliteit.
In de onderstaande tabel zijn de boekwaarden en de vastgelegde, maar niet-uitgekeerde bedragen opgenomen, per soort activa:
Soort IFE-investering: | Bijschrift | Boekwaarde op 31.12.2018 | Boekwaarde op 31.12.2017 | Niet-uitbetaald bedrag op 31.12.2018 | Niet-uitbetaald bedrag op 31.12.2017 |
Sociale impact equity-fondsen | Aandelen en andere effecten met variabele rente | 19 134 | 7 839 | 53 672 | 51 720 |
Leningen aan financiële intermediairs | Leningen en voorschotten | 36 277 | 30 804 | 139 329 | 44 017 |
Risicodelingsinstrumenten | Verstrekte garanties | -786 | -296 | 43 668 | 64 569 |
Directe financiering — deelnemingen in aandelenkapitaal | Aandelen en andere effecten met variabele rente | 53 183 | 42 981 | 1 014 | 4 014 |
Totaal | 107 808 | 81 328 | 237 683 | 164 320 |
25 Latere gebeurtenissen
Er hebben zich na de balansdatum geen materiële gebeurtenissen voorgedaan die aanleiding zouden geven tot bekendmaking of wijziging van de financiële staten per 31 december 2018.
(1)
PB L 210 van 6.8.2013, blz. 1.
(2)
Verordening (EU) nr. 2018/1877 van 26 november 2018 van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323.
(3)
Overeenkomstig artikel 53 van het Financieel Reglement van het 11e EOF is de kas opgenomen in de balans van het 11e EOF. De kenmerken van de verschillende bankrekeningen worden toegelicht in hoofdstuk 5, Financieel risicobeheer.
(4)
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie
(5)
Verordening (EU) nr. 2018/1877 van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323
(6)
Verordening (EU Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie
(7)
Verordening (EU) nr. 2018/1877 van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323