Artikelen bij COM(2018)699 - Tenuitvoerlegging van de beleidstoezeggingen van de EU inzake voedsel- en voedingszekerheid: derde tweejaarlijkse verslag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 17.10.2018

COM(2018) 699 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Tenuitvoerlegging van de beleidstoezeggingen van de EU inzake voedsel- en voedingszekerheid: derde tweejaarlijkse verslag

{SWD(2018) 440 final}


1. INLEIDING

Dit is het derde verslag over de vooruitgang die de EU en haar lidstaten hebben geboekt bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk beleid inzake voedselzekerheid 1 . Dit verslag gaat vergezeld van een werkdocument van de Commissie, waarin meer informatie wordt gegeven over analyses en casestudy's. In het verslag worden diverse voorbeelden gegeven van hoe de EU en haar lidstaten de steun hebben geïntensiveerd en hebben gereageerd op de aanbevelingen en conclusies van de Raad in 2016.

2. MONDIALE EN EUROPESE BELEIDSONTWIKKELINGEN

In 2017 leden 821 miljoen mensen wereldwijd honger, en nam de voedsel- en voedingsonzekerheid voor het tweede jaar op rij toe na een periode van meer dan tien jaar waarin een gestage daling had plaatsgevonden. Chronische ondervoeding bij kinderen is gedaald, hoewel nog steeds één op de vier kinderen onder de vijf jaar ondervoed is. Naar verwachting groeit de wereldbevolking tot meer dan 9 miljard mensen tegen 2050, wat zal leiden tot meer concurrentie voor eindige hulpbronnen. Dit wordt nog versterkt door de toenemende impact van klimaatverandering, conflicten en de groeiende druk op grond en natuurlijke hulpbronnen alsook op de voedselvoorraad en de water- en energievoorziening. Deze uitdagingen zullen aanzienlijke gevolgen hebben voor de mogelijkheid van het agroalimentaire systeem om gezonde en voedzame voeding te leveren aan een snel groeiende bevolking.


Met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG's), en met name SDG 2, wordt gestreefd naar een nieuwe impuls en wordt beoogd dat landen zich scharen achter streefcijfers om tegen 2030 de honger te beëindigen, voedselzekerheid te bereiken, de voeding te verbeteren en duurzame landbouw te promoten. In overeenstemming met de op rechten gebaseerde benadering van de EU, waaronder het recht op voedsel, zijn het beëindigen van honger en verbeteren van de voedingssituatie van de meest kwetsbaren belangrijke verantwoordelijkheden binnen de nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling 2 . In de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van 2016 wordt benadrukt dat de inspanningen om conflicten te voorkomen, moeten worden verdubbeld, en dat de onderliggende oorzaken van conflicten moeten worden aangepakt, zoals ongelijkheid, druk op natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering, in het licht van hun gevolgen voor woestijnvorming, bodemdegradatie, waterschaarste en voedselcrises. Op grond van dit beleid steunen de EU en haar lidstaten overheden om duurzame preventie- en responsstrategieën ten uitvoer te leggen die bijdragen aan het opbouwen van weerbaarheid.


De EU en haar lidstaten blijven de nadruk leggen op het verbeteren van de positie van vrouwen. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan het bevorderen van een transformerende benadering, waarbij er niet alleen naar wordt gestreefd om de toegang van vrouwen tot middelen te verbeteren, maar ook om hun gelijke rechten te waarborgen, en er daarbij voor te zorgen dat interventies voordelen opleveren voor zowel vrouwen als mannen en hun positie verbeteren.


De EU en haar lidstaten dragen bij aan het versterken van de positie van kwetsbare mensen in partnerlanden door steun voor het scheppen van betere banen en kansen voor inkomensverwerving. Met de invoering van het Europees plan voor externe investeringen in 2017 is de EU samenwerkingsverbanden aangegaan met financiële instellingen om de economische dynamiek in haar partnerlanden een (nieuwe) impuls te geven teneinde rechtvaardige economische groei in plattelandseconomieën te bevorderen. Om het complexe verband tussen voedselonzekerheid, armoede op het platteland en migratie verder aan te pakken, heeft de EU haar samenwerking en dialoog binnen het partnerschap tussen de EU en de Afrikaanse Unie (AU) geïntensiveerd en organiseert ze bedrijfsfora tussen de EU en de Afrika om het scheppen van banen voor jongeren en vrouwen te stimuleren. Het meest recente bedrijfsforum vond in november 2017 plaats in Abidjan, waarbij de nadruk werd gelegd op het opschalen van publiek-private partnerschappen op het gebied van agribusiness. Dit gaat hand in hand met het EU-noodtrustfonds voor Afrika, met het doel om de onderliggende oorzaken van instabiliteit, gedwongen verplaatsing en irreguliere immigratie aan te pakken, migratiebeheer te helpen verbeteren en op bestaande mogelijkheden voort te bouwen.


Het bevorderen van onderzoek en innovatie is van wezenlijk belang om landbouw- en voedselsystemen te verbeteren. Tijdens de One Planet-top in 2017 hebben de EU en de Gates Foundation elk 270 miljoen EUR toegezegd voor de periode 2018-2020 ten behoeve van samenwerking op het gebied van klimaatrelevante innovatie en onderzoek in de landbouw in derde landen. De landbouw speelt een belangrijke rol, omdat deze sector van wezenlijk belang is voor de op nationaal niveau vastgestelde bijdragen (Nationally Determined Contributions – NDC's), waaraan de EU en haar lidstaten bijdragen door middel van ondersteuning op basis van samenwerking in het kader van programma's voor duurzame landbouw. Naar voorbeeld van Frankrijk streeft de EU ernaar om lidstaten en andere organisaties te mobiliseren rond het doel van 1 miljard USD. Daarnaast is het Europees-Afrikaans partnerschap voor onderzoek en innovatie op het gebied van voedsel- en voedingszekerheid en duurzame landbouw van start gegaan. Het kreeg financiering in het kader van het Horizon 2020-programma en het onderzoeksbeurzenprogramma van de AU.


De G7-leiders blijven zich inzetten om tegen 2030 500 miljoen mensen uit de honger en ondervoeding halen, en hebben tijdens de top van Taormina 3 in 2017 besloten om hun gezamenlijke steun voor voedsel- en voedingszekerheid en duurzame landbouw in Sub-Sahara Afrika uit te breiden met een reeks maatregelen, waaronder door de officiële ontwikkelingshulp te verhogen. De G20-leiders erkennen dat transformatie van de landbouw een cruciaal proces is voor het scheppen van banen, het verhogen van inkomens en het bereiken van voedsel- en voedingszekerheid, en hebben in 2017 het werkgelegenheidsinitiatief voor plattelandsjongeren gelanceerd, dat deel uitmaakt van het G20-partnerschap.

3. VERSLAGLEGGING EN VOORUITGANG

Dit gedeelte biedt een beknopt overzicht van de uitkeringen van de EU en haar lidstaten voor voedsel- en voedingszekerheid en van de vooruitgang inzake de beleidsprioriteiten aan de hand van prestatiecriteria.


Uitgekeerde bedragen 4


In vergelijking met het eerste en tweede verslag is de jaarlijkse financiële bijstand van de EU en haar lidstaten voor voeding- en voedselzekerheid gestegen tot 4,2 miljard EUR. Dat is een stijging van 14,7 % sinds 2014 en 24,8 % sinds 2012 en komt overeen met ongeveer 6 % van de totale officiële ontwikkelingshulp in 2016. Dit is echter een lichte daling van ongeveer 8 % ten opzichte van de officiële ontwikkelingshulp in 2012 en 2014 5 .


De steun aan wereldwijde initiatieven en de levering van mondiale publieke goederen ter ondersteuning van voedsel- en voedingszekerheid blijft aanzienlijk (19 %, een daling ten opzichte van de 25 % in 2014), en de steun op landniveau is gestegen van 66 % tot 69 % in 2016. Regionale steun voor voedsel- en voedingszekerheid steeg van 9 % naar 12 %.


Uit tabel 1 blijkt dat de steun aan Sub-Sahara Afrika in 2016 verder werd opgevoerd, en 53 % uitmaakte van de steun voor voedsel- en voedingszekerheid. Terwijl de steun voor Azië in 2016 licht daalde, steeg de steun voor Latijns-Amerika, het Caribisch gebied en de nabuurschapslanden. Er heeft kortom geen grote verandering plaatsgevonden, en uit de gegevens blijkt dat, ondanks externe druk en noodmaatregelen, steun voor voedsel- en voedingszekerheid een topprioriteit blijft voor de EU en haar lidstaten.


Tabel 1: Geografische verdeling van de steun van de EU en haar lidstaten aan voedsel- en voedingszekerheid in 2012, 2014 en 2016


Tabel 2 geeft een overzicht van de uitkeringen, waarbij het aantal programma's, het ondersteuningsniveau en het aantal landen dat steun ontving zijn vermeld. Het grootste deel van de steun blijft gaan naar beleidsprioriteit 1, hoewel dit aandeel daalde van 60 % tot 50 % en de steun in het kader van de andere vijf beleidsprioriteiten steeg. Per saldo is het aantal programma's in de afgelopen twee jaar gestegen, en het aantal landen waarop de steun voor voedsel- en voedingszekerheid is gericht is toegenomen voor acties met betrekking tot voeding en sociale bescherming. Daarnaast is veel aandacht besteed aan het waarborgen van gendergevoeligheid en bijdragen aan de aanpassing aan en mitigatie van de klimaatverandering. In 2016 kon 57 % van de steun worden beschouwd als gendergevoelig, 43 % bevorderde de aanpassing aan de klimaatverandering en 16 % leverde een bijdrage aan inspanningen voor mitigatie van de klimaatverandering. Van de totale steun werd ongeveer 12 % besteed aan onderzoek.


Tabel 2: Vooruitgang in het licht van de prestatiecriteria


Vooruitgang in de richting van beleidsprioriteiten en prestatiecriteria


Dit gedeelte bevat een overzicht van de verrichte inspanningen. Meer gedetailleerde en specifieke voorbeelden zijn opgenomen in het begeleidende werkdocument.


Beleidsprioriteit 1 blijft de meeste aandacht krijgen, waaruit blijkt dat deze steun een centrale rol blijft spelen in de ontwikkelingssamenwerking van de EU en haar lidstaten. Inspanningen op dit gebied omvatten ondersteuning ter verbetering van de weerbaarheid van plattelandsgemeenschappen, duurzame intensivering van de productie, financiering van de ontwikkeling van agribusiness, klimaatslimme landbouw en steun om wetenschap een belangrijkere rol te geven in ontwikkelingssamenwerking in de landbouw, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van innovatie voor meer impact. Veel projecten hebben betrekking op transformatie van plattelandsgebieden en territoriale benaderingen, en leveren een bijdrage aan het scheppen van fatsoenlijke banen in plattelandsgebieden, met name voor vrouwen en jongeren.


Beleidsprioriteit 2 laat zien dat doeltreffend bestuur een belangrijk aandachtspunt van de steun blijft. In 2017 heeft de EU samen met de FAO een evenement georganiseerd ter herdenking van de vijfde verjaardag van de aanname van de vrijwillige richtsnoeren voor een verantwoord beheer van grondbezit, visgronden en bossen. Tijdens dit evenement werd getoond welke vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van deze richtsnoeren. De EU en haar lidstaten zijn fervente voorvechters van initiatieven zoals diverse regionale economische gemeenschappen en het alomvattende programma voor landbouwontwikkeling in Afrika (CAADP).


Onder beleidsprioriteit 3 is de steun aan regionale initiatieven in de afgelopen jaren geleidelijk verhoogd, bijvoorbeeld door middel van ondersteuning van regionale programma's voor de visserij en nadere ondersteuning van de capaciteit voor regionale sanitaire en fytosanitaire maatregelen.


Hoewel uit het laatste verslag bleek dat de uitkeringen in het kader van beleidsprioriteit 4 waren gedaald, kan in dit verslag melding worden gemaakt van een substantiële verhoging van steun voor socialebeschermingsmechanismen (121 miljoen EUR), alsmede van het aantal programma's en landen waar partnerschappen van de EU en/of lidstaten goede resultaten leveren.


Onder beleidsprioriteit 5 is door middel van versterking van de gezamenlijke multisectorale aanpak van ondervoeding vanaf 2014 gestaag gewerkt aan het stimuleren van samenwerking ter bevordering van inspanningen en leiderschap op landsniveau en een betere verantwoordingsplicht van de EU en de lidstaten op nationaal en internationaal niveau.


Beleidsprioriteit 6 heeft terecht veel aandacht gekregen, met een stijging van 107 miljoen EUR ten opzichte van 2014. Uit het Global Report on Food Crises 2018 bleek dat bijna 124 miljoen mensen te maken hadden met een voedselcrisis en dat het nodig is om de onderliggende oorzaken van voedselonzekerheid aan te pakken. In lijn met de integrale strategie van de EU en de activiteiten van de lidstaten voor het operationaliseren van het verband tussen humanitaire hulp, ontwikkeling en vrede, werkt de EU met andere partners samen in het Global Network against Food Crises aan gemeenschappelijke analyse en gecoördineerde reacties.


Tabel 3: Specifieke voorbeelden van interventies die resultaat opleveren

Beleidsprioriteit 1:

Duitsland ondersteunt de verbetering van de weerbaarheid en inkomstenbronnen van kleine boeren in meer dan 81 landen. Door middel van het Global Programme of Green Innovation Centres (onderdeel van het One World – No Hunger-initiatief) werden 600 000 kleine boeren opgeleid (40 % vrouwen, 30 % jongeren) en werd een productiviteitsstijging van 35 % bereikt. In Ethiopië heeft Oostenrijk 348 513 boeren (waarvan 23,6 % vrouwen) geholpen om hun landbouwproductiviteit te verbeteren, hebben meer dan 6 000 huishoudens kunnen profiteren van rehabilitatiemaatregelen in stroomgebieden en waren 52 van de ondervraagde 78 personen in staat geweest om te sparen.
Beleidsprioriteit 2:

Spanje is een actieve partner geweest in het initiatief America Latina y Caribe sin Hambre door parlementariërs, die een van de belangrijkste spelers zijn op het gebied van bestuur inzake voedsel- en voedingszekerheid, te mobiliseren tegen honger.
Beleidsprioriteit 3:

Italië ondersteunde de ontwikkeling van kustgemeenschappen in het Middellandse Zeegebied, waarbij 2 000 vissers steun ontvingen via collectieve subsidies, vrouwen steun ontvingen via 60 beurzen voor het opstarten van horeca-activiteiten, 500 vissers werden opgeleid, 3 verenigingen van vissers/boeren werden opgericht en een haven voor 100 vissersboten werd gebouwd.
Beleidsprioriteit 4:Ierland heeft bijgedragen aan het programma voor productieve vangnetten in Ethiopië; dankzij dit programma kregen 10 200 000 mensen voedselhulp naar aanleiding van de El Niño-droogte van 2016.
Beleidsprioriteit 5:België heeft waardeketens voor kip en zonnebloemen ondersteund in twee districten in het noorden van Tanzania, waardoor de inkomsten van de begunstigden met 24 % zijn gestegen, ondanks de droogte in 2009-2010. In de huishoudens van de begunstigden is de consumptie van eieren en kip ook flink gestegen, wat een positief effect heeft op de voedingswaarde van het voedsel van alle gezinsleden, met name kinderen.
Beleidsprioriteit 6:Frankrijk ondersteunde een project ter verbetering van de weerbaarheid in het zuidoosten van Senegal. Door de toename van de voedselproductie en voedselhulp als gevolg van dit project, hebben nu 61 % van de deelnemers aan het programma een aanvaardbare voedselconsumptiescore op basis van de WFP-classificatie, in vergelijking met 36 % van de niet-deelnemers. Het Verenigd Koninkrijk heeft, samen met onder andere de Commissie, bijgedragen aan de succesvolle realisatie van de IPC-classificatie voor chronische voedselonzekerheid, ter ondersteuning van op bewijs gebaseerde besluitvorming op het gebied van voedselzekerheid.


Coördinatie, complementariteit en coherentie


De nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling geeft gezamenlijke programmering een belangrijke rol in de inspanningen van de EU om de Agenda 2030 uit te voeren en om de nationale ontwikkelingsplannen van de partnerlanden te ondersteunen door verbetering van de coördinatie en samenhang van de ontwikkelingshulp van de EU en haar lidstaten. Dankzij gezamenlijke programmering is er aanzienlijke vooruitgang geboekt: 45 landen hebben concrete stappen gezet in de richting van een proces inzake gezamenlijke programmering, en nog eens 17 landen hebben de eerste stappen gezet in de richting van gezamenlijke programmering. Het aantal gezamenlijke programmeringsdocumenten is gestegen van 10 aan het einde van 2014 tot 26 in februari 2018. In Laos en Senegal is gezamenlijke programmering al een aantal jaren een toegevoegde waarde door het behalen van aanzienlijke resultaten op belangrijke gebieden zoals voeding- en voedselzekerheid.


Tekstvak 1: Gezamenlijke programmering van de EU in Senegal

Sinds 2013 hebben de EU en haar lidstaten in Senegal gezamenlijke programmering uitgevoerd. Recentelijk is het tweede gezamenlijk programmeringsdocument goedgekeurd dat geldt voor de periode 2018-2023, in lijn met het plan voor een opkomend Senegal. Uit de gezamenlijke analyse bleek dat ondanks dat in de afgelopen jaren een aantal positieve resultaten zijn bereikt in de strijd tegen ondervoeding, deze kwestie toch een groot probleem blijft in het land. Via de gezamenlijke programmering worden deze uitdagingen aangepakt door te focussen op de onderlinge afhankelijkheid tussen voeding, voedselveiligheid en landbouw, in het bijzonder in plattelandsgebieden. De EU, Frankrijk, Italië en Spanje werken samen aan de ondersteuning van voedselzekerheid en de strijd tegen ondervoeding.


Tekstvak 2: Gezamenlijke programmering van de EU in Laos

In Laos is in 2012 van start gegaan met gezamenlijke programmering, wat resulteerde in een gezamenlijke transitiestrategie voor 2014-2015. Na deze eerste fase hebben de EU en zeven lidstaten plus Zwitserland de Europese gezamenlijke programmering voor de Democratische Volksrepubliek Laos voor 2016-2020 goedgekeurd. Voeding is één van de zeven prioritaire sectoren van de strategie, en de EU werkt op dit gebied samen met met name met Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Gezamenlijke programmering in Laos is een uitstekend voorbeeld van hoe de EU+ het voedingsbeleid van Laos ondersteunt en het belang van voeding in andere sectoren benadrukt. Een goed voorbeeld hiervan is de gezamenlijke steun van de EU en Frankrijk aan prioritaire interventies in het kader van voedingsgevoelige waardeketens en adviesdiensten in plattelandsgebieden. Een ander voorbeeld is de gezamenlijke steun van de EU en Duitsland aan investeringen in infrastructuur voor schoon drinkwater.


4. RAPPORTAGE VAN DE RESULTATEN

De EU en haar lidstaten hebben een groot aantal resultaten gerapporteerd die aantonen dat er in de praktijk effect wordt gesorteerd. Een selectie hiervan is opgenomen in tabel 4. Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Commissie blijven geaggregeerde gegevens uit hun programma's verstrekken en presenteren een aantal algemene resultaten. Hoewel ernaar gestreefd wordt om methodieken voor het meten van en rapporteren over effecten op een geaggregeerd niveau te stroomlijnen, blijven uitdagingen bestaan. De hieronder gepresenteerde resultaten mogen niet worden opgevat als volledig of vergelijkend, maar moeten worden gezien als een beknopt overzicht van verschillende methodieken, die betrekking hebben op verschillende periodes en criteria. De lopende werkzaamheden op het gebied van gezamenlijke indicatoren en toepassing van efficiënte methodieken in de context van SDG-rapportering zullen dit proces verder versterken.


Tabel 4: Effecten ter plaatse

Nederland (2017)


33 700 000 ondervoede mensen ontvingen steun, waarvan ongeveer 15 500 000 hiervan aantoonbaar hebben geprofiteerd in de vorm van verbeterde voedselinname;

7 370 000 kleinschalige familielandbouwbedrijven hebben steun gekregen, waarvan 1 950 000 hiervan aantoonbaar hebben geprofiteerd in de vorm van een stijging van de productiviteit en/of het inkomen, en 1 590 000 betere toegang tot markten kregen;

1 360 000 hectare landbouwgrond werd verbeterd, waarvan 366 890 met eco-efficiëntere werkwijzen en 179 360 hectare werd bestendiger tegen klimaatbelasting en -schokken;

1 220 000 boeren verkregen veilig grondbezit.
Verenigd Koninkrijk


In 2015-2017 werden 26 300 000 kinderen onder de vijf jaar en zwangere vrouwen ondersteund via programma's op het gebied van voeding (waarvan 15 200 000 vrouwen of meisjes);

In 2016–17 heeft het Verenigd Koninkrijk projecten op het gebied van investeringen in agribusiness ondersteund waarvan meer dan 2 miljoen boeren in ontwikkelingslanden hebben geprofiteerd;

In de periode 2011-2015 kregen 8 900 000 mensen (waaronder 4 600 000 vrouwen) steun via programma's voor contante steun;

In de periode 2011-2015 werd aan 3 700 000 mensen (waaronder 1 900 000 vrouwen) voedselzekerheid geboden;

In de periode 2011-2015 werden 6 100 000 mensen (waaronder 3 000 000 vrouwen) geholpen om hun grond- en eigendomsrechten te verbeteren.
Commissie(2013-2017)


11 976 000 vrouwen in de vruchtbare leeftijd en kinderen onder de vijf jaar profiteerden van voedingsgerelateerde programma's;

14 159 000 mensen met voedselonzekerheid ontvingen steun uit sociale overdrachten;

Op 3 675 000 hectare grond zijn praktijken voor duurzaam landbeheer geïntroduceerd;

3 841 000 mensen ontvingen agrarische adviesdiensten met het oog op het toevoegen van waarde aan hun

productie en de verbeteren van de betrekkingen tussen landbouwers en de markt;

815 000 mensen kregen steun voor veilig grondbezit ter ondersteuning van een duurzaam bestaan.


5. THEMATISCHE FOCUS


Zoals gevraagd door de Raad in 2016, wordt in dit verslag dieper ingegaan op twee specifieke thema's.


Klimaatbestendige benaderingen


De landbouw is een van de sectoren die het zwaarst worden getroffen door de klimaatverandering. De EU en haar lidstaten stimuleren een agriculturele ontwikkeling die meerdere doelen dient: verbetering van de natuurlijke hulpbronnen en het milieu, aanpak van de klimaatverandering, toename van de grond- en arbeidsproductiviteit en ondersteuning van de voedselvoorziening. Dit heeft een win-win-effect voor wat betreft het creëren van inkomen en fatsoenlijke banen. In 2014 leverde 38 % van alle steun aan voedsel- en voedingszekerheid een bijdrage aan de aanpassing aan de klimaatverandering. In 2016 is dit gestegen tot 43 %.


De EU en haar lidstaten waarborgen de integratie van klimaatdoelstellingen in hun bestaande agrarische ontwikkelingsprogramma's en stimuleren specifieke maatregelen voor aanpassing en mitigatie in deze sector. Door middel van een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, agro-ecologische intensivering voor familielandbouwbedrijven, duurzame planning van plattelandsgebieden en risicobeheer worden klimaatbestendige benaderingen in de programma's geïntegreerd. Er wordt advies en voorlichting gegeven en steun verstrekt voor lokaal ingeburgerde technologieën en infrastructuur, waardoor de partnerlanden bestendiger worden tegen klimaatbelasting en -schokken. Samen verlenen de lidstaten en de EU ook veel steun aan onderzoek en onderwijs met betrekking tot klimaatbestendige landbouwpraktijken via de CGIAR en andere onderzoeksprogramma's. In april 2018 hebben zij ook een debat gefinancierd dat plaatsvond tijdens een FAO-symposium en ging over de rol van agro-ecologie in de ontwikkeling van een duurzaam agroalimentair systeem.


Dit gaat gepaard met steun aan NDC's van partnerlanden en monitoring, rapportage en controle aan de UNFCCC. Internationale organisaties en fondsen, zoals het IFAD, het Groen Klimaatfonds en het Wereldmilieufonds, worden door de EU en haar lidstaten ondersteund om mitigatie en aanpassing op alle niveaus te bevorderen.


Tekstvak 3: Ondersteuning van onderzoek en onderwijs met betrekking tot voedingsgevoelige en klimaatbestendige landbouwtechnologieën

De EU en haar lidstaten blijven zich richten op de rol van kleine boeren, met name vrouwen, in duurzame voedselsystemen, en ondersteunen onderzoek en onderwijs met betrekking tot voedingsgevoelige en klimaatbestendige landbouwtechnologieën en -technieken door middel van CGIAR-onderzoekscentra en onderzoeksprogramma's. Er worden maatregelen ondernomen om lokale technieken te integreren en de vruchten te plukken van de agro-ecologische en sociaal-economische effecten van praktijken.


Tekstvak 4: Het project inzake het beheer van watervoorzieningen in plattelandsdorpen in Nepal

Dit project is in 2006 gestart met gezamenlijke financiering van Finland en Nepal. Het project bevindt zich nu in de derde fase, die loopt tot 2022, en is gericht op het bereiken van meer welzijn en minder armoede in gemeenschappen in plattelandsdorpen door duurzaam beheer van lokale watervoorzieningen. Een aantal van de resultaten zijn de volgende: huishoudelijke watervoorziening volgens de landelijke normen voor 144 000 begunstigden; sanitaire basisvoorzieningen, waaronder toiletten in huizen, voor 358 000 begunstigden; irrigatie voor 28 000 begunstigden; elektriciteit door middel van microwaterkrachtcentrales voor 41 000 begunstigden; verbeterde kooktoestellen voor 67 000 begunstigden; en elementaire bestaansmiddelen door beheer van eigen tuinen voor 164 000 begunstigden.


Voedingsgevoelige landbouwpraktijken


Ondervoeding en slechte voeding zijn belangrijke obstakels voor de ontwikkeling en een levenslange last. Adequaat ontwikkelde landbouwinterventies kunnen een sleutelrol spelen bij het bieden van duurzame oplossingen voor toegang tot voedsel en de kwaliteit van de voeding. Voedingsgevoelige landbouw is een benadering waarmee wordt gestreefd naar de productie van een verscheidenheid aan betaalbare, voedzame, cultureel verantwoorde en veilige voedingsmiddelen in een voldoende hoeveelheid en van voldoende kwaliteit, om op een duurzame manier te voldoen aan de voedingsbehoeften van de bevolking.


De EU en haar lidstaten hebben hun krachten gebundeld om te komen tot een grondiger inzicht en een multisectorale aanpak. Ze werken samen aan: de ontwikkeling van voedingsgevoelige landbouwbeleidsmaatregelen en -strategieën die vrouwen centraal stellen in landen met grote groeiachterstand; uitvoering van nationale voedingsgevoelige beleidsmaatregelen en strategieën door het versterken van vaardigheden en knowhow; toezicht op programma's, waaronder door het opnemen van indicatoren voor gevarieerde voeding en betaalbaarheidsindicatoren; en sterker bewijs voor kosteneffectieve benaderingen voor het behalen van rendement op voedingsgerelateerde investeringen in de landbouwsector.


Voorbeelden van voedingsgevoelige landbouwpraktijken zijn onder andere het bevorderen van voedingsgevoelige waardeketens, innovatieve benaderingen voor de verrijking van levensmiddelen, voedselrijke lokale diversificatie en onderdelen van plattelandsontwikkelingsprojecten gericht op de eigen tuinen van mensen in landen waarin gekozen is voor een integrale aanpak voor het verbeteren van de levensstandaard. Nationale en lokale belanghebbenden worden aangemoedigd deel te nemen, en er wordt de voorkeur aan gegeven dat zij leiding geven aan de bevordering van duurzame productiemethoden zoals biologische landbouw, duurzaam weidebeheer en geïntegreerde plagenbestrijding. Tevens wordt ondersteuning voor voedingsgevoelige landbouw verstrekt aan de CGIAR.


De EU en haar lidstaten steunen het werk van UNICEF op het gebied van gemeenschapsgerichte voeding en scharen zich achter de Scaling Up Nutrition-beweging. Op publiek-privaat gebied is de doorlopende steun aan de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) door een aantal lidstaten gericht op verbeteringen van de voedingsresultaten voor de armen in lage- en middeninkomenslanden door marktgerichte oplossingen in het voedselsysteem.

6. ALGEMENE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Door verslaglegging over hun recentste uitkeringen ter waarde van 4,2 miljard EUR in 2016 en over hun betrokkenheid bij beleid, hebben de EU en haar lidstaten laten zien dat kernpunten van voedsel- en voedingszekerheid een vaste plaats innemen op de mondiale agenda, en dat in talrijke landen de inspanningen zijn geïntensiveerd om de voedingsresultaten te verbeteren en betere bestaansmogelijkheden in de landbouwsector te bevorderen. Uit de analyse in het begeleidende werkdocument blijkt dat het belangrijk is om:


1.voedings- en voedselveiligheid een prominente plaats te blijven geven binnen de ontwikkelingssamenwerking om systeemproblemen in het wereldwijde voedselsysteem op te lossen en ontwikkelingsvraagstukken aan te pakken waarin de voedsel- en landbouwsector een belangrijke rol speelt. Als wereldspelers moeten de EU en haar lidstaten de internationale agenda blijven vormgeven en met alle partners blijven samenwerken om de huidige en toekomstige uitdagingen aan te gaan;


2.gezamenlijke inspanningen te blijven leveren voor het ontwikkelen van een strategische benadering van voedselcrises, in het kader van het verband tussen humanitaire hulp, ontwikkeling en vrede, en het Global Network against Food Crises te ondersteunen om te komen tot gezamenlijke analyse, gemeenschappelijke strategische allocatie van middelen en gecoördineerde reacties;


3.te blijven streven naar een gemeenschappelijke visie op voeding, en te komen tot een gezamenlijk inzicht in voedingsgevoelige landbouw bij de EU en haar lidstaten, wat zal helpen bij het ondersteunen van alle mogelijke trajecten waarbij landbouw van invloed is op voeding;


4.de aandacht van de EU en haar lidstaten te vergroten voor de cruciale rol van landbouw in klimaatverandering, zoals benadrukt in het UNFCCC, en voor het bereiken van de SDG's. Steun zou kunnen worden verleend uit hoofde van de lopende werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs, zoals de gezamenlijke werkzaamheden van Korinivia op het gebied van landbouw, en andere relevante toezeggingen om landen te ondersteunen om hun NDC's na te komen;


5.de steun voor vrouwen te versterken bij het aanpakken van voedsel- en voedingszekerheid op nationaal en lokaal niveau. Er kan meer aandacht worden besteed aan het beter gebruik maken van de bijdrage van vrouwen. De inspanningen kunnen ook worden gericht op manieren om vrouwen te bereiken, hen voordelen te bieden en hun positie te verbeteren, en de EU en haar lidstaten zouden de verslaglegging over relevante indicatoren systematisch naar sekse kunnen uitsplitsen;


6.de werkzaamheden te bespoedigen op het gebied van een resultatenketen en gemeenschappelijke indicatoren voor het bewaken van de voortgang en resultaten op geaggregeerd niveau. Het zou zinvol zijn om te laten zien hoe de EU bijdraagt aan het bereiken van SDG2-doelstellingen. Kennis en voorlichting over het meten van impact moeten geschikt zijn om gebruikt te worden door iedereen, met inbegrip van de particuliere sector;


7.de nationale en regionale capaciteit te versterken voor landbouwonderzoek dat innovatie stimuleert door middel van partnerschappen. Inspanningen op dit gebied kunnen ontwikkelingsslimme innovatie in de landbouw bevorderen, met name door de ontwikkeling van capaciteit en partnerschappen, zoals Development-Smart Innovation through Research in Agriculture (DeSIRA);


8.werkgelegenheid voor plattelandsjongeren verder te consolideren in de beleidsdialoog, te investeren in het scheppen van banen en opleidingsmogelijkheden en te waarborgen dat in alle fases van beleid en projecten aandacht wordt besteed aan jongeren. De inspanningen van de EU-lidstaten, alsook de inspanningen in het kader van het Europees plan voor externe investeringen en het trustfonds voor Afrika, moeten worden voortgezet en geïntensiveerd, waarbij deze, voor zover relevant, moeten worden gekoppeld aan G20-initiatieven;


9.de regionale handel in landbouwproducten te bevorderen door de ondersteuning van bestaande inspanningen voor het realiseren van duurzame voedselsystemen. Dit omvat het verbinden van boeren aan markten, de verdediging van mensenrechten en werknemersrechten, en de bescherming van de rechten van lokale gemeenschappen door de toepassing van de beginselen voor verantwoorde landbouwinvesteringen en de uitvoering van de vrijwillige richtsnoeren voor een verantwoord beheer van grondbezit, visgronden en bossen;


10.samen te werken met alle legitieme actoren in het voedselsysteem aan de versterking van mondiale instellingen en processen om de duurzame transformatie van voedselsystemen richting te geven door de samenwerking en samenhang te vermeerderen en op bewijs gebaseerde maatregelen te versterken.

(1)

Een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen, COM(2010)127.

(2)

Publicatieblad C201/1 van 30.6.2017

(3)

http://www.g7italy.it/en/documenti-altri

(4)

Er zij op gewezen dat veel lidstaten aanvullende middelen hebben uitgekeerd, ruim boven de totale bedragen die hier zijn vermeld. Voor de doeleinden van dit verslag zijn echter alleen bedragen van meer dan 100 000 EUR opgenomen. Bovendien bestaan er in de EU en haar lidstaten verschillende methodes voor verslaglegging. De in dit verslag vermelde cijfers zijn uitsluitend gebaseerd op de specifieke methode voor de onderhavige taak.

(5)

Net als de vorige verslagen gaat dit derde verslag – uitgegeven in 2018 – over de laatste officiële cijfers die betrekking hebben op 2016.