Ontwerp van wet - Regels ten aanzien van toestellen en installaties in het belang van de energiebesparing (Wet energiebesparing toestellen)

Nr.2

ONTWERP VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om, in het belang van de energiebesparing, regels te stellen met betrekking tot toestellen en installaties, alsmede met betrekking tot het in rekening brengen van kosten van energieverbruik, welke mede als grondslag kunnen dienen voor de uitvoering van voorschriften ter zake, vastgesteld door de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: toestel: een technisch hulpmiddel, met inbegrip van een vervoermiddel, bij het gebruik waarvan energie wordt gebezigd of dat naar zijn aard geschikt is om energie op te slaan, over te brengen dan wel om te vormen; installatie:

een samenstel van een of meer toestellen, voorwerpen of materialen, bestemd om als een geheel te functioneren, bij het gebruik waarvan energie wordt gebezigd of dat naar zijn aard geschikt is om energie op te slaan, over te brengen of om te vormen;

S-EZ

2 vel

Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17251, nrs. 1-2

Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken. 2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder toestel of installatie mede begrepen voorwerpen en materialen, welke bestemd zijn om deel uitte maken van een toestel of een installatie.

§ 2. Regels ten aanzien van toestellen en installaties Artikel 2. 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, in het belang van het doelmatig gebruik van energie, regels worden gesteld met betrekking tot toestellen en installaties. 2. Hiertoe kunnen behoren regels, inhoudende een verbod een toestel of een installatie, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, in-of uit te voeren, ten verkoop voorhanden te hebben, ten verkoop aan te bieden, ten toon te stellen, te verkopen, te verhuren, af te leveren ofte installeren, dan wel te gebruiken: a. indien het toestel of de installatie niet voldoet aan de bij of krachtens de maatregel gestelde eisen; b. indien het toestel of de installatie dan wel het type, waartoe het toestel of de installatie behoort, niet bij een keuring aan de hand van de bij of krachtens de maatregel daartoe vastgestelde voorschriften is goedgekeurd. 3. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen het verbod inhouden een toestel of een installatie, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, ten verkoop voorhanden te hebben, ten verkoop aan te bieden, te verkopen, te installeren of te gebruiken, indien daaromtrent niet overeenkomstig bij of krachtens de maatregel te stellen regels gegevens zijn verstrekt aan Onze Minister. 4. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen voorts het verbod inhouden een toestel of installatie, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te installeren ofte gebruiken zonder vergunning, verleend door On-ze bij de maatregel aangewezen Minister. 5. Tot de in het eerste lid bedoelde regels kunnen eveneens behoren regels, inhoudende: a. het verbod een toestel of installatie, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te installeren ofte gebruiken op een plaats of wijze of onder omstandigheden, aangewezen bij die maatregel; b. de verplichting voor de gebruiker van een toestel of installatie dan wel een andere bij de maatregel aan te wijzen persoon om, op een wijze of met een regelmaat, bij de maatregel aangegeven, daaraan onderhoud te verrictv ten of te doen verrichten. 6. De regels, bedoeld in het eerste lid, zijn niet van toepassing op het gebruik of onderhoud van toestellen of installaties in woningen of op erven in de sfeer van de particuliere huishouding of een daarmee bij algemene maatregel van bestuur gelijk te stellen huishouding.

Artikel 3. 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan, in het belang van een zuinig gebruik van energie, worden verboden: a. een toestel of een installatie, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, in-of uit te voeren, ten verkoop voorhanden te hebben, ten verkoop aan te bieden, ten toon te stellen, te verkopen, te verhuren, af te leveren of te installeren, dan wel te gebruiken; b. een toestel of een installatie, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te installeren ofte gebruiken op een plaats of wijze of onder omstandigheden, aangewezen bij die maatregel; c. een toestel of een installatie, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te installeren ofte gebruiken zonder vergunning, verleend door Onze bij de maatregel aangewezen Minister. 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, zijn niet van toepassing op het gebruik van toestellen of installaties in woningen of op erven in de sfeer van de particuliere huishouding of een daarmee bij algemene maatregel van bestuur gelijk te stellen huishouding.

Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17251, nrs. 1-2

Artikel. 1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2, vierde lid, of 3, eerste lid, onder c, worden tevens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende de wijze waarop de aanvraag om een vergunning dient te geschieden en de gegevens die van de aanvrager kunnen worden verlangd. 2. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. 3. Voor zover zulks bij algemene maatregel van bestuur is bepaald, kan de vergunning worden gewijzigd en ingetrokken. 4. Wordt een vergunning geweigerd, ambtshalve gewijzigd of ingetrokken, dan wel een verzoek om wijziging van een vergunning afgewezen, dan wordt de beslissing onder opgaaf van redenen bij aangetekende brief aan de aanvrager of de houder van de vergunning medegedeeld.

Artikel 5. Indien regels als bedoeld in artikel 2 of 3 worden gesteld, wordt daarbij tevens een termijn bepaald, eerst bij het verstrijken waarvan die regels ten aanzien van toestellen of installaties, die bij het in werking treden van de maatregel reeds vervaardigd en hier te lande ten verkoop voorhanden zijn, van toepassing worden.

Artikel 6. 1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2, tweede lid, onder b, wijzen Onze Minister en Onze krachtens artikel 20 aangewezen Ministers te zamen de instellingen aan, die de in die bepaling bedoelde keuringen verrichten. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het aanvragen van een goedkeuring, de wijze waarop de keuringen plaatshebben, het gebruiken van aanduidingen inzake de goedkeuring, alsmede de gevallen waarin en de wijze waarop een goedkeuring kan worden geschorst of ingetrokken. Daarbij kan een termijn worden bepaald, voor welke een goedkeuring van kracht is.

Artikel 7. 1. Indien met betrekking tot het type, waartoe een toestel of in-stallatie behoort, goedkeuring is voorgeschreven en verkregen, is de vervaardiger of de importeur van de betrokken toestellen of installaties gehouden de ingevolge artikel 6 aangewezen instelling in de gelegenheid te stellen te controleren of toestellen of installaties overeenkomstig het goedgekeurde type zijn of worden vervaardigd. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien met betrekking tot enige categorie van toestellen of installaties goedkeuring van het type is voorgeschreven, regels worden gegeven omtrent de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde controle wordt uitgeoefend, omtrent de normen volgens welke de controle plaatsvindt en omtrent de vergoeding van de voor de controle gemaakte kosten van de ingevolge artikel 6 aangewezen instelling. 3. De ingevolge artikel 6 aangewezen instelling wijst de personen aan, die met de controle zullen zijn belast. 4. De vervaardiger of de importeur van de toestellen of installaties is gehouden aan de ingevolge het derde lid aangewezen personen, indien deze zich behoorlijk als zodanig hebben bekendgemaakt, alle medewerking te verlenen en alle inlichtingen met betrekking tot die toestellen en installaties te verstrekken, die zij redelijkerwijs bij de vervulling van hun taak behoeven.

§ 3. Gegevens en aanwijzingen met betrekking tot het energieverbruik van toestellen Artikel 8. 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, in het belang van een doelmatig gebruik van energie, regels worden gesteld ten aanzien van gegevens en aanwijzingen met betrekking tot het energieverbruik van toestellen en installaties, alsmede daarmee samenhangende gegevens over andere eigenschappen daarvan en bepaalde identificatiegegevens.

Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17251, nrs. 1-2

  • Hiertoe kunnen behoren regels, inhoudende: a. de verplichting in de bij de maatregel aangegeven gevallen met betrekking tot toestellen of installaties, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, gegevens of aanwijzingen als bedoeld in het eerste lid beschikbaarte hebben of te verstrekken, die voldoen aan bij of krachtens de maatregel gestelde eisen; b. het verbod om in de bij de maatregel aangegeven gevallen met betrekking tot toestellen of installaties, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, gegevens of aanwijzingen als bedoeld in het eerste lid beschikbaar te hebben of te verstrekken, indien die gegevens of aanwijzingen niet voldoen aan bij of krachtens de maatregel gestelde eisen; c. de verplichting om in de gevallen, bedoeld onder a of b, gegevens of aanwijzingen als bedoeld in het eerste lid, beschikbaar te hebben of te verstrekken op een bij of krachtens de maatregel aangegeven wijze; d. de verplichting aan de hand van bij of krachtens de maatregel gestelde regels onderzoek te verrichten ter vaststelling of ter toetsing van gegevens als bedoeld in het eerste lid omtrent toestellen of installaties, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie; e. de verplichting op een bij of krachtens de maatregel aangegeven wijze een administratie te voeren van het onderzoek, bedoeld onder d, en van de daarbij verkregen resultaten, alsmede de verplichting om de bescheiden, behorende tot die administratie, gedurende een bepaalde termijn te bewaren; f. het verbod in de onder a of b bedoelde gevallen gegevens als bedoeld in het eerste lid beschikbaar te hebben of te verstrekken, welke niet overeenstemmen met de resultaten van een onderzoek als bedoeld onder d dan wel niet overeenstemmen met de resultaten van een keuring, verricht aan de hand van de bij of krachtens de maatregel daartoe vastgestelde voorschriften; g. de verplichting om in de bij de maatregel aangegeven gevallen op een bij of krachtens die maatregel aangegeven wijze het bij of krachtens de maatregel aangegeven kenmerk te vermelden of gegevens te verstrekken ter identificatie van de partij of serie, waartoe toestellen of installaties behoren, of van het type van toestellen of installaties, dan wel de bij de maatregel aangewezen gegevens ter identificatie van de vervaardiger, de importeur of een ander van wie de toestellen of installaties afkomstig zijn. 3. De eisen, bedoeld in het tweede lid, onder a of b, kunnen worden gesteld met betrekking tot een bij of krachtens de maatregel aangegeven groep van toestellen of installaties. Daarbij kunnen regels worden gegeven volgens welke bij een onderzoek als bedoeld in het tweede lid, onder d, aan de hand van onderzoek met betrekking tot een uit die groep genomen steekproef kan worden getoetst of aan de eisen is voldaan. 4. Met betrekking tot keuringen als bedoeld in het tweede lid, onder f, is artikel 7 van overeenkomstige toepassing. 5. De regels, bedoeld in het eerste lid, zijn niet van toepassing, voorzover de toestellen, waarop de in dat lid bedoelde gegevens betrekking hebben, zich bevinden in woningen of op erven in de sfeer van de particuliere huishouding of een daarmee bij algemene maatregel van bestuur gelijk te stellen huishouding. Artikel. Indien regels als bedoeld in artikel 8 worden gesteld, wordt daarbij tevens een termijn bepaald, eerst bij het verstrijken waarvan die regels ten aanzien van toestellen of installaties, die bij het in werking treden van de maatregel reeds vervaardigd en hier te lande aanwezig zijn, van toepassing worden.

§ 4. Regels met betrekking tot het in rekening brengen van de kosten van energieverbruik Artikel 10. 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan degene, die warm tapwater of warmte in enige vorm ten behoeve van ruimteverwarming levert of toevoert, worden verplicht om in de bij de maatregel aangewezen ge-Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17251, nrs. 1-2

vallen de kosten van het verbruik in een gebouw of een gedeelte daarvan in rekening te brengen op basis van het gemeten verbruik in dat gebouw of gedeelte daarvan. 2. De eigenaar en de gebruiker van een gebouw of een gedeelte daarvan, alsmede de rechthebbende met betrekking tot een gebouw of een gedeelte daarvan dienen de nodige medewerking te verlenen met het oog op de nakoming van een verplichting als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot dat gebouw of gedeelte daarvan. Hiertoe behoort het verlenen van medewerking aan: a. het aanbrengen, in stand houden en gebruiken van de noodzakelijke technische voorzieningen door of vanwege degene, op wie de eerderbedoel-de verplichting rust; b. het tot stand brengen van de noodzakelijke overeenkomst of rechtsverhouding dan wel de noodzakelijke wijzigingen in een overeenkomst of rechtsverhouding, op grond waarvan het in het eerste lid bedoelde verbruik in rekening wordt gebracht. 3. Bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kunnen regels worden gegeven aangaande het in rekening brengen van de kosten van het verbruik en met betrekking tot de technische voorzieningen waarmee het verbruik wordt gemeten. Artikel 11. Bij algemene maatregel van bestuur kan degene, die gas of elektriciteit levert of toevoert aan verbruikers daarvan, worden verplicht om de rekeningen met betrekking tot het verbruik van afnemers in te richten op een bij of krachtens de maatregel aan te geven wijze en daarbij de bij de maatregel aangewezen gegevens over de ontwikkeling van dat verbruik te verstrekken. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kan degene, die warm tapwater of warmte in enige vorm ten behoeve van ruimteverwarming levert of toevoert aan verbruikers daarvan worden verplicht om de rekeningen met betrekking tot het verbruik in te richten op een bij of krachtens de maatregel aan te geven wijze en daarbij de bij de maatregel aangewezen gegevens over de ontwikkeling van dat verbruik te verstrekken.

§ 5. Beroep

Artikel 12. 1. Degene, die door een beschikking, vastgesteld opgrond van het bij of krachtens deze wet bepaalde, rechtstreeks in zijn belang is getroffen, kan daartegen beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. 2. Onder beschikking wordt niet verstaan een besluit van algemene strekking. 3. De artikelen 3, 5 en 29-75 van de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie (Stb. 1954, 416) zijn van overeenkomstige toepassing. 4. Voor zover in de benoeming van bijzondere leden van het College met het oog op de toepassing van het eerste lid niet kan worden voorzien uit in artikel 13 van de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie bedoelde voordrachten, kunnen zodanige leden door Ons, op voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze betrokken Ministers, anders dan uit eerstbedoelde voordrachten voor de tijd van vier jaren worden benoemd. Te hunnen aanzien is artikel 14, derde lid, van genoemde wet van overeenkomstige toepassing.

§ 6. Toezicht op de naleving

Artikel 13. 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de door Onze Minister in overeenstemming met On-ze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Ministers daartoe aangewezen ambtenaren. 2. Een krachtens het eerste lid vastgestelde beschikking wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17251, nrs. 1-2

Artikel 14. 1. De krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd toestellen en installaties aan een onderzoek ter plaatse te onderwerpen of mede te nemen om deze elders aan een onderzoek te doen onderwerpen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Ten behoeve van zodanig onderzoek kunnen zij verpakkingen openen. 2. Overeenkomstig regels, bij algemene maatregel van bestuur te stellen, wordt aan de betrokkene op diens verzoek een vergoeding gegeven voor de schade, voortvloeiend uit het onderzoek van een toestel of installatie.

Artikel 15. De krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd inzage te vorderen en afschrift te nemen van boeken en andere zakelijke bescheiden, een en ander voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 16. De krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd alle plaatsen, met uitzondering van voor bewoning bestemde gedeelten van gebouwen, te betreden, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm. 2. De artikelen 120-123 van het Wetboek van Strafvordering zijn ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van overeenkomstige toepassing. Artikel 17. De krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd zich door andere ambtenaren die daartoe door hen zijn aangewezen te doen vergezellen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 18. 1. leder die betrokken is of betrokken is geweest bij onder de werking van deze wet vallende handelingen is verplicht aan de krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaren alle medewerking te verlenen en alle in-lichtingen te verstrekken, die zij redelijkerwijs bij de uitoefening van de hun bij de artikelen 14-17 verleende bevoegdheden behoeven. 2. Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn kunnen zich verschonen van het geven van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover het betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts het verlenen van inzage van bescheiden en het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt.

Artikel 19. 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat, ingeval aan artikel 8, derde lid, toepassing is gegeven of in andere bij die maatregel aangewezen categorieën van gevallen de krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaren volgens bij of krachtens die maatregel gestelde regels aan de hand van een onderzoek van een deel, dat als steekproef is genomen uit een bij die maatregel omschreven groep van toestellen of installaties, kunnen vaststellen of die groep voldoet aan de bij die maatregel aangewezen eisen of voorschriften, gesteld krachtens de artikelen 2 of 8. 2. Bij een maatregel als in het eerste lid bedoeld kunnen tevens regels worden gesteld: a. omtrent de mededeling of de openbaarmaking van de uitslag van een onderzoek, dat met toepassing van het krachtens het eerste lid bepaalde is verricht; b. inhoudende, dat het degene onder wie alle tot de steekproef behoren-de toestellen of installaties zijn aangetroffen, is verboden nadat de steekproef is genomen, toestellen of installaties, behorende tot de krachtens het eerste lid omschreven groep, waartoe de steekproef behoort, af te leveren, zolang hem een mededeling als onder a bedoeld niet is gedaan.

Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17251, nrs. 1-2

  • Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat, ingeval met toepassing van het krachtens het eerste lid bepaalde wordt vastgesteld dat een groep niet aan de bij die maatregel aangewezen eisen of voorschriften, bedoeld in het eerste lid, voldoet: a. volgens bij die maatregel gestelde regels aan de betrokkene of de betrokkenen de gelegenheid wordt geboden om tegenbewijs te leveren; b. de desbetreffende groep of een deel daarvan niet mag worden afgeleverd alvorens ten aanzien daarvan de maatregelen zijn genomen, die bij of krachtens die maatregel zijn voorgeschreven; c. in de bij de maatregel aangewezen gevallen er geen sprake is van een strafbaar feit wegens overtreding van het krachtens de artikelen 2 of 8 bepaalde.

§ 7. Overige bepalingen

Artikel 20. 1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald dat de voordracht voor algemene maatregelen van bestuur krachtens bij die maatregel aangewezen bepalingen van deze wet met betrekking tot daarbij aangewezen onderwerpen door Onze Minister wordt gedaan in overeenstemming met Onze bij die maatregel aangewezen Ministers, de Algemene Energieraad gehoord. De voordracht voor de eerstbedoelde maatregel wordt Ons gedaan door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw en Visserij en van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. 2. Omtrent een ontwerp van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 2, 3,8, 10 of 11, wordt de Algemene Energieraad niet gehoord dan nadat dit ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden binnen een bij die bekendmaking te stellen termijn wensen en bezwaren ter kennis van de Raad te brengen. De binnen deze termijn ingekomen wensen en bezwaren worden door de Raad ter kennis van Onze Minister gebracht. 3. Onze Minister en Onze krachtens het eerste lid aangewezen Ministers kunnen het horen van de Algemene Energieraad achterwege laten, indien het regels betreft, vast te stellen ter uitvoering van een krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (Trb. 1957, 91) tot stand gekomen bindende regeling.

Artikel 21. 1. Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 3 wordt gelijktijdig met de bekendmaking in de Staatscourant ingevolge artikel 20, tweede lid, aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. 2. Binnen 30 dagen vanaf de dag waarop de bekendmaking is geschied kan door of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers van de Staten-Generaal de wens te kennen worden gegeven dat het in de maatregel te regelen onderwerp bij wet wordt geregeld. 3. In een geval als bedoeld in het tweede lid dienen Wij zo spoedig mogelijk een desbetreffend wetsontwerp in.

Artikel 22. 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan aan Onze bij die maatregel aan te wijzen Minister de bevoegdheid worden verleend om vrijstelling en, op aanvrage, ontheffing te verlenen van voorschriften, vastgesteld op grond van deze wet. 2. Een vrijstelling en een ontheffing als in het eerste lid bedoeld kan onder beperkingen worden verleend. Aan een zodanige vrijstelling en ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 23. Bij algemene maatregel van bestuur kan een bedrag worden vastgesteld, dat ter zake van een verzoek, gedaan op grond van op deze wet berustende bepalingen, door de verzoeker dient te worden betaald. Daarbij wordt aangewezen degene, aan wie het bedrag dient te worden voldaan, en kunnen regels worden gesteld omtrent het tijdstip en de wijze van de betaling.

Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17251, nrs. 1-2

Artikel 24. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van een krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap met betrekking tot toestellen of installaties tot stand gekomen bindende regeling, welke het belang van een doelmatig of zuinig gebruik van energie betreft.

Artikel 25. Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens, waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

§ 8. Slotbepalingen

Artikel 26. Aan artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt toegevoegd: «de Wet energiebesparing toestellen, de artikelen 2, 3,4, tweede lid, 6, tweede lid, 7, 8, 10,11,18,19, tweedeen derde lid, 22, tweede lid, en 24;».

Artikel 27. 1. Deze wet kan worden aangehaald als: Wet energiebesparing toestellen. 2. Zij treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken, Tweede Kamer, zitting 1981-1982,17251, nrs. 1-2