Artikelen bij COM(2013)333 - Rol EU in de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO): nieuwe catalogus van bevoegdheden en afstemming tussen Raad en Commissie over uitoefening rechten lidstaten in de FAO

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52013DC0333

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD De rol van de Europese Unie in de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) na het Verdrag van Lissabon: Bijgewerkte bevoegdheidsverklaring en nieuwe afspraken tussen de Raad en de Commissie voor de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de EU en haar lidstaten /* COM/2013/0333 final */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

De rol van de Europese Unie in de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) na het Verdrag van Lissabon: Bijgewerkte bevoegdheidsverklaring en nieuwe afspraken tussen de Raad en de Commissie voor de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de EU en haar lidstaten

Inleiding: De EU en de FAO

Sinds 1991 is de Europese Unie, naast haar lidstaten, lid van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

De FAO en de twee andere in Rome gevestigde VN-agentschappen staan centraal in de internationale politiek: zij spelen een normatieve, technische en operationele rol op gebieden als voeding, landbouwproductiviteit, plattelandsontwikkeling, preventie van wereldwijde voedselcrises, grensoverschrijdende bedreigingen, duurzaam bosbeheer, visserij en aquacultuur, water en land, dierlijke en plantaardige productie, capaciteitsontwikkeling voor informatie en statistieken, opstellen van mondiale normen, handel en goederen, ontwikkeling en humanitaire hulp. Dat zijn allemaal gebieden die voor de EU belangrijk zijn.

Met haar lidmaatschap van de FAO en haar overeenkomsten inzake strategische partnerschappen met de drie in Rome gevestigde VN-agentschappen heeft de EU aangetoond bereid te zijn deel te nemen aan de beleidsdialoog op het hoogste niveau. Bovendien wordt ook aanzienlijke financiële steun verleend aan de drie organisaties. Samen vormen deze drie organen het belangrijkste internationale beleidsforum voor beleidskwesties betreffende voedsel en landbouw waarvoor de betrokkenheid van de EU essentieel is.

Het werk van de FAO is cruciaal om vooruitgang te boeken met de internationale agenda voor voedselzekerheid. De opdracht van de FAO houdt verband met kerngebieden van het EU-beleid en het is dan ook van het grootste belang dat de EU met de FAO kan blijven samenwerken op al deze gebieden, zodat in het beleid, de richtlijnen en de principes die op internationaal niveau worden uitgewerkt, rekening wordt gehouden met het EU-beleid. De EU moet tonen dat de kritische rol die zij - dankzij haar positie als s werelds grootste donor - speelt bij het aanpakken van problemen op het vlak van wereldwijde voedselzekerheid, ondersteund wordt door een doordacht beleid. Dit is van bijzonder belang nu de EU begint te werken aan innoverende initiatieven inzake weerstand en voeding die samenvallen met de programmering tot eind 2020. De besprekingen over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van 2015 zullen ook intensiever worden en er zullen doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDGs) worden geformuleerd waarin in de EU een beslissende en sterke rol wenst te spelen.

De gebieden waarop het mandaat van de FAO betrekking heeft, staan centraal in het EU-beleid en zelfs in de hele wereld. Uit recente voorbeelden blijkt dat de EU zich betrokken voelt bij en belangstelling heeft voor het werk van de FAO. De EU heeft deelgenomen aan onderhandelingen die geleid hebben tot de goedkeuring van de vrijwillige richtsnoeren voor verantwoord beheer van bodemgebruik, visserij en bosbouw, de overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen en de vrijwillige richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat. Zij neemt deel aan de lopende besprekingen over de principes die zouden moeten gelden voor verantwoorde landbouwinvesteringen. De EU draagt actief bij aan de werkzaamheden van het Internationaal Verdrag inzake plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw. Als lid levert de EU ook de nodige beschikbare statistische gegevens aan voor de beleidsgebieden die vallen onder de FAO. De EU is vaak vertegenwoordigd op beleidsniveau als een internationale reactie nodig is betreffende onderwerpen van internationaal belang, zoals de recente voedselcrises in de Sahel en de Hoorn van Afrika of de stijgende voedingsprijzen.

De EU is ook een sterke pleitbezorger van de hervorming van de FAO en de hervorming van het Comité voor de wereldvoedselzekerheid (CFS), een intergouvernementeel orgaan dat de FAO heeft opgericht om het beleid inzake wereldvoedselzekerheid te evalueren en te volgen; zij biedt zowel financiële als politieke steun voor beide hervormingen.

Tussen 2006 en 2011 werd ieder jaar gemiddeld 1 miljard euro uitgetrokken voor plattelandsontwikkeling, ruimtelijke ordening, landbouw en voedselzekerheid. Duurzame landbouw en voedsel- en voedingszekerheid staan bovenaan de EU-agenda voor ontwikkelingssamenwerking voor de lange termijn en zijn een belangrijk onderdeel van onze dialoog met partnerregeringen en internationale organisaties zoals de FAO. Tegelijk blijft ook de aanpak van dringende voedsel- en voedingsbehoeften een prioriteit voor de EU.

Op beleidsvlak is het dus cruciaal dat de EU doeltreffender samenwerkt met de FAO. Als de grootste donor ter wereld voor voedselzekerheid speelt de EU een cruciale rol bij het aanpakken van de problemen inzake wereldwijde voedselzekerheid.

De rol van de Europese Unie in de FAO na het Verdrag van Lissabon

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vertegenwoordigt de Commissie de Unie op alle gebieden, behalve dat van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), waar de Unie wordt vertegenwoordigd door de voorzitter van de Europese Raad en de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. De delegaties van de Unie vertegenwoordigen de EU zowel met betrekking tot het GBVB als tot andere kwesties bij derde landen en internationale organisaties. Als de FAO niet-GBVB-gerelateerde kwesties behandelt, zijn de relevante EU-actoren dus de Commissie en de bij de FAO geaccrediteerde EU-delegatie.

De Verdragen voorzien ook in een nauwe en goede samenwerking tussen de EU en haar lidstaten. In de FAO wordt, net als in andere internationale organisaties, het nodige gedaan om ervoor te zorgen dat de interactie tussen de actoren van de EU en de EU-lidstaten consistent is. Zij coördineren hun actie zo uitgebreid mogelijk, onder meer in het licht van de eenheid in de vertegenwoordiging, de transparantie en de goede samenwerking.

De Unie en haar lidstaten de nodige middelen ter beschikking stellen zodat zij in de FAO efficiënter en coherenter kunnen werken, is een onderdeel van de ruimere strategie van de Commissie voor een geleidelijke verbetering van de participatie van de EU in internationale organisaties en andere fora, en stemt overeen met de resolutie van het Europees Parlement van 11 mei 2011: 'De EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties'.

Bij heel wat andere organisaties kan de EU niet efficiënt deelnemen door statusbeperkingen, maar de EU is al lid van de FAO. Dat hoeft dus niet te worden veranderd. Een coherente, alomvattende en uniforme externe vertegenwoordiging van de EU kan worden gerealiseerd door aan de FAO een nieuwe bevoegdheidsverklaring voor te leggen, ter vervanging van de recentste die in 1994 verscheen en door de huidige interne regelingen tussen de Raad en de Commissie, die dateren van 1991 en in 1992 en 1995 werden geactualiseerd, te vervangen.

Noch de nieuwe verklaring inzake bevoegdheden, noch de nieuwe regelingen, hebben enige gevolgen voor de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten die is vastgelegd in de Verdragen.

Bevoegdheidsverklaring

Volgens artikel II, lid 7, van het Statuut van de FAO, moet de EU aan de FAO alle veranderingen betreffende de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten voorleggen.

De jongste bevoegdheidsverklaring van de Europese Gemeenschap aan de FAO dateert van 1994. Sindsdien zijn de bevoegdheden die de EU krachtens de Verdragen heeft en die relevant zijn voor de activiteiten van de FAO, aanzienlijk veranderd. Bovendien werd met het Verdrag van Lissabon verduidelijkt welk wettelijk kader van toepassing is op de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten.

In het licht hiervan is het noodzakelijk dat aan de FAO een nieuwe bevoegdheidsverklaring wordt voorgelegd.

De verklaring van bevoegdheden moet de bevoegdheden opsommen die de EU krachtens de Verdragen heeft en die het meest relevant zijn voor de activiteiten van de FAO. Gezien de mogelijke ontwikkelingen inzake de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten, en het feit dat een dergelijke verklaring alleen maar een mededeling inhoudt, zou de verklaring algemeen moeten worden geformuleerd. De andere leden van de FAO moeten wel kunnen worden ingelicht over de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten, in combinatie met de informatieve nota die de EU aan de FAO moet bezorgen betreffende de specifieke zittingen van de organen van de FAO.

De bevoegdheidsverklaring vervangt de verklaring uit 1994 die momenteel geldt voor de meeste organen en overeenkomsten van de FAO, ook de centrale organen van de FAO. Deze nieuwe verklaringen inzake bevoegdheden moet de EU de mogelijkheid bieden haar betrekkingen met de belangrijkste organen van de FAO te verduidelijken. Het is echter gepast om de FAO-organen en overeenkomsten waarvoor de EU een specifieke bevoegdheidsverklaring heeft ingediend, in dit stadium niet bij deze oefening te betrekken. Momenteel beoordeelt de Commissie deze specifieke verklaringen inzake bevoegdheden om ze later eventueel te herzien, daarbij rekening houdend met de verplichtingen die voortvloeien uit het statuut van de FAO, met de lopende besprekingen met de betrokken internationale organen en met de veranderende aard van het wetgevingskader van de EU. Commissie-initiatieven voor de herziening hiervan gaan in principe van start in 2014.

De nieuwe regelingen over de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten

De interne coördinatie voor de vaststelling en uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten in de FAO wordt momenteel geregeld in een overeenkomst die in 1991 werd gesloten tussen de Raad en de Commissie. In 1992 en 1995 is deze overeenkomst herzien om een aantal zaken op te helderen met betrekking tot spreek- en stemrecht. Het Hof van Justitie heeft de mogelijkheid gehad om te besluiten dat dergelijke regelingen wettelijke bindend zijn voor de instellingen.

Deze regelingen moeten om meerdere redenen worden herzien. In de praktijk heeft de toepassing ervan voortdurend geleid tot tijdrovende discussies over de bevoegdheidsverdeling. Op die manier was er te weinig tijd voor de voorbereidende instanties van de Raad om in te gaan op de inhoud van de standpunten die in het licht van de FAO-vergaderingen moesten worden ingenomen. Bovendien zijn zij niet langer in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Lissabon.

Een nieuwe regeling moet worden beschouwd als een instrument waarmee de Raad zijn rol in het EU-beleid kan verbeteren en volledig kan vervullen, en waarmee de Commissie en de EU-delegaties, als externe actoren van de EU, de EU doeltreffend kunnen vertegenwoordigen bij de FAO.

Zij moeten ervoor zorgen dat de FAO-vergaderingen efficiënter worden voorbereid. Met name moeten de voorbereidende instanties van de Raad voldoende tijd krijgen om te overwegen welke de te volgen richtsnoeren zijn, of, indien nodig, voorlopige verklaringen op te stellen die de bestaande EU-standpunten weergeven.

Als er geen EU-standpunt bestaat of als de omstandigheden ingrijpend veranderd zijn, moet de Raad zijn taak als beleidsmaker kunnen uitoefenen door in te stemmen met een EU-standpunt, in overeenstemming met de relevante bepalingen in de verdragen, en ruim voor de FAO-vergadering. Ten slotte moeten in gevallen waarin agendapunten van de FAO betrekking hebben op gebieden waarvoor EU-standpunten op zich niet volstaan om het hele agendapunt te omvatten, gemeenschappelijke standpunten van de EU en haar lidstaten worden opgesteld.

Aangezien deze nieuwe regelingen moeten zorgen voor een coherente, alomvattende en uniforme externe vertegenwoordiging van de EU en haar lidstaten, moeten alle standpunten worden uiteengezet van achter het 'EU'-naambordje. De actoren van de EU en de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad beheert, moeten dus nauw samenwerken, in het bijzonder voor de uiteenzetting van gemeenschappelijke standpunten.

De nieuwe regelingen tussen de Raad en de Commissie betreffende de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de EU en haar lidstaten, moeten de regelingen uit 1991 en 1995 vervangen. Met de vervanging van deze regelingen uit 1991 en 1995, die in de praktijk tot heel wat problemen en lange discussies hebben geleid, komen de Raad en de Commissie overeen de vergaderingen van de voornaamste organen van de FAO beter en efficiënter voor te bereiden. Door de aard van deze regelingen, namelijk de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de EU en haar lidstaten, moeten zij van toepassing zijn op alle organen en overeenkomsten van de FAO, behalve op die waarvan alleen de EU lid is of waarvan alleen de EU-lidstaten lid zijn, of op organen waarvoor specifieke regelingen gelden. De Commissie zal in 2014 beginnen met de evaluatie van deze specifieke regelingen om ze later eventueel te herzien.

Begeleidende maatregelen door de Commissie en de EU-delegatie

De Commissie wenst de nodige middelen vrij te maken om efficiënt deel te nemen aan de werkzaamheden van de FAO. Er zijn in die zin al een aantal maatregelen getroffen. De EU-delegatie is Rome is uitgebreid met twee posten, voor humanitaire en de landbouwaangelegenheden. Bovendien zal Brussel systematisch deskundigheid ter beschikking stellen als dat nodig is, en zal er ook een grotere betrokkenheid zijn bij de beleidsbesprekingen die in de FAO plaatsvinden.

Momenteel heeft de EU niet het recht om deel te nemen aan de drie FAO-comités met lidmaatschapsbeperkingen (Finance Committee, Programme Committee and Committee on Constitutional and Legal Matters). Deze beperkingen horen bij haar lidmaatschapsstatus. Aangezien de EU binnen de FAO financieel belangrijk is, en er sinds de hervorming een duidelijk verband is tussen bestuurlijke en thematische kwesties, verhindert deze situatie de EU om volledig deel te nemen aan alle aspecten van de FAO-werkzaamheden. Ook de meer algemene kwestie van een formele rol voor de EU in de comités (voorzitter, medevoorzitter) moet spoedig worden aangepakt om tot overeenstemming met het Verdrag van Lissabon te komen.

Conclusies

In het licht van het voorgaande stelt de Commissie voor dat:

· de Raad nota neemt van de bevoegdheidsverklaring in bijlage 1, die, in overeenstemming met artikel 221 VWEU, aan de FAO moet worden voorgelegd door de EU-delegatie in Rome, ter vervanging van de bevoegdheidsverklaring van 1994;

· de Raad en de Commissie overeenstemming bereiken over de regelingen in bijlage 2 die van toepassing zijn vanaf de datum dat de regelingen betreffende de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten in de FAO worden goedgekeurd.

Bijlage 1

Bevoegdheidsverklaring van de Europese Unie betreffende aangelegenheden waarop het Statuut van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) van toepassing is

(Overeenkomstig de algemene regels van de FAO)

Als lid van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) dient de Europese Unie (EU), overeenkomstig artikel II, lid 7, van het Statuut van de FAO, de volgende bevoegdheidsverklaring in, waarin de categorieën en beleidsdomeinen worden vermeld waarvoor de lidstaten van de EU bevoegdheden hebben verleend aan de EU op gebieden die onder de FAO vallen.

Deze bevoegdheidsverklaring is van toepassing op alle organen en overeenkomsten van de FAO, behalve indien een specifieke bevoegdheidsverklaring van toepassing is. Zij vervangt de verklaring die in 1994 aan de FAO werd voorgelegd.

1. algemene principes

De FAO is al ingelicht over het feit dat de EU, vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, de Europese Gemeenschap vervangt en opvolgt, en dat vanaf die datum de bij de FAO geaccrediteerde delegatie van de Europese Gemeenschap de delegatie van de EU wordt. Krachtens artikel 1, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is de EU gegrond op het VEU en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

De bevoegdheidsgebieden van de EU worden vermeld in de artikelen 2 tot en met 6 VWEU. In de gevallen waarin de EU de bevoegdheid deelt met de lidstaten en voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend of besloten heeft haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen, oefenen de lidstaten hun bevoegdheid uit. Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de EU worden toegekend, zijn bevoegdheden van de lidstaten.

Op basis van deze verklaring en in overeenstemming met artikel II, lid 8, van het Statuut en Regel XLII van de algemene regels van de FAO, zal de EU bij de FAO, indien nodig, vóór de vergadering van een FAO-orgaan, een informatieve nota indienen met betrekking tot de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten door ofwel de EU, ofwel haar lidstaten, met betrekking tot de onderwerpen die tijdens die vergadering zullen worden behandeld.

In overeenstemming met artikel II, lid 10, van het Statuut van de FAO, oefent de EU de aan het lidmaatschap verbonden rechten uit voor beleidsgebieden waarop de EU bevoegd is, zoals hieronder uiteengezet. Voor beleidsgebieden waarop zowel de EU als de lidstaten bevoegd zijn om in de FAO op te treden, oefenen ofwel de EU ofwel haar lidstaten de aan het lidmaatschap verbonden rechten uit van zowel de EU als haar lidstaten.

De verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten zoals zij hieronder wordt beschreven, kan steeds worden aangepast. Als deze lijst moet worden aangepast, behoudt de EU zich het recht voor om de verklaring dienovereenkomstig te wijzigen, zonder dat dit een essentiële voorwaarde is om de bevoegdheid uit te oefenen op gebieden waarvoor de FAO bevoegd is.

2. Bevoegdheden van de EU

2.1.        Alleen de EU is bevoegd om in de FAO op te treden op de beleidsgebieden die zijn opgesomd in artikel 3, lid 1, VWEU, namelijk de douane-unie, de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne markt nodig zijn; het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben; de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de gemeenschappelijke handelspolitiek.

2.2.        Bovendien mag de EU, op bepaalde beleidsgebieden die met name in artikel 4, lid 2, VWEU, worden opgesomd, alleen in de FAO optreden voor zover de EU gezamenlijke regels heeft vastgesteld waarvoor acties van de FAO gevolgen kunnen hebben of waarvoor extern optreden van de EU vereist is om de EU in staat te stellen haar interne bevoegdheden uit te oefenen. Deze beleidsgebieden zijn in het bijzonder:

– de interne markt, met inbegrip van maatregelen die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren (artikel 26, lid 1, VWEU), de aanpassing van de wetgeving (artikelen 114 tot en met 118 VWEU) en het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal (artikelen 28 tot en met 37 en 45 tot en met 66 VWEU);

– landbouw en plattelandsontwikkeling, met name acties om:

· de landbouwproductiviteit duurzaam te vergroten, in overeenstemming met het optreden van de Unie op het vlak van milieubeleid, klimaatverandering, bosbouw en energie;

· de markten te stabiliseren, prijsschommelingen onder controle te houden, de voorziening veilig te stellen en voedselzekerheid te waarborgen;

· de doelstellingen na te streven van de gemeenschappelijke handelspolitiek met betrekking tot landbouwproducten;

· de landbouwers een redelijke levensstandaard te verzekeren;

· redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren;

· de economische ontwikkeling van landbouwgebieden en plattelandsgebieden te verzekeren.

– visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, en aquacultuur;

– milieu, met inbegrip van maatregelen die moeten worden goedgekeurd krachtens artikel 192 VWEU om de doelstellingen van het EU-beleid te bereiken als bepaald in artikel 191 VWEU, namelijk behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, waaronder bossen, en bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering;

– energie, met inbegrip van maatregelen die moeten worden goedgekeurd krachtens de artikelen 170, 192 en 194, lid 2, VWEU, om de doelstellingen van het EU-beleid te bereiken als bepaald in artikel 194 VWEU in het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt en rekening houdend met de noodzaak om het milieu in stand te houden en te verbeteren, namelijk om de werking van de energiemarkt te waarborgen, de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen, energie-efficiënte, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren en de interconnectie van energienetwerken te bevorderen;

– maatregelen die moeten worden genomen krachtens artikel 168, lid 4, VWEU, in verband met gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid, met inbegrip van maatregelen waarbij hoge kwaliteits- en veiligheidseisen worden gesteld aan organen en stoffen van menselijke oorsprong en aan geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, en maatregelen in verband met voedsel en voeder, op veterinair en fytosanitair gebied.

3. Bevoegdheden van de EU en van haar lidstaten

3.1.        Op bepaalde gebieden zijn zowel de EU als haar lidstaten bevoegd om op te treden in de FAO, met name inzake:

– onderzoek en ontwikkeling en ruimtevaart, met inbegrip van maatregelen die moeten worden goedgekeurd krachtens artikel 180 VWEU om activiteiten uit te voeren betreffende de omschrijving en tenuitvoerlegging van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, waarbij de samenwerking en de verspreiding van resultaten wordt bevorderd;

– ontwikkelingssamenwerking, met inbegrip van maatregelen die moeten worden goedgekeurd krachtens artikel 209 VWEU om de doelstellingen van het EU-beleid te bereiken als bepaald in artikel 208 VWEU, namelijk de terugdringing en uitbanning van armoede, en voedselzekerheid en voeding;

– humanitaire hulp, met inbegrip van activiteiten die de EU uitvoert, en wetgevende en beleidsmaatregelen die zij goedkeurt om de doelstellingen van het beleid inzake humanitaire hulp te bereiken als bepaald in artikel 214, lid 1, VWEU, namelijk aan de bevolking van derde landen die het slachtoffer is van natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, specifieke bijstand en hulp te bieden en haar te beschermen om de uit die situaties voortvloeiende humanitaire noden te lenigen;

– bescherming en verbetering van de volksgezondheid;

– industrie, met inbegrip van maatregelen ter bevordering van een gunstig klimaat voor het concurrentievermogen van de industrie en in het bijzonder van kleine en middelgrote ondernemingen;

– toerisme, met inbegrip van de bevordering van een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van de toeristische sector.

3.2.        Als leden van de FAO hebben zowel de EU als haar lidstaten bevoegdheden om op te treden in de FAO met betrekking tot organisatorische en procedurele zaken, met inbegrip van juridische en begrotingsaangelegenheden, verkiezing van voorzitters, goedkeuring van de agenda en van verslagen.

Bijlage 2

Regelingen tussen de Raad en de Commissie betreffende de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de Europese Unie en haar lidstaten in de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO)

1. Toepassingsbereik en algemene beginselen

Deze regelingen zijn van toepassing op de vaststelling en de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de Europese Unie (EU) en haar lidstaten in alle organen en overeenkomsten van de FAO, ook de redactiecomités. Zij zijn niet van toepassing op organen en overeenkomsten waarvan alleen de EU lid is of waarvan alleen de EU-lidstaten lid zijn, of op organen waarvoor specifieke regelingen gelden. Deze regelingen vervangen de regelingen die in 1991 werden gesloten (document 10478/91, bijlage IIa) en werden bijgewerkt in 1992 (document 9050/92, bijlage IIb) en in 1995 (document 8460/95, bijlage IIc.).

Deze regelingen moeten worden uitgevoerd met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking als bepaald in de artikelen 4, lid 3, en 13, lid 2, VEU, zodat een coherente, alomvattende en uniforme externe vertegenwoordiging van de EU kan worden gerealiseerd.

Deze regelingen doen geen afbreuk aan de verdeling van bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten, noch aan de bevoegdheidsverdeling tussen de instellingen krachtens de Verdragen. Zij doen evenmin afbreuk aan de besluitvormingsprocedures voor de goedkeuring van EU-standpunten door de Raad zoals die zijn vastgelegd in de Verdragen. Deze regelingen lopen niet vooruit op toekomstige soortgelijke regelingen voor andere internationale organisaties.

Voor het doel van deze regelingen en in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie, wordt over een kwestie een EU-standpunt bepaald ofwel als de kwestie valt onder EU-wetgeving of op een andere wijze bepaald EU-beleid (algemene richtsnoeren, conclusies van de Raad, EU-strategieën of gecoördineerde acties) ofwel als een dergelijk standpunt wordt opgesteld met het oog op de relevante FAO-vergadering.

2. de voorbereiding van FAO-vergaderingen

2.1.        Fora voor coördinatie

Alle kwesties met betrekking tot de vaststelling en de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten in de FAO worden voorgelegd aan de bevoegde voorbereidende instanties van de Raad (b.v. de Groep coördinatie (FAO), de Groepen visserij, bosbouw of fytosanitaire maatregelen) in Brussel.

De nodige inspanningen worden geleverd om binnen deze groepen in een sfeer van loyale samenwerking tot een overeenkomst te komen. Als er binnen de groepen geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt de kwestie tijdig vóór de betreffende FAO-vergadering voorgelegd aan het Coreper en, indien nodig, aan de Raad.

Indien nodig kunnen lokale coördinatievergaderingen plaatsvinden in Rome of elders (afhankelijk van de plaats waar de FAO-vergaderingen plaatsvinden). Deze vergaderingen worden voorbereid en voorgezeten door de bij de FAO geaccrediteerd EU-delegatie of, wanneer de FAO-vergaderingen buiten Rome plaatsvinden en de bij de FAO geaccrediteerd EU-delegatie deze taak niet kan vervullen, door de EU-delegatie in het land waar de vergadering plaatsvindt of, door de Vertegenwoordiging van een lidstaat in dat land of de Commissie, in samenwerking met de EU-delegatie bij de FAO. Deze lokale coördinatievergaderingen zijn bedoeld om onvoorziene problemen te bespreken. Zij kunnen niet leiden tot grote wijzigingen van de EU-standpunten, gemeenschappelijke standpunten, gekozen aanpak of verklaringen die in overeenstemming met punt 2.3. zijn bepaald.

2.2.        'Informatienota' over de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de EU en haar lidstaten

Indien vereist op basis van regel XLII, tweede alinea, van de algemene regels van de FAO betreffende de ontvangst van de agenda's van de FAO, dient de Commissie bij het secretariaat-generaal van de Raad een ontwerp in van de voorlopige 'informatienota' betreffende de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten van de EU en haar lidstaten (hierna de 'voorlopige informatienota' genoemd).

De voorlopige informatienota bevat de voorlopige taakverdeling en waar nodig de uit te brengen stemmen in de FAO-organen.

Als een lidstaat het niet eens is met het ontwerp van voorlopige informatienota van de Commissie geeft zij hiervoor schriftelijk haar redenen op, ten laatste twee werkdagen vóór de vergadering van de groep.

De Commissie zendt de voorlopige informatienota naar de EU-delegatie geaccrediteerd bij de FAO in Rome voor verdere toezending aan de FAO.

De toezending van de voorlopige informatienota doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om later nog wijzigingen door te geven aan de FAO. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als EU-standpunten of gemeenschappelijke standpunten (in de vorm van te volgen richtsnoeren of verklaringen) pas worden opgesteld nadat de voorlopige informatienota is verzonden of doordat de achtergronddocumentatie van de FAO te laat werd ontvangen.

2.3.        Voorbereiding en goedkeuring van te volgen richtsnoeren en van stemintenties

2.3.1.     De standpunten die de EU of de EU en haar lidstaten in de FAO innemen, hebben in principe de vorm van te volgen richtsnoeren, waarbij de externe actoren voldoende flexibiliteit behouden om de belangen van de EU en/of haar lidstaten zo efficiënt mogelijk te vertegenwoordigen. Alleen indien dit nodig wordt geacht, worden de standpunten volledig uiteengezet in verklaringen. De bevoegdheid om te handelen op basis van te volgen richtsnoeren of om verklaringen af te leggen, betreft ook het uitbrengen van stemmen.

2.3.2.     Betreffende agendapunten waarvoor er al EU-standpunten bestaan, licht de Commissie de Raad in over een ontwerp van te volgen richtsnoeren die de reeds bestaande EU-standpunten weerspiegelen. In overeenstemming met het beginsel van loyale samenwerking en om de Commissie de mogelijkheid te bieden een beroep te doen op alle beschikbare deskundigheid, kunnen de lidstaten opmerkingen indienen waarmee de Commissie rekening zal houden bij de definitieve versie van de te volgen richtsnoeren.

2.3.3.     Voor agendapunten waarover nog geen EU-standpunten bestaan maar waarvoor het nodig of nuttig wordt geacht een EU-standpunt op te stellen, dient de Commissie bij de Raad ter goedkeuring een ontwerp van EU-standpunt in (in de vorm van te volgen richtsnoeren of verklaringen, zie punt 2.3.1.).

Dezelfde principes gelden als bestaande EU-standpunten ingrijpend moeten worden gewijzigd om een standpunt te kunnen innemen bij de FAO.

Bij de voorbereiding van haar ontwerpen doet de Commissie waar nodig een beroep op deskundigheid uit de lidstaten.

2.3.4.     Gemeenschappelijke te volgen richtsnoeren van de EU en haar lidstaten worden opgesteld voor agendapunten die:

2.3.4.1.  betrekking hebben op beleidsgebieden van samenwerking met derde landen en humanitaire hulp (vijfde deel, titel III, VWEU) en waarvoor het opportuun wordt geacht dat de EU en haar lidstaten gezamenlijke standpunten opstellen over hun respectieve acties op die gebieden; of

2.3.4.2.  gedeeltelijk onder een EU-standpunt vallen maar tegelijk intrinsiek verbonden zijn met zaken waarvoor de goedkeuring van een EU-standpunt uitgesloten is; of

2.3.4.3.  betrekking hebben op organisatorische en procedurele zaken, zoals de verkiezing van voorzitters en de goedkeuring van agenda's en verslagen.

De ontwerpen voor deze gemeenschappelijke te volgen richtsnoeren moeten door de Commissie worden voorgelegd voor de gevallen bedoeld in punten 2.3.4.1. en 2.3.4.2., en door de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad beheert voor de gevallen bedoeld in punt 2.3.4.3.

2.3.5.     Voor agendapunten waar geen EU- of gemeenschappelijke standpunten over bestaan, lichten de lidstaten elkaar, de EU-delegatie en de Commissie in over hun ontwerpstandpunt en hun stemintenties.

2.3.6.     Ontwerpen worden indien mogelijk vijf werkdagen vóór de vergadering van de relevante voorbereidende instantie van de Raad ingediend.

3. Afleggen van verklaringen en uitbrengen van stemmen in FAO-organen

3.1.        De EU-delegatie en/of de Commissie baseren zich op te volgen EU-lijnen of delen EU-standpunten mee 'namens de EU' (en stemmen indien nodig in die zin).

3.2.        De EU-delegatie en/of de Commissie baseren zich op te volgen gemeenschappelijke lijnen of delen EU-standpunten mee 'namens de EU en haar lidstaten' (en stemmen indien nodig in die zin).

3.3.        In de volgende gevallen baseert een daartoe gemachtigde lidstaat zich op te volgen gemeenschappelijke lijnen of deelt zij EU-standpunten mee 'namens de EU en haar lidstaten' (en stemt zij indien nodig in die zin):

– in de gevallen bedoeld in 2.3.4.2., waar het gemeenschappelijke standpunt voornamelijk elementen bevat waarover geen EU-standpunt bestaat. De taken worden verdeeld op basis van de voornaamste verwachte gevolgen van het binnen de FAO gevoerde beleid voor de EU of voor haar lidstaten.

– voor organisatorische en procedurele zaken, zoals de verkiezing van voorzitters en de goedkeuring van agenda's en verslagen.

3.4.        Lidstaten leggen namens zichzelf verklaringen af (en stemmen indien nodig in die zin).

3.5.        Met betrekking tot de drie FAO-comités met beperkt aantal leden (Finance Committee, Programme Committee and Committee on Constitutional and Legal Matters) die voorlopig geen betrekking hebben op de EU, zijn de aangewezen leden (één of meer) van de EU-lidstaten die lid zijn van deze comités gemachtigd om EU-standpunten of gemeenschappelijke standpunten mee te delen en te stemmen, mocht dat nodig zijn.

4. Praktische aspecten

4.1.        EU-verklaringen of gemeenschappelijke verklaringen worden afgelegd vanachter het 'EU'-naambordje. EU-verklaringen worden afgelegd 'namens de EU'. Gemeenschappelijke verklaringen worden afgelegd 'namens de EU en haar lidstaten'.

4.2.        Om gebruik te kunnen maken van de beschikbare deskundigheid en waar nodig de middelen uit te breiden, kunnen de EU-delegatie en/of de Commissie besluiten om voor bepaalde vergaderingen van de FAO een beroep te doen op deskundigen uit de lidstaten, die dan achter het 'EU'-naambordje de verklaringen nader toelichten.

4.3.        Vragenlijsten: de Commissie beantwoordt de vragenlijsten die de FAO aan de EU stuurt. De Commissie legt de ingevulde vragenlijsten voor aan de Raad voor aanmerkingen, alvorens deze aan de FAO terug te sturen. Lidstaten hebben tien dagen de tijd om te reageren.

               Wereldvoedselprogramma (WFP) en Internationaal Fonds voor agrarische ontwikkeling (IFAD).

               P7_TA-PROV(2011)0229.

               Brief van de voorzitter van de Raad van de Europese Unie van 4 oktober 1994 (8406).

               De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; de Commissie Codex Alimentarius en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

               Document van de Raad 10478/91 van 18.12.1991.

               Document van de Raad 9050/92 van 7 oktober 1992.

               Document van de Raad 8460/95 van 26 juni 1995.

               Zaak C-25/94 van 19.3.1996.

               FAO-Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen; Overeenkomst van 2009 inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan; Commissie Codex Alimentarius en de Europese Commissie voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

               De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; de Commissie Codex Alimentarius en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

               Brief van de voorzitter van de Raad van de Europese Unie van 4 oktober 1994 (8406).

               Verbale nota van 27 november 2009.

               Volgens de EU is het systematisch indienen van een dergelijke informatienota niet nodig voor vergaderingen of specifieke agendapunten wanneer er niet zal worden gestemd of wanneer de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten duidelijk blijkt uit onderhavige bevoegdheidsverklaring.

             FAO-Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen; Overeenkomst van 2009 inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan; Commissie Codex Alimentarius; Europese Commissie voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

             Zaak C-246/07, Commissie/Spanje, Jurispr. 2010, blz. I-3317.

             Met inbegrip van agendapunten die ook kleinere elementen bevatten waarover geen EU-standpunt bestaat.

             Met inbegrip van agendapunten die ook kleinere elementen bevatten waarover een EU-standpunt bestaat.