Artikelen bij COM(2011)837 - Meerjarig financieel kader EU-samenwerking met de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de landen en gebieden overzee, 2014-2020 (Elfde Europees Ontwikkelingsfonds)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52011DC0837

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Opstelling van het meerjarig financieel kader betreffende de financiering van de EU-samenwerking met de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de landen en gebieden overzee voor de periode 2014-2020 (Elfde Europees Ontwikkelingsfonds) /* COM/2011/0837 definitief */


Deze mededeling en de bijlage erbij maken deel uit van een pakket voorstellen van de Commissie betreffende het externe optreden van de EU binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020.

Er wordt van uitgegaan dat Kroatië op 1 januari 2014 tot de EU zal zijn toegetreden en zal bijdragen aan het elfde EOF. Indien nodig zal de tekst van het voorstel van Intern Akkoord worden aangepast overeenkomstig artikel 1, lid 7, en artikel 8, lid 4.

De Europese Unie onderhoudt geprivilegieerde betrekkingen met de groep van ontwikkelingslanden in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan in het kader van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst. 25 landen en gebieden overzee met constitutionele banden met bepaalde lidstaten zijn geassocieerd met de EU door middel van een regeling die is gebaseerd op het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de gedetailleerde regelgeving en procedures van het LGO-besluit van 27 november 2001.

Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor de verstrekking van EU-steun aan de ontwikkelingssamenwerking in het kader van de Overeenkomst van Cotonou met de ACS-landen en voor de financiering van de EU-samenwerking met de landen en gebieden overzee in het kader van het LGO-besluit. Het EOF wordt buiten de EU-begroting om door de EU-lidstaten gefinancierd op basis van een specifieke verdeelsleutel. Elk EOF wordt voor een meerjarige periode vastgesteld. Het Intern Akkoord voor het tiende EOF, waarmee de middelen van het tiende EOF en hun aandeel in brede subcategorieën worden vastgesteld, bestrijkt de periode 2008-2013 en omvat voorzieningen in verband met de tenuitvoerlegging en financieel toezicht.

In haar mededeling “Een begroting voor Europa 2020” wees de Commissie erop dat het momenteel niet dienstig was voor te stellen om het EOF te integreren in de EU-begroting. De integratie van de EU-ontwikkelingssamenwerking met de ACS-landen in de EU-begroting is gepland voor 2020, op het einde van het meerjarig financieel kader voor 2014-2020, en samenvallend met het aflopen van de Overeenkomst van Cotonou.

In deze mededeling worden de voornaamste elementen beschreven die hun plaats zouden kunnen vinden in het Intern Akkoord voor het elfde Europees Ontwikkelingsfonds, voor de periode 2014-2020. De inhoud en de formulering van het Intern Akkoord zullen worden vastgesteld door de vertegenwoordigers van de regeringen van de EU-lidstaten.

De vaststelling van dit Intern Akkoord moet worden gevolgd door de vaststelling door de Raad van een uitvoeringsverordening en een Financieel Reglement voor het elfde EOF.

1. Wettelijk en beleidskader

EU-ontwikkelingssamenwerking

De voornaamste beleidsdoelstellingen van het externe optreden van de EU worden beschreven in het Verdrag van Lissabon (artikel 21 VEU). Daarnaast is de voornaamste doelstelling van de EU-ontwikkelingssamenwerking (artikel 208 VWEU) de armoede terug te dringen en op termijn uit te bannen. In deze context moet de EU haar verbintenissen gestand doen en rekening houden met de doelstellingen die binnen de Verenigde Naties en andere internationale organisaties worden overeengekomen.

Het beleidskader omvat de Europese consensus, een gemeenschappelijke verklaring over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie, die op 22 december 2005 werd aangenomen door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie, alsook de mededeling “Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering”, door de Commissie goedgekeurd op 13 oktober 2011, waarin een geactualiseerd beleidskader voor de EU-ontwikkelingssamenwerking in het algemeen werd vastgesteld, alsook alle toekomstige mededelingen tot vaststelling van de basisoriëntaties en beginselen voor het ontwikkelingsbeleid van de Unie. De beleidscontext omvat tevens de sectorale beleidsprioriteiten en -strategieën met een externe dimensie van de Unie en de integratie van sectoroverschrijdend beleid zoals de klimaatactie.

Wat de samenwerking betreft met de ACS-landen, wordt dit wettelijke en beleidskader van de EU aangevuld door de Overeenkomst van Cotonou, die is gesloten tussen de leden van de groep van ACS-landen enerzijds en de Europese Unie en haar lidstaten anderzijds. De Overeenkomst loopt voor een periode van twintig jaar, van maart 2000 tot februari 2020, en werd in april 2003 van kracht. De Overeenkomst beoogde de instelling van een alomvattend partnerschap, gebaseerd op drie elkaar aanvullende pijlers: ontwikkelingssamenwerking, economische en handelssamenwerking, en de politieke dimensie. De kern van het ACS-EU-partnerschap wordt gevormd door de doelstelling armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen, overeenkomstig de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie (artikel 1 van de Overeenkomst van Cotonou).

De Overeenkomst van Cotonou kent een herzieningsclausule volgens welke de Overeenkomst om de vijf jaar moet worden herzien. De tweede herziening werd in juni 2010 door de ACS-EU-Raad van Ministers aangenomen en wordt sinds november 2010 voorlopig toegepast; de Raad zal besluiten over de sluiting van de herziene Overeenkomst na de instemming van het Europees Parlement te hebben verkregen.

LGO/EU-associatie

De LGO/EU-associatie berust op verscheidene rechtsgrondslagen. Wat de primaire wetgeving van de EU betreft, is de grondslag het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Overeenkomstig artikel 198 van het VWEU heeft de associatie ten doel het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de landen en gebieden overzee (LGO) en de totstandbrenging van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de EU in haar geheel. De gedetailleerde regelgeving en procedures werden neergelegd in opeenvolgende besluiten van de Raad, het laatst in Besluit 2001/822/EG van de Raad. Deze zijn van toepassing op alle LGO die in bijlage II bij het Verdrag worden opgesomd, behalve Bermuda, en worden gefinancierd uit het EOF. Het besluit vervalt op 31 december 2013 en de Commissie bereidt een voorstel voor een nieuw besluit van de Raad voor dat op 1 januari 2014 van kracht moet worden, en waarmee het politieke en wettelijke kader zal worden vastgesteld voor de uitvoering van het elfde EOF met betrekking tot de LGO.

2            Belangrijkste wijzigingen tegenover het Intern Akkoord van het tiende EOF

De structuur van het tiende OF werd niet in belangrijke mate gewijzigd. De belangrijkste voorgestelde wijzigingen zijn:

2.1 Bijdragen van de lidstaten

Zoals aangekondigd in de mededeling “Een begroting voor Europa 2020” wordt voorgesteld de verdeelsleutels voor de bijdragen van de lidstaten aan het EOF verder aan te passen aan die voor de EU-begroting. De in artikel 1, lid 2, onder a), voorgestelde verdeelsleutels komen daarom meer overeen met de verdeelsleutels van de begroting dan met de verdeelsleutels van het tiende EOF.

2.2 Financiële enveloppes

De totaalbedragen die in artikel 1, lid 2, onder a), voor het elfde EOF worden voorgesteld voor de samenwerking met de ACS-landen en de LGO, werden in de mededeling “Een begroting voor Europa 2020” in prijzen van 2011 aangekondigd. In het voorgestelde ontwerp van Intern Akkoord dat aan deze mededeling is gehecht, worden de financiële enveloppes van het EOF uitgedrukt in lopende prijzen om accurater de inflatie weer te geven in de loop van de periode die door het meerjarig financieel kader wordt bestreken.

Voor ondersteunende uitgaven vertegenwoordigt de gevraagde steun 5% van de EOF-kredieten die door de Commissie zullen worden beheerd. Dit weerspiegelt de wens van de Commissie om meer rekening te houden met de werkelijke ondersteunende uitgaven voor de programmering en tenuitvoerlegging van het EOF, met inbegrip van de kosten die verband houden met de overdracht van de tenuitvoerlegging van de steun en een beter toezicht.

Wat betreft de intra-ACS- en interregionale samenwerking wordt bij artikel 2, onder b), voorgesteld om hiervoor hetzelfde percentage als in het tiende EOF uit de ACS-middelen aan te houden. Deze enveloppe zal ten dele worden gebruikt voor de financiering van het nieuwe schema voor meer weerbaarheid tegen schokken waarin is voorzien bij de tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou (zie hieronder).

Na overleg met de Europese Investeringsbank blijkt dat er geen behoefte is om de investeringsfaciliteit aan te vullen, aangezien reeds voldoende middelen beschikbaar zijn uit gelden die terugvloeien van de toewijzingen van het negende en tiende EOF, dankzij het repetitieve karakter van deze faciliteit. Dit heeft echter geen betrekking op subsidies voor de financiering van rentesubsidies en projectgerelateerde technische bijstand, waarvoor een grotere toewijzing (vergeleken met het tiende EOF) wordt voorgesteld in artikel 2, onder d), en artikel 3, lid 1, teneinde de onvoldoende financiering van het tiende EOF goed te maken, de schaal van de lopende activiteiten te vergroten en mogelijke andere typen van harmoniseringsmechanismen mogelijk te maken.

2.3 Regionale B-enveloppes en het schema voor meer weerbaarheid tegen schokken

De tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou voorziet in de vaststelling van B-enveloppes ter dekking van onvoorziene behoeften met een regionale dimensie (artikel 9, lid 2, van bijlage IV bij de herziene Overeenkomst van Cotonou). Er wordt ook voorzien in schema's voor meer weerbaarheid tegen schokken om de huidige Flex- en ad-hoc-schema's te vervangen. Deze nieuwe schema’s moeten voortbouwen op de ervaring van V-Flex en de voedselfaciliteit (artikelen 60 en 68 van de herziene Overeenkomst van Cotonou) en zich specifiek richten op exogene schokken met een dimensie die een heel land bestrijkt. In artikel 2, onder c), wordt daarom voorgesteld deze wijzigingen op te nemen in het Intern Akkoord voor het elfde EOF.

2.4 EOF-comité

Een voorstel voor een systeem voor het wegen van stemmen in het elfde EOF-comité is opgenomen in artikel 8, lid 2, gebaseerd op de voorgestelde verdeelsleutels.

3. CONCLUSIE

Tegen deze achtergrond nodigt de Commissie de lidstaten uit bijgaand voorstel van Intern Akkoord betreffende de tenuitvoerlegging van de EU-steun aan de ACS-landen en LGO voor de periode 2014-2020 te onderzoeken.

BIJLAGE: ONTWERP VAN INTERN AKKOORD tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Na raadpleging van de Commissie,

Na raadpleging van de Europese Investeringsbank,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (hierna de “ACS-EU-partnerschapsovereenkomst” genoemd) voorziet in de goedkeuring van financiële protocollen voor elke periode van vijf jaar.

(2) Op 17 juli 2006 hechtten de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hun goedkeuring aan het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het meerjarig financieel kader voor 2008-2013 voor de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van deel vier van het EG-Verdrag van toepassing zijn.

(3) Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap (hierna “het LGO-besluit” genoemd), als gewijzigd bij Besluit 2004/249/EG van de Raad (PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33), is van kracht tot 31 december 2013. Voor die datum moet een nieuw besluit worden vastgesteld.

(4) Met het oog op de tenuitvoerlegging van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het LGO-besluit moet een elfde EOF worden ingesteld en moet een procedure worden bepaald voor de toewijzing van middelen en voor de bijdragen van de lidstaten daaraan.

(5) De Unie en haar lidstaten hebben tezamen met de ACS-landen overeenkomstig punt 7 van bijlage I ter bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst een prestatie-evaluatie doorgevoerd, met name om na te gaan in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn gerealiseerd.

(6) Er moeten regels worden vastgesteld voor het beheer van de financiële samenwerking.

(7) Bij de Commissie moet een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten worden gevestigd (hierna “het EOF-comité” genoemd) en bij de EIB moet een soortgelijk comité worden gevestigd. De werkzaamheden die door de Commissie en de EIB worden verricht voor de toepassing van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en de overeenkomstige bepalingen van het LGO-besluit dienen te worden geharmoniseerd.

(8) Het beleid van de Unie inzake ontwikkelingssamenwerking wordt geleid door de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 8 september 2000 werden aangenomen, met inbegrip van daaropvolgende aanpassingen.

(9) De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, keurden het operationele kader inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp goed, waarin de overeenkomsten in het kader van de verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van hulp (2005), de EU-gedragscode inzake complementariteit en taakverdeling in het ontwikkelingsbeleid (2007) en de EU-richtsnoeren voor de Actieagenda van Accra (2008) opnieuw worden bevestigd. De Raad keurde in 2011 ook een gemeenschappelijk standpunt van de EU goed voor het vierde Forum op hoog niveau te Busan (Zuid-Korea) inzake de doeltreffendheid van hulp en de EU en haar lidstaten stemden in met het slotdocument van Busan.

(10) Er wordt herinnerd aan de doelstellingen inzake officiële ontwikkelingshulp die werden vermeld in bovengenoemde conclusies. Wanneer de Commissie de lidstaten en de OESO/DAC verslag uitbrengt over uitgaven binnen het EOF, moet zij een onderscheid maken tussen ODA- en niet-ODA-activiteiten.

(11) De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie namen op 22 december 2005 een gemeenschappelijke verklaring betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: de Europese consensus aan.

(12) Op 13 oktober 2011 keurde de Commissie de mededeling goed, getiteld “Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering”.

(13) Op 22 december 2009 keurden de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, de conclusies goed betreffende de betrekkingen van de EU met de landen en gebieden overzee (LGO).

(14) De organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden worden beschreven in Besluit 2010/427/EU van de Raad.

(15) Om de samenwerking met de ACS-landen in de toekomst gemakkelijker te integreren in de algemene EU-begroting en te vermijden dat de financiering tussen maart en december 2020 stilvalt, is het dienstig de looptijd van het meerjarig financieel kader van het EOF te doen samenvallen met die van de algemene EU-begroting voor 2014-2020. Het is daarom verkieslijk 31 december 2020 vast te leggen als uiterste datum voor vastleggingen van EOF-middelen, eerder dan 28 februari 2020, de uiterste datum voor de toepassing van de Overeenkomst van Cotonou.

(16) Om de sociaal-economische samenwerking met de ultraperifere gebieden van de EU en de ACS-landen, alsook met de landen en gebieden overzee in het Caribisch gebied, West-Afrika en de Indische Oceaan te versterken, voorzien de verordeningen betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en betreffende de Europese territoriale samenwerking in een versterking van de toewijzingen voor 2014-2020 voor samenwerking tussen deze regio’s en partners buiten de Unie,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

HOOFDSTUK 1 - FINANCIËLE MIDDELEN

Artikel 1 - Middelen van het elfde EOF

1. De lidstaten stellen een elfde Europees Ontwikkelingsfonds in, hierna “het elfde EOF” genoemd.

2. Het elfde EOF is als volgt samengesteld:

(a) een bedrag van maximaal 34 275,60 miljoen euro (in lopende prijzen), waaraan de lidstaten als volgt bijdragen:

|| Verdeelsleutel || Bijdragen in miljoen euro

België || 3,23% || 1 108,55

Bulgarije || 0,22% || 75,38

Tsjechië || 0,83% || 284,58

Denemarken || 1,97% || 674,70

Duitsland || 20,54% || 7 041,44

Estland || 0,08% || 28,82

Ierland || 0,95% || 324,16

Griekenland || 1,57% || 539,79

Spanje || 8,06% || 2 762,43

Frankrijk || 17,83% || 6 110,88

Italië || 12,62% || 4 324,33

Cyprus || 0,12% || 39,74

Letland || 0,11% || 37,52

Litouwen || 0,18% || 61,42

Luxemburg || 0,26% || 90,00

Hongarije || 0,69% || 237,42

Malta || 0,04% || 13,44

Nederland || 4,85% || 1 662,01

Oostenrijk || 2,36% || 810,04

Polen || 2,17% || 743,24

Portugal || 1,20% || 410,17

Roemenië || 0,72% || 247,40

Slovenië || 0,23% || 80.05

Slowakije || 0,38% || 131.85

Finland || 1,51% || 516,47

Zweden || 2,94% || 1 006,82

Verenigd Koninkrijk || 14,33% || 4 912,95

TOTAAL || 100,00% || 34 275,60

Dit bedrag van 34 275,60 miljoen euro is beschikbaar vanaf het moment van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader en wordt als volgt verdeeld:

i) 32 218,40 miljoen euro voor de ACS-landen;

ii) 343,40 miljoen euro bestemd voor de LGO;

iii) 1713,80 miljoen euro voor de Commissie voor de in artikel 6 bedoelde ondersteunende uitgaven in verband met de programmering en uitvoering van het EOF.

(b) De middelen waarnaar wordt verwezen in de bijlagen I en I ter bij de ACS-EU-partnerschapovereenkomst en in de bijlagen II A en A bis van het LGO-besluit, en die zijn toegewezen in het kader van het negende en tiende EOF ter financiering van de middelen van de investeringsfaciliteit, overeenkomstig de voorwaarden van bijlage II van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en bijlage II C van het LGO-besluit (hierna “de investeringsfaciliteit” genoemd), vallen niet onder de bepalingen van Besluit 2005/446/EG, als gewijzigd bij Besluit 2007/792/EG, en van punt 5 van bijlage I ter van de Overeenkomst van Cotonou tot vaststelling van de data waarna de middelen van het negende en tiende EOF niet langer mogen worden vastgelegd. Deze middelen worden overgedragen naar het elfde EOF en worden beheerd overeenkomstig de uitvoeringsregeling voor het elfde EOF, respectievelijk vanaf de datum van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 met betrekking tot de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en van de besluiten van de Raad inzake de financiële bijstand aan de LGO voor de periode 2014-2020.

3. Na 31 december 2013, of na de datum van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, indien deze datum later valt, worden de resterende middelen uit hoofde van het tiende EOF of uit eerdere EOF's niet langer vastgelegd, met uitzondering van saldi en middelen die na deze datum van inwerkingtreding zijn vrijgemaakt uit hoofde van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (STABEX) in het kader van EOF's voorafgaand aan het negende en met uitzondering van de in lid 2, onder b), bedoelde middelen.

4. Na 31 december 2013 worden vrijgemaakte middelen voor projecten in het kader van het tiende EOF of voorgaande EOF's niet langer vastgelegd, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen anders besluit, met uitzondering van de middelen die na deze datum van inwerkingtreding zijn vrijgemaakt uit hoofde van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (STABEX) in het kader van EOF's voorafgaand aan het negende EOF, die automatisch worden overgedragen naar de respectieve nationale indicatieve programma's, bedoeld in artikel 2, onder a), i), en artikel 3, lid 1, en van de middelen ter financiering van de middelen van de investeringsfaciliteit, bedoeld in lid 2, onder b), van dit artikel.

5. Het totaalbedrag voor het elfde EOF is bestemd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. De middelen van het elfde EOF en, in het geval van de investeringsfaciliteit, de middelen afkomstig van gelden die terugvloeien, worden na 31 december 2020 niet verder vastgelegd, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen anders besluit. De middelen die door de lidstaten in het kader van het negende en het tiende EOF zijn geplaatst ter financiering van de investeringsfaciliteit, blijven echter na 31 december 2020 beschikbaar voor uitbetaling.

6. De rentebaten uit verrichtingen die zijn gefinancierd met vastleggingen in vroegere EOF’s en van middelen van het elfde EOF die door de Commissie worden beheerd, worden gecrediteerd op een of verschillende ten name van de Commissie geopende rekeningen en aangewend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6. In het kader van het in artikel 10, lid 2, bedoelde Financieel Reglement wordt bepaald hoe de rentebaten uit de door de EIB beheerde middelen van het elfde EOF zullen worden gebruikt.

7. In geval van toetreding van een nieuwe staat tot de EU wordt de in lid 2, onder a), bedoelde verdeelsleutel gewijzigd op voorstel van de Commissie bij een door de Raad met eenparigheid van stemmen genomen besluit.

8. De financiële middelen kunnen voorts worden aangepast bij een door de Raad met eenparigheid van stemmen genomen besluit, met name overeenkomstig artikel 62, lid 2, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.

9. Iedere lidstaat kan, onverminderd de besluitvormingsvoorschriften en -procedures van artikel 8, vrijwillige bijdragen ter beschikking van de Commissie of de EIB stellen ter ondersteuning van de doelstellingen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst. De lidstaten mogen ook projecten of programma's medefinancieren, bijvoorbeeld in het kader van specifieke initiatieven die door de Commissie of de EIB worden beheerd. De eigen verantwoordelijkheid voor dergelijke initiatieven van de ACS-landen op nationaal niveau wordt gegarandeerd.

De uitvoeringsverordening en het Financieel Reglement bedoeld in artikel 10 bevatten de nodige bepalingen voor medefinanciering door het EOF en voor medefinancieringsactiviteiten die door de lidstaten worden uitgevoerd. De lidstaten stellen de Raad vooraf in kennis van hun vrijwillige bijdragen.

10. De Unie en haar lidstaten kunnen tezamen met de ACS-landen en overeenkomstig punt 7 van het Financieel Protocol in bijlage I quater bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, een prestatie-evaluatie uitvoeren, waarbij zal worden nagegaan in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn gerealiseerd en wat het resultaat en het effect zijn van de steun. Deze evaluatie wordt verricht op basis van een voorstel van de Commissie.

Artikel 2 - Middelen voor de ACS-landen

Het in artikel 1, lid 2, onder a), i), vermelde bedrag van 32.218,40 miljoen euro wordt als volgt over de samenwerkingsinstrumenten verdeeld:

a) 27 658,2 miljoen euro voor de financiering van de nationale en regionale indicatieve programma's. Dit bedrag zal worden gebruikt voor de financiering van

i) de nationale indicatieve programma's van de ACS-landen, overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 5 van bijlage IV bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst;

ii) de regionale indicatieve programma's ter ondersteuning van de regionale en interregionale samenwerking en integratie van de ACS-landen, overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 11 van bijlage IV bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst;

b) 3 960,20 miljoen euro ter financiering van intra-ACS- en interregionale samenwerking met veel of alle ACS-landen, overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 14 van bijlage IV bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst. Deze enveloppe omvat structurele steun voor het CDE en het CTA als bedoeld in bijlage III bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en wordt beheerd volgens de voorschriften en procedures van die bijlage, naast steun voor de Paritaire Parlementaire Vergadering als bedoeld in artikel 17 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst. Dit bedrag omvat tevens financiering van de huishoudelijke uitgaven van het in de punten 1 en 2 van protocol 1 bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst bedoelde ACS-secretariaat;

c) een deel van de middelen als bedoeld onder a) en b) kan worden gebruikt ter dekking van onvoorziene behoeften en voor het verhelpen van negatieve kortetermijngevolgen van exogene schokken, overeenkomstig de artikelen 60, 66, 68, 72, 72 bis en 73 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en de artikelen 3 en 9 van bijlage IV bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, eventueel met inbegrip van aanvullende kortetermijnsteun voor humanitaire hulp en noodhulp, waar dergelijke steun niet door de begroting van de Unie kan worden gefinancierd.

d) 600 miljoen euro toegewezen aan de EIB voor de financiering van de investeringsfaciliteit overeenkomstig de voorwaarden van bijlage II (“Financieringsvoorwaarden”) bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, in de vorm van subsidies voor de financiering van de rentesubsidies en van projectgerelateerde technische bijstand als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 4 van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, over de periode van het elfde EOF.

Artikel 3 - Middelen voor de LGO

1. Het in artikel 1, lid 2, onder a), ii), vermelde bedrag van 343,40 miljoen euro wordt toegewezen volgens een voor 31 december 2013 vast te stellen besluit van de Raad tot uitvoering van de associatie met de LGO, waarvan 338,40 miljoen euro voor de financiering van territoriale en regionale programma's en 5 miljoen euro in de vorm van een toewijzing aan de EIB voor de financiering van rentesubsidies en technische bijstand overeenkomstig het LGO-besluit.

2. Indien een LGO onafhankelijk wordt en tot de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst toetreedt, wordt het in lid 1 vermelde bedrag verlaagd en worden de in artikel 2, onder a), i), genoemde bedragen dienovereenkomstig verhoogd bij besluit van de Raad, met eenparigheid van stemmen en op voorstel van de Commissie.

Artikel 4 - Leningen uit de eigen middelen van de EIB

1. Aan het in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde bedrag voor de investeringsfaciliteit in het kader van het negende EOF en het in artikel 2, onder d), bedoelde bedrag wordt een indicatief bedrag van maximaal 2,6 miljard euro toegevoegd in de vorm van leningen van de EIB uit eigen middelen. Daarvan wordt een bedrag van maximaal 2,5 miljard euro verstrekt voor de doeleinden als vervat in bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en een bedrag van maximaal 100 miljoen euro voor de doeleinden als vervat in het LGO-besluit, overeenkomstig de voorwaarden zoals vastgelegd in de statuten en de desbetreffende voorwaarden voor de financiering van investeringen, zoals die zijn vastgesteld in bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het LGO-besluit.

2. Naar rato van hun intekening op het kapitaal van de EIB verplichten de lidstaten zich ertoe zich tegenover de EIB borg te stellen, onder afstand van het voorrecht van uitwinning, voor alle financiële verplichtingen die voor de leningnemers van de EIB voortvloeien uit de door de EIB uit eigen middelen op grond van artikel 1, lid 1, van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het LGO-besluit verstrekte leningen.

3. De in lid 2 bedoelde borgstelling blijft beperkt tot 75% van het totale bedrag van de door de EIB uit hoofde van alle leningsovereenkomsten geopende kredieten, en geldt ter dekking van alle risico’s van de openbare sector. Voor projecten uit de particuliere sector dekt de borgstelling alle politieke risico’s, maar zal de EIB alle commerciële risico’s op zich nemen.

4. De uit lid 2 voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten worden vastgelegd in borgstellingsovereenkomsten tussen elk der lidstaten en de EIB.

Artikel 5 - Door de EIB beheerde operaties

1. De bedragen die aan de EIB worden betaald uit hoofde van aan de ACS-landen, de LGO en de Franse overzeese departementen verstrekte speciale leningen, alsmede de opbrengsten en inkomsten uit operaties met risicodragend kapitaal die krachtens aan het negende EOF voorafgaande EOF's hebben plaatsgevonden, komen aan de lidstaten toe naar rato van hun bijdragen aan het EOF waaruit deze middelen afkomstig zijn, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluit deze bedragen te reserveren of aan andere maatregelen toe te wijzen.

2. De provisies die voor het beheer van de in lid 1 bedoelde leningen en verrichtingen aan de EIB verschuldigd zijn, worden vooraf in mindering gebracht op de aan de lidstaten toekomende bedragen.

3. Opbrengsten en inkomsten die door de EIB worden ontvangen uit operaties in het kader van de investeringsfaciliteit uit hoofde van het negende, het tiende en het elfde EOF, worden door de EIB aangewend voor andere operaties in het kader van deze faciliteit, overeenkomstig artikel 3 van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, na aftrek van uitzonderlijke uitgaven en verplichtingen die zijn ontstaan in verband met de investeringsfaciliteit.

4. De kosten van de EIB voor het beheer van de in lid 3 bedoelde verrichtingen in het kader van de investeringsfaciliteit worden volledig vergoed, overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en de overeenkomende bepalingen van het LGO-besluit.

Artikel 6 - Middelen voor ondersteunende uitgaven van de Commissie in verband met het EOF

1. De middelen van het EOF dienen ter dekking van de kosten voor ondersteunende uitgaven. De middelen bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), iii), en in artikel 1, lid 6, omvatten alle kosten in verband met de programmering en uitvoering van het EOF die niet noodzakelijkerwijs worden gedekt door de nationale strategiedocumenten en de meerjarige indicatieve programma's zoals bedoeld in de in artikel 10, lid 1, genoemde uitvoeringsverordening.

2. De middelen voor de ondersteunende uitgaven kunnen betrekking hebben op de uitgaven van de Commissie in verband met:

(a) voorbereiding, follow-up, toezicht, boekhouding, financiële controle en evaluatie die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de programmering en uitvoering van de EOF-middelen;

(b) het bereiken van de EOF-doelstellingen, door onderzoeksactiviteiten voor het ontwikkelingsbeleid, studies, vergaderingen, voorlichting, bewustmaking, opleidingen en publicaties, met inbegrip van voorlichting en communicatie over het EOF. Middelen die voor communicatie in het kader van dit Akkoord worden toegewezen, bestrijken ook de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie in verband met het EOF; en

(c) computernetwerken voor informatie-uitwisseling en andere uitgaven voor bestuurlijke of technische bijstand in verband met de programmering en de uitvoering van het EOF.

Ook vallen hieronder de kosten voor de administratieve ondersteuning bij de Commissie in Brussel en bij de delegaties in verband met de programmering en het beheer van operaties die worden gefinancierd in het kader van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het LGO-besluit.

Deze middelen worden niet aangewend voor de kerntaken van het Europese openbare bestuur.

HOOFDSTUK II - UITVOERING EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 - Bijdragen aan het elfde EOF

1. Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB betreffende het beheer en de verrichtingen van de investeringsfaciliteit, stelt de Commissie jaarlijks de staat vast van de vastleggingen, de betalingen en het jaarlijkse bedrag van het afroepen van de bijdragen voor het lopende en de volgende twee begrotingsjaren, en stelt zij de Raad hiervan vóór 20 oktober in kennis. Bij deze bedragen wordt uitgegaan van het vermogen om de voorgestelde middelen daadwerkelijk te besteden.

2. Op een voorstel van de Commissie waarin wordt gespecificeerd welk deel voor de Commissie is bestemd en welk deel voor de EIB, stelt de Raad met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid van stemmen het maximum vast voor het jaarlijkse bedrag van de bijdrage voor het tweede jaar volgend op het voorstel van de Commissie (n+2) en, met inachtneming van het maximum van het voorgaande jaar, het jaarlijkse bedrag van het verzoek om een bijdrage voor het eerste jaar volgend op het voorstel van de Commissie (n+1).

3. Als de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bijdragen afwijken van de werkelijke behoeften van het EOF gedurende het desbetreffende begrotingsjaar, dient de Commissie bij de Raad voorstellen in tot wijziging van de omvang van de bijdragen, met inachtneming van het in lid 2 bedoelde maximum. De Raad neemt hierover met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit.

4. De verzoeken om een bijdrage mogen het in lid 2 bedoelde maximum niet overschrijden en het maximum mag niet worden verhoogd, behalve wanneer de Raad hiertoe met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit in geval van speciale behoeften ten gevolge van uitzonderlijke of niet voorziene omstandigheden zoals situaties na een crisis. De Commissie en de Raad zien er in dit geval op toe dat de bijdragen overeenkomen met de verwachte betalingen.

5. Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB deelt de Commissie de Raad jaarlijks vóór 20 oktober haar ramingen van de vastleggingen, betalingen en bijdragen mee voor de drie volgende begrotingsjaren.

6. Wat betreft middelen die uit eerdere EOF's zijn overgebracht naar het elfde EOF overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), worden de bijdragen van iedere lidstaat berekend naar rato van de bijdrage van elke lidstaat aan het betreffende EOF.

Wat betreft middelen van het tiende EOF en eerdere EOF's die niet worden overgeboekt naar het elfde EOF, wordt het effect daarvan op de bijdrage van iedere lidstaat berekend naar rato van de bijdrage van elke lidstaat aan het tiende EOF.

7. De wijze van storting van de bijdragen door de lidstaten wordt vastgesteld bij het in artikel 10, lid 2, bedoelde Financieel Reglement.

Artikel 8 - Het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds

1. Voor de door de Commissie beheerde middelen van het elfde EOF wordt bij de Commissie een comité ingesteld (hierna “het comité van het EOF” genoemd), dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Het comité van het EOF staat onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie. Het secretariaat wordt gevoerd door de Commissie. Een vertegenwoordiger van de EIB kan aan de werkzaamheden van het comité deelnemen.

2. De stemmen van de lidstaten in het comité van het EOF worden als volgt gewogen:

Lidstaat || Stemmen EU-27

België || 32

Bulgarije || 2

Tsjechië || 8

Denemarken || 20

Duitsland || 205

Estland || 1

Ierland || 9

Griekenland || 16

Spanje || 80

Frankrijk || 178

Italië || 126

Cyprus || 1

Letland || 1

Litouwen || 2

Luxemburg || 3

Hongarije || 7

Malta || 1

Nederland || 48

Oostenrijk || 24

Polen || 22

Portugal || 12

Roemenië || 7

Slovenië || 2

Slowakije || 4

Finland || 15

Zweden || 29

Verenigd Koninkrijk || 143

Totaal EU-27 || 998

3. Het comité van het EOF spreekt zich uit met een gekwalificeerde meerderheid van 720 stemmen op 998 stemmen, waarbij ten minste 14 lidstaten vóór moeten stemmen. De blokkerende minderheid bedraagt 279 stemmen.

4. In geval van toetreding van een nieuwe staat tot de EU kunnen de in lid 2 genoemde weging alsmede de in lid 3 vermelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij eenparig besluit van de Raad worden gewijzigd.

5. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 9 - Comité van de investeringsfaciliteit

1. Onder auspiciën van de EIB wordt een comité (hierna “het Comité van de investeringsfaciliteit” genoemd) ingesteld, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten en een vertegenwoordiger van de Commissie. De EIB draagt zorg voor het secretariaat en de ondersteunende dienstverlening van het comité. De voorzitter van het Comité van de investeringsfaciliteit wordt gekozen door en onder de leden van het Comité van de investeringsfaciliteit.

2. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen het reglement van orde van het Comité van de investeringsfaciliteit vast.

3. Het Comité van de investeringsfaciliteit besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. De stemmen worden gewogen zoals bepaald in artikel 8, leden 2 en 3.

Artikel 10 - Uitvoeringsbepalingen

1. Onverminderd artikel 8 van dit Akkoord en het op grond daarvan bepaalde stemrecht van de lidstaten blijven alle relevante bepalingen van de uitvoeringsverordening voor het tiende EOF en van Verordening nr. 2304/2002 van de Commissie houdende uitvoering van Besluit 2001/822/EG van de Raad betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap van kracht, zolang de uitvoeringsverordening voor het elfde EOF en de uitvoeringsvoorschriften van het herziene LGO-besluit door de Raad niet zijn vastgesteld. De uitvoeringsverordening voor het elfde EOF wordt na overleg met de EIB met eenparigheid van stemmen vastgesteld en is gebaseerd op een voorstel van de Commissie. De uitvoeringsvoorschriften voor de financiële steun van de EU aan de LGO worden vastgesteld na vaststelling van het herziene LGO-besluit door de Raad met eenparigheid van stemmen en na advies van het Europees Parlement.

De uitvoeringsverordening van het elfde EOF en de uitvoeringsvoorschriften van het herziene LGO-besluit bevatten passende aanpassingen en verbeteringen van de programmerings- en besluitvormingsprocedures, teneinde de procedures van de EU en het EOF zo veel mogelijk verder op elkaar af te stemmen. De uitvoeringsverordening van het elfde EOF handhaaft voorts bijzondere beheersprocedures voor de vredesfaciliteit. Aangezien de financiële en technische steun voor de uitvoering van artikel 11 ter van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst zal worden gefinancierd uit andere specifieke instrumenten dan de voor de financiering van de ACS-EU-samenwerking bestemde instrumenten, moeten volgens deze bepalingen ontwikkelde activiteiten op grond van vooraf gespecificeerde begrotingsbeheersprocedures worden goedgekeurd.

De uitvoeringsverordening van het elfde EOF behelst passende maatregelen om de gezamenlijke financiering mogelijk te maken van kredieten uit het EOF en uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, ten behoeve van projecten voor samenwerking tussen de ultraperifere gebieden van de EU en de ACS-landen, alsook de landen en gebieden overzee in het Caribisch gebied, West-Afrika en de Indische Oceaan, meer bepaald vereenvoudigde mechanismen voor gezamenlijk projectbeheer.

2. De Raad stelt met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid een Financieel Reglement vast op basis van een voorstel van de Commissie en na advies van de EIB inzake de voor haar relevante bepalingen en een advies van de Rekenkamer.

3. De in de leden 1 en 2 genoemde ontwerp-verordeningen van de Commissie voorzien in de mogelijkheid om onder meer uitvoeringstaken te delegeren aan derden.

Artikel 11 - Financiële uitvoering, boekhouding, controle en kwijting

1. De Commissie draagt zorg voor de financiële tenuitvoerlegging van de middelen die zij beheert en meer bepaald voor de financiële uitvoering van de projecten en programma's overeenkomstig het Financieel Reglement als bedoeld in artikel 10, lid 2. De besluiten van de Commissie met betrekking tot de terugvordering van te veel betaalde bedragen vormen executoriale titel binnen het rechtsgebied van de EU, zoals bepaald in artikel 299 van het Verdrag betreffende de werking van de EU.

2. Namens de Unie beheert de EIB de investeringsfaciliteit en voert zij in dat kader verrichtingen uit, overeenkomstig het in artikel 10, lid 2, bedoelde Financieel Reglement. De EIB handelt hierbij voor risico van de lidstaten. Alle daaruit voortvloeiende rechten komen de lidstaten toe, met name in de hoedanigheid van schuldeiser of eigenaar.

3. De EIB draagt overeenkomstig haar statuten en beste bankpraktijken zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met de in artikel 4 bedoelde leningen uit eigen middelen, in voorkomend geval gecombineerd met rentesubsidies uit de subsidiemiddelen van het EOF.

4. Voor elk begrotingsjaar stelt de Commissie de rekeningen van het EOF op, keurt deze goed en stuurt deze naar het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

5. De in artikel 10 bedoelde gegevens worden door de Commissie ter beschikking van de Rekenkamer gehouden, zodat deze de uit de middelen van het EOF verleende steun aan de hand van de stukken kan controleren.

6. De EIB doet jaarlijks aan de Commissie en de Raad haar jaarverslag toekomen over de uitvoering van de verrichtingen die zijn gefinancierd uit de door de EIB beheerde middelen van het EOF.

7. Overeenkomstig lid 9 van dit artikel oefent de Rekenkamer ten aanzien van de verrichtingen van het EOF haar bevoegdheden op grond van artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de EU uit. De wijze waarop dit geschiedt, wordt in het in artikel 10, lid 2, bedoelde Financieel Reglement bepaald.

8. Voor het financiële beheer van het EOF, met uitzondering van door de EIB beheerde verrichtingen, wordt de Commissie kwijting verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die daarover besluit met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

9. Voor de uit de middelen van het EOF gefinancierde verrichtingen die door de EIB worden beheerd, gelden de controle- en kwijtingsprocedures zoals die voor alle verrichtingen van de EIB in haar statuten zijn vastgelegd.

Artikel 12 - Herzieningsclausule

Artikel 1, lid 3, en de artikelen van hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 8, kunnen door de Raad met eenparigheid van stemmen en op voorstel van de Commissie worden gewijzigd. De EIB sluit zich aan bij het voorstel van de Commissie betreffende aangelegenheden die verband houden met haar activiteiten en die van de investeringsfaciliteit.

Artikel 13 - Europese Dienst voor extern optreden

Deze verordening wordt toegepast in overeenstemming met Besluit 2010/427/EU van de Raad tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden.

Artikel 14 - Ratificatie, inwerkingtreding en looptijd

1. Dit Akkoord wordt door elke lidstaat goedgekeurd overeenkomstig zijn eigen grondwettelijke voorschriften. De regering van elke lidstaat stelt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de procedures die voor de inwerkingtreding van dit Akkoord zijn vereist.

2. Dit Akkoord treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste lidstaat kennis geeft van goedkeuring van dit Akkoord.

3. Dit Akkoord wordt gesloten voor dezelfde duur als het meerjarig financieel kader voor 2014-2020 dat is gehecht aan de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en als het LGO-besluit (2014-2020). Onverminderd artikel 1, lid 4, blijft dit Akkoord echter van kracht voor zover dit nodig is voor de volledige uitvoering van alle uit hoofde van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het LGO-besluit en binnen het genoemde meerjarig financieel kader gefinancierde verrichtingen.

Artikel 15 - Authentieke talen

Dit Akkoord, opgesteld in een exemplaar in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in het archief van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toezendt aan de regering van elk der ondertekenende lidstaten.

               PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. Overeenkomst gewijzigd bij de overeenkomst ondertekend te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4) en bij de overeenkomst ondertekend te Ouagadougou op 22 juni 2010 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3).

               PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG (PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33).

               Het Intern Akkoord van het tiende EOF (PB L 247 van 9.9.2006, blz. 32) werd door de vertegenwoordigers van de lidstaten in het kader van de Raad bijeen in juli 2006 ondertekend. De uitvoeringsverordening van het tiende EOF (Verordening (EG) nr. 617/2007 van de Raad) en het Financieel Reglement van het tiende EOF (Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad) werden respectievelijk in mei 2007 en in februari 2008 vastgesteld. Het tiende EOF trad in werking op 1.7.2008 toen de eerste herziening van de Overeenkomst van Cotonou van kracht werd.

               COM(2011) 500.

               PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.

               COM(2011) 637.

               PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. Overeenkomst gewijzigd bij de overeenkomst ondertekend te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4) en bij de overeenkomst ondertekend te Ouagadougou op 22 juni 2010 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3).

               PB L 247 van 9.9.2006, blz. 32.

               PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.

             Document van de Raad 18239/10 van 11 januari 2011.

             PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.

             COM(2011) 637.