Artikelen bij COM(2017)720 - Tussentijds evaluatieverslag over de externe financieringsinstrumenten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 15.12.2017

COM(2017) 720 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Tussentijds evaluatieverslag over de externe financieringsinstrumenten

{SWD(2017) 463 final}
{SWD(2017) 600 final}
{SWD(2017) 601 final}
{SWD(2017) 602 final}
{SWD(2017) 604 final}
{SWD(2017) 605 final}
{SWD(2017) 606 final}
{SWD(2017) 607 final}
{SWD(2017) 608 final}
{SWD(2017) 609 final}


Inhoudsopgave

Samenvatting    

1. Inleiding    

Doel    

Toepassingsgebied    

2. Achtergrond    

3. Financiële opsplitsing    

4. Bereikte doelstellingen    

Relevantie van de doelstellingen    

Doeltreffendheid    

Efficiëntie    

Interne en externe samenhang, complementariteit en synergieën tussen externe financieringsinstrumenten    

Meerwaarde    

Hefboomeffect    

Mogelijkheden voor vereenvoudiging    

Bijdrage aan een samenhangend extern optreden van de EU    

Bijdrage aan de EU-prioritieten inzake slimme, duurzame en inclusieve groei    

Langetermijneffect    

5. Conclusies    

Bijlagen    

Lijst van afkortingen    


Samenvatting

Met dit verslag wordt voldaan de vereiste van Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden 1 (hierna de 'gemeenschappelijke uitvoeringsverordening' genoemd) dat een tussentijds verslag over de verschillende externe financieringsinstrumenten van de Unie moet worden opgesteld.


In dit verslag wordt nagegaan of deze instrumenten nog steeds geschikt zijn en zorgen voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van de EU-steun. Het verslag zal helpen bij het nemen van besluiten over het verlengen, wijzigen of opschorten van de soorten acties die in het kader van de instrumenten worden uitgevoerd.


In dit verslag wordt geanalyseerd of de doelstellingen zijn bereikt; daarbij wordt gekeken naar de resultaten, de efficiëntie, de meerwaarde, de mogelijkheden voor vereenvoudiging, de interne en externe samenhang met daarin begrepen complementariteit en synergieën, hoe relevant de doelstellingen blijven, hoe zij bijdragen aan een samenhangend extern optreden van de EU en waar nodig aan de EU-prioriteiten inzake slimme, duurzame en inclusieve groei, en het bereikte hefboomeffect.


Dit verslag is gebaseerd op de bevindingen van een reeks van tien evaluatiewerkdocumenten van de diensten van de Commissie (één per financieringsinstrument), die als bijlage bij dit verslag zijn gevoegd. Deze evaluatiewerkdocumenten zijn dan weer gebaseerd op tien externe evaluaties van de instrumenten die in de loop van 2016 en 2017 werden uitgevoerd en op een overkoepelend verslag (het 'coherence report') dat lessen en kernboodschappen uit de verschillende instrumenten bevat.


Uit de evaluatiewerkdocumenten blijkt dat deze instrumenten op dit moment geschikt zijn voor hun doel en dat met betrekking tot hun doelstellingen positieve tendensen te merken zijn. De instrumenten hoeven dus niet via wetswijzigingen of gedelegeerde handelingen te worden aangepast.

Sinds de goedkeuring van de instrumenten zijn het internationale beleidskader en dat van de EU veranderd door de goedkeuring van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie en de nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling. Dankzij de ruime doelstellingen beantwoorden de instrumenten echter nog steeds nagenoeg volledig aan de behoeften van de partnerlanden en de mondiale en EU-prioriteiten. Bovendien hebben de instrumenten, in de eerste jaren van hun tenuitvoerlegging, bijgedragen aan de reactie van de EU op nieuwe crises en veranderende behoeften. Anderzijds bereiken de instrumenten wel de grenzen van het haalbare doordat middelen en financiële flexibiliteit beperkt zijn en gepaard gaan met een verveelvoudiging van het aantal crises.

Uit de evaluatie blijkt dat vooral de manier van tenuitvoerlegging van de instrumenten moet worden aangepast, met name via een meer strategische en overkoepelende programmering en door te zorgen voor samenhangende interactie op operationeel niveau in een veranderde internationale context.


In de volgende generatie instrumenten moet rekening worden gehouden met het niveau van de financiering en met andere vormen van flexibiliteit die nodig zijn om via het externe optreden te kunnen reageren op de mondiale problemen waarmee de EU te maken krijgt.

1. Inleiding

Doel

Met dit verslag wordt voldaan aan de vereiste van de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening, artikel 17, waarin wordt bepaald dat vóór eind 2017 een tussentijds verslag over de verschillende externe financieringsinstrumenten van de Unie (hierna 'de instrumenten' genoemd) moet worden opgesteld. In dit verslag wordt nagegaan of deze instrumenten nog steeds geschikt zijn en zorgen voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van de EU-steun. Het zal helpen bij het nemen van besluiten over het verlengen, wijzigen of opschorten van de soorten acties die in het kader van de instrumenten worden uitgevoerd.

Toepassingsgebied

De gemeenschappelijke uitvoeringsverordening is van toepassing op:


·het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking 2 ;

·het Europees instrument voor democratie en mensenrechten 3 ;

·het Europees nabuurschapsinstrument 4 ;

·het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede 5 ;

·het instrument voor pretoetredingssteun 6 ; en

·het partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen 7 .


Andere instrumenten die voldoen aan de vereisten van de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening en die dus in dit verslag zijn opgenomen, zijn:


·het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid 8 , en

·het besluit inzake Groenland 9 .


Aangezien dit verslag een overzicht geeft van de instrumenten, heeft het eveneens betrekking op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). In het 11e EOF wordt verwezen naar een prestatie-evaluatie 10 die vóór eind 2018 moet worden uitgevoerd. De prestatie-evaluatie lijkt op de tussentijdse evaluatie die in de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening wordt bepaald. Het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee werd opgenomen in de prestatie-evaluatie in het 11e EOF. Deze tussentijds evaluatieverslag behandelt dus negen instrumenten en de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening zelf.


Zoals de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening oplegt, beslaat dit verslag de periode 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2017. In dit verslag wordt geanalyseerd of de doelstellingen van elk hierboven genoemd instrument zijn bereikt; daarbij wordt gekeken naar de resultaten, de efficiëntie, de meerwaarde, de mogelijkheden voor vereenvoudiging, de interne en externe samenhang met daarin begrepen complementariteit en synergieën, hoe relevant de doelstellingen blijven, hoe elk instrument bijdraagt aan een samenhangend extern optreden van de EU en waar nodig aan de EU-prioriteiten inzake slimme, duurzame en inclusieve groei, en het hefboomeffect dat met de middelen is bereikt.


Om dit verslag te stofferen ondergingen alle instrumenten 11 in 2016-2017 een externe evaluatie. Ook de werkdocumenten van de diensten van de Commissie werden in grote mate gebaseerd op deze externe evaluaties.

2. Achtergrond

De EU blijft 's werelds grootste verstrekker van externe bijstand. Met haar bijstand draagt zij bij aan armoedebestrijding, draagt zij mondiale en EU-belangen en fundamentele waarden uit (zoals democratie, mensenrechten, vrede, stabiliteit, solidariteit en welvaart) 12 en helpt zij mondiale collectieve goederen vrijwaren.


Deze instrumenten maken een groot deel uit van rubriek 4, 'Europa als wereldspeler' 13 , van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020 14 . Het oorspronkelijke totaalbedrag van rubriek 4 was EUR 66,2 miljard (6% van het MFK). De EU-begrotingsinstrumenten waarop dit verslag betrekking heeft 15 , vertegenwoordigen EUR 51,8 miljard. Daarbovenop biedt het 11e EOF, dat buiten de EU-begroting valt, een toewijzing van EUR 30,5 miljard.


Tabel 1: Belangrijkste instrumenten rubriek 4 en EOF 16

InstrumentenBedragen, miljoen EUR
1.Instrument voor pretoetredingssteun (IPA II)12 138,63
2.Europees nabuurschapsinstrument (ENI)16 496,26
3.Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)19 947,59
4.Partnerschapsinstrument (PI)958,53
5.Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR)1 306,56
6.Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP)2 365,85
7.Instrument voor samenwerking op het gebied van de nucleaire veiligheid (INSC)325,321
8.Besluit inzake Groenland (GD)217,8
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)2 121,24
Macrofinanciële bijstand294,843
Garantiefonds voor extern optreden1 627,67
Humanitaire hulp82 909,02
Mechanisme voor civiele bescherming van de Unie122,827
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp126,02
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)350
Marge 4-672,572
9.11e Europees Ontwikkelingsfonds, met inbegrip van het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee30 506,00
10.Gemeenschappelijke uitvoeringsverordening (geen financieringsinstrument maar een verordening voor de uitvoering van een aantal van deze instrumenten)n.v.t.

Sinds hun oprichting staan de meeste instrumenten onder financiële druk door:    

·meer crises,

·instabiliteit in de nabuurschap en daarbuiten,

·terrorismedreiging,

·ongeziene vluchtelingenstromen en

·een sterke toename van irreguliere migratie 17 en mensenhandel.


Innoverende en ad-hocmechanismen moesten worden opgezet om het reactievermogen van de EU bij nieuwe druk te helpen verbeteren, onder meer trustfondsen en de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije 18 . Ook het onlangs goedgekeurde Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (september 2017) werd opgericht om de hefboomwerking verder te vergroten 19 .


Deze instrumenten werden begin 2014 goedgekeurd en hun opzet was breed genoeg om aanpasbaar te zijn aan een evoluerend beleidskader. Hun faciliterende aard werd op de proef gesteld doordat de grenzen tussen buitenlands en ontwikkelingsbeleid en het belang van het verband tussen intern en extern beleid de jongste jaren evolueerden 20 . Toch werden sinds de oprichting van de instrumenten geen wijzigingen overwogen, behalve dan voor nieuwe acties voor capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling in het kader van het instrument voor bijdragen aan stabiliteit en vrede 21 .

3. Financiële opsplitsing

Zoals in de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening wordt voorgeschreven, bevatten de tabellen in de bijlagen geconsolideerde informatie over alle financiering die onder dit verslag valt: uitgaven per land en per regio, en per instrument, in combinatie met bijdragen aan trustfondsen en externe bestemmingsontvangsten.

4. Bereikte doelstellingen

De instrumenten hebben verschillende algemene doelstellingen:

EFIVoornaamste doelstelling
DCIVerminderen en op lange termijn uitbannen van armoede in ontwikkelingslanden die geen financiering krijgen in het kader van het EOF, ENI of IPA.

Thematische steun voor met ontwikkeling verband houdende mondiale collectieve goederen en uitdagingen en aan de maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten in partnerlanden.

Ondersteunen van het strategische partnerschap tussen Afrika en de EU.
ENIVerder vordering maken naar een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tussen de EU en de 16 landen en gebieden in de omgeving 22 .
IPA IIOndersteunen van acht begunstigden 23 bij het goedkeuren en uitvoeren van de hervormingen die nodig zijn voor EU-lidmaatschap.
11e OEFVerminderen en op lange termijn uitbannen van armoede in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan.

Duurzame ontwikkeling verwezenlijken in de landen en gebieden overzee.
PIUitdragen van EU- en wederzijdse belangen en ondersteunen van partnerschap en het aangaan van allianties over collectieve uitdagingen en externe aspecten van het interne beleid van de EU.
EIDHROndersteunen van democratie en vergroten van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden, en democratie in derde landen.
IcSPZorgen voor crisisrespons en preventie van conflicten, vredesopbouw ondersteunen en aanpakken van mondiale, regio-overschrijdende en opkomende dreigingen.
INSCOndersteunen van de bevordering van een hoog niveau van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming en de toepassing van efficiënte en effectieve veiligheidscontroles op kernmateriaal in derde landen.
GroenlandBehouden van de nauwe en langdurige banden tussen Groenland, de EU en Denemarken, terwijl de duurzame ontwikkeling van Groenland wordt ondersteund.


Uit de evaluatiewerkdocumenten blijkt dat positieve tendensen te merken zijn met betrekking tot deze doelstellingen 24 . In de meeste landen waar het 11e EOF en de geografische DCI-programma's operationeel zijn, is de afgelopen tien jaar vooruitgang geboekt met armoedebestrijding en menselijke en economische ontwikkeling 25 .


In de Westelijke Balkan heeft de IPA II-steun bijgedragen aan hervormingen op belangrijke gebieden zoals justitie, corruptiebestrijding, overheidsdiensten en sociale inclusie, en aan de geleidelijke afstemming op de EU-wetgeving en -standaarden.


In de nabuurschap heeft de ENI-steun tot zichtbare resultaten geleid in meerdere sectoren, bijvoorbeeld regionale ontwikkeling, landbouw, de arbeidsmarkt, grensbeheer en migratie. Tegelijk is ook gebleken dat de instrumenten (ENI aangevuld met IcSP 26 ) geschikt zijn om te reageren op wijzigende behoeften en crisissituaties.


Dankzij het INSC werd de nucleaire veiligheid verhoogd, bijvoorbeeld door steun aan het gezamenlijke en uitgebreide plan voor samenwerking met Iran, en door stresstests van kerncentrales in meerdere landen.


Het partnerschapsinstrument heeft daadwerkelijk invloed gehad op beleidswijzigingen in partnerlanden die stroken met de EU-belangen en bijgedragen aan de ontwikkeling van wederzijdse betrekkingen met derde landen 27 , als aanvulling op de grotere thematische activiteiten die via het DCI worden gefinancierd, in het bijzonder het programma voor mondiale collectieve goederen en uitdagingen.


Toch zijn er een aantal moeilijkheden bij het nagaan of de doelstellingen bereikt zijn. Aangezien dit een tussentijds verslag is en met de uitvoering van meerdere instrumenten slechts onlangs is gestart (na het opstellen van de strategiedocumenten), is het op dit moment te vroeg om na te gaan of de hogere (en langetermijn-)doelstellingen worden bereikt. Daarom werden voor de externe evaluaties ook gegevens uit de vorige instrumenten gebruikt. Daarnaast duiken ook andere beperkingen op bij het nagaan in hoeverre de doelstellingen zijn bereikt. EU-steun kan vaak alleen maar worden beschouwd als een factor die heeft bijgedragen tot de behaalde resultaten. De uitbanning van armoede is bijvoorbeeld een erg ambitieuze onderneming. Heel wat factoren, zowel interne als externe, hebben invloed op de ontwikkeling van de partnerlanden van de EU en op andere doelstellingen. Bij externe betrekkingen hebben ook andere actoren een actieve rol, net als een steeds groter aantal particuliere donoren, waaronder stichtingen. Bovendien moeten de partnerlanden hervormingen en beleidskeuzes die door de instrumenten worden ondersteund, goedkeuren en uitvoeren.

Relevantie van de doelstellingen


Uit de evaluatiewerkdocumenten bleek dat de doelstellingen van de instrumenten in grote mate relevant waren voor de beleidsprioriteiten op het moment dat zij werden ontworpen 28 .


In vergelijking met het MFK van 2007-2013 is de strategische relevantie aanzienlijk vergroot, dankzij lessen uit het verleden die in de nieuwe verordeningen werden verwerkt:


·bevestiging van het mondiale bereik (IcSP, PI);

·ondersteuning van de EU-belangen wereldwijd (PI);

·meer nadruk op conflictpreventie (IcSP);

·nieuwe gemeenschappelijke programmeringsbeginselen (DCI, EOF);

·meer differentiatie (DCI, ENI, EPA);

·meer nadruk op sectorale aanpak (IPA);

·duidelijke afbakening van specifieke doelstellingen (EIDHR);

·meer samenhang en complementariteit tussen het IcSP en de instrumenten voor geografische samenwerking 29 en met acties van het GBVB;

·ruimere ambities voor het partnerschap met Groenland (GD); en

·geharmoniseerde uitvoeringsprocedures (CIR).


Daarnaast wordt in de externe evaluaties de strategische relevantie van de thematische instrumenten 30 benadrukt, meer specifiek de mogelijkheid om indien nodig te handelen zonder de expliciete toestemming van het partnerland, bijvoorbeeld met betrekking tot crisisrespons, mensenrechten en democratisering in een verslechterende context, en het ondersteunen van de EU-belangen en mondiale acties over collectieve goederen, met inbegrip van klimaatverandering.


Deze brede instrumenten beslaan de EU-prioriteiten nagenoeg volledig 31 , met uitzondering van Capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling (CBSD) 32 .


Op het vlak van programmering (waar dat van toepassing is) en tenuitvoerlegging van de instrumenten is dit potentieel echter niet altijd geheel benut. In sommige landen werden acties in het kader van de instrumenten strategisch gecombineerd 33 , terwijl elders de mogelijkheden om acties te combineren, niet altijd werden gebruikt 34 .


De instrumenten hebben ook een grote ingebouwd flexibiliteit. Die flexibiliteit is nodig om op verschillende niveaus te kunnen reageren op onvoorziene omstandigheden:


i) crisisrespons op korte termijn 35 ;

ii) keuzeruimte bij manieren van programmeren en tenuitvoerleggen 36 ;

iii) financiële flexibiliteit 37 met reservefondsen en nieuwe toewijzingen binnen en tussen instrumenten;

iv) flexibiliteit in de meerjarige programmering met de mogelijkheid de duur van de programmering aan te passen aan de situatie ter plaatse en middelen snel te kunnen overhevelen bij grote veranderingen; en

v) het gebruik van speciale maatregelen als bepaald in de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening 38 .


Uit de evaluatiewerkdocumenten blijkt dat de instrumenten het, dankzij hun faciliterende aard en ruime doelstellingen, zowel voor de EU als voor veel partnerlanden makkelijker hebben gemaakt te reageren op nieuwe crises en de bijhorende gewijzigde behoeften en beleidsdoelstellingen. De mogelijkheden om middelen te herverdelen werden volledig gebruikt door de nieuwe crises die zich in de nabuurschap van de EU voordeden.


Interne middelen en fondsen die nog niet waren gereserveerd, bleken ontoereikend om de crises aan te pakken. Bijgevolg moest rubriek 4 worden verhoogd bij de tussentijdse evaluatie van het MFK en moest de EU verschillende crisisgerelateerde trustfondsen en coördinatiemechanismen opzetten, zoals de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije 39 . Dankzij de trustfondsen en de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije kon de EU vrij snel reageren op de crises en aanvullende middelen vrijmaken van de EU-lidstaten en andere donoren, ook al lagen de bijdragen van de lidstaten lager dan verwacht. De respons moest ook makkelijker worden dankzij speciale maatregelen buiten de beslissingen over de reguliere programmering om.


Het is nog te vroeg om na te gaan of alle instrumenten zo zijn ontworpen dat de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie en de nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling, waarin wordt gefocust op de uitvoering van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, er doeltreffend mee kunnen worden uitgevoerd. Anderzijds zijn de nieuwe duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen en de doelstellingen van meerdere instrumenten wel op elkaar afgestemd.


De prioriteiten en sectoren waarin wordt opgetreden, zoals zij zijn bepaald in de verordeningen inzake het 11e EOF, EIDHR, ENI, DCI, IPA II, IcSP en het PI, zijn grotendeels nog steeds relevant en afgestemd op de huidige behoeften en prioriteiten. Wijzigingen aan de verordeningen zijn dus op dit moment niet aan de orde 40 . Toch moet voor de toekomstige structuur van de instrumenten ook rekening worden gehouden met de lessen die uit de tussentijdse evaluatie van het MFK zijn getrokken op het vlak van beperkte financiële flexibiliteit en complexiteit van de huidige structuur, zodat er in de praktijk meer complementariteit komt en de tekorten inzake veiligheid worden weggewerkt 41 .

Doeltreffendheid


Er is de jongste jaren vooruitgang geboekt in heel wat partnerlanden en met heel wat thema's die met de instrumenten worden aangepakt. In recente jaarverslagen over de tenuitvoerlegging van de EU-instrumenten voor de financiering van extern optreden 42 staan heel wat mooie voorbeelden voor alle doelstellingen, ook in soms moeilijke omstandigheden (bijvoorbeeld in de nabuurschap en Afrika ten zuiden van de Sahara). Bijvoorbeeld:


·de hervorming van het openbaar bestuur in Georgië;

·de daling met 90 % van de armoede in Vietnam het jongste decennium;

·de stabilisering in Colombia na het vredesakkoord (door korte- en langetermijnacties 43 ); en

·de ondersteuning van opleiding voor personeel van kerncentrales in Oekraïne om de veiligheid te verbeteren.


Hoe efficiënt de instrumenten hun doelstellingen bereiken, is echter moeilijk te meten, onder andere omdat het moeilijk is te bepalen wat een geschikt monitoring- en evaluatiesysteem op instrumentniveau is. Daarnaast kan een aantal resultaten enkel op per land of per sector worden gemeten, en niet worden samengevoegd op instrumentniveau, onder meer doordat de landen en thema's erg verschillend zijn. In een paar gevallen (b.v. EOF en DCI) zijn indicatoren op hoog niveau in verband met de milleniumdoelstellingen (tot 2015) en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (sinds 2015) opgenomen in de rechtsgrondslag en worden zij ook gebruikt om algemene vooruitgang te meten 44 , maar zij zijn:


i) niet rechtstreeks toe te schrijven aan de acties in het kader van de instrumenten;

ii) beïnvloed door meerdere externe factoren (bijvoorbeeld regeringsbeleid, ingrepen van andere donoren en de internationale context) en

iii) niet geschikt om kenmerken van de instrumenten als bijvoorbeeld flexibiliteit te beoordelen.


Sinds de oprichting van de instrumenten heeft de Commissie inspanningen geleverd en de verslaglegging over de resultaten van projecten en programma's verbeterd. Zo werd in 2015 gestart met het EU-kader voor de resultaten op het gebied van internationale samenwerking en ontwikkeling 45 , dat in juli 2016 een eerste verslag over een aantal resultaten 46 opleverde. Vergelijkbare kaders en strategische en operationele indicatoren werden specifiek voor IPA II en het PI opgezet 47 . Toch blijven verdere inspanningen nodig op het niveau van de instrumenten om te zorgen voor een duidelijk monitoring- en evaluatiesysteem waarmee wordt uitgelegd hoe de EU de veranderingen zal meten.


Voor de doeltreffendheid van een instrument is het van groot belang welke uitvoeringsmaatregelen er bestaan 48 . De vereenvoudigingen die in de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening werden ingevoerd, bijvoorbeeld de mogelijkheid om subsidies door te geven of subsidies te verstrekken aan entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid, hebben de doeltreffendheid van het EIDHR vergroot 49 . Dankzij uitzonderingen kan crisisrespons in het kader van het IcSP even snel verlopen als humanitaire hulp 50 .


De invoering van de mogelijkheid tot begrotingssteun en de bijhorende beleidsdialoog in het kader van IPA II hebben een belangrijke rol gespeeld in het verbeteren van de beleidsdialoog ter ondersteuning van verdere hervormingen en stabilisatieprogramma's in begunstigde landen. Dit gold met name voor de Westelijke Balkan waar deze mogelijkheid voor het eerst werd geïntroduceerd 51 . Ook de regelingen voor begrotingssteun aan Groenland hebben geleid tot een beter systeem voor het beheer van overheidsfinanciën en nationale overheidsdiensten die beter in staat zijn beleid te plannen en uit te voeren 52 . Toch vinden de belanghebbende partijen de EU-procedures (die voortvloeien uit het Financieel Reglement) nog steeds lang en omslachtig 53 .


Op het vlak van de integratie van EU-prioriteiten is in sommige programma's inzake klimaatverandering en milieu al aanzienlijke vooruitgang geboekt 54 . Gezien de omvang van de problemen moet er echter nog heel wat worden gedaan aan de integratie van deze aspecten in alle sectoren 55 . Aan de integratie van mensenrechten, gendergelijkheid en vrouwenemancipatie wordt nog steeds gewerkt, al zijn er al een aantal positieve boodschappen gebleken in de studie 56 over de tenuitvoerlegging van het EU-genderactieplan II 57 , met name voor het IcSP. Uit de externe evaluaties blijkt over het algemeen dat de weerstand of het gebrek aan interesse van partnerregeringen om mensenrechten te ondersteunen, vaak een groot probleem vormt voor de tenuitvoerlegging.

Efficiëntie


Het niveau van de huishoudelijke uitgaven wijst erop dat de begrotingen van de instrumenten efficiënt worden beheerd 58 .


Ook al is de organisationele performantie over het geheel genomen efficiënt, toch zijn er betrokken partijen die de tenuitvoerlegging van de instrumenten in sommige gevallen administratief belastend vinden. Volgens sommige belanghebbenden richt de Commissie zich meer op procedures dan op beleidsdoelstellingen en resultaten. Dat verschillende beleidslijnen op elkaar moeten worden afgestemd en dat internationale toezeggingen als eigen inbreng en partnerschap moeten worden nagekomen, leidt tot zware procedures. Andere verordeningen (zoals de comitologieverordening 59 ) maken de tenuitvoerlegging van de instrumenten complexer en langer.


In vergelijking met de instrumenten uit het MFK 2007-2013 werd op het vlak van efficiëntie een bescheiden winst geboekt. Zo werd het aantal thematische DCI-programma's van vijf naar twee verlaagd, al blijven er nog wel strikte regelingen binnen het programma inzake mondiale collectieve goederen en uitdagingen aangezien er vijf verschillende begrotingslijnen werden gecreëerd 60 . In de programmeringsprocedures van DCI, EOF, ENI en IPA werd de efficiëntie vergroot met een paar ingrepen die volgden uit de vereenvoudigingsprocedures (bijvoorbeeld bij voorkeur nationale in plaats van EU-landenstrategieën gebruiken en indicatieve meerjarenprogramma's vervangen door gezamenlijke programmeringsdocumenten onder bepaalde kwaliteitsvoorwaarden).


In verband met geografische instrumenten worden de beginselen van eigen inbreng en partnerschap bewaakt dankzij een lange programmeringsprocedure. Bij het EOF houden de procedures ook de betrokkenheid in van de nationale/regionale ordonnateurs; zij worden - met name op regionaal niveau - vaak gezien als een belemmering voor doeltreffendheid. Een veel gegeven verklaring heeft te maken met de capaciteit, hoewel er toch gewone steun voor capaciteitsopbouw wordt verleend 61 .


De gemeenschappelijke uitvoeringsverordening was een nieuw en vereenvoudigend aspect van het MFK 2014-2020 voor de instrumenten van de EU-begroting waarop dit verslag betrekking heeft, dat grotendeels werd overgenomen in de uitvoeringsverordening van het 11e EOF. Doordat de regels werden geharmoniseerd en de verschillen in interpretatie tussen de externe financieringsinstrumenten beperkt, blijkt uit de externe evaluaties een - zij het bescheiden - efficiëntiewinst dankzij de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening. Zo zorgt de rechtstreekse financiering er bijvoorbeeld bij het EIDHR (in bepaalde gevallen) en met name bij het IcSP voor dat de tenuitvoerlegging in crises of dringende situaties sneller verloopt.

Interne en externe samenhang, complementariteit en synergieën tussen externe financieringsinstrumenten


Elk instrument heeft zijn eigen reikwijdte op basis van de thema's die het aanpakt (EIDHR, INSC, IcSP en PI kunnen wereldwijd worden toegepast) of de geografische gebieden waarop het betrekking heeft (DCI, EOF, ENI, GD en IPA II in samenhang met specifieke thema's).


Uit hun specifieke uitvoeringsbepalingen blijkt dat drie instrumenten duidelijk zijn ontworpen als aanvulling op andere:


1) EIDHR (onafhankelijke en flexibele acties);

2) IsCP (snelle reactie met korte- en langetermijnacties); en

3) PI (acties in het belang van de EU en/of met wederzijds belang die niet kunnen worden gefinancierd via DCI, ENI of IPA II) 62 .


De interne samenhang binnen de instrumenten is grotendeels voldoende dankzij herziene instructies voor geografische programmering, concentratie van sectoren, passende besluitvormingsprocedures en betere systemen voor kwaliteitsbeoordeling. Toch zijn er op het niveau van de EU-delegaties aanzienlijke verschillen waar te nemen.


De evaluatiewerkdocumenten bevatten een aantal voorbeelden van complementariteit tussen de instrumenten. Zo ondersteunen bijvoorbeeld het EIDHR en het PI een aantal acties die andere geografische instrumenten niet kunnen financieren, zoals samenwerking met maatschappelijke organisaties over mensenrechtenkwesties of samenwerking met geïndustrialiseerde landen 63 .


Ook werden doeltreffende synergieën tussen het IsCP (dat zonder programmering op korte termijn kan reageren) en de geografische instrumenten gevonden. Toch wordt doeltreffende follow-up nog gehinderd door te weinig flexibiliteit bij de procedures van de meeste andere instrumenten waar wel lange programmeringsperiodes voor nodig zijn 64 .


De samenhang tussen de instrumenten kan nog worden verbeterd, met name door de instrumenten te stroomlijnen en de grenzen te doen vervagen tussen geografische (11e EOF, ENI, DCI en IPA II) en thematische instrumenten of programma's (thematische programma's binnen het DCI, IcSP en PI) die op dezelfde gebieden kunnen worden ingezet 65 . De specifieke reikwijdte van de geografische instrumenten heeft strategisch en coherent samenwerken met sommige partnerlanden bemoeilijkt. Drie geografische instrumenten worden gebruikt in Afrika (EOF, DCI en ENI) en samenwerking op continentaal niveau wordt gefinancierd uit zowel het DCI (pan-Afrikaans programma) als - iets beperkter - uit het 11e EOF (intra-ACS-programma) 66 . Het is ook moeilijk gebleken om bruggen te bouwen tussen verschillende regio's aangezien bijvoorbeeld de betrekkingen van de EU met het Caribisch Gebied en Latijns-Amerika vallen onder zowel het DCI als het EOF.


Beleidscoherentie voor ontwikkeling 67 heeft aan belang gewonnen. Dat steun voor handelsbeleid bij ontwikkeling in regionale samenwerking wordt geanalyseerd, toont de toenemende belangstelling aan voor de samenhang tussen handel en ontwikkeling 68 . Ook de samenhang tussen veiligheid, ontwikkeling en humanitaire hulp krijgt meer politieke aandacht.


Wat de geografische instrumenten (DCI, ENI en 11e EOF) betreft blijkt uit sommige externe evaluaties dat op het vlak van samenhang tussen de prioriteiten van het partnerland en de EU, er een tendens is naar voornamelijk door de EU gestuurde agenda's tijdens de programmering. Nochtans werden de belanghebbende partijen uitvoerig geraadpleegd tijdens de programmering en de uitvoering van projecten en werden, met name bij het EOF, meerjarige programmeringsdocumenten en jaarlijkse acties medeondertekend. Dit schijnbare onevenwicht tussen de EU-belangen en de internationale waarden en partnerschapsbeginselen moet worden gezien in het nieuwe beleidskader van de universeel overeengekomen Agenda 2030 en duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen 69 .

Meerwaarde


De meerwaarde van de instrumenten van de EU zit in de combinatie van verschillende factoren 70 :


i) de bekwaamheid en deskundigheid van de EU 71 ;

ii) de aard van de EU als supranationale entiteit, en de neutraliteit, politieke invloed en hefboomwerking die daar mogelijk uit voortvloeien 72 ;

iii) geografische verspreiding van sommige instrumenten 73 , en de aanwezigheid in kwetsbare contexten waar minder ontwikkelingspartners en aanzienlijk minder middelen beschikbaar zijn 74 ;

iv) de reikwijdte van de instrumenten en nadere bepalingen (zoals begrotingssteun, subsidies, indirect beheer, blendingfaciliteiten en snelle besluitvorming voor crisisrespons); en

v) het vermogen van de EU om gezamenlijke acties te leiden (bijvoorbeeld gezamenlijke programmering en gezamenlijke uitvoering), met name met lidstaten.


Andere factoren zijn de inzetbaarheid van de instrumenten op verschillende niveaus (nationaal, regionaal, continentaal, ...) om in te grijpen, de voorspelbaarheid van de middelen (met name het EOF dat niet is onderworpen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel van de EU-begroting 75 ), de nadruk op regionale samenwerking 76 en de unieke positie van de EU om toetredingslanden via het IPA voor te bereiden op EU-lidmaatschap.


De meer gespecialiseerde instrumenten hebben een specifieke meerwaarde die verband houdt met hun reikwijdte. Zo is het IcSP bijvoorbeeld snel, flexibel, in staat zich aan te passen aan veranderende contexten, en aanwezig in gebieden waar andere actoren niet aanwezig zijn 77 , en kan het EIDHR in actie komen in gevoelige mensenrechtensituaties zonder toestemming van de regering van de partner.

Hefboomeffect


Er zijn voorwaarden om het de instrumenten mogelijk te maken de beleidsdialoog op het niveau van het land te versterken, met name als programma's worden uitgevoerd via begrotingssteun 78 . Het PI onderbouwt de beleidsdialoog/partnerschappen met derde landen via steun aan specifieke samenwerkingsactiviteiten (op basis van wederzijds belang) om de EU-belangen te ondersteunen en een uniek beleidshefboomeffect te creëren 79 .


Een ander belangrijk hefboomeffect vloeit voort uit de rol die de EU-delegaties hebben als coördinator voor donoren: ondersteunen van complementariteit en samenhang tussen de verschillende EU-actoren en vergroten van de zichtbaarheid van de EU. Dit is met name het geval voor gezamenlijke programmeringsprocedures 80 .


De gespecialiseerde instrumenten worden ook ingezet voor doelgerichte beleidsdialoog, bijvoorbeeld via het INSC of het EIDH voor verkiezingswaarneming. Het IcSP heeft bijgedragen als hefboom voor de EU-beleidsdialoog door te zorgen voor een verhoging van de donormiddelen die in een conflictgevoelige kwestie werden uitgegeven 81 . Uit de evaluaties blijken ook nadelen voor de hefboomwerking bij de versterkte beleidsdialoog over mensenrechten en fundamentele waarden. De nadelen hadden met name te maken met de afnemende aanvaarding van het liberaal-democratische model van ontwikkeling, het dalende belang van officiële ontwikkelingshulp en de opkomst van nieuwe actoren 82 .


De financiële hefboomwerking van de instrumenten is groot genoeg, voornamelijk dankzij de blending-mogelijkheden (bijvoorbeeld voor DCI, EOF, ENI en IPA) 83 . Ook de oprichting van trustfondsen heeft voor een financiële hefboom gezorgd 84 , al was dan niet altijd op het verhoopte niveau.


Mogelijkheden voor vereenvoudiging


Kosten-efficiënte en doeltreffende uitvoeringsmechanismen zijn noodzakelijk om de performantie van de instrumenten te verhogen. De Commissie is begonnen met een vereenvoudigingsprocedure door de meerjarige programmeringsrichtlijnen en de jaarlijkse besluitvormingsprocedures te herzien. Toch zien de belanghebbende partijen het totale aantal instrumenten en een aantal instrumenten in het bijzonder nog steeds als ingewikkeld, administratief belastend en te weinig flexibel op financieel vlak. De gedetailleerde verdeling van de begroting in het DCI voor zowel de geografische als de thematische programma's maakt het instrument complexer en strikter, beperkt de mogelijkheden om middelen over te hevelen tussen doelstellingen en om prioriteiten binnen het instrument te wijzigen, met name in het geval van noodsituaties en crises.


Vóór het MFK 2014-2020 had elk instrument zijn eigen uitvoeringsregels waardoor de uitvoering binnen het MFK 2007-2013 erg uiteenlopend verliep. De gemeenschappelijke uitvoeringsverordening, waar de uitvoeringsverordening voor het EOF 85 grotendeels op is afgestemd, heeft bijgedragen aan het voorkomen van verschillen en interpretatieproblemen 86 . Sinds 2014 werden de inspanningen om de externe betrekkingen te vereenvoudigen toegespitst op het wegwerken van overbodige lasten, op meer flexibiliteit en op minder complexiteit op uitvoeringsniveau voor externe partners. Er zijn nog vereenvoudigingen gepland, maar daarvoor moeten de Raad en het Europees Parlement eerst het financieel reglement wijzigen; de Commissie heeft daarvoor een herziening voorgesteld 87 .

Bijdrage aan een samenhangend extern optreden van de EU


De EU zorgt voor de veiligheid en welvaart van Europeanen door actief betrokken te zijn in de wereld, haar belangen uit te dragen en haar waarden als democratie, de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten hoog te houden. Het EU-beleid inzake extern optreden 88 omvat internationale afspraken als de Agenda 2030 en het Klimaatverdrag van Parijs, samen met onder andere de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU, de nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling, het hernieuwde partnerschap tussen de EU en Afrika, het herziene Europese nabuurschapsbeleid, het uitbreidingsbeleid en de consensus over humanitaire hulp; samen vormen zij het kader dat de EU nodig heeft om haar doelstellingen te bereiken.


Het instrumentarium van de EU voor extern beleid omvat ontwikkelingssamenwerking, diplomatie, acties op het vlak van vrede, veiligheid en defensie, economische samenwerking, uitbreiding, humanitaire hulp en civiele bescherming, nauwere betrekkingen met de nabuurschap, macro-financiële steun, partnerschap inzake wereldwijde problemen en handel. Binnen dat instrumentarium zijn de instrumenten goed voor ruim driekwart van de in het huidige MFK beschikbare middelen. Zoals wordt uiteengezet in de evaluatiewerkdocumenten dragen zij al sinds 2014 bij aan het externe optreden van de EU.


Om de EU doeltreffender te maken bij het ondersteunen van stabiliteit, veiligheid en duurzame ontwikkeling in partnerlanden, heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd om de IcSP-verordening te wijzigen 89 . Met die wijziging wordt de lacune gedicht in het vermogen van de EU om steun te bieden bij de opbouw van de capaciteit van de EU-partners in de veiligheidssector en kan de EU militaire actoren ondersteunen in uitzonderlijke en duidelijk omschreven omstandigheden.


Dankzij gezamenlijke programmering met lidstaten en andere donoren is een meer samenhangend en zichtbaar antwoord van de EU op de ontwikkeling van partnerlanden tot stand gekomen. Uit een specifieke evaluatie 90 die in maart 2017 werd gepubliceerd, blijkt dat vooruitgang werd geboekt met de gezamenlijke programmering met lidstaten, die, hoewel ze zich nog in een pril stadium bevindt, waardevol is voor de EU en haar lidstaten. Er moet nog meer voor worden gezorgd dat de partnerlanden zich de procedures eigen maken en resultaten boeken.


Hoewel de geografische instrumenten in partnerlanden voornamelijk werken met de autoriteiten, blijft de samenwerking met maatschappelijke organisaties een constante in alle instrumenten. Zo wordt de capaciteit van de organisaties versterkt en kan het maatschappelijk middenveld hervormingen stimuleren en regeringen ter verantwoording roepen. Sommige instrumenten en programma's, zoals het EIDHR en het DCI CSO/LA, zijn in de eerste plaats bedoeld om het maatschappelijk middenveld te ondersteunen.


Het nauwe verband tussen intern en extern beleid is vanzelfsprekend bij bijvoorbeeld de migratiecrisis, waar coördinatie en complementariteit tussen instrumenten noodzakelijk was. De prioriteiten van het interne EU-beleid zijn zo goed mogelijk en op een coherente en consequente manier geïntegreerd in het externe optreden, om de belangen van de EU te beschermen en oplossingen van wederzijds belang te stimuleren; het feit dat het PI gespecialiseerd is in de relatie intern-extern beleid, was hierbij erg nuttig.


Om de externe belangen goed te dienen en wereldwijde doelstellingen te bereiken, werd gestreefd naar nauwere samenwerking tussen de interne en externe diensten van de EU 91 zodat de aanpak coherent was en dubbel werk en overlappingen werden voorkomen. Om te komen tot meer coherentie, om te zorgen dat de acties van de EU wederzijds versterkend werken en om tegenstrijdigheden in de aanpak te voorkomen, moeten de externe diensten een volledig overzicht hebben van de activiteiten die buiten de EU plaatsvinden, met name op het vlak van wereldwijde problemen als klimaatverandering, biodiversiteit of terrorismebestrijding. Met de huidige programmeringsdocumenten, die betrekking hebben op een bepaald land, een bepaalde regio of een bepaald continent, is het moeilijk om een duidelijk overzicht te krijgen 92 .

Bijdrage aan de EU-prioritieten inzake slimme, duurzame en inclusieve groei


Slimme, duurzame en inclusieve groei staat centraal in de externe bijstand van de EU. De instrumenten dragen bij aan slimme groei met steun aan handelsgerelateerde projecten en de ontwikkeling van een collectieve aanpak van klimaatverandering en milieu.


Overeenkomstig de agenda voor verandering 93 , die erop gericht is het effect en de doeltreffendheid van de externe bijstand van de EU te vergroten, moet de EU-bijstand op landniveau worden toegespitst op ten hoogste drie concentratiesectoren in de meeste partnerlanden. De EU-bijstand wordt intussen toegespitst op twee prioritaire gebieden van de agenda voor verandering, waarvan inclusieve en duurzame groei voor menselijke ontwikkeling er één is 94 .


IPA II heeft een duidelijke doelstelling: het verbeteren van de economische en sociale ontwikkeling van de partnerlanden om de doelen van de Europa 2020-strategie inzake slimme, duurzame en inclusieve groei te bereiken. De ontwikkelingsinstrumenten zijn sterk gericht op slimme, duurzame en inclusieve groei, wat tot uiting komt in de acties die zijn goedgekeurd in de verschillende jaarlijkse actieprogramma's 95 . Het PI en het besluit inzake Groenland dragen ook bij aan deze EU-prioriteiten. Een van de specifieke doelstellingen van het PI is het stimuleren van de internationale dimensie van de Europa 2020-strategie in al haar aspecten (bijvoorbeeld banen, groei, investeringen, kmo's).


De Commissie heeft sinds 2008 blendingfaciliteiten opgezet in verschillende delen van de wereld, waardoor investeringen werden gefaciliteerd, om duurzame economische ontwikkeling te stimuleren. Deze blendingoperaties hadden betrekking op verschillende sectoren (infrastructuurprojecten, financiering van micro- en kleine en middelgrote ondernemingen, ...) en hun meerwaarde hangt af van de specifieke doelstelling waarop zij gericht zijn en van de economische omstandigheden in het desbetreffende land (bijvoorbeeld het macro-economische kader, gunstig ondernemingsklimaat, investeringsklimaat).

Langetermijneffect


Uit de externe evaluaties blijkt dat er voor de hand liggende problemen zijn bij het meten van het langetermijneffect van de instrumenten die nog maar ten dele zijn ten uitvoer gelegd; bij sommige instrumenten is bovendien nog maar net gestart met de uitvoering van een aanzienlijk aantal projecten en programma's en werden in heel wat gevallen nog geen referentiewaarden bepaald.


In sommige evaluaties kon wel worden gekeken naar de verwezenlijkingen van eerdere instrumenten en viel zo een positieve tendens waar te nemen in de kernindicatoren. Zo heeft het DCI de jongste jaren kunnen bijdragen aan het opstellen van 50 nationale en regionale klimaatstrategieën; in de nabuurschap hebben sommige landen, ondanks de moeilijke omstandigheden (de wereldwijde economische crisis, regionale crises, burgeroorlogen, terrorisme, migratiecrisis, ...), aanzienlijke vooruitgang geboekt op bepaalde bestuursgebieden (bijvoorbeeld Georgië op het vlak van openbaar bestuur). De tussentijdse evaluatie van het PI toont aan dat de geboden steun op schema ligt om de gewenste effecten te behalen 96 .


Hoe de instrumenten het doen ten opzichte van hun doelstellingen hangt af van een aantal externe factoren waarop de instrumenten geen vat hebben, bijvoorbeeld nationale betrokkenheid, politieke wil en het administratief vermogen van een land. Niet of te laat optreden in externe betrekkingen zou catastrofaal zijn als er meer instabiliteit, conflicten of oorlog komt, met name in de nabuurschap, waarvan de gevolgen ook voelbaar zouden kunnen zijn in de EU.

5. Conclusies

De huidige set instrumenten is nog steeds relevant en faciliterend genoeg. Er is op dit moment geen reden om ze via wetgevingsvoorstellen of gedelegeerde handelingen te wijzigen.


De werkdocumenten van de diensten die bij dit verslag horen, bevatten wel een aantal aspecten waar aandacht aan moet worden besteed om de uitvoering van het externe optreden van de EU te verbeteren en lessen te trekken voor de nieuwe generatie instrumenten.


Met de kwesties die in de verschillende externe evaluaties aan bod zijn gekomen, zal in de resterende uitvoeringsperiode van de huidige instrumenten en bij de voorbereiding van de nieuwe instrumenten rekening worden gehouden. Meer bepaald:


·De Agenda 2030 is cruciaal aangezien het ambitieuze universele duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen bevat en gebaseerd is op partnerschappen tussen verschillende belanghebbenden, waarbij wordt gewezen op het belang van een agenda die niets te maken heeft met steun en van verbanden tussen doelstellingen, met inbegrip van de samenhang tussen veiligheid en ontwikkeling. Met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen moet op consequente en coherente wijze rekening worden gehouden in het externe optreden van de EU. Zoals bepaald in de Agenda 2030 bevatten de integrale strategie en de nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling een nieuwe visie op het externe optreden van de EU 97 .


·Het belang van het stimuleren van fundamentele waarden en mensenrechten staat centraal in de instrumenten, maar uit de externe evaluaties blijkt dat het in heel wat landen moeilijker wordt om deze agenda te promoten en er vooruitgang mee te boeken, en dat in heel wat landen maatschappelijke organisaties minder ruimte krijgen. Zo wordt het voor de EU moeilijker om aan deze belangrijke aspecten te werken en komt ook een andere bron van mogelijke spanning aan het licht tussen een aantal fundamentele aspecten van het externe optreden van de EU en de beginselen van eigen inbreng en partnerschap.


·In de huidige context van veelvuldige crises en conflicten moet het meerjarig financieel kader van de EU snel kunnen worden aangepast aan veranderende prioriteiten en onvoorziene omstandigheden, en moet hulp snel ter plaatse kunnen worden verstrekt 98 . De instrumenten vergen ook financiële flexibiliteit en andere vormen van flexibiliteit die nodig zijn om via het externe optreden te kunnen reageren op de mondiale problemen waarmee de EU te maken krijgt. Deze flexibiliteit moet op verschillende niveaus worden opgebouwd. Om te beginnen moeten in de begroting substantiële reserves worden aangehouden via meerjarige programmering, en moet de uitvoering eenvoudiger en daardoor doeltreffender worden.


·De balans tussen langetermijnverbintenissen om hervormingen in partnerlanden te steunen en kortetermijnacties moet worden herbekeken. Er is spanning tussen voorspelbaarheid - die te maken heeft met verbintenissen op het vlak van doeltreffendheid van de hulp - en de flexibiliteit van de externe bijstand van de EU.


·Er moet worden nagedacht over de toekomstige ambities op het vlak van vrede en veiligheid in het externe optreden 99 . Op basis van recente ervaringen blijft een snelle en flexibele capaciteit voor crisisrespons noodzakelijk.


·De reeds aanwezige coherentie tussen de instrumenten zou nog kunnen worden verbeterd door hun aantal te optimaliseren. Zo zou er betere interactie op operationeel niveau zijn, met name tussen geografische en thematische instrumenten en programma's die op dezelfde gebieden kunnen ingrijpen.


·Het stroomlijnen van de EU-prioriteiten, dat op het vlak van bijvoorbeeld klimaatverandering en milieubescherming erg geslaagd is, blijkt in sommige gevallen moeilijk, met name door weerstand bij partnerlanden, mogelijke spanning tussen het voortzetten van de EU-agenda (bijvoorbeeld meer optreden op het vlak van mondiale collectieve goederen en uitdagingen of inzake migratie en veiligheid) en de beginselen van eigen inbreng en partnerschap.


·Het verband tussen doelstellingen van intern en van extern beleid moet duidelijk worden omschreven. Er moeten alternatieven voor deze samenwerking worden ontwikkeld op basis van de ervaring met het DCI-programma voor mondiale collectieve goederen en uitdagingen en met het PI, dat een mondiale reikwijdte heeft.


·De graduatie in het DCI hield met opzet een beperking in van het vermogen van de EU om samen te werken met hogermiddeninkomenslanden via bilaterale samenwerking. De EU moet blijven streven naar samenwerking met alle landen, ook de meer geavanceerde ontwikkelingslanden en strategische partners, overeenkomst Agenda 2030 en de Europese consensus inzake ontwikkeling.


·Het potentieel voor samenwerking met EU-lidstaten, met name via gezamenlijke programmering, moet worden versterkt. Dat zal echter in bepaalde landen meer betrokkenheid vergen van zowel de regering van het partnerland als van de lidstaten.

Bijlagen

Tabel 1 Uitgaven per begunstigd land en regio en per instrument / in EUR


Tabel 2 Bijdragen aan de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije in '000 EUR

NaamCumulatief bedrag vrijgemaakt

voor vastleggingen
Vastgelegd

bedrag
Uitvoerings-

percentage

vastleggingen
Aanbesteed bedragUitvoerings-percentage

aanbesteed

bedrag
Cumulatief bedrag vrijgemaakt

voor betalingen
Betaald

bedrag
Algeheel

uitvoerings-

percentage
(1)(2)(3)=(2)/(1)(4)(5)=(4)/(1)(6)(7)(8)=(7)/(1)
Faciliteit

voor vluchtelingen in Turkije
2 916 2332 793 23196 %1 591 53555 %1 011 387769 30126 %

Het verschil tussen het toegezegde bedrag van EUR 3 miljard en het cumulatieve bedrag dat beschikbaar is voor vastleggingen valt te verklaren doordat bedragen nog niet op de juiste positie zijn gereserveerd in het boekhoudsysteem van de Commissie. (Alle lidstaten hebben hun ondertekende bijdragecertificaten correct overgelegd).

NaamHerkomst van middelenTotale toezeggingCumulatief bedrag

vrijgemaakt voor

vastleggingen
Cumulatief bedrag

vrijgemaakt voor

betalingen
Faciliteit voorEU-begrotingskredieten1 000 000940 025251 078
Bijdragen van de lidstaten2 000 0001 976 209760 309
vluchtelingen in
TurkijeSom:3 000 0002 916 2331 011 387


Het verschil tussen het toegezegde bedrag van EUR 3 miljard en het cumulatieve bedrag dat beschikbaar is voor vastleggingen valt te verklaren doordat bedragen nog niet op de juiste positie zijn gereserveerd in het boekhoudsysteem van de Commissie. (Alle lidstaten hebben hun ondertekende bijdragecertificaten correct overgelegd).


Programma
OmschrijvingCumulatief bedrag vrijgemaakt voor vastleggingenVastgelegd

bedrag
Aanbesteed

bedrag
Cumulatief bedrag vrijgemaakt voor betalingenBetaald

bedrag
%
(1)(2)(3)(4)(5)(6)=(5)/(1)
4.0.1Instrument voor pretoetredingssteun (IPA II)1 560 3831 440 182971 182325 612292 88418,8 %
4.0.3Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)10 00010 000
4.0.6Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP)20 00020 00020 0007 2407 24036,2 %
4.0.7Humanitaire hulp1 325 8501 323 049600 353678 535469 17635,4 %
2 916 2332 793 2311 591 5351 011 387769 30126,4 %

De vastleggingen voor de faciliteit liggen EUR 5 miljoen lager: in 2015 werd een bedrag van EUR 40 miljoen vastgelegd voor humanitaire hulp, waarvan slechts EUR 35 miljoen bedoeld was voor de faciliteit.

ProgrammaOmschrijvingBegrotingsjaarVastgelegd

bedrag
Aanbesteed

bedrag
Betaald bedrag%
(1)(2)(3)(4)=(3)/(1)
4.0.7Humanitaire hulp201540 000
4.0.1Instrument voor pretoetredingssteun (IPA II)2016939 047915 047290 00030,9 %
4.0.3Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)201610 000
4.0.6Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP)201620 00020 0007 24036,2 %
4.0.7Humanitaire hulp2016562 853522 203413 34973,4 %
4.0.1Instrument voor pretoetredingssteun (IPA II)2017501 13656 1362 8840,6 %
4.0.3Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)2017
4.0.6Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP)2017
4.0.7Humanitaire hulp2017720 19578 15055 8267,8 %
Som:2 793 2311 591 535769 30127,5 %

Voor de faciliteit werd in 2015 een bedrag van EUR 35 miljoen vervroegd toegewezen (op een totaal van EUR 40 miljoen). Zie ook voetnoot bij vorige tabel.


Tabel 3 Bijdragen aan trustfondsen (betalingen van donoren / in miljoen EUR)  100

NaamCumulatief bedrag vrijgemaakt voor vastleggingenVastgelegd

bedrag
Uitvoerings-

percentage

vastleggingen
Aanbesteed

bedrag
Uitvoerings-

percentage

aanbesteed

bedrag
Cumulatief bedrag vrijgemaakt voor betalingenBetaald

bedrag
Algeheel

uitvoerings-

percentage
(1)(2)(3)=(2)/(1)(4)<5)=(4)/(1)<6)(7)<8)=(7)/(1)
EUTF AFRIKA2 228 6991 775 18880 %1 152 72152 %416153386 90417 %
EUTF BEKOU119 40799 12883 %81 26268 %86 07450 14442 %
EUTF MADAD918716778 57485 %452 65849 %311 569217 61624 %
EUTF COLOMBIA79 32411 00014 %11 00014 %19 3243 8395 %
Totaal3 346 1452 663 88980 %1 697 64151 %833 120658 50320 %

NaamHerkomst van middelenTotale toezeggingCumulatief bedrag vrijgemaakt voor vastleggingenCumulatief bedrag vrijgemaakt voor betalingen
EUTF AFRIKABijdrage uit de EU-begroting358 500219 45968 399
Bijdrage van lidstaten en andere donoren202 38589 34089 340
Bijdrage van het EOF2 289 9001 919 900258 414
EUTF AFRIKA2 850 7852 228 699416 153
EUTF BEKOUBijdrage uit de EU-begroting54 83340 33312 000
Bijdrage van lidstaten en andere donoren64 92535 07435 074
Bijdrage van het EOF113 00044 00039 000
EUTF BEKOU232 758119 40786 074
EUTF MADADBijdrage uit de EU-begroting1 181 260808 066200 919
Bijdrage van lidstaten en andere donoren118450110 650110 650
EUTF MADAD1 299 710918 716311 569
EUTF COLOMBIABijdrage uit de EU-begroting72 00070 00010 000
Bijdrage van lidstaten en andere donoren22 9769 3249 324
EUTF COLOMBIA94 97679 32419 324

Herkomst van middelen - alle EUTF'sBegrotingsjaarCumulatief bedrag vrijgemaakt voor vastleggingenCumulatief bedrag vrijgemaakt voor betalingen
Bijdrage uit de EU-begroting2015598 98522 122
Bijdrage uit de EU-begroting2016144 994221 196
Bijdrage uit de EU-begroting2017393 87948 000
Bijdrage van lidstaten en andere donoren201550 31650 316
Bijdrage van lidstaten en andere donoren2016145 131145 131
Bijdrage van lidstaten en andere donoren201748 94048 940
Bijdrage van het EOF201439 00039 000
Bijdrage van het EOF20151 200 000
Bijdrage van het EOF2016595 000128 514
Bijdrage van het EOF2017129 900129 900
Algemeen totaal:3 346 145833 120


Lijst van afkortingen

ACSAfrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan
DACCommissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO
DCIFinancieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking
DG DEVCODienst van de Commissie voor internationale samenwerking en ontwikkeling
DG NEARDienst van de Commissie voor nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen
EOFEuropees Ontwikkelingsfonds
EIDHREuropees instrument voor democratie en mensenrechten
EFIExtern financieringsinstrument
ENIEuropees nabuurschapsinstrument
EUEuropese Unie
FPIDienst van de Commissie voor instrumenten voor het buitenlands beleid
GDBesluit inzake Groenland
IPAInstrument voor pretoetredingssteun
INSCInstrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid
IcSPInstrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede
MTRTussentijdse evaluatie
LGOLanden en gebieden overzee
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
PIPartnerschapsinstrument


(1) Zie de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening:    
https://publications.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/43f92a44-af94-11e3-86f9-01aa75ed71a1/language-nl  
(2) Verordening (EU) nr. 233/2014 van 11 maart 2014, PB L 77 van 15 maart 2014, blz. 44 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R0233
(3) Verordening (EU) nr. 235/2014 van 11 maart 2014, PB L 77 van 15 maart 2014, blz. 85 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R0235
(4) Verordening (EU) nr. 232/2014 van 11 maart 2014, PB L 77 van 15 maart 2014, blz. 27 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R0232
(5) Verordening (EU) nr. 230/2014 van 11 maart 2014, PB L 77 van 15 maart 2014, blz. 1 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R0230
(6) Verordening (EU) nr. 231/2014 van 11 maart 2014, PB L 77 van 15 maart 2014, blz. 11 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R0231  
(7) Verordening (EU) nr. 234/2014 van 11 maart 2014, PB L 77 van 15 maart 2014, blz. 77 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R0234
(8) Verordening (Euratom) nr. 237/2014 van 13 maart 2014, PB L 77 van 15 maart 2014, blz. 109 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R0237
(9) Besluit 2014/137/EU van de Raad van 14 maart 2014 inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds    
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014D0137
(10) Artikel 18 van Verordening (EU) 2015/322 van de Raad van 2 maart 2015 inzake de uitvoering van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, PB L 58 van 3 maart 2015 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?&uri=CELEX:32015R0322
(11) De externe verslagen zijn als bijlage aan de bij dit verslag horende werkdocumenten gevoegd. De verslagen zijn eveneens beschikbaar via
https://ec.europa.eu/europeaid/public-consultation-external-financing-instruments-european-union_en  
(12) Zie artikel 3, lid 5, en artikel 21, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De belangen, beginselen en fundamentele waarden van de EU worden nader gedefinieerd in internationale overeenkomsten en het EU-beleid inzake externe betrekkingen, zoals: de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling ( https://sustainabledevelopment.un.org/post2015/transformingourworld ); de actieagenda van Addis Abeba van de derde internationale conferentie over de financiering van ontwikkeling ( https://sustainabledevelopment.un.org/index.php?page=view&type=400&nr=2051&menu=35 ); het VN-klimaatverdrag van Parijs ( http://unfccc.int/paris_agreement/items/9485.php ); de Europese consensus inzake ontwikkeling
( https://ec.europa.eu/europeaid/policies/european-development-policy/european-consensus-development_en ); het Partnerschapskader met derde landen binnen de Europese agenda voor migratie
( https://ec.europa.eu/home-affairs/sites/homeaffairs/files/what-we-do/policies/european-agenda-migration/proposal-implementation-package/docs/20160607/communication_external_aspects_eam_towards_new_migration_ompact_en.pdf ); en de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie ( https://europa.eu/globalstrategy ).
(13) Het meerjarig financieel kader wordt onderverdeeld in zes 'rubrieken' of groepen uitgaven.
(14) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(15) Zie de instrumenten in het hoofdstuk over het toepassingsgebied en in tabel 1 onder 1 tot en met 10.
(16) De cijfers bevatten alle overdrachten tussen instrumenten tot en met juli 2017 en de tussentijdse evaluatie van het MFK: http://ec.europa.eu/budget/mff/figures/index_en.cfm
(17)

Irreguliere migranten zijn onderdanen van een derde land die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang als bepaald in artikel 5 van de Schengengrenscode of aan andere voorwaarden voor toegang tot of aanwezigheid of verblijf in die lidstaat. In 2014 was er een verdriedubbeling ten opzichte van 2013 (bron: briefing Europees Parlement):    
http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/BRIE/2015/554202/EPRS_BRI(2015)554202_EN.pdf) . Over het algemeen heeft deze tendens zich nadien doorgezet.

(18) De vier EU-trustfondsen die tussen januari 2014 en juni 2017 werden opgericht, zijn: 1) het EU-trustfonds voor de Centraal-Afrikaanse Republiek (ook wel het Bêkou-trustfonds, juli 2014), 2) het regionaal trustfonds van de Unie in reactie op de Syrische crisis (ook wel het Madad-trustfonds, december 2014), 3) het EU-noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika (november 2015), en 4) het EU-trustfonds voor Colombia (december 2016). Daarnaast werd in februari 2016 de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije opgezet (Besluit van de Commissie C/2016/855 van 10 februari 2016 betreffende de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije en tot wijziging van Besluit C(2015) 9500 final van de Commissie van 24 november 2015).
(19) Verordening (EU) nr. 2017/1601 van 27 september 2017, PB L249 van 15 maart 2014, blz. 1.    
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/ENLTXT/?uri=OJ:L:2017:249:TOC Het Europees fonds voor duurzame ontwikkeling zal blendingactiviteiten combineren met een garantie om zo de risico's te verkleinen en de weg vrij te maken voor particuliere investeringen.  
(20) Zie het externe 'Coherence Report: insights from the external evaluations of the external financing instruments' (juli 2017),    
https://ec.europa.eu/europeaid/coherence-report-insights-external-evaluation-external-financing-instruments_en , lid 8.
(21) Zie ook hoofdstuk 4 'Bijdrage aan consequent extern optreden van de EU'. Zie het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad COM(2016)447:    
https://ec.europa.eu/europeaid/proposal-amending-regulation-eu-no-2302014-establishing-icsp-com2016-447_en
(22) Deze 16 landen en gebieden zijn: Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Moldavië, de bezette Palestijnse gebieden, Syrië, Tunesië en Oekraïne.
(23) Deze acht begunstigden zijn: Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo*, Montenegro, Servië, Turkije en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. (*Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo). IJsland heeft besloten de besprekingen over toetreding niet voort te zetten.
(24) Zie hoofdstuk 4 'Doeltreffendheid' voor meer voorbeelden van hoe de instrumenten hun doel bereikten.
(25) Zie de indicatoren van armoede-evolutie in het recentste verslag over de milleniumontwikkelingsdoelstellingen (2015) http://www.un.org/millenniumgoals/2015_MDG_Report/pdf/MDG%202015%20rev%20(July%201).pdf
(26) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het IcSP, hoofdstuk 5.
(27) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI, hoofdstuk 5.
(28) Voorbeelden:Mededeling COM(2011)637 definitief van 13 oktober 2011: 'Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering',    
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX%3A52011DC0637&qid=1412922281378 ;Conclusies van de Raad over 'Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering', 3166e vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken, Brussel, 14 mei 2012;De Europese consensus inzake ontwikkeling (de gezamenlijke verklaring van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie over het ontwikkelingsbeleid van de Unie: "'De Europese consensus", werd in 2005 goedgekeurd maar verscheen in het Publicatieblad C46 van 24 februari 2006, blz. 1)    
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1513175956408&uri=CELEX:42006X0224(01) ;Nabuurschapsbeleid: Mededeling COM (2011)303 def., 24 mei 2011 'Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden - een herziening van het Europees nabuurschapsbeleid': met tien landen werden overeenkomsten inzake strategische partnerschappen ondertekend: Brazilië, Canada, China, India, Japan, Mexico, de Republiek Korea, de Republiek Zuid-Afrika, de Russische Federatie, en de Verenigde Staten van Amerika;Strategie voor slimme en duurzame groei: Mededeling COM (2010) 2020 def. van 3 maart 2010; 'Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei',
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52010DC2020 ;Beleid inzake handel, groei en wereldvraagstukken: Mededeling COM (2010) 612 def. van 9 november 2010 'Handel, groei en wereldvraagstukken: handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie'; en de Europese veiligheidsstrategie: 'Een veiliger Europa in een betere wereld. Europese veiligheidsstrategie', goedgekeurd door de Europese Raad, 12 december 2003.
(29) Bron: Coherence Report, lid 10.
(30) Bron: Coherence Report, lid 13.
(31) Bron: Coherence Report, lid 14.
(32) Zie hoofdstuk 2 'Achtergrond' voor de wijziging van het IcSP.
(33) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het IcSP, hoofdstuk 5.
(34) Bron: Coherence Report, lid 16.
(35) Bron: Coherence Report, tabel 2, blz 7.
(36) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI, hoofdstuk 5.
(37) Met name van het 11e EOF viel de financiële flexibiliteit erg op, bij aanvang waren nagenoeg 20 % van de fondsen niet toegewezen.
(38) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van IPA II, hoofdstuk 5.
(39) Zie bijlagen voor de financiële opsplitsing voor verdere details over de EU-trustfondsen en de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.
(40) Met uitzondering van het voorstel over CBSD, zie hoofdstuk 2 'Achtergrond'.
(41) Zie 'Conclusies' in hoofdstuk 5 en het Coherence Report, lid 65.
(42) Zie bijvoorbeeld het 'Jaarverslag 2016 over de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Europese Unie voor de financiering van externe maatregelen in 2015', SWD(2016)456 final van 19 december 2016.
(43) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het IcSP, hoofdstuk 5.
(44) Zie bijlage 4 bij deel 2/2 van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het 'Jaarverslag 2016 over de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Europese Unie voor de financiering van externe maatregelen in 2015', SWD(2016)456 final van 19 december 2016. https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/annual-report-swd-part-2-2016-456-20161221_en.pdf
(45) Meer informatie over het EU-kader voor de resultaten op het gebied van internationale samenwerking en ontwikkeling via https://ec.europa.eu/europeaid/devcos-results-framework_en
(46) In dit verslag wordt een aantal resultaten besproken die werden geboekt via door de EU gefinancierde ontwikkelingssamenwerkingsprojecten en -programma's die midden 2013 en midden 2014 in EU-partnerlanden werden afgewerkt. Zie    
https://ec.europa.eu/europeaid/eu-international-cooperation-and-development-first-report-selected-results-july-2013-june-2014_en
(47) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI, hoofdstuk 3, en werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van IPA II, hoofdstuk 5.
(48) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI, hoofdstuk 5. Dankzij jaarprogramma's voor verkiezingswaarnemingsmissies kan er snel worden ingespeeld op wijzigingen in de verkiezingskalenders in partnerlanden.
(49) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het EIDHR, hoofdstuk 5.
(50) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het IcSP, hoofdstuk 5.
(51) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van IPA II, hoofdstuk 5.
(52)

Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over het besluit van de Raad inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds (besluit inzake Groenland), hoofdstuk 6.

(53) Bron: bijvoorbeeld werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het EIDHR, Conclusies.
(54) Bijdragen voor het klimaat van het 11e EOF stegen van 3,3 % in 2014 tot 23,6 % in 2016, en bijdragen voor klimaatverandering van het DCI stegen van 17,7 % in 2014 tot 24,9 % in 2016. Bron: indicator 12b, EU-kader voor de resultaten op het gebied van internationale samenwerking en ontwikkeling met input van het OESO/DAC Creditor Reporting System.
(55) Bron: bijvoorbeeld werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het DCI, hoofdstuk 5; werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het EOF, hoofdstuk 5.
(56) Bron: 'EU gender action plan 2016-2020 at year one: European implementation assessment by the European Parliament'    
http://www.europarl.europa.eu/thinktank/en/document.html?reference=EPRS_STU%282017%29603256  
(57) Het genderactieplan 2016-2020 is het EU-kader voor het ondersteunen van gendergelijkheid en emancipatie van vrouwen en meisjes in externe betrekkingen. In de eerder genoemde Europese uitvoeringsbeoordeling door het Europees Parlement wordt gesteld dat gendergelijkheid en emancipatie van vrouwen in partnerlanden dankzij de EU gangbare begrippen zijn geworden in partnerlanden en dat de EU heel wat lessen heeft getrokken uit het eerdere genderactieplan (2010-2015). Het IcSP werd met name geprezen om de resultaten die tot nog toe werden geboekt op het vlak van betrokkenheid met vrouwenngo's of -maatschappelijke organisaties over de 'samenleving als geheel'-aanpak.
(58) Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het 'Jaarverslag 2016 over de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Europese Unie voor de financiering van externe maatregelen in 2015', SWD(2016)456 final van 19 december 2016.
(59) Comitologie verwijst naar een procedure waarbij de comités met vertegenwoordigers uit de lidstaten helpen bij het maken, goedkeuren en uitvoeren van EU-wetgeving. Zie de comitologieverordening:
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=celex%3A32011R0182  
(60) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het DCI, hoofdstuk 5.
(61) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het 11e EOF, hoofdstuk 5.
(62) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI voor samenwerking met derde landen, hoofdstuk 2.
(63) Ook met sommige strategische partnerlanden als Brazilië, China, India en Mexico.
(64) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het IcSP, hoofdstuk 5.
(65) Bron: Coherence Report, lid 33.
(66) Bovendien verstrekte het gedeelte crisisrespons van het IcSP 33 % van zijn middelen aan Afrika in de betrokken periode.
(67) Via de beleidscoherentie voor ontwikkeling probeert de EU rekening te houden met de ontwikkelingsdoelstellingen in al haar beleidsdaden die een mogelijk effect hebben op de ontwikkelingslanden. Er wordt gestreefd naar zo weinig mogelijk tegenstrijdigheden en zo veel mogelijk synergieën tussen verschillende EU-beleidsmaatregelen ten bate van ontwikkelingslanden en de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking. Beleidscoherentie ter ondersteuning van ontwikkelingsdoelstellingen werd voor het eerst in EU-wetgeving opgenomen in 1992 en verder versterkt in het Verdrag van Lissabon (artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de EU), zodat de EU op internationaal vlak een pionier ter zake werd.
(68) Zie het 5e verslag over de samenhang in het EU-beleid voor ontwikkeling 2015:
https://ec.europa.eu/europeaid/policies/policy-coherence-development_en
(69) Bron: Coherence Report, lid 51-53.
(70) Bron: Coherence Report, lid 37 en hoofdstuk 5 van het werkdocument van de diensten van de Commissie, die als bijlage bij dit verslag zijn gevoegd.
(71) Zie bijvoorbeeld de centra van thematische expertise die de Commissie heeft opgericht. Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van IPA II, hoofdstuk 5. Of in het PI bijvoorbeeld de expertise van de EU op het vlak van technische normen, Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI, bijlage 3.
(72) De EU wordt door de dialoogpartners voornamelijk gezien als een actor die niet de belangen van een specifiek land verdedigt of voorop stelt; dat is met name van belang voor de EU als actor voor vrede en veiligheid bij crisisrespons in het kader van het IcSP en voor verkiezingswaarnemingsmissies in het kader van het EIDHR.
(73) De mondiale reikwijdte van het EIDHR, met inbegrip van verkiezingswaarnemingsmissies en het PI (hoewel toegespitst op strategische partners).
(74) Met name het EOF en de thematische component van het DCI.
(75) De jaarperiodiciteit is het begrotingsbeginsel dat uitgaven en inkomsten worden geprogrammeerd en geautoriseerd voor een periode van één jaar die start op 1 januari en eindigt op 31 december. Bron: Artikel 9 van Verordening nr. 966/2012 over de financiële regels die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie:
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/nl/TXT/PDF/?uri=CELEX:32012R0966
(76) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van IPA II, hoofdstuk 5.
(77) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het IcSP, hoofdstuk 2.
(78) Bronnen: werkdocument van de diensten van de Commissie over het ENI, hoofdstuk 5, en werkdocument van de diensten van de Commissie over IPA II, hoofdstuk 5.
(79) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI, hoofdstuk 5.
(80) Zie externe evaluatie over gezamenlijke programmering:    
https://ec.europa.eu/europeaid/evaluation-eu-joint-programming-process-development-cooperation-2011-2015_en  
(81) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over het IcSP, hoofdstuk 5.
(82) Bron: Coherence Report, kader 1, blz. 5.
(83) Bronnen: bijvoorbeeld werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het DCI, hoofdstuk 5, en werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van EOF, hoofdstuk 5.
(84) Zie tabel 3 in de bijlage voor de financiële opsplitsing.
(85) Verordening (EU) 2015/323 van de Raad van 2 maart 2015 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 58 van 3.3.2015, blz. 17).
(86) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening, blz. 8.
(87) Voorstel COM(2016) 605 final van de Commissie van 14 september 2016.
(88) Zie artikel 3, lid 5, en artikel 21, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
(89) Zie hoofdstuk 2 'Achtergrond' voor meer informatie.
(90) Zie externe evaluatie van EU-gezamenlijke programmeringsprocedures voor ontwikkelingssamenwerking (maart 2017) http://ec.europa.eu/europeaid/evaluation-eu-joint-programming-process-development-cooperation-2011-2015_en
(91) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI, hoofdstuk 5.
(92) Zie bijvoorbeeld de beschrijving van instrumenten die actief zijn in Afrika in hoofdstuk 4 over 'Interne en externe samenhang, complementariteit en synergieën tussen externe financieringsinstrumenten'.
(93) COM(2011) 637 van 13 oktober 2011.
(94) Bron: Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het 'Jaarverslag 2016 over de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Europese Unie voor de financiering van externe maatregelen in 2015', SWD(2016)456 final van 19 december 2016.
(95) Bron: Jaarverslag 2016 over de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Europese Unie voor de financiering van externe maatregelen in 2015, SWD(2016)456 final van 19 december 2016.
(96) Bron: werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van het PI, hoofdstuk 5.
(97) Zie ook de verklaring van Rome van 25 maart 2017.
(98) Bron: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad 'Tussentijdse evaluatie/herziening van het meerjarig financieel kader 2014-2020 Een resultaatgerichte EU-begroting', COM (2016) 603 final van 14 september 2016.
(99) Commissie COM (2017)2025 van 1 maart 2017 - Witboek over de toekomst van Europa; Commissie COM (2017)315 van 7 juni 2017 - Discussienota over de toekomst van de Europese Defensie; Commissie COM (2017)358 van 28 juni 2017 - Discussienota over de toekomst van de EU-financiën.
(100)  Bron: Dienst van de Commissie voor internationale samenwerking en ontwikkeling, juli 2017. Cijfers per 30 september 2017 op basis van het verslagenpakket: overzicht van alle EU-trustfondsen, gepubliceerd door DG Begroting.