Wij JULIANA, bij - Goedkeuring van de op 22 januari 1965 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst ter voorkoming van radio-omroep- of televisie-uitzendingen door stations buiten nationaal gebied

Nr. 2

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een ontwerp van Wet tot goedkeuring van de op 22 januari 1965 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst ter voorkoming van radio-omroep-of televisie-uitzendingen door stations buiten nationaal gebied.

De toelichtende memorie, die het Wetsontwerp vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

Soestdijk, 30 juni 1971.

JULIANA.

WIJ JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDER-LANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 22 januari 1965 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst ter voorkoming van radio-omioep-of televisie-uitzendingen door stations buiten nationaal gebied, ingevolge artikel 60, tweede lid, van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal behoeft alvorens te kunnen worden bekrachtigd;

Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemecn overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze;

Artikel 1. De op 22 januari 1965 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst ter voorkoming van radio-omroep-of televisie-uitzendingen door stations buiten nationaal gebied, waarvan de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands, zijn geplaatst in Trb. 1965, 92, wordt goedgekeurd voor Nederland.

Artikel 2. Deze Wet treedt in werking met ingang van de dag na heden.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriƫle Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat De Minister van Buitenlandse Zaken

De Minister van Justitie,

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk

11373

1-3