Artikelen bij COM(2011)653 - Tussentijdse evaluatie van externe samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren met de VS en Canada

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52011DC0653

/* COM/2011/0653 definitief */ VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de tussentijdse evaluatie van de overeenkomsten inzake externe samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren met de Verenigde Staten van Amerika en Canada


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

over de tussentijdse evaluatie van de overeenkomsten inzake externe samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren met de Verenigde Staten van Amerika en Canada

Inleiding

Dit verslag is opgesteld uit hoofde van artikel 7 van de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika als ondertekend op 4 december 2006 en tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada als ondertekend op 18 december 2006 op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren. Het verslag bevat het standpunt van de Commissie over de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van deze twee overeenkomsten. Deze evaluatie is te vinden op:

http://ec.europa.eu/dgs/education_culture/evalreports/index_en.htm.

Hoewel de autoriteiten van de VS en Canada de resultaten van de evaluatie erkennen, hebben zij helaas om financiële redenen besloten om alle huidige en toekomstige oproepen tot het indienen van voorstellen voor bilaterale projecten tussen nu en 2013, wanneer beide overeenkomsten aflopen, te annuleren. In haar commentaar op de aanbevelingen van de evaluatoren in hoofdstuk 5 houdt de Commissie rekening met deze onverwachte wending.

DE SAMENWERKINGSOVEREENKOMSTEN

Doelen

Beide overeenkomsten dienen doelen op het gebied van het onderwijs, het contact tussen mensen en publieke diplomatie. Zij dragen bij tot kwalitatief hoogwaardig onderwijs en beroepsopleidingen in de Europese Unie door de samenwerking met de Verenigde Staten en Canada te stimuleren. De overeenkomsten beogen effect te hebben op twee gebieden:

1. de bevordering van de interculturele dialoog en het onderling begrip; en

2. de ontwikkeling van vaardigheden en competenties die van belang zijn voor de kenniseconomie.

Instrumenten voor interventie

De belangrijkste acties die in het kader van de overeenkomsten worden ondernomen, zijn multi-institutionele transnationale partnerschappen

- waarbij instellingen voor hoger onderwijs en/of beroepsopleiding uit Noord-Amerika en de EU betrokken zijn,

- die samenwerken om gezamenlijke curricula op bachelor/master-niveau te ontwikkelen, met inbegrip van gezamenlijke of dubbele graden en

- die trans-Atlantische mobiliteit van zowel studenten als academici bevorderen.

Acties die specifiek worden ondernomen in het kader van de overeenkomst tussen de EU en de VS, zijn:

3. het programma Atlantis, met drie subacties: (i) projecten voor trans-Atlantische graden (Transatlantic Degree Projects, TD); (ii) projecten voor mobiliteit van hoge kwaliteit (Excellence in Mobility Projects, EIM); en (iii) beleidsgerichte maatregelen (Policy-oriented Measures, POM);

4. het stelsel van Schuman-Fulbright-beurzen;

5. de alumnivereniging Oceans; en

6. technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van beleidsgerichte fora en studies.

Acties die specifiek worden ondernomen in het kader van de overeenkomst tussen de EU en Canada, zijn:

7. het programma tussen de EU en Canada bestaande uit acties op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding, met name trans-Atlantische uitwisselingspartnerschappen (Transatlantic Exchange Partnerships, TEP) en trans-Atlantische partnerschappen voor graden (Transatlantic Degree Partnerships, TDP);

8. acties voor jongeren, in het bijzonder rondetafels voor jongeren; en

9. aanvullende acties, met name de studietour- en stageprogramma's van de EU en Canada en de alumnivereniging Oceans.

Meer informatie over deze instrumenten en achtergronddocumenten zijn te vinden op de websites van de Commissie.

Financiering en resultaten

In het algemeen verstrekt de Europese Unie financiële middelen voor direct gebruik door Europese instellingen, wetenschappers en studenten, terwijl de Verenigde Staten van Amerika en de regering van Canada financiële middelen verstrekken voor direct gebruik door instellingen, wetenschappers en studenten uit hun respectieve landen.

De begrotingstoewijzing van de Europese Unie was 23,2 miljoen EUR voor het programma Atlantis voor de periode 2006-2010 en 5,1 miljoen EUR voor het EU-Canada-programma voor de periode 2007-2010. De programmafinanciering vindt plaats op basis van het beginsel van matchingfinanciering tussen de partijen in elk van de overeenkomsten, hetgeen betekent dat de Europese budgetten uiteindelijk worden verdubbeld door evenredige middelen die worden verstrekt door de autoriteiten van respectievelijk de VS en Canada.

Het programma Atlantis heeft tot nu toe in totaal 5 034 personen en 317 instellingen de gelegenheid geboden om deel te nemen aan 67 mobiliteitsprojecten .

Het EU-Canada-programma heeft tot nu toe in totaal 2 804 personen en 195 instellingen de gelegenheid geboden om deel te nemen aan 37 mobiliteitsprojecten.

Het stelsel van Schuman-Fulbright-beurzen wordt medegefinancierd door de EU voor een bedrag van 320 000 EUR per jaar en heeft tot nu toe in totaal 83 deelnemers.

DE EVALUATIE

Het contract voor de tussentijdse evaluatie van de overeenkomsten tussen de EU en de VS en tussen de EU en Canada is in maart 2010 toegekend aan het bedrijf Ecotec/Ecorys. De evaluatie is uitgevoerd tussen maart 2010 en januari 2011. De Commissie heeft het definitieve evaluatierapport ontvangen op 15 juni 2011.

Wat de methodologie betreft, hebben de evaluatoren de gegevens voor hun beoordeling verzameld door middel van gesprekken met Noord-Amerikaanse belanghebbenden in Washington DC en Ottawa, door gesprekken met functionarissen van de Europese Commissie en stafleden van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (Education, Audiovisual and Culture Executive Agency, EACEA) en de Belgisch-Luxemburgse Fulbright-commissie in Brussel, door diepte-interviews met 95 projectpartners en -coördinatoren (en studenten) van twintig thematische projectcasussen, met inbegrip van bezoeken aan elk van de betrokken projecten, door een online-enquête onder projectpartners en -coördinatoren, die 209 reacties opleverde, door online-enquêtes onder studenten en onder ontvangers van een Schuman-Fulbright-beurs, die respectievelijk 53 en 57 reacties opleverden, door een telefonische enquête onder vijf personen van wie de aanvraag was afgewezen, en door een beoordeling van relevante documentatie.

Result ATEN VAN DE EVALUATIE

De resultaten van de evaluatie zijn over het algemeen zeer positief. Ze zijn gebaseerd op een analyse van de relevantie van de overeenkomsten voor de behoeften, van de mate waarin zij overlappingen vormen met, een aanvulling zijn op of in strijd zijn met andere beleidsmaatregelen en acties, van de effectiviteit van de overeenkomsten in het bereiken van hun doelstellingen, beoogde effecten en hun toegevoegde waarde, van hun efficiëntie, kosteneffectiviteit en de effectiviteit van de beheerafspraken en andere operationele aangelegenheden, zoals de verspreiding en benutting van de projectresultaten, en van de mate waarin de ondersteunde activiteiten duurzaam zijn.

Relevan tie voor de behoeften

De evaluatoren zijn tot de conclusie gekomen dat de overeenkomsten zeer relevant zijn voor het voorzien in een aantal behoeften die van belang en van toenemende betekenis zijn: mondialisering en het parallelle proces van internationalisering in het onderwijs. De doelstellingen van de overeenkomsten worden beoordeeld als doelstellingen die:

- breed en flexibel zijn, zodat regeringen een verscheidenheid van politieke en economische doelen kunnen nastreven;

- een doorgaand discussieplatform bieden in een tijd van toenemende complexiteit en concurrentie, waarbij activiteiten worden beschermd die, zoals de ervaring elders laat zien, zeer kwetsbaar kunnen zijn;

- mogelijkheden bieden voor nieuwe spelers om de internationale onderwijsarena te betreden; en

- instellingen de kans bieden om betrokken te zijn bij zeer hoogstaande en moderne internationale partnerschapsvormen in de vorm van multi-institutionele samenwerking en gezamenlijke of dubbele graden.

Complementarit eit met andere beleidsmaatregelen en acties

De evaluatoren vonden dat de programma’s elkaar niet overlappen en niet in strijd zijn met het brede scala van EU-initiatieven op het gebied van internationale samenwerking, mobiliteit, onderwijs en beroepsopleiding waarmee de overeenkomsten enkele elementen gemeen hebben. De overeenkomsten zijn, in tegendeel, in een aantal opzichten uniek, in het bijzonder door hun aard als internationale bilaterale overeenkomst en door de voordelen die deze vorm van geïnstitutionaliseerde samenwerking biedt onder het internationaal publiekrecht. Terwijl de door de overeenkomsten ondersteunde activiteiten relatief klein zijn ten opzichte van de hoeveelheid internationale samenwerking die routinematig in deze sector plaatsvindt tussen de EU, de VS en Canada, bieden deze activiteiten toch een breed scala van mogelijkheden. Alleen voor het gebied van de jongeren (alleen Canada) hebben de evaluatoren een gebrek aan uitvoering vastgesteld dat het moeilijk maakte om de complementariteit te beoordelen.

Effectiv iteit

De evaluatoren vonden dat de overeenkomsten bijdragen hebben geleverd aan de verwezenlijking van al hun beoogde doelstellingen, maar minder voortgang hebben geboekt dan werd verwacht, op het punt van het bieden van mogelijkheden tot beleidsgerichte discussie en uitwisseling en, in Canada, op het gebied van de jongeren. De overeenkomsten hebben aanzienlijke voordelen opgeleverd voor de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de aan de programma's deelnemende studenten (zachte vaardigheden, taalvaardigheid, interculturele competenties en competenties die nuttig zijn op de mondiale arbeidsmarkt en in internationale werkomgevingen). Er is geoordeeld dat de overeenkomsten ook van groot voordeel zijn voor het personeel en de professionals, alsmede voor de bij de projecten betrokken instellingen, in het bijzonder op het punt van het opzetten en onderhouden van internationale netwerken, het versterken van het profiel en de reputatie, het opbouwen van capaciteit om internationaal te opereren en het creëren van 'change agents' die de positieve resultaten kunnen verspreiden binnen de respectieve instellingen.

Toegevoegde waarde

De evaluatie heeft geleid tot de conclusie dat het bilaterale financieringsaspect van de overeenkomsten op strategisch niveau een aanzienlijke toegevoegde waarde had en dat de overeenkomsten een duidelijk 'gat in de markt' opvullen voor de financiering van internationale samenwerking tussen de EU en de VS of Canada. De meeste partners en coördinatoren vinden dat hun projecten van een hogere kwaliteit, nuttiger en waardevoller zijn dan andere internationale samenwerkingsprogramma's op dit gebied. Er werd geconstateerd dat de overeenkomsten dienen als model voor andere geïndustrialiseerde landen, niet het minst dankzij het feit dat zij studentenmobiliteit van hoge kwaliteit voorstaan, het gebruik van innovatieve benaderingen van de ontwikkeling, transparantie en meeneembaarheid van curricula bevorderen en een manier verschaffen om het karakter van internationale samenwerking vorm te geven.

Effici ëntie

De evaluatoren vonden dat er weliswaar meer gegevens nodig zijn om de efficiëntie van de programma's volledig te kunnen beoordelen, maar dat het gemiddelde EU-budget per uitgewisselde student uit hoofde van de overeenkomsten, als gevolg van het beginsel van matchingfinanciering, aanzienlijk lager was dan bij bijvoorbeeld het programma Erasmus Mundus, wat iets zegt over de kostenefficiëntie van de overeenkomsten. Het zeer kleine budget dat beschikbaar is in het geval van de overeenkomst tussen de EU en Canada, vormt echter een aanzienlijke belemmering voor het verwezenlijken van alle doelstellingen van de overeenkomsten.

Duurzaamheid

De evaluatoren hebben geconcludeerd dat er sprake is van sterke voortzetting van de in het kader van de overeenkomsten gevormde partnerschappen: de helft van de projectpartners en -coördinatoren houdt na de voltooiing van hun project contact, en driekwart van degenen die een Schuman-Fulbright-beurs ontvingen, blijft samenwerken met collega's van hun gastinstelling, doorgaans bij onderzoeksactiviteiten. Ook al verwachten coördinatoren de samenwerking voort te zetten wegens hun grote persoonlijke investering in het project, toch is op projectniveau een volledige voortzetting van de activiteiten na de levenscyclus van een project ongebruikelijk als gevolg van de huidige grenzen aan de middelen van de instellingen, en bedrijven zijn nog steeds een zeldzame financieringsbron, vooral onder participanten uit de EU.

Bevordering, verspreiding en benutting

De evaluatoren hebben er duidelijk op gewezen dat het belangrijk is dat er effecten worden bereikt die verder gaan dan de onmiddellijke projecten zelf. Er zijn echter bepaalde obstakels geïdentificeerd voor het bereiken van dit resultaat, in het bijzonder een kennelijk gebrek aan zichtbaarheid en/of bekendheid van de programma's (met uitzondering van het stelsel van Schuman-Fulbright-beurzen), alsmede het ontbreken van een duidelijke merknaam (alleen Canada). De evaluatoren hebben verder geconcludeerd dat de publiciteit voor de overeenkomsten en de verspreiding van de resultaten zou kunnen worden verbeterd. Zij hebben ook aangegeven dat de jaarlijkse conferentie van projectdirecteuren in stand moet worden gehouden als een belangrijk forum dat gelegenheden voor kruisbestuiving tussen verschillende projecten en instellingen biedt. De verticale communicatie van de resultaten van de POM's naar belanghebbenden zou moeten worden verbeterd. De potentiële voordelen van de alumnivereniging Oceans voor bevordering en verspreiding werden door de evaluatoren beklemtoond. Het potentieel voor benutting van de resultaten binnen instellingen werd hoog genoemd, waarbij de evaluatoren al rekening hielden met de grote mate van benutting tussen instellingen.

AANBEVELINGEN

Hieronder worden de aanbevelingen ( cursief ) van de evaluatoren weergegeven, tezamen met de opmerkingen van de Commissie.

Relevan tie

10. De overeenkomsten blijven zeer relevant voor de behoeften in het hoger onderwijs, en de vaststelling van gezamenlijke of dubbele graden in 2006 laat zien dat het hoger onderwijs in staat is om voorop te blijven lopen in de ontwikkelingen. De niet-uitvoering van deze activiteiten binnen de overeenkomst tussen de EU en Canada betekent dat niet het volledige potentieel van de overeenkomst wordt verwezenlijkt. In de resterende periode tot 2013 moet prioriteit worden gegeven aan de tenuitvoerlegging van deze aspecten van de overeenkomst.

De Commissie en haar Canadese tegenhangers hebben in 2010 in de bilaterale oproep tot het indienen van voorstellen de benodigde stappen genomen om projecten voor gezamenlijke of dubbele graden aan te moedigen en ten uitvoer te leggen. Naar aanleiding hiervan is één subsidie verstrekt aan een trans-Atlantisch partnerschap voor graden op het gebied van de bosbouw.

11. De overeenkomsten zijn goed afgestemd op de behoeften van het hoger onderwijs, maar minder op de behoeften van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding. Er moet meer aandacht worden geschonken aan de wijze waarop de overeenkomsten kunnen worden aangepast, zodat ze beter aansluiten bij de behoeften van de sector; de overeenkomsten meer bevorderen bij de sector beroepsonderwijs en -opleiding alleen zal geen grotere belangstelling en benutting garanderen.

De Commissie heeft herhaaldelijk met haar trans-Atlantische tegenhangers gesproken over manieren om beter te voorzien in de behoeften van de sector beroepsonderwijs en -opleiding via de jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen. Deze gesprekken hebben geleid tot de versoepeling van enkele programmavereisten voor instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding.

12. De deelnemers en programmabeheerders beschouwen kwaliteit als vanzelfsprekend. Het programma Erasmus Mundus heeft geprobeerd om kwaliteit te ontwikkelen als onderdeel van de merkwaarde van het programma, die door de deelnemers zelf wordt ontwikkeld en gewaarborgd; een vergelijkbare benadering wordt aanbevolen voor projecten in het kader van de overeenkomsten, in het bijzonder wat betreft gezamenlijke of dubbele graden.

Alhoewel de Commissie het eens is met de strekking van deze aanbeveling, wijst zij erop dat deze is gebaseerd op een tamelijk kleine en dus niet geheel representatieve steekproef van feedback van studenten. De kwaliteit van de projecten en hun resultaten/outputs is over het algemeen zeer hoog. De Commissie zal echter bekijken hoe zij de kwaliteit van de projecten die in het kader van beide overeenkomsten ten uitvoer worden gelegd, verder kan verhogen. Als eerste stap zal zij er, via het EACEA, voor zorgen dat alle bij bilaterale projecten betrokken partners zich bewust zijn en gebruikmaken van het handboek kwaliteitsborging en het zelfbeoordelingsinstrument van Erasmus Mundus.

Effectiv iteit

13. Canada beschikt niet over een middel voor regelmatige discussie en uitwisseling van ervaringen op het gebied van beleidsvraagstukken. Hoewel de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de federale en provinciale overheden het moeilijk kan maken om een mechanisme op te zetten dat vergelijkbaar is met dat van de VS, zou opnieuw moeten worden geprobeerd om het doel van het houden van regelmatige evenementen over aangelegenheden van wederzijds belang te verwezenlijken.

De Commissie neemt kennis van deze aanbeveling . Via diverse kanalen verkent de Commissie manieren om met Canada een zinvolle en voor beide partijen nuttige beleidsgerichte dialoog aan te gaan op het gebied van het onderwijs, de beroepsopleiding en jongeren. Dit heeft tot nu toe effect gehad op het niveau van de pan-Canadese verenigingen op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding, alsmede het internationaal onderwijs. De Commissie zal haar inspanningen voortzetten en zich daarbij vooral richten op het federale en provinciale niveau in Canada.

14. De overeenkomsten hebben bijdragen geleverd tot de verwezenlijking van doelstellingen van de EU op belangrijke gebieden, maar er is minder voortgang geboekt dan verwacht bij het verschaffen van mogelijkheden voor beleidsgerichte discussie en uitwisseling en, in Canada, op het gebied van de jongeren. Deze beide gebieden moeten in de tweede helft van de looptijd van de overeenkomsten een strategische prioriteit worden. In Canada moet een snel besluit worden genomen over de mate waarin het gebied van de jongeren een strategische prioriteit is die het verdient om in de laatste jaren van de huidige overeenkomst ten uitvoer te worden gelegd. In geval van aanhoudende inactiviteit, moet het aan dit gebied toegewezen EU-budget opnieuw worden toegewezen aan andere delen van het programma om verkwisting van middelen tegen te gaan.

Hoewel beleidsgerichte discussie en uitwisseling met Canada nog minder ver zijn ontwikkeld (zie opmerkingen bij aanbeveling (4) ), hebben de Commissie en het Amerikaanse ministerie van Onderwijs al twee onderwijsbeleidsfora georganiseerd: in 2009 een forum over hervormingen in het hoger onderwijs en samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven, en in 2010 over kwaliteit in het hoger onderwijs, de ontwikkeling van scholen en docenten en vaardigheden voor morgen. Voor 2011 staat nog een forum gepland, waar gesproken zal worden over de student van de 21e eeuw, kwalificatiekaders en het leren van studenten.

Wat de jongeren en Canada betreft, hebben de Commissie en haar Canadese gesprekspartners stappen genomen om een reeks van acties ten uitvoer te leggen. In het licht van deze recente ontwikkeling lijkt een herschikking van middelen niet langer noodzakelijk.

15. In het kader van de overeenkomst tussen de EU en de VS moeten sterkere koppelingen worden verkend tussen de beleidsgerichte fora en de beleidsgerichte maatregelen, teneinde de potentiële synergieën beter te verwezenlijken en te verzekeren dat de bevindingen van de POM's op Europees/nationaal niveau in aanmerking worden genomen.

De Commissie is het met deze aanbeveling eens en kijkt naar concrete manieren om synergieën tussen en de bredere verspreiding van de resultaten van zowel de beleidsfora als de POM's te versterken.

16. De voordelen van deelname moeten breder beschikbaar worden gesteld voor minder ervaren en kleinere instellingen, vooral op het gebied van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding. Er moet meer promotie plaatsvinden om deze instellingen te bereiken, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van een gids over goede praktijken gericht op de sector beroepsonderwijs en -opleiding. Er moet worden overwogen een mechanisme in te voeren om onervaren projecten bij te staan in de projectontwikkelingsfase. Voorts kan bij de jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen prioriteit worden gegeven aan bepaalde ondervertegenwoordigde instellingen en moet worden geprobeerd om eerder succesvolle deelnemers van ondervertegenwoordigde instellingen te identificeren en te steunen, zodat zij voorvechters worden die deelname in hun sector bevorderen. Voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding moet worden overwogen om een brochure van succesvolle projecten in de sector beroepsonderwijs en -opleiding op te stellen die zich specifiek richt op deze sector.

De Commissie is het ten dele eens met deze aanbeveling . Er is bij eerdere jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen getracht om de toegang van instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding te vergemakkelijken (zie de opmerkingen bij aanbeveling (2) ): deze oproepen bevatten maatregelen om een divers scala van instellingen te steunen en nieuwe en/of nog niet gefinancierde instellingen te selecteren op prioritaire basis.

De Commissie wijst er echter op dat alle aanvragers gelijk moeten worden behandeld, wat betekent dat bijstandsmechanismen niet uitsluitend mogen zijn gericht op één type aanvrager. Het EACEA heeft voor potentiële aanvragers meerdere ondersteunende hulpmiddelen opgezet, met name gidsen voor meerjarenprogramma's, FAQ's, projectcompendia en functionele mailboxen waar vragen naartoe kunnen worden gezonden die tijdens de aanvraagfase kunnen rijzen. Voorts heeft de Commissie het EVE opgezet, het enkele informatiepunt over Europese projecten voor onderwijs, beroepsopleiding, cultuur en jongeren, waar duizenden projecten en hun resultaten onder de aandacht worden gebracht, in het bijzonder projecten in het kader van de twee overeenkomsten. Dit hulpmiddel voor de verspreiding en benutting van projectresultaten staat open voor de buitenwereld en kan door minder ervaren of kleinere instellingen als inspiratiebron worden gebruikt.

17. Vier jaar nadat de vernieuwde overeenkomst [met Canada] van kracht werd, kunnen er op het gebied van de jongeren nog maar heel weinig concrete resultaten worden getoond en is er nog maar heel weinig dynamiek opgebouwd. Er moet grotere prioriteit worden gegeven aan actie op dit gebied om het te verwezenlijken.

De Commissie is het slechts ten dele eens met deze aanbeveling . Na een trage start heeft het gebied van de jongeren sinds 2009 aan dynamiek gewonnen. Zie de opmerkingen bij aanbeveling (5) .

Effici ëntie

18. Er moeten gestructureerdere communicatieprocessen over informatiebehoeften en toezicht worden ingevoerd, bijvoorbeeld door beter gebruik te maken van de gemeenschappelijke bijeenkomsten tussen de Commissie en het EACEA.

De Commissie is het met deze aanbeveling eens en zal overwegen om regelmatiger gemeenschappelijke bijeenkomsten met het EACEA te organiseren.

19. Er moet meer gebruik worden gemaakt van moderne verslagleggingshulpmiddelen, of ten minste gestandaardiseerde formats, om zowel voor de projectpartners en -coördinatoren als voor het EACEA de efficiëntie bij het verzamelen van informatie en gegevens te verbeteren. Er wordt aanbevolen een standaardformat in te voeren voor de registratie van studenten en potentiële alumni op het moment van selectie.

Het EACEA is al begonnen zijn verslagleggingsinstrumenten te evalueren. In het bijzonder zou begin 2012 een nieuwe via het web bereikbare mobiliteitsdatabase gereed moeten zijn om breed te worden geïntroduceerd. Er wordt verwacht dat dit nieuwe instrument in het bijzonder het volgen van studenten en alumni zal verbeteren.

20. Er moet een gestructureerde cyclus van bijeenkomsten tussen de Europese Commissie (DG EAC) en de Belgisch-Luxemburgse Fulbright-commissie moeten worden opgezet, om kwalitatieve informatie uit te wisselen over het stelsel van Schuman-Fulbright-beurzen en de (mogelijke) synergie met de overige acties in het kader van de overeenkomst met de VS. In het bijzonder moet aan de Europese Commissie regelmatig kwalitatieve informatie worden verstrekt over de ontvangers van een beurs, zoals hun geografische spreiding en hun vakgebieden.

Er moet een format voor het verstrekken van kwantitatieve gegevens over de ontvangers van een beurs aan het DG EAC worden besproken en overeengekomen.

De Commissie is het eens met deze aanbeveling . Er zullen concrete maatregelen worden geïnitieerd om op gestructureerde en regelmatige wijze kwalitatieve informatie te verkrijgen over het stelsel van Schuman-Fulbright-beurzen, met het oog op het realiseren van synergieën met andere acties die in het kader van de overeenkomst met de VS en andere EU-programma's ten uitvoer worden gelegd.

21. Er moet een pragmatische en haalbare aanpak worden ontwikkeld om de (echte) inputs en outputs van de projecten te controleren, teneinde de kosteneffectiviteit zichtbaar te maken, en er moet een reeks eenvoudige criteria worden geformuleerd om de kosteneffectiviteit beter te beoordelen.

De Commissie neemt kennis van deze aanbeveling , maar benadrukt ook de bevinding van de evaluatoren dat 'er op het eerste gezicht sterke aanwijzingen zijn dat de overeenkomsten geen aanleiding geven tot zorgen over de kosteneffectiviteit'. Gezien de relatief kleine budgetten die aan beide overeenkomsten en aan afzonderlijke projecten zijn toegewezen, kan het zelfs kosteneffectiever zijn om zo'n pragmatische en haalbare aanpak te ontwikkelen in het kader van een groter EU-programma en deze vervolgens mutatis mutandis toe te passen op bilaterale projecten. Er zij opgemerkt dat het EACEA een systeem voor administratieve controles en controles ter plaatse heeft ingevoerd om de tenuitvoerlegging van projecten te beoordelen in het licht van de in de overeengekomen werkprogramma's beschreven plannen.

22. Er moet een inventarisatie van de meest voorkomende (juridische) obstakels en de toegepaste oplossingen plaatsvinden, en het resultaat moet onder alle nieuwe aanvragers worden verspreid.

De Commissie onderschrijft de hoofdgedachte van deze aanbeveling , maar wijst erop dat zij al in 2008 een gids met goede praktijken heeft gepubliceerd die praktische tips en trucs bevat voor het opzetten en ten uitvoer leggen van een succesvol bilateraal project. In het kader van het POM-project 'Transatlantic Degree Programs (TDP) Inventory project' van 2007 is bovendien een publicatie opgesteld waarin werd ingegaan op met name de uitdagingen en kansen bij het ontwikkelen van programma's voor gezamenlijke en dubbele graden. Deze publicatie is op de in oktober 2010 in Berlijn gehouden conferentie van projectdirecteuren gratis verspreid onder alle projectpromotors en -partners. De Commissie zal bekijken hoe zij de beschikbare informatie het beste kan aanvullen en consolideren, en deze zo breed mogelijk verspreiden onder het geïnteresseerde publiek.

Duurzaamheid

23. Houd vast aan het beginsel van eigen investeringen door de deelnemende instellingen, teneinde het engagement van de betrokken partijen tijdens en na de financiering te behouden.

De Commissie is niet van plan om dit beginsel te wijzigen.

24. Stimuleer meer betrokkenheid van en investeringen door partners buiten de onderwijssector.

Teneinde de relaties tussen onderwijs- en beroepsopleidingsorganisaties en de arbeidsmarkt te verbeteren, heeft de Commissie sinds de aanvang van de programma's consortia aangemoedigd om organisaties zoals ondernemingen, vakbonden, bedrijven en concerns, niet-gouvernementele organisaties, uitgevers, overheidsdiensten, kamers van koophandel en onderzoeksinstituten te verbinden aan het werk van het project. Zulke organisaties zouden onder andere stageplekken kunnen verschaffen, professioneel advies en expertise kunnen bieden en bijdragen aan een project om de nationale en internationale zichtbaarheid vast te houden die nodig is om het project na de financiering te doen slagen.

25. Schep de mogelijkheid van aanvragen voor innovatieve continuering naast de EIM-actie, met de eis dat er nieuwe partners moeten worden opgenomen – bij voorkeur uit landen die minder vertegenwoordigd zijn in de overeenkomsten.

De Commissie neemt nota van deze aanbeveling , maar zal er geen gehoor aan geven, omdat de bilaterale oproepen tot het indienen van voorstellen door de autoriteiten van zowel de VS als Canada zijn geannuleerd.

Promotie, verspreiding en benutting

26. De status van de overeenkomsten moet in de EU worden versterkt, teneinde eenzelfde merk te krijgen als Atlantis in de VS. De Commissie moet de toegankelijkheid van activiteiten in het kader van de overeenkomsten stimuleren, bijvoorbeeld door uitnodigingen van projectcoördinatoren aan hooggeplaatste belanghebbenden om deel te nemen aan hun activiteiten te steunen.

Het programma van de EU en Canada zou baat hebben bij een sterkere profilering, om het bereik van het programma alsmede het potentieel voor het genereren van bredere effecten te vergroten. Daartoe moeten meer innovatieve acties ten uitvoer worden gelegd en is het raadzaam om een titel zoals Atlantis in te voeren ten behoeve van de publiciteit en marketing, bijvoorbeeld Maple (Mobility for transatlantic Promotion of Learning Exchanges) of Champlain (Collaboration for Higher transatlantic Mobility Promotion, Learning And International Networks). Tevens wordt aanbevolen om het Oceans-netwerk te polsen voor ideeën voor een mogelijke naam, wellicht via een kleine wedstrijd.

De Commissie erkent weliswaar de noodzaak van betere promotie van de overeenkomsten in de EU, maar zij zal geen gevolg geven aan deze aanbeveling , omdat de bilaterale oproepen tot het indienen van voorstellen door de autoriteiten van zowel de VS als Canada zijn geannuleerd.

27. In het tussentijdse verslag van de projectcoördinatoren moet een ontwerpverspreidingsplan worden opgenomen. In geval van POM-projecten moet bij aanvang van het project een communicatieplan worden opgesteld, waarbij gebruik wordt gemaakt van persberichten. Deze moeten onder meer worden gericht op overheidsfunctionarissen en op andere projecten. De eis om een verspreidings-/zichtbaarheidsplan op te stellen kan al deel uitmaken van de aanvraag.

De Commissie zal samen met het EACEA kijken hoe de vraagstukken van communicatie, verspreiding en zichtbaarheid van/door projecten en hun resultaten/outputs naar relevante belanghebbenden het beste kunnen worden aangepakt.

28. Belanghebbenden op midden- en hogere niveaus (nationale organisaties van universitaire instellingen en instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding van de betrokken landen/staten, internationale organisaties, ministeries en andere relevante belanghebbenden) moeten nauwer worden betrokken bij POM's en ten minste op de hoogte moeten worden gehouden van de aanvang, de voortgang en resultaten van deze projecten.

De Commissie heeft POM-promotors niet alleen verplicht om duurzaamheids- en verspreidingsstrategieën op te nemen, maar inmiddels ook aangemoedigd om relevante belanghebbenden als projectpartner op te nemen en hen uitgenodigd om resultaten systematisch naar deze organisaties en organen te verspreiden.

29. Het Oceans-netwerk heeft het potentieel om een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de promotie en verspreiding van de overeenkomsten. Het netwerk moet in deze rol actief worden aangemoedigd en gesteund door de Europese Commissie en de federale autoriteiten van de VS en Canada.

De Commissie neemt kennis van deze aanbeveling .

30. De conferentie van projectdirecteuren is de enige grote gelegenheid voor de gemeenschap van deelnemers om samen te komen en zienswijzen uit te wisselen. Het is belangrijk dat deze conferentie in stand wordt gehouden.

De Commissie is het helemaal eens met deze aanbeveling . Aangezien er in de voorzienbare toekomst echter geen nieuwe bilaterale projecten zullen worden geselecteerd, is de noodzaak van het organiseren van zo'n conferentie echter afgenomen.

31. Stimuleer benutting tussen onderwijsinstellingen door een onlinetool voor vragen en antwoorden over multi-institutionele samenwerking te verstrekken. Zo'n tool zou zowel geïnteresseerde partijen als nieuwe aanvragers in staat stellen om te leren van de lessen van voorgangers bij het aanvragen en ten uitvoer leggen van projecten en het verspreiden van resultaten/outputs.

Zie de opmerkingen bij de aanbevelingen (2) en (13) .

Conclusi ES

De Commissie deelt het algemene oordeel van de evaluatoren dat de overeenkomsten zeer relevant zijn en voldoen aan hun bredere en specifiekere doelen, in het bijzonder in de context van de ontwikkeling van de bredere rol van de EU in de wereld, alsmede de doelstellingen vervat in de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

De overeenkomsten vertonen geen aanmerkelijke overlap en zijn evenmin op belangrijke punten in strijd met een breed scala van relevante EU-initiatieven, en zij bieden aanzienlijke en tastbare voordelen voor studenten, academici en instellingen. De belangstelling van belanghebbenden voor de overeenkomsten neemt gestaag toe; het aantal aanvragen is zowel in 2009 als in 2010 aanmerkelijk gestegen. De meeste activiteiten zouden zonder financiering door zowel de EU als de VS of Canada niet hebben plaatsgehad.

Aangezien de overeenkomsten relatief kostenefficiënt zijn dankzij hun bilaterale financieringsaspect, dat op strategisch niveau een aanzienlijke toegevoegde waarde heeft, dienen zij als model voor andere geïndustrialiseerde en hoge-inkomenslanden.

Gelet op het bovenstaande, betreurt de Commissie de plotselinge beëindiging van de belangrijkste samenwerkingsactiviteiten die in het kader van beide overeenkomsten werden verricht.

De evaluatoren hebben een aantal voorstellen gedaan om bepaalde aspecten van de programma's te verbeteren, maar hebben geen grote tekortkomingen gevonden. De Commissie heeft al actie ondernomen met betrekking tot enkele van de voorstellen en zij zal andere voorstellen op de hierboven aangegeven wijze in overweging nemen.

Besluit van de Raad 2006/910/EG (PB L 346 van 9 december 2006, blz. 33 ) .

Besluit van de Raad 2006/964/EG (PB L 397 van 30 december 2006, blz. 14 ) .

Jongeren = alleen in de overeenkomst tussen de EU en Canada.

www.oceans-network.eu.

Overeenkomst EU-VS: http://ec.europa.eu/education/eu-usa/doc1901_en.htm.

Overeenkomst EU-Canada: http://ec.europa.eu/education/eu-canada/doc1688_en.htm.

Door de late vaststelling van de overeenkomst werd in 2006 voor EU-Canada geen oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd.

Behalve voor 2006, toen de medefinanciering door de EU 260 000 EUR bedroeg.

Gratis beschikbaar op: http://www.emqa.eu.

http://ec.europa.eu/dgs/education_culture/eve/index_en.htm.

http://ec.europa.eu/education/external-relation-programmes/doc1949_en.htm.

http://www.tdp-project.de.