Voorstel van rijkswet - Het stellen van regelen betreffende de verstrekking van reisdocumenten (Paspoortwet)

Nr. 2

VOORSTEL VAN RIJKSWET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben dat in verband met het recht het land te verlaten, zoals neergelegd in voor het Koninkrijk geldende verdragen, in verband met artikel 2, vierde lid, van de Grondwet en gelet op artikel 3, eerste lid, onder b van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, bij rijkswet regelen dienen te worden gesteld met betrekking tot de aanspraken op paspoorten en andere reisdocumenten en de beperkingen van deze aanspraken; Zo is het dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder: a. aanvraag: het verzoek tot verstrekking van een reisdocument of tot wijziging van gegevens vermeld in een eerder verstrekt reisdocument; b. weigering: de afwijzende beslissing op de aanvraag, die in behandeling is genomen; c. verstrekking: de beslissing tot uitreiking van een nieuw dan wel gewijzigd reisdocument; d. uitreiking: het feitelijk ter beschikking van de houder stellen van het op zijn naam gesteld reisdocument; e. houder: degene op wiens naam het reisdocument is gesteld en ten behoeve van wie het is uitgereikt; f. wijziging: het in overeenstemming met het bij of krachtens deze wet bepaalde aanbrengen van een of meer of aantekeningen in een reisdocument, strekkende tot verandering dan wel aanvulling van daarin vermelde gegevens;

  • inhouding: het feitelijk aan de beschikking van de houder onttrekken van een op zijn naam gesteld reisdocument; h. vervallen of vervallen verklaring: het ongeldig worden of de beslissing tot het ongeldig verklaren van een reisdocument; i. vermissing: ieder geval waarin de houder niet meer de feitelijke beschikking heeft over een op zijn naam gesteld reisdocument, anders dan door of ten behoeve van handelingen van een daartoe bevoegde autoriteit; j. Onze Minister: Onze Ministervan Buitenlandse Zaken; k. Onze Minister die het aangaat: Onze Minister in Nederland, respectievelijk Onze Minister in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk in Aruba die het aangaat; I. de Gouverneur: de Gouverneur van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba;

Artikel 2

  • Reisdocumenten van het Koninkrijk der Nederlanden zijn: a. nationaal paspoort; b. diplomatiek paspoort; c. dienstpaspoort; d. reisdocument voor vluchtelingen; e. reisdocument voor vreemdelingen; f. nooddocument; g. andere reisdocumenten, door Onze Minister vast te stellen. 2. Onze Minister stelt met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde de geldigheidsduur, de territoriale geldigheid en het model van de in het vorige lid bedoelde reisdocumenten vast en draagt zorg voor de vervaardiging van die documenten. 3. Onze Minister kan, indien internationale ontwikkelingen daartoe nopen, de territoriale geldigheid tijdelijk beperken.

Artikel 3

  • Elk reisdocument vermeldt de volgende persoonsgegevens van de houder: geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, geslacht, woonplaats en lengte. Op verzoek van de houder kan een reisdocument worden uitgereikt, waarin tevens de geslachtsnaam van de echtgenoot of echtgenote is vermeld. 2. Indien in een reisdocument een minderjarige jonger dan vijf jaren wordt bijgeschreven worden van deze vermeld: geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geslacht. 3. Elk reisdocument is voorzien van de foto en de handtekening van de houder en van een documentnummer, volgens door Onze Minister te stellen regelen, waarbij in bijzondere gevallen van de eis van het stellen van een handtekening kan worden afgeweken. 4. Elk reisdocument vermeldt de autoriteit die het document heeft verstrekt, de datum van verstrekking en het einde van de geldigheidsduur, alsmede de territoriale geldigheid. 5. In reisdocumenten die aan Nederlanders worden verstrekt, wordt de Nederlandse nationaliteit vermeld. In reisdocumenten die aan vluchtelingen en aan staatlozen worden verstrekt, wordt de status van de houder vermeld. 6. Onze Minister houdt een register bij met betrekking tot uitgereikte reisdocumenten. Het register bevat slechts de gegevens, bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid, alsmede de andere gegevens die door de aanvrager dienen te worden verstrekt ingevolge het bepaalde in hoofdstuk IV. Het reglement, bedoeld in artikel 19 van de Wet persoonsregistraties, wordt door hem vastgesteld en in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 4

Elk reisdocument blijft na uitreiking rijkseigendom. Onze Minister oefent het eigendomsrecht uit.

Artikel 5

Een ieder die, anders dan voor ambtelijke doeleinden, in het bezit is van een reisdocument waarvan hij niet de houder is, draagt zorg dat het onverwijld ter beschikking komt van een ingevolge deze wet tot inhouding bevoegde autoriteit.

Artikel 6

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 7

Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regels vastgesteld omtrent: a. de door een gemeente dan wel een eilandgebied van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba aan het Rijk verschuldigde kosten, de afdracht daarvan en de wijze waarop deze dient te geschieden, terzake van reisdocumenten indien de aanvraag bij de burgemeester dan wel de daartoe door de Gouverneur aangewezen autoriteit is ingediend; b. de door de aanvrager aan het Rijk verschuldigde rechten, de gevallen waarin daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop deze moeten worden voldaan, wegens handelingen ten behoeve van de uitreiking van reisdocumenten indien de aanvraag bij het hoofd van een daartoe door Onze Minister aangewezen diplomatieke of consulaire post dan wel Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur is ingediend.

Artikel 8

Onze Minister kan in bijzondere omstandigheden bij ministerieel besluit aan daarin nader aangeduide autoriteiten van met het Koninkrijk bevriende mogendheden bevoegdheden als genoemd in deze wet verlenen. Het desbetreffende besluit vermeldt de redenen van deze bevoegdheidsverlening en de termijn waarvoor zij geldt. Ter uitvoering van het besluit stelt Onze Minister nadere regelen vast, waarbij het bepaalde in deze wet -voor zover mogelijk -van overeenkomstige toepassing is.

HOOFDSTUK II. AANSPRAKEN OP REISDOCUMENTEN Paragraaf 1. Paspoorten voor Nederlanders

Artikel 9

ledere Nederlander heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een nationaal paspoort, geldig voor vijf jaren en voor alle landen.

Artikel 10

Aan Nederlanders die een diplomatieke status bezitten, kan een diplomatiek paspoort worden verstrekt.

Artikel 11

Aan Nederlanders die ten behoeve van het Koninkrijk dan wel een der landen van het Koninkrijk werkzaamheden verrichten, kan een dienstpaspoort worden verstrekt, indien de verstrekking daarvan in het belang van de werkzaamheden is.

Paragraaf 2. Reisdocumenten voor niet-Nederlanders

Artikel 12

ledere vluchteling die als zodanig tot een der landen van het Koninkrijk is toegelaten, heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een reisdocument voor vluchtelingen, geldig voor ten minste een jaar.

Artikel 13

Aan de erkende vluchteling, die niet als zodanig tot een der landen van het Koninkrijk is toegelaten, kan binnen de grenzen bij deze wet bepaald, een reisdocument voor vluchtelingen worden verstrekt.

Artikel 14

ledere vreemdeling die als staatloze tot een der landen van het Koninkrijk is toegelaten, heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een reisdocument voor vreemdelingen, geldig voor ten minste drie maanden.

Artikel 15

Aan andere in een der landen van het Koninkrijk rechtmatig verblijvende vreemdelingen dan bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14, die geen reisdocument van een ander land kunnen verkrijgen, kan binnen de grenzen bij deze wet bepaald, een reisdocument voor vreemdelingen worden verstrekt.

Artikel 16

In bijzondere gevallen kan een reisdocument als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 15 worden verstrekt aan een vreemdeling, die tijdelijk buiten een der landen van het Koninkrijk verblijft.

Paragraaf 3. Andere reisdocumenten

Artikel 17

  • Aan degene die ingevolge deze wet recht heeft op een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen en, op het moment van vertrek niet in het bezit blijkt van een geldig of voor de reis bruikbaar reisdocument, wordt indien hij aantoont zwaarwegende belangen te hebben bij de reis, na een daartoe strekkende aanvraag binnen de grenzen bij deze wet bepaald een nooddocument verstrekt met een zodanige tijdelijke en territoriale geldigheid als daarvoor vereist is. 2. Ten aanzien van elke categorie van reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder g, stelt Onze Minister vast aan wie en onder

welke voorwaarden deze documenten, onder overeenkomstige toepassing van deze wet, kunnen worden verstrekt.

HOOFDSTUK III. GRONDEN TOT WEIGERING OF VERVALLEN VERKLARING

Paragraaf 1. De gronden

Artikel 18

Weigering of vervallen verklaring kan geschieden op verzoek van het openbaar ministerie, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon, a. die wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis is toegelaten, of b. die onherroepelijk veroordeeld is tot een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel van zes maanden of meer, of een geldboete in Nederland van tienduizend gulden of meer, dan wel een daarmee overeenkomende geldboete in de Nederlandse Antillen of Aruba, of c. die de bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijke veroordeling, een voorwaardelijke terbeschikkingstelling van de regering of een voorwaardelijke gratieverlening niet naleeft, zich door verblijf buiten de grenzen van een der landen van het Koninkrijk aan vervolging dan wel tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken.

Artikel 19

Weigering of vervallen verklaring kan geschieden op verzoek van de rechtercommissaris, indien de betrokken persoon in staat van faillissement verkeert dan wel op hem het bepaalde in artikel 106 van de Faillissementswet of een overeenkomstige regeling in de Nederlandse Antillen of Aruba van toepassing is.

Artikel 20

Weigering of vervallen verklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon zich door verblijf buiten het Koninkrijk zal onttrekken aan zijn militaire verplichtingen, dan wel zijn vervangende dienstplicht.

Artikel 21

Weigering of vervallen verklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon ten aanzien van wie in buitengewone omstandigheden krachtens de wet of landsverordening een verbod geldt het land te verlaten, dit verbod zal overtreden.

Artikel 22

Weigering of vervallen verklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, onderscheidenlijk het gemeentebestuur, het provinciaal bestuur, het eilandsbestuur dan wel het orgaan belast met de uitvoering van sociale verzekeringswetten dat het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon, a. die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot betaling van in een der landen van het Koninkrijk verschuldigde belastingen of premies inzake sociale verzekeringen, of

  • die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot terugbetaling van door de overheid aan hem verstrekte geldleningen, subsidies of renteloze voorschotten, of c. die nalatig is in het nakomen van een wettelijk op hem rustende dan wel bij uitspraak van een rechter in het Koninkrijk vastgestelde verplichting tot betaling van op hem verhaalbare uitkeringen, door de overheid gemaakte, op hem verhaalbare kosten, dan wel voorgefinancierde of anderszins verstrekte gelden, of d. die nalatig is in het nakomen van een wettelijk op hem rustende onderhoudsverplichting dan wel een bij uitspraak van een rechter in het Koninkrijk vastgestelde onderhoudsverplichting, zich door verblijf buiten de grenzen van een der landen van het Koninkrijk aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering van de verschuldigde gelden zal onttrekken.

Artikel 23

Weigering of vervallen verklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon buiten het Koninkrijk handelingen zal verrichten, die gericht zijn tegen de veiligheid en andere gewichtige belangen van het Koninkrijk of een of meerdere landen van het Koninkrijk dan wel de openbare orde en veiligheid van met het Koninkrijk bevriende mogendheden.

Artikel 24

Weigering of vervallen verklaring kan geschieden, indien: a. de betrokken persoon binnen of buiten het Koninkrijk in de voorafgaande tien jaar onherroepelijk is veroordeeld wegens gedragingen welke naar Nederlands, Nederlands Antilliaans onderscheidenlijk Arubaans recht misdrijven opleveren en tot de strafbaarstelling waarvan een het Koninkrijk bindend verdrag verplicht, of wegens medeplichtigheid aan dergelijke delicten; b. de betrokken persoon in de voorafgaande vijf jaar binnen of buiten het Koninkrijk onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten, gepleegd met betrekking tot reisdocumenten of wegens medeplichtigheid daaraan, dan wel het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen als hier bedoeld.

Artikel 25

Weigering of vervallen verklaring kan geschieden, indien: a. het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon, die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot terugbetaling van de door een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging onderscheidenlijk het kabinet van de Gouverneur aan hem verstrekte geldlening of anderszins te zijnen behoeve gemaakte kosten, zich door verblijf buiten het Koninkrijk aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering van de verschuldigde gelden zal onttrekken; b. door of ten behoeve van de betrokken persoon in de voorafgaande vijf jaar een beroep is gedaan op consulaire bijstand van een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging onderscheidenlijk het kabinet van de Gouverneur wegens het ontbreken van voldoende middelen om het verblijf ter plaatse alsmede de terugreis te bekostigen, en het gegronde vermoeden bestaat dat door of ten behoeve van hem, om dezelfde redenen, opnieuw een beroep op consulaire bijstand zal worden gedaan.

Paragraaf 2. Registratie

Artikel 26

  • De autoriteiten, bedoeld in de artikelen 18 tot en met 23, richten het verzoek tot weigering onderscheidenlijk vervallen verklaring onder vermelding van de bezwaren die tegen een persoon bestaan en de gronden die hebben geleid tot het vermoeden, bedoeld in artikel 18 en de artikelen 20 tot en met 23, aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur. 2. Indien deze gronden zijn vervallen, geeft de autoriteit die een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, daarvan onverwijld kennis. De Gouverneur draagt zorg, dat de aan hem gedane mededeling dat de gronden zijn vervallen, onverwijld ter kennis komt van Onze Minister. 3. Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur vermeldt, indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de voorwaarden van een van de artikelen 18 tot en met 23, de persoon op wie het verzoek betrekking heeft dan wel de persoon ten aanzien van wie bij hem, onderscheidenlijk de Gouverneur, gronden tot weigering of vervallen verklaring bestaan, in een door Onze Minister bij te houden register. Dit register vermeldt geen andere gegevens van de betrokken persoon dan die, bedoeld in artikel 3, vanwege welke autoriteit en krachtens welke bepaling van paragraaf 1 van dit hoofdstuk de betrokken persoon in het register is vermeld, alsmede de datum van vermelding in het register. 4. Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, deelt de autoriteiten die bevoegd zijn een reisdocument te verstrekken dan wel in te houden, mede, aan welke personen die ingevolge het bepaalde in het derde lid in het register zijn vermeld, een reisdocument kan worden geweigerd, dan wel van wie het reisdocument moet worden ingehouden. 5. Onze Minister verwijdert onverwijld een vermelding als bedoeld in het derde lid uit het register, indien hij een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft ontvangen of indien twee jaar nadat een verzoek als bedoeld in het eerste lid is gedaan een zodanige kennisgeving niet is ontvangen, dan wel zodra de gronden ten aanzien van de betrokken personen bij Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur niet meer bestaan. Hij geeft daarvan terstond kennis aan de autoriteiten aan wie hij de mededeling als bedoeld in het vierde lid heeft gedaan. 6. Het reglement als bedoeld in artikel 19 van de Wet persoonsregistraties wordt vastgesteld door Onze Minister. Het reglement wordt in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.

HOOFDSTUK IV. AANVRAAG

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 27

  • Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor nationale paspoorten, reisdocumenten voor vluchtelingen en reisdocumenten voor vreemdelingen, zijn: a. in Nederland: de burgemeester, voorzover het personen betreft die in het persoonsregister van zijn gemeente zijn opgenomen; b. in de Nederlandse Antillen en Aruba: de Gouverneur en de door hem na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten, voorzover het personen betreft die in het persoonsregister van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen dan wel van Aruba zijn opgenomen; c. in het buitenland: namens Onze Minister, het hoofd van de door hem daartoe aangewezen diplomatieke of consulaire post, voorzover het personen betreft die zich in zijn ressort bevinden;
  • Onze Minister en door hem daartoe aangewezen autoriteiten, in bijzondere door hem te bepalen gevallen. 2. Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor diplomatieke paspoorten en voor dienstpaspoorten is Onze Minister. 3. Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f en g, zijn Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten. 4. De autoriteiten bedoeld in het eerste lid zijn tevens bevoegd op verzoek van de houder zijn kinderen over wie hij het gezag uitoefent en die dezelfde nationaliteit hebben als hij, bij te schrijven op zijn reisdocument, voor zover deze nog niet de leeftijd van vijf jaren hebben bereikt, niet reeds over een reisdocument beschikken of reeds in een ander reisdocument zijn bijgeschreven. De bijschrijving vindt niet plaats dan nadat een verklaring van toestemming van de andere ouder, de ouder die niet toeziend voogd is daaronder niet begrepen, is overgelegd.

Artikel 28

  • Een reisdocument wordt slechts verstrekt, nadat een aanvraag is ingediend bij de krachtens artikel 27 bevoegde autoriteit. Deze draagt zorg dat een aanvraag volgens door Onze Minister te stellen regelen op schrift wordt gesteld. 2. Een aanvraag wordt slechts in behandeling genomen als voldaan is aan het bepaalde in dit hoofdstuk. De aanvrager wordt van het niet in behandeling nemen van de aanvraag terstond verwittigd.

Artikel 29

  • De in artikel 27 bedoelde autoriteit verschaft zich de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager, en indien deze geen Nederlander is, tevens met betrekking tot diens verblijfstitel. 2. De aanvrager kan worden verzocht in verband met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de nodige bewijsstukken over te leggen. 3. De aanvrager dient persoonlijk voor de bovenbedoelde autoriteit te verschijnen, tenzij deze van oordeel is, dat op andere wijze, volgens nader door Onze Minister te stellen regelen, voldoende zekerheid kan worden verkregen over de identiteit, de nationaliteit en de verblijfstitel van de aanvrager.

Artikel 30

  • De aanvrager dient bij zijn aanvraag alle Nederlandse of buitenlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld ter inzage over te leggen, ongeacht of hun geldigheidsduur is verstreken. 2. De aanvrager die in een ander Nederlands of buitenlands reisdocument staat vermeld, doet hiervan bij zijn aanvraag mededeling.

Artikel 31

De aanvrager, die houder wenst te blijven van een geldig Nederlands reisdocument naast het aangevraagde reisdocument, dient bij zijn aanvraag een verklaring van Onze Minister over te leggen, inhoudende dat deze daartegen geen bezwaar heeft.

Artikel 32

  • De aanvrager wiens eerder uitgereikt reisdocument is vermist, legt bij het indienen van zijn aanvraag een schriftelijke verklaring af omtrent de vermissing, volgens een door Onze Minister vastgesteld model. 2. Bij vermissing kan slechts een vervangend reisdocument worden aangevraagd met dezelfde territoriale geldigheid als het vermiste reisdo-

cument en met een geldigheidsduur, die eindigt op het tijdstip dat in het vermiste reisdocument was voorzien.

Artikel 33

  • De aanvrager dient alle Nederlandse of buitenlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld in te leveren, tenzij het bepaalde in artikel 31 of 32 van toepassing is dan wel hij naast de Nederlandse nationaliteit een andere nationaliteit bezit op grond waarvan hem het buitenlandse reisdocument is verstrekt. 2. De inlevering als bedoeld in het eerste lid dient te geschieden bij de aanvraag, tenzij de aanvrager die houder is van een geldig Nederlands of buitenlands reisdocument aantoont dat hij dit reisdocument in de periode die verloopt tussen het moment van de aanvraag en het moment van de uitreiking nodig heeft.

Artikel 34

De rechten die in verband met de aanvraag, verstrekking, uitreiking, wijziging of vermissing van een reisdocument zijn verschuldigd, worden bij de indiening van de aanvraag voldaan.

Paragraaf 2. Aanvragen door of ten behoeve van handelingsonbekwamen

Artikel 35

  • Bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige wordt een verklaring van toestemming overgelegd van degenen die de ouderlijke macht uitoefenen. Indien het gezag over een minderjarige wordt uitgeoefend door een voogd, wordt een verklaring van toestemming van de voogd overgelegd. Indien de minderjarige voorlopig is toevertrouwd aan de Raad voor de Kinderbescherming, onderscheidenlijk de Voogdijraad, wordt evenwel een verklaring van toestemming van de desbetreffende raad overgelegd. 2. Indien een der ouders van een minderjarige weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, kan deze op verzoek van een ouder worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de ouders beproeft. De bevoegde rechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. 3. Indien een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid door een of beide ouders dan wel door de voogd of de desbetreffende raad wordt geweigerd, kan deze op verzoek van de minderjarige van zestien jaar of ouder worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter. Deze geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

Artikel 36

Aan de minderjarige die in werkelijke militaire dienst is, wordt een reisdocument verstrekt indien en voor zolang de daartoe aangewezen militaire autoriteit verklaart, dat zulks in het belang van de dienst is. Dit reisdocument geldt uiterlijk tot het tijdstip waarop de dienst wordt verlaten.

Artikel 37

Bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld, wordt in plaats van de in artikel 35 vereiste verklaring, een verklaring van toestemming overgelegd van de bevoegde rechter.

Deze neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

Artikel 38

  • Bij een aanvraag door of ten behoeve van een onder curatele gestelde, wordt een verklaring van toestemming van de curator overgelegd. 2. Indien de curator weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, kan deze op verzoek van de onder curatele gestelde worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter. Deze neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de onder curatele gestelde wenselijk voorkomt.

Artikel 39

  • Op de procedure ingevolge de artikelen 35, 37 en 38 is in Nederland het bepaalde in titel XII van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. 2. De bevoegde rechter, genoemd in artikel 35, tweede en derde lid, is in Nederland de kinderrechter, in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba de rechter in eerste aanleg. 3. De bevoegde rechter, genoemd in artikel 37, is in Nederland de op de voet van artikel 935 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegde kinderrechter, in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba de rechter in eerste aanleg. 4. De bevoegde rechter, genoemd in artikel 38, tweede lid, is in Nederland de kantonrechter, in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba de rechter in eerste aanleg. 5. De rechter beslist met de meeste spoed. 6. Bij een aanvraag ten behoeve van een handelingsonbekwame wordt deze als aanvrager beschouwd. 7. De minderjarige, bedoeld in artikel 35, derde lid, en de onder curatele gestelde zijn bekwaam in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen.

Artikel 40

Aan de handelingsonbekwame die zich buiten het Koninkrijk bevindt en bij wiens aanvraag geen verklaring van toestemming kan worden overgelegd als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 38, eerste lid, kan vooruitlopend op een rechterlijke uitspraak of beschikking ter zake van een vervangende verklaring van toestemming, in bijzondere gevallen een reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f worden verstrekt.

HOOFDSTUK V. VERSTREKKING EN UITREIKING

Artikel 41

  • Bevoegd tot het verstrekken van nationale paspoorten zijn: a. Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten, tenzij het personen betreft die in het persoonsregister van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen of van Aruba zijn opgenomen en aldaar hun aanvraag hebben ingediend; b. de Gouverneur en de door hem na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten, indien het personen betreft die in het persoonsregister van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen of van Aruba zijn opgenomen en aldaar hun aanvraag hebben ingediend. 2. Bevoegd tot het verstrekken van reisdocumenten voor vluchtelingen en reisdocumenten voor vreemdelingen zijn:
  • Onze Minister, indien het personen betreft ten aanzien van wie in Nederland is vastgesteld dat aan de daar geldende voorwaarden ingevolge de artikelen 12 tot en met 16 is voldaan; b. de Gouverneur, met inachtneming van de regels die Onze Minister ter zake kan stellen, indien het personen betreft ten aanzien van wie in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba is vastgesteld dat aan de daar geldende voorwaarden ingevolge de artikelen 12 tot en met 16 is voldaan. 3. Bevoegd tot het verstrekken van diplomatieke paspoorten en van dienstpaspoorten is Onze Minister. 4. Bevoegd tot het verstrekken van reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f en g, zijn Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten.

Artikel 42

  • De krachtens artikel 41 bevoegde autoriteiten verstrekken het aangevraagde reisdocument zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand na de dag van de aanvraag, tenzij de aanvraag een persoon betreft op wie een mededeling als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van toepassing is. 2. De termijn genoemd in het eerste lid, kan in bijzondere gevallen met hoogstens een maand worden verlengd. De aanvrager wordt daarvan zo spoedig mogelijk doch in ieder geval voor de afloop van de eerste termijn, schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 43

  • Bevoegd tot uitreiking van reisdocumenten zijn de autoriteiten, die ingevolge artikel 27 bevoegd zijn de aanvragen daarvoor in ontvangst te nemen. Deze zijn tevens bevoegd tot het vermelden in het reisdocument van een wijziging van de woonplaats. 2. De uitreiking volgt in het Koninkrijk uiterlijk binnen twee weken, buiten het Koninkrijk uiterlijk binnen vier weken na de verstrekking. 3. Onze Minister kan in bijzondere gevallen de termijnen genoemd in het tweede lid verlengen met ten hoogste veertien dagen. 4. Uitreiking van het reisdocument vindt niet plaats, indien: a. de aanvrager die ingevolge het bepaalde in artikel 33, tweede lid, de beschikking heeft behouden overzijn reisdocument, dit niet heeft ingeleverd bij de tot uitreiking bevoegde autoriteit; b. de tot uitreiking bevoegde autoriteit een mededeling heeft ontvangen tot inhouding als bedoeld in artikel 26, vierde lid. 5. Het reisdocument, dat niet binnen zes maanden nadat het voor uitreiking beschikbaar is gesteld, door de aanvrager in ontvangst is genomen, wordt door de daartoe bevoegde autoriteit definitief aan het verkeer onttrokken.

HOOFDSTUK VI. WEIGERING OF VERVALLEN VERKLARING

Artikel 44

  • Bevoegd tot weigering of vervallen verklaring van reisdocumenten op de gronden genoemd in hoofdstuk III zijn de autoriteiten, die ingevolge artikel 41 bevoegd zijn tot verstrekking daarvan. 2. Zodra de in het eerste lid bedoelde autoriteit een aanvraag in behandeling neemt betreffende een persoon ten aanzien van wie een mededeling als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van toepassing is, dan wel een ingevolge artikel 53 ingehouden reisdocument heeft ontvangen, overtuigt hij zich ervan in hoeverre de gronden tot weigering of vervallen verklaring nog aanwezig zijn.
  • Indien de gronden tot weigering of vervallen verklaring nog blijken te bestaan, deelt de in het eerste lid bedoelde autoriteit de aanvrager respectievelijk de houder terstond doch in ieder geval binnen een maand na de aanvraag onderscheidenlijk de inhouding mede dat hij voornemens is de verstrekking van het aangevraagde reisdocument te weigeren dan wel het ingehouden reisdocument vervallen te verklaren, tenzij de aanvrager respectievelijk de houder hem binnen veertien dagen verzoekt de beslissing gedurende twee maanden aan te houden, teneinde met de autoriteit bij wie de gronden bestaan een zodanige overeenstemming te bereiken dat tot verstrekking van het aangevraagde reisdocument of teruggave van het ingehouden reisdocument dan wel verstrekking van een reisdocument, waarvan de geldigheidsduur onderscheidenlijk de territoriale geldigheid beperkter is dan de bij of krachtens de wet vastgestelde, kan worden overgegaan.

Artikel 45

  • Indien binnen de periode van twee maanden als bedoeld in artikel 44, derde lid, door de autoriteit bij wie de gronden tot weigering of vervallen verklaring bestaan aan de in artikel 44, eerste lid, bedoelde autoriteit wordt medegedeeld, dat overeenstemming is bereikt met de aanvrager respectievelijk de houder, dan wel indien de gronden bij de in artikel 44, eerste lid, bedoelde autoriteit zelf bestaan, door deze een dergelijke overeenstemming is bereikt, wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een maand overeenkomstig de bereikte overeenstemming het aangevraagde reisdocument verstrekt of het ingehouden reisdocument teruggegeven dan wel het reisdocument, waarvan de geldigheidsduur onderscheidenlijk de territoriale geldigheid beperkter is dan de bij of krachtens de wet vastgestelde, verstrekt. 2. Indien binnen de periode van twee maanden als bedoeld in artikel 44, derde lid, geen medeling wordt gedaan als bedoeld in het eerste lid, dan wel de aanvrager respectievelijk de houder geen verzoek doet als bedoeld in artikel 44, derde lid, gaat de in artikel 44, eerste lid, bedoelde autoriteit tot weigering of vervaiien verklaring over, tenzij hij van oordeel is dat de aanvrager respectievelijk de houder door deze beslissing onevenredig zou worden benadeeld. In dat geval verstrekt de in artikel 44, eerste lid, bedoelde autoriteit na overleg met de autoriteit bij wie de gronden tot weigering of vervallen verklaring bestaan het aangevraagde reisdocument of geeft hij het ingehouden reisdocument terug dan wel verstrekt hij een reisdocument, waarvan de geldigheidsduur onderscheidenlijk de territoriale geldigheid beperkter is dan de bij of krachtens de wet vastgestelde.

Artikel 46

  • De aanvrager respectievelijk de houder wordt van de beslissing tot weigering dan wel vervallen verklaring zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een maand na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 45, tweede lid, schriftelijk in kennis gesteld. 2. Aan de Nederlander buiten het Koninkrijk die voornemens is zich naar het Koninkrijk te begeven en aan wie de verstrekking van een reisdocument moet worden geweigerd respectievelijk wiens ingehouden reisdocument moet worden vervallen verklaard op grond van de voorgaande bepalingen, kan een reisdocument worden verstrekt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, met een zodanige tijdelijke en territoriale geldigheid als vereist is voor een rechtstreekse reis naar zijn land in het Koninkrijk. 3. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de vreemdelingen aan wie op grond van de artikelen 12 tot en met 16 een Nederlands reisdocument is verstrekt, voorzover zij nog beschikken over een geldige titel tot verblijf in een der landen van het Koninkrijk.

HOOFDSTUK VII. VERVAL VAN RECHTSWEGE

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 47

  • Een reisdocument vervalt van rechtswege, indien: a. de houder van het reisdocument, waarin staat vermeld dat deze de Nederlandse nationaliteit bezit, het Nederlanderschap heeft verloren; b. de houder van het reisdocument voor vluchtelingen of van het reisdocument voor vreemdelingen niet meer beschikt over de status of verblijfstitel op grond waarvan hem het reisdocument is verstrekt, het Nederlanderschap dan wel de nationaliteit van een ander land heeft verkregen of door een ander land van een reisdocument is voorzien; c. de redenen die tot de verstrekking van het diplomatiek paspoort, het dienstpaspoort of het reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f en g, hebben geleid, zijn vervallen; d. de geldigheidsduur daarvan is verstreken; e. de geslachtsnaam, de geboortedatum of het geslacht van de houder zijn gewijzigd; f. de houder is overleden; g. het als vermist is opgegeven en aan de houder een ander reisdocument is verstrekt. 2. De bijschrijving in een reisdocument vervalt van rechtswege, indien: a. de minderjarige de leeftijd van vijf jaren heeft bereikt of is overleden; b. de minderjarige niet meer dezelfde nationaliteit heeft als de houder van het reisdocument; c. de geslachtsnaam, de geboortedatum of het geslacht van de minderjarige zijn gewijzigd; d. de houder van het reisdocument niet meer het gezag uitoefent; e. de andere ouder bedoeld in artikel 27, vierde lid, zijn toestemming heeft ingetrokken. De intrekking geschiedt op de wijze bedoeld in artikel 48, eerste lid. 3. Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, kan besluiten, dat de houder van een reisdocument dat op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder a, b, c, e of g, van rechtswege is vervallen of van een reisdocument waarin een bijschrijving is opgenomen welke van rechtswege is vervallen, wordt vermeld in het register, bedoeld in artikel 26, derde lid. Deze vermelding kan geen andere gegevens van de betrokken persoon omvatten dan die, bedoeld in artikel 3. Artikel 26, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De Gouverneur geeft van zijn besluit dat tot vermelding moet worden overgegaan onverwijld kennis aan Onze Minister. 4. Onze Minister draagt zorg voor de vermelding, bedoeld in het vorige lid, alsmede voor de verwijdering daarvan, zodra het desbetreffende reisdocument door hem onderscheidenlijk de Gouverneur is ontvangen. De Gouverneur geeft van de ontvangst van het reisdocument onverwijld kennis aan Onze Minister.

Paragraaf 2. Reisdocumenten van handelingsonbekwamen

Artikel 48

  • Degene, die de verklaring van toestemming als bedoeld in de artikelen 35, eerste lid, 37 en 38, eerste lid, intrekt, geeft hiervan onverwijld schriftelijk kennis aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur. 2. Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, deelt de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger schriftelijk mede dat het reisdocument wegens intrekking van de verklaring van toestemming van rechtswege vervalt, indien:
  • de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger niet binnen een maand na deze mededeling gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot het verzoeken van een vervangende verklaring van toestemming ingevolge artikel 35, tweede of derde lid, dan wel artikel 38, tweede lid, en daarvan schriftelijke mededeling heeft gedaan aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur; b. de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger het verzoek tot het verkrijgen van een vervangende verklaring van toestemming als bedoeld onder a, intrekt dan wel de afwijzende beschikking van de rechter op dit verzoek in kracht van gewijsde is gegaan; c. de beschikking tot intrekking van de verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 37 onherroepelijk is geworden.

Artikel 49

  • Bij de mededeling bedoeld in artikel 48, tweede lid, wijst Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger erop, dat deze verplicht is het reisdocument in te leveren bij een tot inhouding bevoegde autoriteit. 2. Indien de houder een minderjarige is van zestien jaar of ouder, dan wel een onder curatele gestelde, kan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, in bijzondere gevallen bepalen, dat het reisdocument in afwachting van de rechterlijke uitspraak of beschikking terzake, niet ingeleverd behoeft te worden. 3. Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, draagt zorg dat de houder wiens reisdocument ingevolge het eerste lid moet worden ingeleverd onverwijld in het register, bedoeld in artikel 26, derde lid, wordt vermeld. Deze vermelding kan geen andere gegevens van de betrokken persoon omvatten dan die, bedoeld in artikel 3. Artikel 26, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. 4. De Gouverneur verzoekt onverwijld Onze Minister tot de vermelding als bedoeld in het derde lid over te gaan.

Artikel 50

  • Zodra de vervangende verklaring van toestemming op de wijze, bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder a, wordt overgelegd, respectievelijk de beschikking tot intrekking van de verklaring van toestemming, bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c, ongedaan is gemaakt, wordt het reisdocument indien dit ingevolge artikel 49, eerste lid, is ingeleverd, dan wel ingevolge artikel 53 is ingehouden, aan de houder teruggegeven. 2. Indien het eerder uitgereikt reisdocument buiten schuld van de houder niet is ingeleverd of ingehouden, wordt hem met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid op zijn aanvraag een nieuw reisdocument verstrekt. Het eerder uitgereikt reisdocument vervalt in dat geval van rechtswege. 3. Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, draagt zorg voor de verwijdering van de vermelding van de houder ingevolge artikel 49, derde lid, uit het daarbedoelde register, zodra ingevolge het eerste lid het reisdocument aan de houder is teruggegeven, dan wel ingevolge het tweede lid aan hem een nieuw reisdocument is verstrekt en Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, het eerder uitgereikt reisdocument heeft ontvangen. Artikel 26, vijfde lid, laatste volzin, is van overeenkomstige toepassing. 4. De Gouverneur geeft van de teruggave van het reisdocument aan de houder, dan wel de ontvangst van het eerder uitgereikt reisdocument onverwijld kennis aan Onze Minister.

HOOFDSTUK VIII. INHOUDING EN INLEVERING

Artikel 51

  • Een reisdocument kan worden ingehouden door het hoofd van een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging onderscheidenlijk van het kabinet van de Gouverneur, die aan de houder een geldlening heeft verstrekt of ten behoeve van de houder kosten heeft gemaakt. Het ingehouden reisdocument wordt onverwijld toegezonden aan Onze Minister. De houder wordt hiervan terstond in kennis gesteld. Het reisdocument wordt teruggegeven, wanneer de betrokken houder in zijn woonplaats is teruggekeerd. 2. Aan de houder wordt een reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, verstrekt met een zodanige tijdelijke en territoriale geldigheid als vereist is voor een rechtstreekse reis naar zijn woonplaats.

Artikel 52

Een reisdocument kan worden ingehouden door de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 18 en 19 op het moment dat zij het verzoek doen ingevolge artikel 26, eerste lid. Het ingehouden reisdocument wordt uiterlijk binnen veertien dagen toegezonden aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, dan wel aan de houder teruggegeven. Van de doorzending wordt de houder terstond in kennis gesteld.

Artikel 53

  • Een reisdocument wordt ingehouden door de daartoe bevoegde autoriteiten, indien zij van Onze Minister een mededeling hebben ontvangen als bedoeld in artikel 26, vierde lid. Het ingehouden reisdocument wordt onverwijld toegezonden aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur. De houder wordt hiervan terstond in kennis gesteld. 2. Wordt een reisdocument als bedoeld in het eerste lid ingehouden door Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, dan wordt de houder van het bestaan van gronden tot vervallen verklaring terstond in kennis gesteld. 3. Het bepaalde in artikel 46, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 54

  • Een reisdocument wordt ingehouden, indien: a. het van rechtswege is vervallen ingevolge artikel 47 of 48, dan wel wanneer de bijschrijving die daarin is opgenomen van rechtwege is vervallen ingevolge artikel 47, tweede lid; b. het zodanig is beschadigd dat de gegevens niet meer leesbaar zijn of een deel ervan ontbreekt; c. in het document wijzigingen zijn aangebracht of aantekeningen zijn gesteld door een onbevoegde; d. de foto van de houder onvoldoende gelijkenis vertoont. 2. Indien het reisdocument ingevolge het eerste lid onder b tot en met d is ingehouden, wordt aan de houder op zijn aanvraag door de daartoe bevoegde autoriteit met inachtneming van de bepalingen van deze wet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand een vervangend reisdocument verstrekt met dezelfde territoriale geldigheid als het ingehouden reisdocument en met een geldigheidsduur, die eindigt op het tijdstip dat in het ingehouden reisdocument was voorzien. 3. Het ingehouden reisdocument wordt onverwijld toegezonden aan de autoriteit die bevoegd is het reisdocument definitief aan het verkeer te onttrekken. De houder wordt hiervan terstond in kennis gesteld.
  • De daartoe bevoegde autoriteit onttrekt het ingehouden reisdocument definitief aan het verkeer zodra de houder ingevolge het tweede lid een vervangend reisdocument is verstrekt dan wel een jaar na de inhouding is verlopen, tenzij nog een beroepsprocedure aanhangig is. 5. Indien een reisdocument is ingehouden omdat de bijschrijving van rechtswege is vervallen, maakt de autoriteit die het reisdocument heeft ingehouden de bijschrijving ongedaan en geeft het terstond terug aan de houder.

Artikel 55

Bevoegd tot het inhouden van reisdocumenten, voorzover niet reeds in deze wet voorzien, zijn: a. de autoriteiten, die bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van een aanvraag voor reisdocumenten; b. de autoriteiten belast met de grensbewaking, het openbaar ministerie, de politie, de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen en de rechter-commissaris in het faillissement van de betrokken houder.

Artikel 56

De houder van een reisdocument levert dit zo spoedig mogelijk in bij een tot inhouding bevoegde autoriteit, indien het reisdocument of een daarin opgenomen bijschrijving van rechtswege is vervallen dan wel deze autoriteit om inlevering daarvan ter inhouding als bedoeld in de artikelen 49, 51, 52, 53 en 54 verzoekt.

Artikel 57

Bevoegd tot het definitief aan het verkeer onttrekken van reisdocumenten zijn Onze Minister en de daartoe door hem aangewezen autoriteiten.

HOOFDSTUK IX. TOEZICHT

Artikel 58

Het toezicht op de uitvoering van deze wet berust bij Onze Minister. Aan hem en aan door hem aangewezen ambtenaren worden door de autoriteiten belast met de uitvoering van deze wet alle inlichtingen verstrekt welke zij in verband met de uitoefening van hun taak nodig hebben en wordt inzage verleend in alle bescheiden die verband houden met de uitvoering van deze wet.

Artikel 59

Onze Minister kan regelen stellen met betrekking tot de administratie van reisdocumenten aan de autoriteiten belast met de uitvoering van deze wet. Hij stelt deze regelen in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, indien dit uit de aard van de te regelen zaak voortvloeit.

Artikel 60

  • Onze Minister kan aan een burgemeester aanwijzingen geven met betrekking tot een juiste uitvoering van deze wet. Hij geeft een aanwijzing in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken, indien dit uit de aard van de zaak voortvloeit. 2. Een zodanige aanwijzing wordt niet gegeven dan nadat aan de burgemeester gelegenheid tot overleg is geboden.
  • Tegen een aanwijzing kan de burgemeester binnen één maand na de verzending bij de Kroon beroep instellen. Het beroep heeft geen schorsende werking.

Artikel 61

  • Onze Minister kan aan een door de Gouverneur aangewezen autoriteit belast met de uitvoering van deze wet aanwijzingen geven met betrekking tot een juiste uitvoering van deze wet. 2. Een zodanige aanwijzing wordt niet gegeven dan nadat aan de Gouverneur gelegenheid tot overleg is geboden.

HOOFDSTUK X. STRAFBEPALINGEN

Artikel 62

  • Het is een ieder verboden een reisdocument valselijk op te maken of te vervalsen, of een zodanig stuk op grond van valse gegevens te doen verstrekken dan wel een aan hem of een ander verstrekt reisdocument ter beschikking te stellen van derden, met het oogmerk het door dezen te doen gebruiken als ware het aan hen verstrekt. 2. Het is een ieder verboden in het bezit te zijn van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is, dan wel opzettelijk gebruik te maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.

Artikel 63

Het is een ieder verboden drukwerken of andere voorwerpen in een vorm die ze op reisdocumenten doet gelijken, te vervaardigen, te verspreiden of ter verspreiding in voorraad te hebben.

Artikel 64

leder is verplicht een reisdocument dat in zijn bezit is, maar waarvan hij niet de houder is, of dat ingevolge het bepaalde in artikel 56 moet worden ingeleverd, terstond wanneer hem dit mondeling door een tot inhouding bevoegde ambtenaar is bevolen, dan wel binnen veertien dagen, nadat hem dit bij aangetekend schrijven in persoon is medegedeeld, in te leveren.

Artikel 65

Bij wet onderscheidenlijk bij landsverordening wordt overtreding van het in de artikelen 62, 63 en 64 bepaalde strafbaar gesteld.

HOOFDSTUK XI. ADMINISTRATIEVE RECHTSBESCHERMING IN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA

Artikel 66

Bij landsverordening wordt geregeld de mogelijkheid voorziening te vragen tegen de op grond van deze wet genomen beslissingen.

HOOFDSTUK XII. OVERGANGS EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 67

  • Op aanvragen ter verkrijging van een reisdocument die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds waren ingediend, zijn de bepalingen van deze wet van toepassing.
  • Reisdocumenten die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn verstrekt, behouden de geldigheid die daarin is vermeld. 3. Voorzover in een reisdocument kinderen staan bijgeschreven, blijft deze bijschrijving van waarde zolang deze reisdocumenten geldig zijn en de kinderen de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt.

Artikel 68

Artikel 3, zesde lid, vervalt vier jaren na de dag van inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel 69

  • De artikelen 1 tot en met 6 en 8 tot en met 10 van het Souverein Besluit van 12 december 1813 (Staatscourant 1813/1814, no. 4) vervallen. 2. Het Souverein Besluit van 16 januari 1814 (Staatsblad 1814, no. 12) wordt ingetrokken. 3. Het Koninklijk Besluit van 30 mei 1816, no. 95 wordt ingetrokken. 4. Het artikel 1 sub 1 en 2 van de Wet tot nadere regeling van de heffing en de bestemming van de Kanselarijleges (Staatsblad 1890, no. 80) vervalt. 5. De posten 101, 101a, 101b, 102, 103, 107, 112 en 113 in artikel 18 van de Wet op de Kanselarijrechten (Staatsblad 1948, I 481) vervallen.

Artikel 70

Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 71

Deze rijkswet kan worden aangehaald als «Paspoortwet».

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Ministervan Buitenlandse Zaken, De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

De Minister van Justitie,