Artikelen bij COM(2005)565 - Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Van concept naar realiteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inleiding 3

Samenvatting 3

1. De strategische dimensie 4

2. GMES ten dienste van de EU 6

3. Uitvoering 7

3.1. Voorrang aan de gebruikers 7

3.2. Geleidelijke invoering van experimentele operationele diensten 8

3.3. Diensten die voor snelle invoering in aanmerking komen 8

3.4. Financieringsstrategie 9

3.5. Voortbouwen op bestaande capaciteiten 10

3.6. Effectbeoordeling 11

3.7. Governance 12

3.7.1. Taken en verantwoordelijkheden 12

3.7.2. Structuren 13

4. Promotie van GMES/Naamgeving 14

INLEIDING

HET DOEL VAN GMES IS OP DUURZAME WIJZE BETROUWBARE EN TIJDIGE DIENSTEN MET BETREKKING TOT MILIEU- EN VEILIGHEIDSKWESTIES TE VERLENEN OM IN DE BEHOEFTEN VAN DE OVERHEIDSBELEIDSMAKERS TE VOORZIEN. GMES IS EEN INITIATIEF VAN DE EU, WAARBIJ HET ESA DE RUIMTECOMPONENT ZAL IMPLEMENTEREN EN DE COMMISSIE OP BASIS VAN ZOWEL IN-SITU- ALS TELEDETECTIEGEGEVENS ACTIES ZAL BEHEREN MET HET OOG OP HET IDENTIFICEREN EN ONTWIKKELEN VAN DIENSTEN.

Deze mededeling beschrijft een strategie voor het aanbieden van GMES, te beginnen met de proeffase van de eerste drie operationele GMES-diensten tegen 2008. Ook wordt toegelicht hoe in samenwerking met de gebruikers het toepassingsgebied van deze diensten zal worden afgebakend en hoe de Commissie de continuïteit van de diensten wil garanderen. Voorts wordt aandacht besteed aan het opzetten van geschikte beheersstructuren voor elke fase van het programma.

Samenvatting

In een tijdperk waarin het bezit en het adequate gebruik van informatie belangrijke geostrategische implicaties heeft, moet Europa over eigen middelen beschikken om zijn beleidsreacties op betrouwbare wijze en tijdig te kunnen evalueren. Een compleet aardobservatiesysteem waarbij via duidelijk omschreven operationele diensten ruimte- en in-situ-technieken (te land, ter zee en in de lucht) worden toegepast, is essentieel voor de uitvoering en monitoring van milieu- en veiligheidsbeleid in het kader van duurzame ontwikkeling.

Momenteel is de vraag naar aardobservatiesystemen in Europa nog steeds versnipperd, ook al neemt zij gestadig toe. Twee factoren kunnen hierin verandering brengen. In de eerste plaats moeten de besluitvormers op alle niveaus ervan worden overtuigd dat de diensten qua kwaliteit en continuïteit betrouwbaar zijn. Ten tweede moeten zij uit ervaring weten dat deze diensten genoeg zullen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van hun organisatie om de financiering van de kosten voor de werking, het onderhoud en de vernieuwing ervan op lange termijn te verantwoorden.

Aan de aanbodzijde heeft Europa kwalificaties en expertise van wereldklasse ontwikkeld. De observatiesystemen worden echter zelfstandig geëxploiteerd en voor zowel in-situ- als satellietobservatiesystemen is de dekking niet volledig. Veel satellieten en in-situ-observatienetwerken zijn experimenteel en kunnen niet de vereiste kwaliteit en continuïteit van de metingen garanderen om nu of in de toekomst de basis te vormen voor operationele diensten. Terwijl onze internationale partners al zwaar investeren in de ontwikkeling van capaciteit voor wereldwijde monitoring, werkt Europa nog met verschillende nationale capaciteiten en normen.

In het besef van het strategisch belang en het groeiend potentieel van aardobservatie zal Europa zijn eigen operationele capaciteit via het GMES-programma ontwikkelen. Het doel van GMES is de bestaande systemen te coördineren, gegarandeerd valabele diensten te produceren en, wat cruciaal is, de continuïteit ervan in de toekomst te waarborgen.

GMES zal stapsgewijze worden ontwikkeld door de invoering van proeffasediensten, te beginnen met drie fast track -diensten (landmonitoring, mariene diensten en reactie op noodsituaties) tegen eind 2008. In totaal zijn al elf initiële diensten geïdentificeerd die achtereenvolgens kunnen worden ingezet om in talrijke uiteenlopende behoeften te voorzien.

Op korte termijn zal GMES voortbouwen op de bestaande observatiecapaciteit in situ en vanuit de ruimte, die door de EU- en ESA-lidstaten is ontwikkeld. Op langere termijn zal worden geïnvesteerd in nieuwe capaciteit om de continuïteit van de gegevensbronnen en -infrastructuur ter ondersteuning van de ontwikkeling van GMES-diensten te waarborgen.

Ook moet worden gestreefd naar een optimale complementariteit bij het beheer van GMES- gerelateerde activiteiten. De Commissie is voornemens een organisatiestructuur voor GMES-diensten op te zetten om het bundelen van de vraag te versnellen en haar regelingen voor intern beheer te verbeteren. De investeringen van de EU en het ESA in de ruimtecomponent zullen door het ESA gezamenlijk worden beheerd volgens de respectieve financiële voorschriften. Structuren op langere termijn voor het beheer van GMES zullen met de EU- en ESA-lidstaten worden bestudeerd.

Efficiëntie inzake gegevensbeheer en uitwisseling van informatie is een eerste vereiste om GMES-diensten te kunnen produceren. Tussen de belanghebbenden zal een continue dialoog worden gehandhaafd om de noodzakelijke gegevensinfrastructuur in de ruimte te ontwikkelen en de uitvoering van het voorstel voor een richtlijn inzake INSPIRE (infrastructuur voor ruimtelijke informatie in Europa) zal worden gesteund. Zo zal GMES ertoe bijdragen de toegang, het gebruik en de harmonisatie van geospatiale informatie op pan-Europees niveau te vergemakkelijken. GMES zal een essentieel instrument zijn om de interoperabiliteit van de nationale systemen te vergroten en zo de ontwikkeling van passende Europese normen te bevorderen.

GMES zal een steeds groter bestanddeel vormen in de bilaterale betrekkingen van de EU met internationale partners. Bij de ontwikkeling van GMES zal rekening worden gehouden met de werkzaamheden van de groep voor aardobservatie (GEO). Met haar bundelende rol zal GMES de belangrijkste Europese bijdrage leveren aan het tienjarenplan voor de tenuitvoerlegging van het overkoepelend wereldwijd aardobservatiesysteem GEOSS.

1. De strategische dimensie

Het bezit van informatie over milieu en veiligheid heeft geostrategische implicaties. Op de Europese Raad van Göteborg van juni 2001 en in de daaropvolgende resolutie van de Raad is het politieke mandaat gegeven om “tegen 2008 een operationele autonome Europese capaciteit tot stand te brengen”.

In haar mededeling van februari 2004 heeft de Commissie gewezen op het strategisch belang van GMES voor de ontwikkeling van de rol van de EU in het internationale gebeuren en heeft zij elementen geïdentificeerd voor de implementatie ervan. Het Europees Parlement heeft zijn steun toegezegd voor de invoering van GMES. De tweede Ruimteraad heeft bevestigd dat GMES na Galileo het tweede vlaggenschip van het ruimtebeleid van de EU zal zijn.

De behoefte aan betrouwbare en tijdige informatie is duidelijk gebleken uit de toegenomen vraag. Kunstmatige en natuurrampen in Europa, Amerika, Azië en Afrika, gecombineerd met groeiende veiligheidsbehoeften, hebben het pleidooi voor betere monitoringsystemen nog kracht bijgezet. Van het mondiale tot het lokale niveau zijn de behoeften thans geïdentificeerd.

GMES zal een belangrijke bijdrage leveren om in de civiele veiligheidsbehoeften van de EU te voorzien. Bovendien zal het mogelijkheden bieden voor extra capaciteit voor het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB). Alle mogelijke civiele en militaire synergieën moeten worden nagestreefd om een beter gebruik van de middelen te garanderen, en wel in volledige complementariteit met het EU-satellietcentrum (EUSC), dat al operationeel is op dit gebied.

GMES zal aanzienlijke steun bieden voor monitoring en evaluatie van het milieu en zal bijdragen aan de uitvoering van het gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem dat momenteel door de Commissie en de lidstaten wordt opgezet. Het zal de kwaliteit en de toegankelijkheid van de milieu-informatie verbeteren en de milieurapportage stroomlijnen en rationaliseren.

GMES bestrijkt dus lokale, regionale en mondiale kwesties en wordt van essentieel belang voor de verdere ontwikkeling van een Europese voortrekkersrol in de praktische toepassing van aardobservatie voor klimaat- en milieumonitoring en civiele veiligheid.

GMES zal de EU een instrument bieden om deel te nemen aan de internationale inspanningen overeenkomstig de aanbeveling van de G8 van juli 2005 om het wereldwijde klimaatobservatiesysteem te versterken. Het zal bijdragen aan de strategie van de EU voor Afrika door het opzetten van een Afrikaanse waarnemingspost en de uitvoering van het AMESD-initiatief (Afrikaanse milieumonitoring in het kader van duurzame ontwikkeling). GMES was een belangrijk onderwerp in de dialoog van de EU met de VS, Rusland, China en India. De VS hebben onlangs hun strategisch plan voor een geïntegreerd aardobservatiesysteem gepubliceerd. Rusland en Japan zullen dat binnenkort doen.

GMES zal de belangrijkste Europese bijdrage worden aan het tienjarig uitvoeringsplan voor GEOSS. Het zal gegevens en diensten genereren op zowel milieu- als veiligheidsgebied. De deelname van de EU aan GEOSS zal de uitwisseling van gegevens met internationale partners op het gebied van milieumonitoring vergemakkelijken en zal aanmoedigen tot een intenser gebruik van aardobservatie en ook tot de ontwikkeling van een systeem van wereldwijde observatiesystemen.

Als initiatief van de EU zal GMES de kern vormen van een aantal partnerschappen. Deze moeten op EU-niveau worden gedefinieerd, evenals de rol van de agentschappen, de lidstaten, de sector van diensten met toegevoegde waarde (met inbegrip van MKB-bedrijven), de gebruikersgroepen enz.

GMES zal de economische groei stimuleren door het creëren van innovatieve diensten met toegevoegde waarde te bevorderen. Het is geselecteerd als een van de “quickstartprojecten” in het groei-initiatief van de Commissie. GMES zou voor de industriële sector een stimulans moeten zijn om zijn dienstenaanbod uit te breiden en de vereiste innoverende observatie-, communicatie- en informatietechnologie te ontwikkelen voor een dynamisch evoluerende GMES-capaciteit, die op haar beurt mogelijkheden zal bieden voor een intensiever gebruik van informatiebronnen door de particuliere sector. De Europese industriële basis zal een belangrijke troef zijn om een Europese autonome capaciteit en politieke onafhankelijkheid inzake besluitvorming te handhaven.

2. GMES ten dienste van de EU

GMES zal veel meer mogelijkheden bieden om met geospatiale informatie talrijke EU-beleidsterreinen te ondersteunen, zoals met name:

- de milieuverbintenissen van de EU in de communautaire en mondiale context. In dit verband moet GMES bijdragen tot het formuleren, tenuitvoerleggen en verifiëren van het communautaire milieubeleid en van nationale regelgeving en internationale overeenkomsten;

- andere beleidsterreinen van de EU, zoals landbouw, regionale ontwikkeling, visserij, vervoer, externe betrekkingen, ontwikkelingshulp en humanitaire bijstand;

- het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB), met inbegrip van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB);

- andere beleidsterreinen die relevant zijn voor de veiligheid van de Europese burger op communautair en nationaal niveau, zoals met name justitie, binnenlandse zaken en douane, inclusief bewaking en beheer van de buitengrenzen.

De diensten van de Europese Commissie spenderen jaarlijks tientallen miljoenen euro’s aan het gebruik van geospatiale gegevens op talrijke beleidsterreinen; ook het EU-satellietcentrum koopt aardobservatiegegevens om daar voor het GBVB en het EVDB informatie uit te halen. Gezien de huidige en voorziene beleidsontwikkeling zullen deze uitgaven in de naaste toekomst beslist aanzienlijk stijgen.

Enkele concrete voorbeelden:

- landbouw: controles van het areaal en milieumaatregelen in de landbouw;

- visserij: systemen voor het volgen en opsporen van vaartuigen;

- externe betrekkingen: beeldopnamen in het kader van specifieke communautaire instrumenten (bv. het snellereactiemechanisme);

- milieu: bodemgebruik en wijzigingen in het bodemgebruik, natuurrampen (bv. reactie op bosbranden, overstromingen en tsunami’s) en wereldwijde monitoring van de klimaatverandering;

- ontwikkelingsbeleid: monitoringactiviteiten in verband met water, vegetatie en voedselvoorziening;

- onderzoek: milieuonderzoek.

3. Uitvoering

3.1. Voorrang aan de gebruikers

Het doel van de huidige ontwikkelingsfase is een stevige gebruikersbasis voor GMES-informatiediensten op te bouwen. Dit houdt in dat de behoeften worden gepeild en bijgewerkt en dat de verleende diensten betrouwbaar en efficiënt moeten zijn.

De gebruikers van GMES-informatiediensten worden betrokken bij de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van milieu- en veiligheidsbeleid van mondiaal tot lokaal niveau. De Europese Commissie is een van de grootste gebruikers. Haar eigen behoeften worden momenteel gepeild en de vraag wordt geleidelijk aan gebundeld.

De gebruikers moeten de garantie krijgen dat de diensten beschikbaar zullen zijn op lange termijn. Er moet dus actie worden ondernomen om de beschikbaarheid van de ruimte-, in-situ- en gegevensbeheersinfrastructuren te waarborgen.

Er moeten beoordelingsmechanismen worden ingesteld om de kwaliteit, relevantie en prestaties van de diensten te valideren. Vóór de invoering zal elke dienst op een aantal essentiële aspecten worden getoetst. De desbetreffende routekaarten zullen de respectieve start- en exploitatiekosten omvatten.

3.2. Geleidelijke invoering van experimentele operationele diensten

GMES is van nature complex: het vergt de integratie van gegevens afkomstig van de aardobservatiecapaciteit in de ruimte en in situ (in de lucht, op het water en op de grond) met gebruikersgerichte operationele toepassingsdiensten.

Het is van essentieel belang om op de huidige projectgewijze aanpak voort te bouwen. De capaciteit dient geleidelijk aan te worden opgevoerd aan de hand van duidelijk omschreven prioriteiten en waar mogelijk met gebruikmaking van bestaande elementen.

De geleidelijke invoering van diensten zal worden gebaseerd op:

- hun uitgerijptheid;

- de toepassing ervan door de gebruikersgroepen (hun relevantie voor beleidsvorming en uitvoering van beleid); en

- de duurzaamheid van vraag en aanbod op lange termijn.

De experimentele diensten en de vereiste infrastructuren zullen worden gefinancierd door communautaire, nationale en regionale bronnen bij elkaar te doen aansluiten. De snelheid waarmee de diensten worden ingevoerd, zal grotendeels afhangen van de efficiënte hefboomwerking en bundeling van deze financieringsmiddelen.

Het gaat er vooral om een grotere interoperabiliteit van de gegevensverzamelsystemen te verwezenlijken; de standaardisering van de gegevensstructuren en interfaces te harmoniseren en te stimuleren; beleidshinderpalen voor gegevensuitwisseling te overwinnen; kwaliteitsgarantiemechanismen op te zetten; gegevens uit diverse bronnen op verschillende niveaus samen te voegen; en innovatieve, gebruiksvriendelijke, kosteneffectieve en duurzame diensten aan te bieden. Deze ontwikkelingen moeten deel uitmaken van één coherent overkoepelend programma, zonder dat daarbij de voordelen van gedecentraliseerd beheer en investeringen verloren gaan.

Mogelijkheden op heel korte termijn moeten worden geselecteerd en hun toepassingsgebied moet worden gedefinieerd. Om het doel van operationele diensten tegen 2008 te halen, moeten deze mogelijkheden snel worden onderzocht.

3.3. Diensten die voor snelle invoering in aanmerking komen

In eerste instantie is de Commissie van oordeel dat drie fast track -diensten wellicht aan deze criteria voldoen en een experimentele operationele fase zullen ingaan. Zij heeft een procedure vastgesteld om dit te bevestigen en er de precieze omvang en voorwaarden van te bepalen. Deze procedure omvat thematische workshops (die in oktober-november 2005 zullen plaatsvinden) met als doel de participatie en het engagement van de relevante gebruikersgroepen te versterken. De drie diensten die al aan de EU- en ESA-lidstaten in het kader van de GMES-adviesraad zijn voorgesteld, zijn: reactie op noodsituaties, landmonitoring en mariene diensten. Zij worden beschreven in bijlage A.

Het algemene doel blijft de ontwikkeling van een uitgebreid gamma GMES-diensten die aan de gebruikersbehoeften voldoen en waarvan de economische en maatschappelijke voordelen de investering rechtvaardigen. Steun voor de invoering van meer dergelijke diensten zal dus in de loop van 2005-2006 worden voorbereid. Via dezelfde valideringsprocedure als voor de fast track-diensten (zie bijlage B) zullen geleidelijk aan meer experimentele diensten worden ingevoerd om het dienstenaanbod te vergroten, zoals aangegeven in bijlage C. Het zal diensten omvatten zoals monitoring van de atmosfeer, bewaking van de buitengrenzen en crisispreventie, waarvan sommige lidstaten het belang duidelijk hebben onderstreept.

Het doel is geleidelijk aan een aantal experimentele operationele diensten te ontwikkelen en te valideren op basis van geselecteerde O&O-projecten die de lopende acties uitbreiden en versterken. De Commissie ziet er dan ook op toe dat de in het kader van KP6 lopende GMES-projecten de implementatie van potentiële operationele diensten ondersteunen. De resterende KP6-middelen die nog moeten worden toegewezen, zullen zoveel mogelijk worden geconcentreerd op de fast track-diensten, inclusief de integratie van de onderdelen van de componenten – in-situ, ruimte en gegevensbeheer – en het opzetten van de ruimtecomponent van GMES. De proeffase van de fast track-diensten zou begin 2008 moeten zijn afgerond.

Cruciaal voor het succes van de GMES-dienstencomponent is de ontwikkeling van een Europese spatiale gegevensinfrastructuur, zoals met het voorstel voor een richtlijn inzake INSPIRE wordt beoogd. De proefdiensten zullen dus in feite ook fungeren als proefdiensten van INSPIRE en als zodanig in het desbetreffende uitvoeringsprogramma worden geïntegreerd. Er zal een gegevensbeleid moeten worden uitgestippeld om de verwerving en exploitatie van gegevens door zowel dienstenleveranciers als gebruikers te vergemakkelijken.

3.4. Financieringsstrategie

In de laatste vijf jaar is er op Europees niveau circa 230 miljoen euro uitgegeven voor GMES-gerelateerde demonstratiediensten: via KP6 stelt de EU ongeveer 100 miljoen euro ter beschikking (van 2003 tot 2006); in die vijfjarenperiode investeert het ESA 130 miljoen euro voor de ruimte-, grond- en dienstensegmenten.

Aangezien de diensten op lange termijn door de gebruikers moeten worden gefinancierd, zullen er voor de kritische infrastructuur en de ontsluitende technologieën aanloopinvesteringen nodig zijn om proefdiensten te kunnen invoeren.

De Commissie is het specifieke programma van KP7 aan het voorbereiden. OTO-activiteiten via het kaderprogramma voor communautair onderzoek, met name op milieugebied, zijn sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van aardobservatiegegevens. Als tweede vlaggenschip van het ruimtebeleid van de EU zullen aan GMES veruit de meeste middelen worden toegewezen die onder het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (KP7) beschikbaar zijn. Het is de bedoeling hiermee een groot deel van de begroting voor de ruimtecomponent te financieren, die voor 2006-2013 door het ESA op 2,3 miljard euro is geraamd. De EU- en ESA-lidstaten zijn al aan het plannen om deze investering te completeren met een ESA-programma en, in enkele gevallen, met programma’s om nationale satellietsystemen te ontwikkelen.

De onderzoekprojecten die via de thematische prioriteit “Milieu” van KP7 worden gefinancierd, zullen blijven bijdragen aan de identificatie van toekomstige operationele GMES-diensten. Zij zullen gegevens en modellen genereren, die zullen bijdragen aan de uitvoering van de negen GEOSS-gebieden met maatschappelijke baten. De thematische prioriteit “Technologieën van de informatiemaatschappij” zal bijdragen aan het gegevens- en informatiebeheerselement van GMES, aan de uitvoering van INSPIRE en dus ook aan GEOSS.

Gezien de diversiteit en de over talrijke agentschappen in de lidstaten verdeelde verantwoordelijkheid is het vrij ingewikkeld om voor de in-situ- en de gegevensbeheerscomponenten een algemene financieringsstrategie te ontwikkelen. Daartoe moeten de bestaande financiële middelen beter op elkaar worden afgestemd en moeten nieuwe financieringsbronnen als hefboom dienen wanneer leemten in de infrastructuur moeten worden aangevuld.

Voor zowel in-situ- als ruimtecomponenten zal het gebruik van communautaire niet-O&O-instrumenten worden bestudeerd.

Momenteel impliceert het operationeel maken van GMES een aantal partnerschappen tussen overheden aan de aanbodzijde, ondersteund met middelen uit onderzoeksbudgetten. Deze partnerschappen zullen een belangrijke rol blijven spelen, maar wanneer dergelijke diensten in de toekomst integrerend deel gaan uitmaken van de ontwikkeling en uitvoering van overheidsbeleid, zouden ze door de relevante institutionele gebruikers moeten worden ondersteund. Op bepaalde gebieden kan GMES misschien ook klanten uit de particuliere sector aantrekken, met passende mechanismen om de kosten te dekken. Dit zal te zijner tijd wellicht mogelijkheden bieden voor partnerschappen tussen de particuliere en de overheidssector.

Voorwaarde is echter dat Europa zijn potentieel volledig benut door alle beschikbare middelen beter te coördineren en te bundelen.

3.5. Voortbouwen op bestaande capaciteiten

GMES zal de bestaande capaciteiten op zowel nationaal als Europees niveau maximaal benutten. Het is noodzakelijk deze in kaart te brengen, inclusief de huidige en geplande infrastructuren die ertoe kunnen bijdragen om in de behoeften te voorzien, en hun interoperabiliteit te waarborgen. Resterende leemten moeten worden geïdentificeerd en moeten samen met de noodzakelijke vervanging van de bestaande capaciteiten het onderwerp worden van besprekingen tussen de EU en haar agentschappen, het ESA, EUMETSAT en de lidstaten van deze organisaties. Binnen Europa moet erop worden toegezien dat van de bestaande en geplande operationele satellieten, in-situ-netwerken en spatiale gegevensinfrastructuren zo intensief mogelijk gebruik wordt gemaakt. De coördinatie en terbeschikkingstelling van middelen moet worden verbeterd en er moeten ook mogelijkheden worden geboden om ze voor diverse doeleinden aan te wenden.

Om - zoals door de Europese Raad van Göteborg is aanbevolen - autonome capaciteiten tot stand te brengen, zou Europa geleidelijk aan op zijn eigen capaciteiten moeten kunnen steunen. Daarvoor moet een strategie op middellange tot lange termijn worden uitgewerkt, rekening houdend met een steeds sterkere afhankelijkheid van internationale partners.

Het is echter zo dat bepaalde maatregelen in verband met de ontwikkeling van de ruimtecomponent van GMES dringend moeten worden genomen om de continuïteit van de gegevens in de komende 10 tot 15 jaar te waarborgen. Momenteel zijn de meeste met GMES verwante diensten gebaseerd op observaties van een aantal satellieten die hun nominale levensduur al hebben overschreden of deze over enkele jaren zullen bereiken.

Om in de meest dringende behoeften aan satellietobservatie te voorzien, heeft de directeur-generaal van het ESA de ESA-lidstaten voorgesteld een startbudget samen te brengen om de kosten van de eerste ontwikkelingsfasen van de toekomstige GMES-ruimte-infrastructuur (inclusief het bijbehorende grondsegment) te dekken. De Commissie verheugt zich over dit voorstel, waarin rekening wordt gehouden met haar plannen voor de initiële diensten en met name voor de drie fast track-diensten. In de periode 2006-2007 zal zij haar bijdrage aan de GMES-ruimtecomponent evalueren op grond van:

- de inventaris van de gebruikersbehoeften;

- de definitie van de initiële diensten en met name van de fast track-diensten; en

- de goedkeuring van het voorstel voor en het budget van KP7.

Momenteel worden de tekortkomingen en de efficiëntie van de in-situ- en spatiale gegevensinfrastructuren doorgelicht. In 2006-2007 zullen de resultaten van deze evaluaties goed van pas komen om de toekomstige bijdragen van de Gemeenschap vast te stellen.

3.6. Effectbeoordeling

Deze mededeling geeft een gedetailleerde beschrijving van de strategie en de veranderingen op korte termijn in het beheer van het GMES-initiatief. Overeenkomstig het algemene beleid van de Commissie zal er ook voor GMES, voordat substantiële middelen aan experimentele operationele diensten worden toegewezen, verantwoording moeten worden afgelegd op basis van een solide effectbeoordeling. Met het oog op de daaraan gerelateerde betalingsverplichtingen die naar verwachting door de EU- en ESA-lidstaten zullen worden aangegaan, zou deze effectbeoordeling voor GMES specifieker moeten zijn dan die voor KP7. De algemene sociaal-economische factoren die voor GMES pleiten, zijn in de eerste fase van een studie door onafhankelijke adviseurs al aangetoond. De lidstaten hebben een team van deskundigen samengesteld om de methodologie van de studie te evalueren naarmate ze vordert.

De studie geeft aan dat de uitvoering van GMES een aantal strategische voordelen oplevert. Veel van de significante voordelen zijn van nature meestal niet-kwantificeerbaar . Het rapport identificeert echter ook substantiële kwantificeerbare voordelen over de periode 2005-2030. De diensten van de Commissie hebben een voorlopige effectbeoordeling voorbereid. Zodra het eindverslag over de sociaal-economische studie in de komende maanden beschikbaar wordt, zal deze effectbeoordeling worden voltooid en gepubliceerd.

De tweede fase van de studie zou in november 2005 moeten aflopen. De bedoeling ervan is alle algemene voordelen via uitvoerige validering en verdere raadpleging van belanghebbenden aan te tonen. De tweede fase moet ook uitwijzen welke geografische gebieden en economische sectoren naar verwachting van deze voordelen zullen profiteren en moet een onderscheid trachten te maken tussen de voordelen op kortere en die op langere termijn. Op dat ogenblik zal de effectbeoordeling worden voltooid en gepubliceerd.

3.7. Governance

Een goede werkverdeling en de vaststelling van organisatorische stappen zijn van kritisch belang voor de succesvolle uitvoering van GMES.

3.7.1. Taken en verantwoordelijkheden

Een optimale complementariteit tussen de EU-instellingen, het ESA en de ESA-lidstaten, gebaseerd op duidelijk gedefinieerde taken en verantwoordelijkheden, is van essentieel belang.

De EU zal:

- de prioriteiten en eisen vaststellen;

- de politieke wil en de gebruikerseisen met elkaar verzoenen; en

- de beschikbaarheid en continuïteit van de diensten waarborgen.

Het ESA zal:

- de technische specificaties van de ruimtecomponent helpen vaststellen;

- de ruimtecomponent implementeren door expertisecentra in heel Europa te coördineren; en

- de EU over de aan toekomstige ruimtecomponenten te stellen eisen adviseren.

De lidstaten mogen:

- de interne coördinatie van relevante gegevensverzamel- en gegevensbeheersactiviteiten versterken en de nationale vraag bundelen;

- bijdragen aan de uitvoering van de vereiste spatiale gegevensinfrastructuren en in-situ-componenten;

- de implementatie van de ruimtecomponent steunen.

Het ESA zal derhalve de ontwikkeling van die infrastructuren in de ruimte die voor steun in het kader van KP7 worden aangemerkt, beheren volgens de regels van dat programma en zal dat met haar eigen activiteiten op dit gebied combineren. De Commissie zal de ontwikkeling van door KP7 gesteunde GMES-diensten zelf beheren of het beheer ervan uitbesteden. Zo zullen de gegevens van de in-situ-monitoring optimaal kunnen worden geïntegreerd. Na de voltooiing van de lopende ESA-projecten in verband met het GMES-dienstenelement zullen de verdere ontwikkeling en consolidering van die diensten onder de verantwoordelijkheid van de Europese Gemeenschap vallen als integrerend deel van haar overkoepelend programma in het kader van KP7.

De werking van de satelliet- en in-situ-systemen zal voor elk systeem afzonderlijk moeten worden geëvalueerd, rekening houdend met de eigendom van die systemen. Daardoor zou een zo kosteneffectief mogelijk gebruik van de bij intergouvernementele organisaties, in de lidstaten en in de industrie voorhandene expertise moeten worden gewaarborgd.

Wat de onderhandelingen over de levering van de aardobservatiegegevens betreft die voor operationele GMES-diensten zowel tijdens de proeffase als in het volledig operationele stadium vereist zijn, zal moeten worden nagegaan wat daarvoor de meest efficiënte methode is op basis van een coherente pan-Europese aanpak.

3.7.2. Structuren

De beheerstructuur voor GMES moet evolueren naar gelang de geleidelijke ontwikkeling van nieuwe operationele diensten en de evolutie van de gebruikerseisen. Zij moet pragmatisch, flexibel en modulair zijn. Zij moet dus voldoende open zijn om naar elke volgende stap te kunnen evolueren.

Voorwaarde voor een succesvolle implementatie van GMES is de actieve medewerking van het bedrijfsleven en met name van het MKB en de dienstenleveranciers. De deelname van het bedrijfsleven aan een dergelijk project van gemeenschappelijk Europees belang blijft een optie. Tegelijkertijd zal een haalbaarheidsstudie/effectbeoordeling worden verricht.

Bij het opzetten van het organisatiekader van GMES zal ten volle rekening worden gehouden met de ervaring die met GALILEO is opgedaan.

a) op korte termijn

De op EU-niveau bestaande vraag zal geleidelijk aan worden gebundeld. De Commissie zal intern een GMES-organisatiestructuur opzetten om het beheer van GMES te versterken. Zij zal ook de relaties versterken tussen de adviesorganen die interesse hebben voor GMES en aanverwante gebieden.

De taken van de nieuwe structuur voor GMES-diensten zullen onder meer het volgende omvatten:

- identificatie van een strategie voor GMES, die het kernpunt zal worden voor de coördinatie van de GMES-gerelateerde activiteiten van de Commissie en voor de consolidering van de gebruikersbehoeften;

- ontwikkeling van experimentele GMES-diensten, te beginnen met de fast track-diensten; en

- steun voor het beheer van de lopende en toekomstige activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.

De structuur zou de kern kunnen vormen van een embryonaal GMES-beheersorgaan en zou geleidelijk aan ook voor andere EU-instellingen en –agentschappen kunnen werken.

b) op middellange termijn vanaf 2007

Met de start van KP7 zullen experimentele operationele diensten worden opgezet. Vervolgens zullen de gebruikerseisen worden geconsolideerd en de GMES-diensten worden gevalideerd, zullen bijbehorende infrastructuren worden ontwikkeld en zullen de onderhandelingen met het oog op de toegang op lange termijn tot de gegevens en een betere interoperabiliteit worden afgerond.

In deze fase, tenminste als de organisatiestructuur van de Commissie wordt gehandhaafd, zal naar gelang de vooruitgang van de operationele diensten wellicht een beroep worden gedaan op extra personeel dat door nationale, regionale of lokale overheden uit de EU- en ESA-lidstaten wordt gedetacheerd. Dit zou een signaal kunnen zijn dat dringend moet worden overgestapt op een nieuwe structuur die misschien beter geschikt is voor de lange termijn. De Commissie heeft al te kennen gegeven dat een gezamenlijk technologie-initiatief (JTI) voor GMES één optie kan zijn die tegen andere opties moet worden afgewogen, om middelen samen te brengen en een kritische massa te mobiliseren. Met een dergelijke aanpak zal het misschien mogelijk zijn relevante gebruikersorganisaties aan het programma te doen deelnemen. Dit zou het bewijs leveren dat de eindgebruiker geleidelijk aan bereid is om zich in het proces te engageren.

Niettemin zal de meest geschikte beheersstructuur compleet moeten worden doorgelicht. De Commissie stelt voor dit in samenwerking met de lidstaten te doen en daarvoor een specifieke subgroep van de GMES-adviesraad op te richten. Deze zal dan op een in het kader van KP6 verrichte adviseursstudie kunnen voortbouwen om de impact van potentiële organisatiemodellen te beoordelen.

c) op lange termijn – de volledig operationele fase

In deze fase zal een aantal diensten de proeffase met succes hebben doorstaan. Elke dienst zou de gespecificeerde kwaliteit en beschikbaarheid van de producten moeten waarborgen. Een continue beschikbaarheid van de diensten zal wellicht het resultaat zijn van onder impuls van de gebruikers getroffen aankoopregelingen, waarschijnlijk via een centrale instantie.

4. Promotie van GMES/Naamgeving

Het zal van essentieel belang zijn het algemene profiel van GMES bij de gebruikers en het grote publiek te verbeteren. Galileo is in de media heel goed bekend en om de bekendheid van GMES op een vergelijkbaar niveau te tillen, zullen continue inspanningen nodig zijn.

Er moet een passende naam worden gevonden en er moeten duidelijke waarden worden vastgesteld die met die naam worden geassocieerd. De betrokkenheid van de belanghebbenden moet door middel van een permanent voorlichtingsprogramma aanzienlijk worden vergroot. Ook moet voor algemene erkenning worden gezorgd, bijvoorbeeld via een wedstrijd onder de scholen om het programma een naam te geven.

De Commissie wil in 2007 een GMES-top organiseren. Daaraan zouden de belangrijkste openbare en particuliere actoren kunnen deelnemen om de gemaakte vorderingen te schetsen, ervaringen uit te wisselen en de weg naar een geïntegreerd mondiaal aardobservatiesysteem uit te stippelen.

Resolutie 2001/C 350/02 van de Raad van 13.11.2001.

Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Totstandbrenging van een GMES-capaciteit tegen 2008 - actieplan 2004-2008 (COM(2004) 65 definitief).

Resolutie van het Europees Parlement over het actieplan voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid (B5-0045/2004).

Verslag van het panel van deskundigen op het gebied van ruimte en veiligheid (maart 2005).

EU-strategie voor Afrika , COM(2005) 489 definitief van 12.10.2005.

Op de EU-VS-top is besloten de samenwerking te versterken door middel van civiele, vanuit de ruimte toegepaste technologieën voor duurzame ontwikkeling, wetenschap, exploratie en verdieping van de kennismaatschappij (gemeenschappelijke verklaring van de EU en de VS in het kader van hun initiatief om de trans-Atlantische economische integratie en groei te bevorderen). De EU-Rusland-top van mei 2005 heeft een aantal routekaarten voor vier gemeenschappelijke ruimten goedgekeurd. In de routekaart voor de gemeenschappelijke economische ruimte zijn de EU en Rusland overeengekomen “een gunstig klimaat te creëren voor een vruchtbare samenwerking in verband met het GMES-programma”. Ter gelegenheid van de China-EU-top in september 2005 zijn beide partijen overeengekomen “om de samenwerking tussen de EU en China met betrekking tot de ruimte te versterken, namelijk via gemeenschappelijke activiteiten op het gebied van aardobservatie en aardwetenschappen […]”.

Een Europees groei-initiatief – Investeren in netwerken en kennis ten behoeve van groei en werkgelegenheid – Eindverslag aan de Europese Raad , COM(2003) 690 definitief van 21.11.2003.

The 6th Environmental Action Plan (2004 to 2010) addressing climate change, nature and biodiversity, environment and health, natural resources and waste

Een veilig Europa in een betere wereld – Europese veiligheidsstrategie , Javier Solana, 12.12.2003.

Met inbegrip van de werkzaamheden van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

Zie het gemeenschappelijk optreden van de Raad van 20 juli 2001 betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie (2001/555/GBVB), artikel 2, lid 1: “ Het centrum ondersteunt de besluitvorming van de Unie in het kader van het GBVB en met name het EVDB door, overeenkomstig de artikelen 3 en 4, materiaal te leveren dat het resultaat is van de analyse van satellietbeelden en aanverwante gegevens, waaronder, indien nodig, luchtfoto's” .

COM(2005) 119 definitief van 6.4.2005.

Programmavoorstel van de directeur-generaal van het ESA aan de ESA-lidstaten.

Het Europese ruimtevaartbeleid - Voorlopige elementen , COM(2005) 208 definitief van 23.5.2005.

‘GOSIS Report (D3) on potential GMES organisational models’, actie voor specifieke steunverlening in het kader van KP6.