Artikelen bij COM(2012)752 - SITUATIE VAN DE INTEGRATIE VAN DE INTERNE MARKT 2013 - Bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52012DC0752

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE, HET COMITE VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK SITUATIE VAN DE INTEGRATIE VAN DE INTERNE MARKT 2013 - Bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 - /* COM/2012/0752 final */


Inleiding

Een geïntegreerde interne markt is een belangrijke aanjager van economische groei en werkgelegenheid en biedt Europese burgers extra kansen. Daarom speelt de interne markt een sleutelrol bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

Zoals aangekondigd in de mededeling van de Commissie over betere governance van de interne markt uit juni 2012, is dit verslag bedoeld om in het kader van het Europees Semester na te gaan hoe de interne markt functioneert. Er wordt een analyse gegeven van de situatie van de integratie van de interne markt op sleutelgebieden met het meeste groeipotentieel, namelijk diensten, netwerken en de digitale economie. Dit verslag heeft tot doel beleidsprioriteiten in het kader van de Jaarlijkse groeianalyse 2013 vast te stellen die, als zij door de lidstaten worden uitgevoerd, het volledige groeipotentieel van de interne markt zouden helpen ontsluiten en de nog bestaande obstakels voor verdere integratie helpen wegnemen. In dit verslag wordt ook een oproep gedaan om de inspanningen ter verbetering van de uitvoering en handhaving van de bestaande voorschriften op te voeren.

1. Controle op de integratie van de interne markt

Doordat belemmeringen voor het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal wegvallen, stelt de interne markt bedrijven in staat op grotere schaal te opereren waardoor zij hun innovatie‑ en investeringscapaciteit kunnen vergroten, hun productiviteit kunnen opvoeren en banen kunnen scheppen. De toenemende concurrentie als gevolg van het integratieproces werkt als krachtige stimulans om Europese consumenten een breder scala van goedkopere en betere producten te bieden, zo blijkt uit de scoreborden van de consumentenmarkten. Arbeidsmobiliteit vormt een essentieel element van een echte Europese arbeidsmarkt en maakt een goede afstemming tussen de behoeften van werkgevers en de vaardigheden van werkzoekenden mogelijk, vergroot de productiviteit van bedrijven in de EU en daardoor de groei en werkgelegenheid en helpt een einde te maken aan situaties waarin bepaalde gebieden een hoge werkloosheid kennen, terwijl tegelijkertijd in snelgroeiende regio's van de EU een tekort aan arbeidskrachten bestaat.

1.1. De vier vrijheden

1.1.1. Goederen

· Twintig jaar na het begin van de interne markt wordt nog altijd vooruitgang geboekt bij de integratie van de goederenmarkt, zij het in een langzamer tempo: vertegenwoordigde de handel binnen de EU in 1999 nog zo'n 17 % van het bbp van de EU, in 2011 was dit gestegen tot bijna 22 %. De groei van de uitvoer uit de EU was dynamischer, maar deze vertegenwoordigt slechts 12 % van het bbp van de EU. Dit wijst erop dat de interne markt nog altijd zeer belangrijk is voor Europese bedrijven en dat nog steeds verbeteringen mogelijk zijn om de groei van de handel binnen de EU te stimuleren.

· Achter de positieve algemene tendens op het gebied van integratie gaan behoorlijk uiteenlopende situaties in de EU-lidstaten schuil. Uit de ontwikkeling van de in- en uitvoer binnen de EU als percentage van het bbp in de periode 1999-2011 blijkt dat de integratie van de goederenmarkt positief verloopt in CZ, DE, HU, LT, LV, NL, PL, SI en SK, terwijl EL, ES, FI, FR, IE, LU en UK een negatieve tendens of stagnatie laten zien. In de meeste landen uit de eerste groep vond de verdere integratie plaats in het kader van een inhaalrace, aangezien zij begonnen vanuit een lage mate van openheid, waarbij veel mogelijkheden bleven liggen. Voor de bereikte mate van integratie (uitgedrukt als de verhouding tussen de goederenhandel binnen de EU en het bbp) geldt vanzelfsprekend dat de kleinere EU-lidstaten opener zijn, al vormen de relatief gesloten lidstaten EL en CY hierop een uitzondering, gevolgd door PT en de Noordse landen.

· Als we kijken naar de groep landen waarvan de integratie in de interne markt toeneemt, dan blijkt dat de meeste landen (PL en tot op zekere hoogte ook CZ, SI, DE, SK en NL) sinds het eind van de jaren 1990 een betere prijsconcurrentiepositie hebben gekregen. LT en LV zijn er in die periode zeer goed in geslaagd zich te richten op markten met een hogere bbp-groei. HU lijkt voornamelijk te hebben geprofiteerd van concurrentievermogen op basis van andere aspecten dan de prijs. Voor bijna al deze landen geldt dat hun handelsbalanspositie ten opzichte van de EU-partners is verbeterd als gevolg van de verdere integratie in de interne markt.

Grafiek 1: Ontwikkeling van de goederenhandel binnen de EU

Gegevensbron: Eurostat.

· Van de groep waarvan de integratie afneemt of stagneert (uitgedrukt als de verhouding tussen de in- en uitvoer van goederen binnen de EU en het bbp) hadden ES en LU te lijden onder een relatief beperkte groei van de vraag in hun partnereconomieën maar ook onder enig verlies aan kostenconcurrentievermogen. Ook EL zag zijn kostenconcurrentievermogen afnemen. FI en UK ondervonden problemen met hun niet-kostenconcurrentievermogen. Deze factoren verklaren de ontwikkeling van de integratie aan de uitvoerzijde, maar de invoer hangt sterk samen met de uitvoer. Toch geldt voor veel van deze landen dat de negatieve integratietendens gepaard ging met een verslechtering van hun handelsbalans met hun EU-partners.

· Momenteel verloopt de integratie van de EU met derde landen sneller dan de interne integratie, als gevolg van de mondialisering en de snellere groei van de vraag op veel opkomende markten. Dit hoeft geen nadelig teken te zijn, want de handel binnen de EU en de mondiale handel hoeven niet ten koste van elkaar te gaan. De lidstaten die meer in de wereldeconomie zijn geïntegreerd, zijn tevens de lidstaten die blijk hebben gegeven van de sterkste integratiedynamiek binnen de EU.

Grafiek 2: Vergelijking tussen goederenhandel binnen de EU en de goederenhandel met derde landen

Gegevensbron: Eurostat.

1.1.2. Diensten

· De handel in diensten binnen de EU volgde in grote lijnen dezelfde patronen als de goederenhandel (grafiek 3). De mate van integratie in deze sector, die meer dan 70 % van de economie vertegenwoordigt, blijft echter aanzienlijk achter bij de goederenmarkt. En momenteel wijst niets erop dat deze achterstand wordt ingelopen. De tendens van toenemende prijsspreiding lijkt er juist op te wijzen dat er op het gebied van diensten nog altijd handelsbelemmeringen binnen de EU zijn. Terwijl verschillen in het spreidingsniveau grotendeels vanzelfsprekend zijn en het gevolg zijn van de veel geringere vervoerbaarheid, verhandelbaarheid en heterogeniteit van diensten, kunnen de verschillen in trends tussen diensten en goederen, waarvoor de spreiding afnam, erop wijzen dat de concurrentie in die sector onvoldoende is (grafiek 4). In de oudste lidstaten van de EU werden de hoogste prijsspreidingstendensen geconstateerd.

Grafiek 3: Ontwikkeling van de dienstenhandel binnen de EU

Gegevensbron: Eurostat.

Grafiek 4: Prijsspreiding in alle EU-lidstaten

Gegevensbron: Eurostat.

· Vanwege de genoemde niet-verhandelbaarheid van veel diensten verloopt de integratie van de dienstenmarkt voornamelijk door de vestiging van bedrijven. Uit de gegevens over de buitenlandse zeggenschap over ondernemingen blijkt dat de mate van integratie op het gebied van diensten in bijna alle lidstaten lager is dan in andere sectoren (grafiek 5). Ook hier blijkt, net als bij de indicatoren voor de openheid van de handel, dat de kleinere economieën opener zijn, met uitzondering van CY, SI en PT die ondanks hun geringe omvang tot de meest gesloten economieën behoren. Van de grote economieën is IT het minst geïntegreerd op basis van de gegevens over de buitenlandse zeggenschap over ondernemingen.

Grafiek 5: Vestigingsniveaus binnen de EU in de dienstensector en andere sectoren

Gegevensbron: Eurostat.

· Uit de scoreborden van de consumentenmarkten die de Commissie jaarlijks publiceert, blijkt dat de Europese consumenten de prestaties van de meer geïntegreerde markten over het algemeen een betere beoordeling geven. Uit onderstaande grafiek blijkt dat de consumentenbeoordeling voor de minder geïntegreerde dienstenmarkten in bijna alle lidstaten lager is dan voor de goederenmarkten.

Grafiek 6: Consumentenbeoordeling van de prestaties van de goederen- en dienstenmarkten

Bron : Marktmonitoringenquête 2012 (Commissie, DG SANCO)

1.1.3. Kapitaal

· De investeringen binnen de EU zijn een sleutelfactor voor integratie waarmee bedrijven hun transacties in andere lidstaten tot stand brengen. Ook innovatie verspreidt zich binnen de interne markt veelal door middel van grensoverschrijdende investeringen.

· Na een lange periode van groei zijn de grensoverschrijdende investeringen door de financiële crisis sterk gedaald en, anders dan de grensoverschrijdende handel, nog niet volledig hersteld.

Grafiek 7: Ontwikkeling van de directe buitenlandse investering (DBI) binnen de EU

Gegevensbron: Eurostat.

· De financiële markten vertonen soortgelijke negatieve integratietrends. De crisis heeft de volatiliteit van de markten sterk vergroot en die volatiliteit werkt sinds 2007 door in de indicatoren voor integratie. In verscheidende landen bevindt het financiële systeem, en met name de bancaire sector, zich in een herstructureringsproces. De mogelijkheid bestaat dat gekozen wordt voor nationale oplossingen, waarbij de banken zich terugtrekken achter de nationale grenzen. Dit zou de grote voordelen van de Europese financiële integratie echter gedeeltelijk teniet kunnen doen en de economische integratie in het algemeen in gevaar kunnen brengen. Er kan veel worden bereikt als de veranderingen behoorlijk worden gecoördineerd en worden ingebed in de nieuwe toezicht- en regelgevingskaders die op EU-niveau worden ontwikkeld.

1.1.4. Arbeidskrachten

· Hoewel het aantal EU-onderdanen dat in een andere lidstaat werkt toeneemt, is de arbeidsmobiliteit binnen Europa te klein ten opzichte van het EU-potentieel en staat zij niet in verhouding tot hetgeen verwacht kan worden op een echte gemeenschappelijke arbeidsmarkt. De EU-burgers die economisch actief zijn in een ander EU-land, vertegenwoordigen slechts 3,1 % van de EU-arbeidskrachten en de jaarlijkse toename bedraagt een schamele 0,1 %.

· Bovendien wijzen internationale vergelijkingen uit dat de grensoverschrijdende mobiliteit tussen de EU-lidstaten achterblijft bij andere regio's (zoals de Verenigde Staten, Canada of Australië). Hoewel dit gedeeltelijk kan worden verklaard door de zeer grote verscheidenheid aan talen en verschillende institutionele kaders, suggereren deze vergelijkingen toch dat de geografische mobiliteit in de EU groter zou kunnen zijn.

· Volgens een Eurobarometerenquête zou 28 % van de EU-burgers in de werkende leeftijd een baan in een andere EU-lidstaat overwegen, terwijl 15 % niet zou overwegen te verhuizen vanwege de vele belemmeringen. Meer dan de helft van de Europeanen beschouwt taal- en familieoverwegingen als de voornaamste belemmeringen voor de mobiliteit van de Europese burgers. Ook administratieve belemmeringen, zoals bureaucratie, de erkenning van kwalificaties en sociale zekerheid, worden echter genoemd als redenen om niet voor een baan in een andere EU-lidstaat te kiezen. Belemmeringen voor arbeidsmobiliteit kunnen tevens worden veroorzaakt door voorschriften voor aanvullende pensioenregelingen, fiscale aspecten van een verhuizing naar een andere lidstaat (recht op toeslagen en aftrekposten, dubbele belastingheffing of hogere progressieve tarieven voor niet-ingezetenen) en het feit dat veel mobiele werknemers niet op de hoogte zijn van hun rechten en plichten.

· Recentelijk werd in een verslag van de Commissie ook gewezen op het belang van macro-economische factoren voor mobiliteit, zoals de relatieve verschillen in inkomensniveau, wat bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat de armste lidstaten de grootste netto-uitstroom van migranten hebben; de rol van deze factor zal naar verwachting afnemen naarmate de achterstanden worden ingelopen. De langdurige verschillen in werkloosheidspeil zijn andere macro-economische factoren, die echter minder duidelijk zijn. Daarnaast werden in het verslag ook sociale en culturele factoren belicht, bijvoorbeeld de beïnvloeding van migratiepatronen door netwerken van de migrantengemeenschap.

2. Factoren die de groei en werkgelegenheid op de interne markt kunnen aanwakkeren

· In de mededeling over betere governance van de interne markt die de Commissie in juni 2012 vaststelde, beveelt zij aan stappen te zetten om het potentieel van de interne markt te ontsluiten op gebieden waar dat potentieel het grootst is. Op grond van een aantal economische indicatoren zijn diensten, financiële diensten, vervoer, de digitale markt en energie gekozen als sleutelgebieden voor prioritaire beleidsactie en betere tenuitvoerlegging van de interne markt.

· Tegelijkertijd is het ook belangrijk de werking van de interne markt voor industriële producten te verbeteren, onder meer door na te gaan welke hiaten en belemmeringen het vrije verkeer van producten nog blokkeren en door de kwaliteit en doelmatigheid van de productwetgeving te vergroten. Bovendien moet zorgvuldig toezicht worden uitgeoefend op de toepassing van 'wederzijdse erkenning' op de interne goederenmarkt.

· In de mededeling uit juni over betere governance van de interne markt wordt erop gewezen dat de regels van de interne markt op de juiste wijze moeten worden omgezet, toegepast en gehandhaafd om het potentieel volledig te kunnen benutten. Daarom werden ambitieuze streefdoelen vastgesteld voor de omzetting en naleving van de EU-wetgeving, met name — maar niet uitsluitend — op bovengenoemde sleutelgebieden. Uit het recente scorebord van de interne markt blijkt dat, in het bijzonder op het punt van het nalevingsdeficit, enige vooruitgang is geboekt. Het aantal richtlijnen waarvoor de omzettingsachterstand twee jaar of meer bedraagt, is echter opgelopen.

· In de mededeling uit juni wordt opgeroepen tot een 'zero tolerance'-aanpak voor de sleutelgebieden als het gaat om de omzetting en naleving van de regels. Er wordt gepleit voor versnelde inbreukprocedures ingeval de problemen blijven bestaan. Uit de bijlage blijkt dat we er nog niet zijn. Slechts één lidstaat (DK) heeft alle streefdoelen uit de mededeling uit juni 2012 al gehaald, terwijl meer dan de helft van de lidstaten niet meer dan drie streefdoelen heeft gehaald. De langste omzettingsachterstanden doen zich voor op het gebied van energie, terwijl op het gebied van vervoer de meeste lidstaten de streefdoelen vrijwel stelselmatig niet halen.

· De lidstaten moeten hun inspanningen opvoeren om burgers en bedrijven in staat te stellen effectief gebruik te maken van hun rechten op de interne markt, door een doeltreffende toepassing en handhaving van de internemarktwetgeving door de nationale rechtbanken te waarborgen en goede informatie, e-overheidsinstrumenten en procedures te bieden en te investeren in mechanismen om problemen snel op te lossen. Op dit gebied moet nog veel werk worden verzet. Zo wordt bijvoorbeeld nog onvoldoende gebruikgemaakt van de mogelijkheden van Solvit als belangrijk probleemoplossingshulpmiddel op nationaal niveau (ongeveer 1 300 gevallen per jaar), onder meer doordat verschillende Solvit-centra onderbezet zijn.

· In de mededeling uit juni wordt ook gepleit voor een snelle verwezenlijking van de in de Single Market Act opgenomen kernacties ter bevordering van de groei en het vertrouwen.

1.2. De dienstenmarkten Marktprestaties en hinderpalen voor EU-integratie

· De dienstenrichtlijn is de hoeksteen van de integratie van de interne markt op het gebied van diensten. In een recente studie werd geconstateerd dat de dienstenrichtlijn extra voordelen zou kunnen opleveren als de lidstaten bij de uitvoering van de richtlijn de lat hoger zouden leggen. Een ambitieus scenario, waarbij alle lidstaten het gemiddelde niveau zouden halen van de vijf landen die het best presteren als het gaat om de belemmeringen per sector (wat betekent dat bijna alle onder de dienstenrichtlijn vallende beperkingen zouden worden weggenomen) zou namelijk kunnen leiden tot een stijging van het bbp met 2,6 %. Om in 2015 alle vruchten van de dienstenrichtlijn te kunnen plukken, heeft de Commissie in juni van dit jaar een actieplan gepresenteerd.

De dienstenrichtlijn kent enkele belangrijke, ondubbelzinnige verplichtingen die bijna de helft van de lidstaten nog niet vervult. Zo hanteren sommige lidstaten nog beperkingen op grond van nationaliteit of woonplaats van de dienstverrichter (bv. MT en SE voor octrooigemachtigden en IT, CY en PL voor bepaalde diensten in de toeristische sector).

De meeste lidstaten volgen een behoudende aanpak voor de toepassing van de bepalingen van de dienstenrichtlijn inzake het vrij verrichten van diensten en blijven grensoverschrijdende dienstverrichters hetzelfde behandelen als dienstverrichters uit de lidstaat zelf, waardoor zij onnodig aan dubbele regelgeving worden onderworpen, aangezien zij, bijvoorbeeld voor hun beroepsverzekering, aan de regels van zowel hun eigen lidstaat als het gastland moeten voldoen. Bovendien bestaat in verschillende lidstaten onduidelijkheid over de regels die van toepassing zijn op dienstverrichters die tijdelijk grensoverschrijdende diensten willen verlenen en zich niet in een andere lidstaat willen vestigen (bv. BG, FI, IE, IT, LV, PL, RO, SI, SE). Deze onzekerheid kan ertoe leiden dat tijdelijke dienstverlening wordt behandeld als vestiging, waardoor dienstverrichters te kampen hebben met een dubbele regelgevingslast en de grensoverschrijdende dienstverlening wordt geschaad.

· De dienstensectoren omvatten veel beroepen die op nationaal niveau gereglementeerd zijn. Deze regelgeving hindert de toegang (bv. het voorschrift dat bepaalde activiteiten voorbehouden zijn aan de houders van specifieke kwalificaties) en/of de uitoefening (beperkingen op de uitoefening van beroepsactiviteiten, zoals voorschriften voor de rechtsvorm en de eigendomsstructuur van bedrijven). In een aantal lidstaten (BG, CY, DE, PL, SK, SI, SE) bestaan er ook nog tariefvoorschriften voor bepaalde beroepen (bv. ingenieurs en architecten, accountants, belasting- en octrooiadviseurs en dierenartsen).

Hoewel de reglementering van beroepen uit hoofde van het algemeen belang gerechtvaardigd kan zijn, vertoont de EU een sterk wisselend beeld: het aantal gereglementeerde beroepen loopt in de lidstaten uiteen van 47 tot 368. Bovendien zijn er grote verschillen in de reikwijdte van de voorbehouden activiteiten en in het niveau van de vereiste kwalificaties. In dit verband zijn in 2012 reeds aan acht lidstaten (AT, CY, FR, DE, IT, PL, SI, ES) landspecifieke aanbevelingen (LSA's) gedaan om de beperkingen voor diensten van deskundigen te doen afnemen. Enkele lidstaten (met name PL, PT, IT, ES, CZ) hebben op dit gebied hervormingen in gang gezet om de concurrentie te bevorderen, het ondernemingsklimaat te vereenvoudigen of de werkloosheid, met name onder jongeren, terug te dringen.

· Doeltreffende governance-instrumenten zijn cruciaal om de integratiemogelijkheden van de internemarktwetgeving in het algemeen en de dienstenrichtlijn in het bijzonder volledig te benutten. Voorbeelden van deze belangrijke hulpmiddelen zijn de eenloketten en het informatiesysteem voor de interne markt (IMI).

De situatie van de eenloketten in de lidstaten loopt sterk uiteen. DK, EE, ES, LU, NL, SE, UK en LT zijn het verst gevorderd, terwijl de ontwikkeling in BG, EL, IE, RO en SI zeer traag verloopt. Er zijn met name grote verschillen in de mate van detail en de gebruiksvriendelijkheid van de bij de eenloketten beschikbare informatie over de nationale voorschriften voor de belangrijkste dienstensectoren. Bovendien kunnen veel administratieve procedures nog altijd niet online of door grensoverschrijdende gebruikers worden afgewikkeld.

De totale hoeveelheid via IMI uitgewisselde informatie over diensten blijft beperkt. Bijna de helft van de uitwisselingen vond op initiatief van DE plaats; deze lidstaat heeft ook de meeste autoriteiten in IMI voor diensten geregistreerd. BE, DK, EE, FI, IE, NL, RO end UK hebben in 2012 geen enkel verzoek gedaan. PL, HU en UK ontvingen de meeste inkomende verzoeken om informatie.

· De segmenten van de dienstenmarkten met het grootste economische belang wat bbp en werkgelegenheid betreft en een bovengemiddeld groeipotentieel zijn: zakelijke diensten (11,7 % van de toegevoegde waarde in de EU in 2009), detail- en groothandel (11,1 %) en bouwnijverheid (6,3 %).

· In veel lidstaten wordt de sector zakelijke diensten nog altijd gekenmerkt door zware regelgeving. Zo kunnen voorschriften die de vrije keuze van de bedrijfsvorm beperken en een bepaalde eigendomsstructuur vereisen een hinderpaal voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende zakelijke diensten vormen. Sinds de inwerkingtreding van de dienstenrichtlijn zijn enkele van deze belemmeringen afgezwakt (in PL, DE, FR, CY en IT), maar andere gelden nog onverminderd (met name in AT, BE, BG, CZ, DK, FR, DE, IT, MT, PL, PT, RO, SK, SI en UK lijken vooral juridische beroepen hierdoor te worden getroffen).

· De Europese detail- en groothandel wordt gekenmerkt door ongelijke niveaus van economische rijpheid en verzadiging van vele markten. In de detailhandel doen zich belemmeringen voor als belastende wetgeving, die door protectionistische motieven kan zijn ingegeven, of disproportionele beperkingen voor de grootte van winkels. In 2012 werden landspecifieke aanbeveling gedaan om de beperkingen in de detailhandel weg te nemen (BE, FR, HU, ES). Enkele lidstaten (ES) hebben op dit gebied al hervormingen in gang gezet. In de LSA's van 2012 werd bovendien meer in het algemeen gewezen op de noodzaak om de mededinging in de detailhandel te vergroten (BE, DK, FI).

Sommige lidstaten schrijven voor dat bedrijven een 'onderzoek naar de economische behoeften' moeten laten uitvoeren. Dit betekent dat alleen een vergunning kan worden verleend als 1) aangetoond wordt dat er economische behoefte of marktvraag bestaat; 2) een beoordeling van de potentiële of huidige economische effecten van de activiteit (bv. op de gevestigde ondernemingen) wordt verricht; of 3) wordt geanalyseerd of de activiteit past bij de planningsdoelstellingen die de bevoegde autoriteit als voorwaarde voor vestiging heeft gesteld. Dergelijke onderzoeken laten ruimte voor arbitraire beslissingen en ongerechtvaardigde beperkingen en jagen ondernemingen op hoge kosten. De dienstenrichtlijn verbiedt dergelijke voorschriften, maar zij bestaan nog altijd in RO, AT, EL, NL, HU en bepaalde regio's van DE en ES.

De prestaties van de detailhandel kunnen ook worden beïnvloed door belemmeringen voor de grensoverschrijdende levering van goederen. Detailhandelaren zijn niet altijd vrij om hun goederen tegen de laagste prijzen in heel Europa in te kopen. Er zijn tekenen van territoriale leveringsbeperkingen waardoor op enkele nationale markten (LU en BE) de prijzen van met name merkartikelen niet kunnen worden verlaagd.

· De ontwikkeling van een dynamische bouwsector binnen de EU-grenzen wordt gehinderd doordat bedrijven en ondernemers stuiten op een gebrek aan wederzijdse erkenning van vergunningsregelingen of de certificering van deskundigen die gespecialiseerde diensten verlenen, bijvoorbeeld op het gebied van milieulabels voor gebouwen. Zo lijkt grensoverschrijdende dienstverrichting in BE, CY, LV, LT en MT niet mogelijk vanwege de vergunningsprocedures voor energielabelverleners.

· Overheidsopdrachten vormen een belangrijke markt voor de dienstensector – in 2010 vertegenwoordigden opdrachten die onder de EU-aanbestedingsregels vallen een waarde van zo'n 447 miljard euro (3,7 % van het bbp van de EU) en hiervan bestond ongeveer 42 % uit dienstencontracten. Slechts 3,5 % van de opdrachten die boven de EU-aanbestedingsdrempels liggen, worden echter grensoverschrijdend gegund (in de dienstensector zelfs nog minder, namelijk 2 %) en er blijven belemmeringen voor een geïntegreerde markt voor overheidsopdrachten. Als de aanbestedingsregels in de lidstaten beter worden toegepast, kan een aanzienlijke efficiëntiewinst worden behaald. In 2012 werden op dit gebied LSA's gedaan aan vijf lidstaten (BG, CZ, DK, HU en SK).

· Gezien het belang van overheidsopdrachten is het zeer zorgwekkend dat overheden in de Europese Unie nog altijd de slechtste betalers zijn. In 2012 is het percentage oninbare vorderingen in Europa gestegen tot 2,8 % van de vorderingen; dit vertegenwoordigt een ongekend hoog bedrag van 340 miljard euro. Het verschil tussen de noordelijke en de zuidelijke lidstaten vormt een grote belemmering voor de integratie van de interne markt van de EU. Als de richtlijn betalingsachterstanden uit 2011 goed wordt uitgevoerd, kan jaarlijks 180 miljard euro vrijkomen doordat overheden hun rekeningen binnen dertig dagen moeten betalen; zo kan de kasstroom van bedrijven aanmerkelijk worden verbeterd en kunnen zij door de economische crisis geholpen worden.

· Uit consumentenoogpunt blijven retailbankdiensten de slechtst presterende groep markten, met name wat betreft de vergelijkbaarheid van de kosten en de aangeboden voorwaarden, de keuze van de voordeligste optie of het overstappen naar een andere dienstverlener. Een sterk EU-kader, dat garanties biedt ten aanzien van consumentenvoorlichting, rechten, beroepsmogelijkheden en gemakkelijkere toegang tot eenvoudige bankdiensten, zal de participatie in de bancaire sector van alle consumenten, en met name van kwetsbare consumenten, kunnen doen toenemen.

Beleidsprioriteiten

· De lidstaten moeten zich op de volgende hoofdprioriteiten concentreren:

o het volledig in overeenstemming brengen van hun wetgeving met de dienstenrichtlijn, met name door alle ondubbelzinnige verplichtingen ervan te vervullen;

o een ambitieuzere aanpak volgen bij de uitvoering van de dienstenrichtlijn door:

- de noodzaak en evenredigheid van de resterende voorschriften te evalueren, in het bijzonder ten aanzien van de verplichte tarieven voor bepaalde beroepen en de limitatieve voorschriften voor bedrijfs- en eigendomsstructuren;

- een evaluatie te verrichten van de toepassing van de bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten in de sleutelsectoren, namelijk de bouwnijverheid, zakelijke diensten en het toerisme.

Die evaluatie moet plaatsvinden in de vorm van een systematische onderlinge toetsing met hulp van de Commissie en erop gericht zijn onnodige, ongerechtvaardigde en onevenredige beperkingen weg te nemen;

o beoordeling van de noodzaak van de voorschriften die de toegang tot of uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken, met inbegrip van de rol van beroepsorganisaties, en wegneming of versoepeling van deze voorschriften als zij niet noodzakelijk zijn. Daarbij moeten ook de criteria voor de invoering van nieuwe gereglementeerde beroepen onder de loep worden genomen;

o versterking van de concurrentie in de detailhandel door de belemmeringen en de operationele beperkingen te reduceren. In het bijzonder moeten de resterende onderzoeken naar de economische behoeften systematisch worden afgeschaft;

o verbetering van de eenloketten, zodat dit volwaardige e-overheidsinstrumenten worden die volledig beantwoorden aan de behoeften van de verleners en afnemers van diensten. Om de gebruiksvriendelijkheid van de eenloketten te vergroten, moet in het bijzonder worden getracht alle procedures gedurende de levensduur van bedrijven te bestrijken en naar meertaligheid worden gestreefd;

o zo spoedig mogelijke omzetting van de richtlijn betalingsachterstanden (de uiterste omzettingstermijn voor de lidstaten is 16 maart 2013).

1.3. De energiemarkten

Marktprestaties en hinderpalen voor EU-integratie

· Het aandeel van de energiesector in het bbp van de EU neemt sinds 2000 toe en bedraagt de laatste jaren meer dan 2,5 %. Deze indicator geeft echter geen volledig beeld van het belang dat deze sector voor de economie heeft: hij voorziet alle andere bedrijfstakken van cruciale productiemiddelen en heeft daardoor grote invloed op het kostenconcurrentievermogen van die sectoren.

· De interne energiemarkt begint langzaam maar zeker vruchten af te werpen. De groothandelstarieven voor elektriciteit zijn in de EU minder gestegen dan de prijzen voor primaire energie op de wereldmarkt en ook minder dan de inflatie. De groothandelstarieven voor gas lagen aanmerkelijk lager in de lidstaten met beter functionerende markten. De gaslevering aan kleine gebruikers was beter bestand tegen tijdelijke volumebeperkingen door uitvoerlanden, dankzij de flexibelere infrastructuur en duidelijke prijssignalen binnen de EU.

· We zijn er echter nog niet. In het jongste scorebord van de consumentenmarkten presteerden de energiediensten (voor zowel gas als elektriciteit) onder het gemiddelde; de elektriciteitssector behoorde tot de vijf slechtst presterende bedrijfstakken (van de dertig). Bovendien worden de energiemarkten in het algemeen niet gezien als voldoende transparant en open voor nieuwkomers.

· De gebrekkige integratie van de energiemarkt wordt ook geïllustreerd door de geringe convergentie van de detailhandelsprijzen voor elektriciteit en gas in de EU, waarbij de prijs in de duurste lidstaat enkele malen hoger is dan die in de goedkoopste. Dit heeft verschillende redenen: de prijsregulering in verscheidene lidstaten (BG, CY, DK, EE, FR, EL, HU, LT, MT, PL, PT, RO, SK, ES), een gebrek aan diversiteit van het aanbod, beperkte grensoverschrijdende interconnectie, verschillen in netwerkkosten, belastingen en loonkosten. Prijsregulering voorkomt de totstandkoming van een concurrentieklimaat waarin de juiste investeringen worden gedaan. Investeerders beschouwen dit als een teken van politieke bemoeienis, waardoor investeringen in de kiem worden gesmoord. Als de gereguleerde prijzen onder de marktprijs liggen, kan bovendien een situatie ontstaan die economisch onrendabel is voor de leveranciers, waarvoor de consument uiteindelijk de rekening zal betalen. Gereguleerde prijzen bieden ook geen stimulansen voor energie-efficiëntie.

De concurrentie op detailhandelsniveau loopt sterk uiteen in de lidstaten; in EL, PT, EE, LT, LV, IT en FR ligt de belangrijkste indicator voor marktconcentratie (HHI) zeer hoog (boven de 5 000). In de zuidelijke en oostelijke lidstaten zijn de overstappercentages zeer laag. Over het algemeen geven consumenten de elektriciteitsmarkten zelfs in de lidstaten met vrij geliberaliseerde energiemarkten een slechte beoordeling, omdat zij de transparantie onvoldoende vinden en ontevreden zijn over de klantenservice.

· Op de groothandelsmarkten is de prijsconvergentie groter dan op de detailhandelsmarkten. De liquiditeit van de elektriciteitsmarkt is de laatste jaren toegenomen, wat een positieve effect op de werking van de Europese groothandelsmarkt en de mededinging heeft. Ook is de marktintegratie vergroot door een toenemende marktkoppeling (17 lidstaten hebben dit systeem ingevoerd). Als markten niet gekoppeld zijn, functioneren de prijzen niet als effectieve signalen om de richting van de elektriciteitsstromen tussen markten te bepalen. Deze toegenomen integratie kan verklaren waarom de groothandelsprijzen voor elektriciteit in de EU de laatste jaren niet zijn meegegaan met de sterke prijsstijging voor fossiele brandstoffen.

· Om de interne markt voor gas en elektriciteit te voltooien en de voorzieningszekerheid te vergroten, moet nog aanzienlijk worden geïnvesteerd in energie-infrastructuur, zoals transportpijpleidingen en elektriciteitsnetwerken, opslag en LNG‑projecten. Daarom werden in 2012 aan elf lidstaten (BG, DE, EE, ES, FR, HU, IT, LT, LV, MT en PL) LSA's gedaan om de interconnectiecapaciteit voor elektriciteit en/of gas te vergroten. De behoefte aan investeringen in de productie van elektriciteit houdt verband met de toenemende vraag naar elektriciteit en de bindende streefcijfers voor hernieuwbare energie voor 2020. Voor een optimaal gebruik van hernieuwbare energie zijn voldoende interconnectiecapaciteit en slimmere netwerken nodig, met opslagcapaciteit en back-upinfrastructuur voor de opwekking. De investeringen worden bemoeilijkt door vergunningsprocedures in de lidstaten, financiering en het regelgevingskader. De Commissie is in november een openbare raadpleging begonnen over de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de toereikendheid van de elektriciteitsopwekking.

· Het derde energiepakket vormt de hoeksteen van de integratie van de gas- en elektriciteitsmarkt. Bij de omzetting en handhaving van het pakket is echter vertraging opgetreden. Verscheidene lidstaten hadden op 25 oktober 2012 nog geen mededeling gedaan van volledige omzetting van de twee richtlijnen van het pakket, of een van beide. De maatregelen van de lidstaten die wel mededeling hebben gedaan van volledige omzetting, zijn onderzocht en er zal actie worden ondernomen ingeval de omzetting onvolledig wordt geacht. In de bijlage wordt nadere informatie gegeven. De uitvoering van de wetgeving verloopt op een aantal gevoelige gebieden moeizaam: i) de ontvlechting van transmissienetwerken; ii) consumentenbeschermingsaspecten (waaronder de doeltreffende bescherming van kwetsbare consumenten); en iii) de onafhankelijkheid en bevoegdheden van de nationale regulerende instanties, aangezien de onafhankelijkheidseisen van de richtlijn zeer strikt zijn.

· De snelle vaststelling en uitvoering van het energie-infrastructuurpakket en de vaststelling van de eerste lijst van energie-infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang voor de hele EU zijn van wezenlijk belang om in de toekomst te kunnen rekenen op een zekere en betaalbare energievoorziening.

· De grootste winst op het gebied van energie-efficiëntie valt te halen bij gebouwen, waaraan 40 % van het totale energieverbruik van de Europese Unie opgaat. Verlaging van het energieverbruik op dit gebied heeft dan ook hoge prioriteit in het energie-efficiëntiedeel van de '20-20-20' klimaat- en energiedoelstellingen, alsook in de mijlpaal voor gebouwen van het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa. De tijdige en adequate omzetting en snelle toepassing in de praktijk van de belangrijkste wetgeving op dit gebied is van groot belang om deze doelstellingen te verwezenlijken. Voor de bouwsector is eveneens een belangrijke rol weggelegd bij het bereiken van deze doelen. Nieuwe technologieën bieden grote mogelijkheden. Dit geldt niet alleen voor nieuwbouw, maar ook voor de renovatie van miljoenen bestaande gebouwen die energie-efficiënt gemaakt moeten worden.

Beleidsprioriteiten

· Om geïntegreerde en goed functionerende energiemarkten tot stand te brengen, moeten de lidstaten zich op de volgende hoofdprioriteiten concentreren:

o tijdige en volledige omzetting van de richtlijnen van het derde energiepakket en goede toepassing van de verordeningen van het derde energiepakket als dit nog niet gebeurd is, om alle vruchten voor de Europese consumenten en bedrijven te plukken. Omzetting en toepassing van de belangrijkste wetgeving op het gebied van energie-efficiëntie, in het bijzonder de energie-efficiëntierichtlijn;

o uitvoering van een analyse of de investeringen in energieproductie toereikend zijn en waarom de productie- en consumptiepatronen fundamenteel veranderen. Om versnippering van de interne energiemarkt te voorkomen, moeten de lidstaten eerst een grensoverschrijdende oplossingen voor problemen zoeken, alvorens te overwegen in te grijpen;

o consumenten mondig maken door ze in staat te stellen goed geïnformeerd keuzes te maken en de stimulansen voor energiezuinig gedrag vergroten;

o geleidelijke afschaffing van prijsregulering, waarborging van behoorlijke mededinging en betere bescherming van kwetsbare consumenten. Door prijsregulering af te schaffen worden de juiste prijssignalen gegeven om te zorgen voor voldoende investeringen en een zuiniger gebruik van energie. Op lange termijn vergroot dit de keuzevrijheid voor consumenten en zorgt dit voor houdbare marktprijzen;

o de sectorale wet- en regelgeving moet worden aangevuld met voortdurende handhaving van de mededingingsregels in de energiesector om de energiemarkten concurrerender en efficiënter te maken.

1.4. De vervoersmarkten

Marktprestaties en hinderpalen voor EU-integratie

· De vervoerssector vormt een sleutelgebied voor groei en concurrentievermogen, niet alleen vanwege de omvang van de bedrijfstak (die ongeveer 5 % van de totale toegevoegde waarde van de EU vertegenwoordigt), maar ook vanwege de dienstverleningsfunctie die zij voor andere bedrijfstakken vervult. Efficiënte en duurzame vervoersdiensten, adequate infrastructuren en moderne technologieën zijn een eerste vereiste voor een goed functionerende interne markt en zijn essentieel om de sterke punten van alle regio's te kunnen benutten.

· Doordat traag actie wordt ondernomen, loopt de vervoerssector, en in het bijzonder bepaalde wijzen van vervoer, achter op andere sectoren als het gaat om openstelling van de markt en algemene prestaties. Niet alleen verschilt de mate van marktopenstelling voor de verschillende wijzen van vervoer (luchtvaart, spoorwegen, wegvervoer en zeevervoer), ook de totstandkoming van een echte interne markt voor vervoersdiensten is nog niet voltooid en is ontoereikend om aan de stijgende vraag te voldoen.

· De gebrekkige integratie is deels het gevolg van problemen bij de adequate en tijdige omzetting en toepassing van de belangrijkste wetgeving op dit terrein (zie bijlage), met name voor het vervoer over de weg en per spoor en de maritieme veiligheid. Ook aan de toepassing van de beginselen van de interne markt in de havensector, en met name aan de beperkingen voor de vrijheid van vestiging in havens, wordt veel aandacht besteed. In de luchtvaartsector blijft de toegang tot de grondafhandelingsmarkt in veel lidstaten problemen opleveren. De inbreuken betreffen met name markttoegangsproblemen voor nieuwkomers en aanbestedingsprocedures voor de selectie van dienstverleners, die in strijd met het EU-recht worden geacht. Dit leidt tot een heterogene consumentenbeoordeling in de EU, waarbij luchtvaartdiensten in 2012 op de ranglijst van dienstenmarkten de vijfde plaats (van de dertig) innamen, terwijl spoorwegdiensten pas op de 27e plaats kwamen.

· De heterogene situatie van de marktopenstelling en mededinging komt ook tot uiting in de LSA's van 2012: aan de lidstaten die een belangrijke rol spelen in het EU-vervoersnetwerk (AT, BE, FR, DE en IT) werden aanbevelingen gedaan om de concurrentie aan te wakkeren en de markttoegang voor nieuwkomers te vergemakkelijken, terwijl aan BG en PL werd aanbevolen de bestuurlijke capaciteit en de marktregulering in de vervoerssector te versterken. Meer in het algemeen zijn er in verschillende lidstaten nog altijd belemmeringen voor de markttoegang en een zware regelgevingslast op de vervoersmarkten, met name in de grote en/of doorgangslanden (DE, FR, IT, ES, en AT), waardoor de EU-economie als geheel wordt afgeremd.

· De duidelijkste knelpunten doen zich voor op de interne markt voor spoorwegdiensten. Hoewel de markten voor goederenvervoer per spoor sinds 2007 volledig voor concurrentie zijn opengesteld en die voor internationaal reizigersvervoer per spoor sinds 2010, zijn de markten voor binnenlands reizigervervoer per spoor nog grotendeels voor concurrentie gesloten. Het gebrek aan concurrentie voor de gevestigde exploitanten, die vaak een feitelijke monopoliepositie op de nationale markt hebben, is tevens een van de redenen voor de geringe kwaliteit en doelmatigheid van spoorwegdiensten, wat ook blijkt uit de zeer lage waardering die de consument voor deze markt heeft.

· Ondanks de EU-wetgeving die de dienstenmarkten voor goederenvervoer en internationaal reizigersvervoer per spoor openstelt, ondervinden nieuwe exploitanten nog altijd problemen bij de markttoegang, in het bijzonder in FR en IT, terwijl in DE de institutionele opzet niet voor effectieve mededinging zorgt. In DK, SE en UK is het marktopenstellingsproces het verst gevorderd en in al deze landen is het marktaandeel van het spoorwegvervoer toegenomen. SE en UK zijn, met DE, ook de enige lidstaten waar alle openbare dienstencontracten worden aanbesteed.

· De verlening van havendiensten is nog sterk gefragmenteerd. Voor EU-bedrijven kunnen de haven- en terminalkosten wel 25 % van de totale logistieke kosten 'van deur tot deur' uitmaken. In landen als DE, NL, FI en DK leveren de havens een belangrijke bijdrage aan de totale logistieke prestaties van het land op het gebied van tijd, kosten en betrouwbaarheid. In andere Europese havens daarentegen, met name aan de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de Oostzee, fungeren slechte aansluitingen, bureaucratie en barrières voor de toegang van private partijen als handelsbelemmeringen ‑ technisch-nautische en vrachtbehandelingsdiensten zijn vaak aan één of enkele gevestigde ondernemingen voorbehouden.

· Anders dan bij andere wijzen van vervoer, wordt bij de korte vaart tussen lidstaten vaak nog aangenomen dat de buitengrenzen van de interne markt worden overschreden, waardoor uitgebreide administratieve procedures moeten worden gevolgd. Tevens vergt eerlijke concurrentie tussen havens een gelijk speelveld: er moet openheid van zaken worden gegeven over de middelen die overheden aan een haven ter beschikking stellen, alsook over de voorwaarden waaronder de havenautoriteiten dienstverleners markttoegang geven.

· De marktopenstelling in de luchtvaartsector is tot dusver zeer succesvol geweest. De liberalisering in de jaren 1990 heeft een ongekende groei van het aantal luchtreizigers en vliegroutes binnen de EU opgeleverd, terwijl tegelijkertijd de prijzen sterk daalden. Het Europese luchtruim is echter nog altijd sterk gefragmenteerd, wat voor zowel luchtvaartmaatschappijen als reizigers extra kosten met zich meebrengt en economisch ondoelmatig is. Daarom is de voltooiing van het gemeenschappelijk Europees luchtruim een van de hoofdpunten van de totstandkoming van een interne Europese vervoersruimte. Met name de invoering van echte functionele luchtruimblokken zou een einde maken aan de fragmentering van het Europese luchtruim en de verlening van luchtvaartnavigatiediensten sterk optimaliseren. Ook de consolidering van het aanbod kan de economische doelmatigheid van de luchtvaartsector vergroten, mits de mededingingsregels en de beginselen voor fusies en allianties volledig worden nageleefd.

· De marktopenstelling in het internationale wegvervoer was een groot succes. Tussen 2000 en 2010 groeide het internationale goederenvervoer over de weg met 35 % (terwijl het nationale wegtransport met 8 % groeide). Er blijven echter nog een aantal belangrijke beperkingen voor cabotage die een optimale afstemming van vraag en aanbod van het vervoer verhinderen.

· De binnenvaartmarkt is sinds de jaren 1990 vrijgegeven. De concurrentie op de binnenwateren is toegenomen en de vrachtprijzen zijn gedaald. Toch gelden er nog altijd beperkingen voor de toegang tot het beroep.

Beleidsprioriteiten

· Om de knelpunten voor de voltooiing van een echte interne vervoersmarkt weg te nemen, moeten de lidstaten zich op de volgende hoofdprioriteiten concentreren:

o de bestaande vervoerswetgeving tijdig en goed omzetten, met name inzake wegvervoer, vervoer per spoor en maritieme veiligheid;

o openstelling van het binnenlandse reizigersvervoer per spoor voor concurrentie en waarborgen dat de institutionele opzet effectieve mededinging op de spoormarkten mogelijk maakt doordat gelijke toegang tot de infrastructuur wordt gewaarborgd;

o wegneming van bureaucratie en markttoegangsbelemmeringen in de havendienstensector (met name aan de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de Oostzee);

o snellere tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (bv. vooruitgang bij de invoering van functionele luchtruimblokken) om de luchtvaart veiliger te maken, de capaciteit en de doelmatigheid van het luchtvervoer te vergroten en de impact op het milieu te beperken;

o meer cabotagemogelijkheden voor buitenlandse wegvervoerders toestaan.

2.4. De digitale markten Marktprestaties en hinderpalen voor EU-integratie

· Internet, en met name breedbandinternet, vormt het platform voor toepassingen met enorme groeimogelijkheden, zoals elektronische handel en cloud computing: verwacht wordt dat een toename van het aantal snelle internetverbindingen met 10 procentpunten het bbp per inwoner jaarlijks met 1 tot 1,5 procentpunten zal doen toenemen.

· De verdere groei van breedband is met name mogelijk gemaakt door de toenemende concurrentie als gevolg van de toepassing van het wetgevingskader van de EU voor elektronische communicatie en de dalende consumentenprijzen die dat heeft opgeleverd. De nieuwe exploitanten verkochten in 2011 twee derde van alle nieuwe vaste aansluitingen. Toch blijkt uit de prijsverschillen tussen de lidstaten die er nog altijd zijn, dat de interne markt in deze sector nog niet is voltooid.

· De beschikbaarheid van infrastructuur voor breedbandinternet is een andere belangrijke factor voor de ontwikkeling van de digitale economie. De breedbandkloof, een maatstaf voor de spreiding van de penetratie- en benuttingspercentages tussen de EU-landen, is blijven afnemen. De dekking van landelijke gebieden blijft met name in PL, BG, DE en SI problematisch. Ofschoon de groei van het totale aantal breedbandaansluitingen vertraagt, is er een duidelijke tendens naar hogere snelheden en is de snelheid al aanzienlijk toegenomen.

· De lidstaten moeten niet alleen zorgen voor dekking van hun hele grondgebied, maar ook doeltreffende investeringen in snel en supersnel breedband blijven bevorderen, overeenkomstig de prestatiestreefdoelen in de Digitale agenda. Dit betekent dat adequate stimulansen voor investeringen nodig zijn, en met name een voorspelbaar en doeltreffend regelgevingskader dat leunt op sterke en onafhankelijke regelgevende instanties en zo nodig gerichte overheidssteun.

· Het mobiele segment is het deel van de telecommunicatiemarkt waar de concurrentie het grootst is. In 2011 beleefde het mobiele breedband een grote doorbraak: de penetratiegraad nam toe van 26,8 % in januari 2011 naar 43 % in januari 2012, met grote verschillen tussen de lidstaten. De marktaandelen van de grootste en een na grootste exploitant zijn iets afgenomen. Er is echter nog altijd een hoog concentratieniveau in CY (slechts twee exploitanten), gevolgd door LU en SI. Ook zijn bepaalde delen van de mobiele markt (roaming) niet aan concurrentie onderhevig; wetgevend optreden is nodig om een structurele hervorming door te voeren.

· De verwachte exponentiële groei zal echter alleen mogelijk zijn als voldoende bandbreedte beschikbaar is. Gezien het huidige groeitempo van de diensten, en dus ook van het spectrumgebruik, moeten de lidstaten het hele geharmoniseerde spectrum ter beschikking stellen en waarborgen dat dit efficiënt wordt gebruikt. Voor de 800 MHz-band geldt dit voor BE, BG, CZ, EE, EL, ES, CY, LV, LT, HU, MT, AT, PL, RO, SI, SK, FI en UK. Hoewel een aantal van deze lidstaten een afwijking hebben aangevraagd, moet alles in het werk worden gesteld om deze band zo snel mogelijk vrij te maken voor mobiel breedbandgebruik.

· Terwijl verwacht wordt dat de 'interneteconomie' in de EU-27 zal groeien van 3,8 % van het bbp in 2010 naar 5,7 % in 2016, blijft de toename van de grensoverschrijdende elektronische handel zeer traag verlopen. In 2011 bestelde slechts 10 % van de totale EU-bevolking goederen of diensten bij verkopers in een ander EU-land. Bovendien ontwikkelen de landen waar de grensoverschrijdende handel al vaste voet aan de grond heeft zich veel sneller dan de landen die minder ver zijn, waardoor de kloof groeit.

· Er zijn niet alleen weinig mensen die grensoverschrijdend elektronische aankopen doen, ook het aantal bedrijven dat zich met grensoverschrijdende elektronische verkoop bezighoudt is beperkt. In 2010 verkocht slechts 6 % van de bedrijven die elektronische handel dreven elektronisch aan afnemers in andere EU-landen, ook in de landen waar het percentage van de bedrijven dat elektronische handel drijft het grootst is. De EU loopt nog altijd de grote voordelen van elektronische handel mis. Dit levert jaarlijks een totaal verlies van 26 miljard euro aan potentiële grensoverschrijdende handel op. Een betere integratie van de elektronische handel in de EU zou Europese consumenten ook grote welvaartswinst kunnen opleveren, als gevolg van lagere onlineprijzen en een groter onlineaanbod.

· Hoewel consumenten het gemak waarderen van een elektronische handelskanaal waardoor zij altijd en overal aankopen kunnen doen en toegang hebben tot informatie en een groter productenassortiment, kopen niet alle gebruikers die zichzelf via internet over de beschikbare goederen en diensten informeren die producten uiteindelijk online. De redenen hiervoor zijn onder meer onvoldoende vertrouwen of informatie, bezorgdheid over de privacy en/of beveiliging en bezorgdheid over de verhaalmogelijkheden als er iets misgaat. De Commissie heeft een aantal initiatieven genomen om deze zorgen weg te nemen. Een voorbeeld hiervan is de nieuwe richtlijn betreffende consumentenrechten, die uiterlijk op 13 juni 2014 van toepassing wordt en de rechten van consumenten bij internetaankopen versterkt en zo legale elektronische handel aanmoedigt. Het voorstel voor ADR-ODR-wetgeving is bedoeld om zorgen dat er goede instrumenten voor alternatieve geschillenbeslechting zijn die doeltreffend worden toegepast en in de praktijk functioneren en dat er een onlineplatform voor de hele EU voor klachten over grensoverschrijdende elektronische handel wordt opgericht. Ook is er een voorstel gedaan voor een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht, die handelaars de mogelijkheid moet geven hun producten op basis van één reeks contractrechtelijke regels aan burgers in andere lidstaten te verkopen, waarbij een hoog consumentenbeschermingsniveau wordt gewaarborgd.

· Een ander belangrijk obstakel voor grensoverschrijdende elektronische handel is de bezorging. Dit is een sleutelaspect van de vertrouwensrelatie tussen verkoper en koper. Om dit obstakel aan te pakken, zal een groenboek over een geïntegreerde pakketbezorgingsmarkt worden gepubliceerd als basis voor een uitgebreide raadpleging, gevolgd door een reeks maatregelen ter ondersteuning van de groei van de elektronische handel in de EU.

· In deze tijden van bezuiniging biedt e-overheid mogelijkheden om de openbare dienstverlening aanmerkelijk te verbeteren en tegelijkertijd minder overheidsmiddelen uit te geven en de kosten voor bedrijven te verlagen. Een volledige overgang naar e-aanbesteding in de EU kan een besparing van maar liefst 100 miljard euro aan overheidsmiddelen opleveren. E-aanbesteding kan ook het aandeel van grensoverschrijdende aanbestedingen doen toenemen. Het gebruik van elektronische procedures voor overheidsaanbestedingen blijft echter tot een niveau van 5 tot 10 % beperkt. Enkele lidstaten, namelijk PT (verplicht voor de meeste procedures) en LT (75 % in 2011), hebben echter grote stappen gezet op weg naar een volledige overgang naar e-aanbesteding. In BG en SI daarentegen vindt nog geen elektronische indiening van inschrijvingen plaats. In het algemeen hebben AT, DK, EE en SE goede vorderingen op het gebied van e-overheid geboekt, terwijl andere landen, zoals SI, BG, RO, IT, PL en HU, achterlopen.

· Om optimaal gebruik te kunnen maken van de groei- en werkgelegenheidskansen van de digitale economie, moeten bedrijven en burgers over de nodige ICT-vaardigheden beschikken. De EU kampt met een tekort aan ICT-ers: naar schatting zullen er in 2015 in de EU 700 000 onvervulde vacatures voor ICT'ers zijn. Ondanks de economische malaise groeit de vraag naar ICT-specialisten met 3 % per jaar. Daarnaast zijn in de hele economie ICT-vaardigheden nodig; zij zijn inmiddels onmisbaar om in een bedrijf te kunnen werken en presteren. In SE, LV, DK, LU en FI wordt goed ingespeeld op deze uitdaging.

Beleidsprioriteiten

· De lidstaten moeten zich op de volgende hoofdprioriteiten concentreren: o zich sterker inspannen voor de aanleg van vast en mobiel breedband en verbetering van de kwaliteit ervan. Deze investering vereist de invoering van passende stimulansen, door zowel doeltreffende regelgeving als, zo nodig, gerichte overheidssteun (bv. via de structuur fondsen en, in het volgende MFK, de CEF) om het beschikbare radiospectrum voor draadloos breedband tot 1 200 MHz bandbreedte te vergroten en voor de reeds geharmoniseerde spectrumbanden, waaronder de 800 MHz-band, doeltreffende vergunningen te verlenen; o zorgen voor een juiste toepassing van de richtlijn elektronische handel. De toepassing van geharmoniseerde regels voor aspecten als transparantie, informatievereisten en elektronische contracten zal ertoe bijdragen dat de rechtszekerheid voor bedrijven en consumenten wordt hersteld; o tijdige en correcte omzetting in nationaal recht van de consumentenrechtenrichtlijn (uiterlijk op 13 december 2013) en daarna toepassing van die richtlijn om de consumentenbescherming te vergroten en zo het vertrouwen in het elektronische handelskanaal te versterken; o vergroting van de beschikbaarheid van gebruikersvriendelijke onlinediensten van de overheid, met inbegrip van grensoverschrijdende interconnectie en infrastructuren (met steun van met name de Connecting Europe Facility), e-aanbesteding interoperabel en verplicht maken en de invoering van e-gezondheidszorg versterken om de volksgezondheidsstelsels efficiënter te maken; o investeren in ICT-opleiding, met name met behulp van het ESF, en vaststelling van een e-vaardighedenkader om de beroepsbevolking te voorzien van voldoende kwalificaties voor moderne bedrijfsvoering.

Bijlage:

Mededeling van de Europese Commissie 'Betere governance van de interne markt', COM(2012) 259 definitief.

Volgens de recente Europese consumentenagenda behoren deze sectoren ook tot de meest problematische gebieden voor de consument en hebben zij het grootste effect op het huishoudbudget.

Gemeten als de daling van de reële effectieve wisselkoers, gedefleerd aan de hand van de loonkosten per eenheid product in de be- en verwerkende nijverheid. Zie: http://ec.europa.eu/economy_finance/db_indicators/competitiveness/data_section_en.htm.

De ontwikkeling van de handel kan namelijk noch door het prijsconcurrentievermogen, noch door de buitenlandse vraag goed worden verklaard; het concurrentievermogen op basis van andere aspecten dan de prijs is echter het moeilijkst te meten.

Door uitvoer kan invoer worden gefinancierd en voor een aanzienlijk deel van de uitvoer worden ingevoerde inputs gebruikt, zeker nu de internationale productieketens snel belangrijker worden.

Integratie en concurrentievermogen lijken elkaar te versterken, waardoor landen in een opwaartse spiraal terecht kunnen komen met bijvoorbeeld hogere concurrentiedruk en toegang tot betere of goedkopere productiemiddelen.

Er bestaat namelijk een sterke positieve correlatie (0,8) tussen de EU-handel en de handel met derde landen (gemeten als jaarlijkse gemiddelde verandering in procentpunten van het bbp) in de lidstaten.

De verhandelbaarheid van diensten neemt echter toe door de snelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Eurostat, statistieken over buitenlandse filialen (FATS). De thans beschikbare gegevens lopen tot 2009.

Achtste scorebord van de consumentenmarkten, 2012, Commissie, DG SANCO. Deze beoordeling wordt bevestigd door de sterke negatieve correlatie tussen de gemiddelde consumentenbeoordeling van de marktprestaties in de EU en de spreiding van deze indicator op de interne markt. De spreiding is een indirecte indicator voor integratie omdat verwacht kan worden dat op meer geïntegreerde markten de consumentenbeoordeling meer op eenzelfde niveau ligt. Het gemiddelde niveau en de spreiding (variantie) worden berekend voor verscheidene goederen- en dienstensectoren (d.w.z. voor alle lidstaten). De negatieve correlatie tussen de spreidingen en de gemiddelde niveaus wordt dan waargenomen in alle sectoren.

Zie bijvoorbeeld OESO, Economic survey of the EU, 2012.

Speciale Eurobarometer 363, http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_363_en.pdf.

Europese Commissie (DG EMPL), “Employment and Social Developments in Europe 2011”, december 2011. http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738&langId=en&pubId=6176&type=2&furtherPubs=no.

Mededeling van de Europese Commissie 'Betere governance van de interne markt', COM(2012) 259 definitief.

De financiële dienstensector wordt in dit verslag niet beoordeeld. In de bijlage wordt echter wel rekening gehouden met een deel van de relevante wetgeving die in de mededeling uit juni voor deze sector is geselecteerd.

De methoden en criteria voor de keuze van de sleutelgebieden zijn beschreven in de bijlage bij de mededeling van de Commissie 'Betere governance van de interne markt', COM(2012) 259 definitief.

Eerste verslag over de toepassing van de verordening inzake wederzijdse erkenning http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/economic_paper/2012/ecp456_en.htm.

Het omzettingsdeficit (het percentage van de internemarktrichtlijnen waarvoor nog geen kennisgeving aan de Commissie is gedaan ten opzichte van het totale aantal richtlijnen waarvoor kennisgeving zou moeten zijn gedaan) is gedaald van 1,2 % in november 2011 naar 0,9 % in mei 2012; het nalevingsdeficit (het aantal omgezette richtlijnen waarvoor de Commissie een inbreukprocedure wegens niet-conformiteit heeft ingeleid) is gedaald van 0,8 % in november 2011 naar 0,7 % in mei 2012 (bron: scorebord van de interne markt nr. 25, september 2012, http://ec.europa.eu/internal_market/score/docs/score25_en.pdf).

Jaarlijkse governance-controle 2011 'Making the single market deliver', februari 2012, http://ec.europa.eu/internal_market/score/docs/relateddocs/single_market_governance_report_2011_en.pdf.

Mededeling van de Europese Commissie: “Akte voor de interne markt. Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen . Samen werk maken van een nieuwe groei", COM(2011) 206 definitief.

http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/economic_paper/2012/ecp456_en.htm.

De landen die in de analyse het vaakst voorkomen in de top-vijf van best presterende landen voor een bepaalde sector, zijn: SK, UK, DK, IE, FI en ES.

Berekend als de effecten van de al uitgevoerde verminderingen van de belemmeringen, die op 0,8 % van het bbp worden geschat, plus een aanvullende 1,8 % van het bbp.

Mededeling van de Europese Commissie over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn. 'Een partnerschap voor nieuwe groei in diensten 2012-2015', COM(2012) 261 definitief.

Deze ondubbelzinnige verplichtingen zijn genoemd in de mededeling van de Europese Commissie over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn, 'Een partnerschap voor nieuwe groei in diensten 2012-2015', COM(2012) 261 definitief.

'Voorbehouden activiteiten' zijn economische activiteiten die voorbehouden zijn aan de houders van specifieke beroepskwalificaties, die het exclusieve recht hebben deze activiteiten uit te oefenen en de desbetreffende diensten aan te bieden.

http://ec.europa.eu/internal_market/publicprocurement/docs/indicators2010_en.pdf

Studie over 'Cross-border procurement above EU thresholds' http://ec.europa.eu/internal_market/publicprocurement/docs/modernising_rules/cross-border-procurement_en.pdf

In het zuiden wordt voor B2B-transacties gemiddeld na 91 dagen betaald; in het noorden na 31 dagen.

Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.

Achtste scorebord van de consumentenmarkten, 2012, Commissie, DG SANCO.

Hieronder worden verstaan de goede toepassing van de richtlijn consumentenkrediet uit 2008 en het aanstaande wetgevingsinitiatief op het gebied van transparantie en vergelijkbaarheid van bankrekeningkosten, omzetting van bankrekeningen en toegang tot een eenvoudige betaalrekening.

De hier gebruikte afbakening van de sector berust op NACE Rev. 1, 'Productie en distributie van elektriciteit, gas en water'.

Op 15 november 2012 presenteerde de Europese Commissie een mededeling waarin de situatie van de integratie van de interne energiemarkt werd beoordeeld, 'De interne energiemarkt doen werken', COM(2012) 663.

Achtste scorebord van de consumentenmarkten, 2012, Europese Commissie, DG SANCO.

Mededeling van de Europese Commissie 'De interne energiemarkt doen werken', COM(2012) 663.

De HHI (Herfindahl-Hirschman-index) is een algemeen geaccepteerde maat voor de marktconcentratie. De index wordt berekend door de som van de kwadraten van de marktaandelen van alle marktdeelnemers te nemen (een hoog indexcijfer wijst op een hoge concentratiegraad). Matige concentratiegraad: 750-1800; hoge concentratiegraad: 1800-5000; zeer hoge concentratiegraad: meer dan 5 000. Zie voor meer informatie het werkdocument van de diensten van de Commissie 'Energy Markets in the European Union in 2011', SWD(2012) 368, deel 2.

“The functioning of retail electricity markets for consumers in the European Union”, studie in opdracht van de Europese Commissie, DG SANCO, 2010.

Bij marktkoppeling wordt de interconnectiecapaciteit geoptimaliseerd en wordt gewaarborgd dat elektriciteit van gebieden met een lage prijs naar gebieden met een hoge prijs stroomt door automatische koppeling van vraag en aanbod aan weerszijden van een grens.

Richtlijnen 2009/72/EG en 2009/73/EG.

Voorstel voor een verordening betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur (COM(2011) 658) en voorstel voor een verordening betreffende de Connecting Europe Facility, voor energie‑, vervoer‑ en telecommunicatie-infrastructuur (2014-2020) (COM(2011) 665).

Mededeling van de Europese Commissie 'Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa', COM(2011) 571 definitief.

Achtste scorebord van de consumentenmarkten, 2012, Commissie, DG SANCO. Deze uitkomsten worden bevestigd door de index van logistieke prestaties van de Wereldbank.

Wereldbank, index van logistieke prestaties, Connecting to Compete (2012).

Het vervoeren van goederen en passagiers tussen twee punten in hetzelfde land door een voertuig dat in een ander land is geregistreerd.

N. Czernich, O. Falck, T. Kretschmer en L. Woessman (2009), Broadband infrastructure and economic growth, CESinfo Working Paper no. 2861. De schatting is gebaseerd op een panel van OESO-landen voor de periode 1996-2007.

Hoewel het Duitse platteland een geringe dekking heeft voor vast breedband, heeft het de hoogste dekking voor mobiel breedband van de vierde generatie (LTE); in december 2011 bedroeg deze dekking 41 %. Bovendien is in de vergunningen voor het LTE-spectrum vastgelegd dat 90 % van de bevolking in de 'witte gebieden' (waar de downloadsnelheid van breedbanddiensten minder dan 1 Mbps bedraagt) moet worden bereikt.

In de noordelijke landen is mobiel breedband het populairst, met een penetratiegraad van meer dan 80 %. Vier lidstaten (RO, BU, HU, BE) hebben een penetratiegraad voor mobiel breedband van minder dan 20 %.

https://www.bcgperspectives.com/content/articles/media_entertainment_strategic_planning_4_2_trillion_opportunity_internet_economy_g20/

De eerste resultaten van zeer recente studies wijzen erop dat op dit terrein onlangs grote vooruitgang is geboekt.

Civic Consulting (2011).

Eurobarometer 299 (2011).

Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad.

Voorstel voor een richtlijn betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen, COM(2011) 793 definitief van 29 november 2011; voorstel voor een verordening betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen, COM(2011) 794 definitief van 29 november 2011.

Voorstel voor een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht, COM(2011) 635 definitief.

Mededeling van de Europese Commissie: “Een strategie voor e-aanbesteding”, COM(2012) 179 definitief.

Mededeling van de Europese Commissie: “Een strategie voor e-aanbesteding”, COM(2012) 179 definitief.

Verslag voor de Europese Commissie 'Anticipating the Evolution of the Supply and Demand of e-Skills in Europe (2010-2015)', Empirica en IDC Europa, december 2009.

Mededeling van de Europese Commissie 'Een Europese consumentenagenda - Vertrouwen en groei stimuleren', COM(2012) 225 definitief.

Voorstel voor een verordening tot vaststelling van de Connecting Europe Facility, COM(2011) 665 definitief.