Nota naar aanleiding van het tweede verslag - Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit)

Deze nota naar aanleiding van het tweede verslag i is onder nr. E toegevoegd aan wetsvoorstel 36432 - Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit); Nota naar aanleiding van het tweede verslag
Document­datum 01-12-2023
Publicatie­datum 01-12-2023
Nummer KST36432E
Kenmerk 36432, nr. E
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2024

Vergaderjaar 2023-

36 432

Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit)

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET TWEEDE VERSLAG

Ontvangen 1 december 2023

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van BBB en VVD.

De voorgestelde afschaffing van de vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés komt niet alleen. Om die reden vraagt de motie Erkens c.s. om een analyse van de stapeling van alle maatregelen die de mineralogische en metallurgische industrie gaan raken, en de gevolgen daarvan op het totale weglekrisico.1 In het tweede kwartaal van 2024 worden de resultaten van dit door de Tweede Kamer gevraagde onderzoek verwacht. De leden van de VVD vragen of de regering bereid is de mogelijkheden te schetsen het wetsvoorstel pas te behandelen als deze resultaten met beide Kamers gedeeld zijn en de gevolgen van dit voorstel beter te overzien en af te wegen zijn.

Het kabinet is op basis van de voornoemde motie een onderzoeksbureau aan het selecteren om de stapeling van maatregelen die de metallurgische en mineralogische sector raken in beeld te brengen. Daarbij zal het kabinet, zoals verzocht in de motie, additioneel beleid verkennen om het handelingsperspectief van de sector te verbeteren en het risico op weglek te verkleinen. Dit kan zowel fiscaal als niet-fiscaal beleid zijn. De resultaten van het onderzoek zullen in het tweede kwartaal 2024 naar de Tweede Kamer worden gezonden. Dit geeft het kabinet en de Tweede Kamer de mogelijkheid om in het Belastingplan 2025 of de begrotingen nog bij te sturen. Het kabinet vindt het zeer onverstandig om het wetsvoorstel pas te behandelen nadat de onderzoeksresultaten bekend zijn. Het voorliggende wetsvoorstel bevat ten eerste niet alleen een wijziging van de energiebelasting, maar ook het afschaffen van de vrijstelling duaal gebruik en productie van cokes in de kolenbelasting en een voorstel om het prijspad van de minimumprijs voor CO2-emissies voor zowel de elektriciteitssector als de industrie vanaf het jaar 2024 te verhogen. Ten tweede zou dit een aanzienlijk negatieve budgettaire impact hebben en daarmee een volgend kabinet met een tegenvaller confronteren. De opbrengsten van het

1 Kamerstukken II 2023/2024, 36 418, nr. 114.

kst-36432-E ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023

wetsvoorstel zijn in tabel 1 weergegeven. Verder is in het amendement Erkens c.s. de budgettaire opbrengst van een jaar eerder afschaffen van de vrijstelling van de kolenbelasting ingezet in het totale lastenbeeld, inclusief een lastenverlichting voor burgers door de MKB-winstvrijstelling minder te verlagen.1 Het demissionair kabinet hecht er dus aan geen gat in de begroting voor een volgend kabinet achter te laten. Dat zou financieel niet prudent zijn.

Ten derde zou met het niet wettelijk vastleggen van deze maatregelen het behalen van de klimaatdoelstellingen onzekerder worden. Het demissionair kabinet vindt het ten behoeve van het kunnen behalen van de klimaatdoelen niet prudent besluitvorming over onderdelen van het overeengekomen pakket klimaatmaatregelen door te schuiven. Het is van belang dat het bedrijfsleven nu duidelijkheid heeft dat deze maatregelen worden doorgevoerd. Daarenboven biedt het bovengenoemde alternatief meer mogelijkheden om gezamenlijk te bezien welke fiscale of niet-fiscale maatregelen nodig zijn om de sector te verduurzamen. Het uitstellen van de behandeling van het wetsvoorstel heeft tevens het risico in zich, dat de voorgestelde fiscale maatregelen niet tijdig gereed zullen zijn voor de invoering per 1 januari 2025.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de regering nauwkeurig kan aangeven met welk weglekrisico voor bedrijven zij rekening houdt en of de regering kan reflecteren op het Trinomics-onderzoek dat duidelijk maakt dat de maatregel voor de sector als geheel tot een «hoog weglekrisico» leidt en de verduurzamingsmogelijkheden beperkt zijn. De leden van de fractie van BBB vragen reflectie op het realistische hande-lingsperspectief van de minerale bouwmaterialen industrie op korte termijn. In de brief van de vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwke-ramiek (hierna: KNB) aan de fractie van BBB wordt ook aandacht gevraagd voor het weglekeffect en het handelingsperspectief. De leden van de fractie van de BBB vragen om een reactie hierop. De leden van de fractie van BBB vragen zich voorts af hoe snel en per wanneer de mogelijkheden tot verduurzamen technisch en economisch daadwerkelijk mogelijk zijn. Deze leden vragen of dit in 2029, 2030 of (voor bepaalde alternatieven) na 2030 is, zoals ook de betrokken onderzoeksbureaus concluderen. Deze leden vragen waarom het kabinet niet wacht met afschaffen van de vrijstellingen tot er reëel perspectief is op duurzame alternatieven voor aardgas zoals dat thans zowel brandstof als grondstof is voor mineralo-gische procedés.

Het afschaffen van vrijstellingen heeft als risico dat investeringen, economische activiteit en CO2-uitstoot zich verplaatst naar het buitenland. Het kabinet heeft daarom diverse impactstudies laten uitvoeren om de effecten van het afschaffen van vrijstellingen in kaart te brengen. Onderzoeksbureaus Trinomics en BlueTerra constateren dat het weglekrisico voor een aantal sectoren inderdaad toeneemt als gevolg van het wetsvoorstel. Hierbij geldt als kanttekening dat het daadwerkelijke risico lastig is in te schatten en van vele variabelen afhankelijk is. Het kabinet heeft daarnaast ook gekeken naar de mogelijkheden voor deze groep bedrijven om te verduurzamen en erkent dat deze mogelijkheden op korte termijn beperkt zijn. In het geval van bijvoorbeeld de bouwkera-miekindustrie vinden de meeste emissies op dit moment plaats tijdens het bakproces in een gasgestookte oven. Op termijn kunnen ovens in de keramiekindustrie worden verduurzaamd door over te stappen op groen gas/groene waterstof of door gebruik te maken van elektrische ovens. Zoals aangegeven zijn groen gas en groene waterstof op dit moment nog niet op grote schaal beschikbaar en zijn grote elektrische keramiekovens nog in ontwikkeling. Naar verwachting neemt richting 2030 het aantal mogelijkheden om te verduurzamen echter snel toe. Het kabinet werkt hier ook hard aan in de vorm van bijvoorbeeld het Nationaal Programma Energiesysteem en de subsidies die onder meer in het voorjaarspakket klimaat beschikbaar zijn gesteld voor de opschaling van de productie van duurzame brandstoffen en de aanleg van duurzame energie-infrastructuur. Het afschaffen van de vrijstellingen voor metallurgische en mineralo-gische procedés draagt ook bij aan deze ontwikkeling, doordat de noodzaak om te verduurzamen toeneemt wat onder anderen de innovatie en vroege fase opschaling stimuleert.

De leden van de fractie van de BBB vragen of de regering kan aangeven wat de impact van deze maatregel is op bedrijven die momenteel gebruik maken van deze vrijstelling van energiebelasting op elektriciteit, waarbij zij reeds gebruikmaken van hernieuwbare elektriciteit.

Binnen de energiebelasting geldt een gelijk tarief voor zowel grijze als groene elektriciteit. Daarmee heeft het afschaffen van de vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés een gelijk effect op bedrijven met een «regulier» of duurzaam elektriciteitscontract. De energiebelasting zet door deze maatregel alle verbruikers van elektriciteit van het net evenredig aan tot elektriciteitsbesparing, ongeacht de bron van de elektriciteit. Hernieuwbare elektriciteit die bedrijven op eigen terrein opwekken via bijvoorbeeld zonnepanelen of windturbines wordt niet belast met energiebelasting. Deze bedrijven worden derhalve niet getroffen door het afschaffen van de vrijstellingen.

De leden van de fractie van de BBB vragen of de Staatssecretaris voor de plenaire behandeling van 11 en 12 december a.s. inzichtelijk kan maken hoeveel bedrijven op dit moment gebruik maken van de vrijstellingen en wat voor die bedrijven de gemiddelde verwachte lastenverhoging is. Zo niet, dan vragen deze leden of de Staatssecretaris het doorvoeren van deze maatregel verantwoord vindt, zonder dat bekend is hoeveel bedrijven geraakt worden en hoe groot de impact voor hen is. De leden van de fractie van de VVD vragen of de regering op basis van het Trinomics-onderzoek kan aangeven hoeveel bedrijven in Nederland geraakt worden door de voorgenomen maatregelen. Deze leden vragen voorts of de regering de omvang en reikwijdte van de impact op de bedrijven die geraakt worden door de maatregel kan schetsen op basis van genoemd onderzoek. In de brief van de KNB aan de fractie van BBB wordt ook aandacht gevraagd voor de impact op en de doorsijpeleffecten naar de bouwmaterialensector. De leden van de fractie van de BBB vragen om een reactie hierop.

Op dit moment is het volgende bekend. Onderzoeksbureaus Trinomics en BlueTerra hebben voor de effectenstudie met name gebruik gemaakt van CBS-gegevens. De energiestatistieken van het CBS zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op individuele bedrijfsgegevens. Omdat het hierbij gaat om bedrijfsgevoelige gegevens worden door het CBS slechts geaggregeerde gegevens verstrekt. Uit deze gegevens valt op te maken dat circa 65% van de budgettaire opbrengst wordt gegenereerd door bedrijven die nu gebruikmaken van de vrijstelling voor metallurgische procédés. Dit betreft met name bedrijven in de metaalproducten en ijzerindustrie. Uit gegevens van het CBS blijkt dat er zich in deze sector circa 2.000 bedrijven bevinden. Circa 30% van de opbrengst komt van bedrijven die nu gebruikmaken van de vrijstelling voor mineralogische procedés. Dit betreft uitsluitend bedrijven binnen de bouwmaterialenindustrie. Uit gegevens van het CBS blijkt dat deze totale sector circa 2.280 bedrijven betreft. Het aantal bedrijven dat gebruik maakt van de vrijstelling is vermoedelijk kleiner. De overige opbrengst komt van bedrijven die nu gebruikmaken van de vrijstelling voor elektrolytische procedés. Dit zijn circa 105 bedrijven. Bij het onderzoek naar aanleiding van de motie Erkens c.s. zal nader onderzoek worden gedaan naar het precieze aantal belastingplichtigen van de maatregel en voor zover mogelijk de lastenverdeling over de groep belastingplichtigen.

Trinomics en BlueTerra schatten verder in dat het afschaffen van de vrijstelling voor mineralogische procedés gemiddeld leidt tot een stijging van de energiekosten met 20% in 2025 en dat de bedrijfskosten met 0,9% stijgen. Voor de sectoren die op dit moment gebruik maken van de vrijstelling voor metallurgische procedés (anorganische basischemie, basismateriaalindustrie, metaalproductenindustrie) zijn deze gemiddelden lager. Dit neemt niet weg dat voor individuele bedrijven deze percentages hoger of juist lager uitpakken. Met name voor kleinere bedrijven zal de lastenstijging hoger zijn door de degressiviteit van de energiebelasting. Deze kleinere bedrijven zijn volgens de studie van Trinomics en BlueTerra met name te vinden in de metaalproductie- en bouwmaterialenindustrie. Daar ervaren sommige bedrijven op basis van gegevens op sectorniveau een energiekostenstijging van circa 19% in 2025. In de analyse van Trinomics komt naar voren dat voor 2030 het effect op de totale bedrijfskosten van de bouwmaterialensector minder dan +1% is. Wel kent deze sector een hoge handelsintensiteit. De glassector heeft een hoge handelsintensiteit met zowel EU- als niet EU-landen, terwijl de handel van keramische producten voornamelijk met EU-landen plaatsvindt. Door de relatief hoge handelsintensiteit en energiekosten van de sector, is het huidige weglekrisico relatief hoog. Het afschaffen van de vrijstellingen verhoogt dit bestaande risico.

De leden van de fractie van de BBB wijzen op een mogelijke impact van de voorgestelde maatregelen op het verdwijnen van de productie van onder meer kritische mineralen uit Nederland en Europa en vragen of de Staatssecretaris inzichtelijk wil maken hoe deze voorgestelde maatregel samenhangt met de EU Critical Raw Materials Act.

De Critical Raw Materials Act is gericht op het verzekeren van duurzame en betrouwbare bronnen van kritieke grondstoffen voor de Europese Unie voor het doen slagen van de groene en digitale transities en het bevoorraden van de luchtvaart-, ruimtevaart- en defensie-industrie en daarbij een bijdrage te leveren aan open strategische autonomie. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft in dat kader TNO de opdracht gegeven de kansen en mogelijkheden van duurzame raffinagecapaciteit in Nederland en de EU te onderzoeken. De maatregel om de vrijstelling op de heffing van energiebelasting bij metallurgische en mineralogische procedés af te schaffen wordt in dit onderzoek meegenomen. Dit onderzoek wordt in het eerste kwartaal van 2024 afgerond. Vervolgens bepaalt het kabinet welke, al dan niet fiscale, stappen zij verstandig acht op het gebied van raffinage van kritieke grondstoffen, en informeert de Kamer daarover.

De leden van de fractie van BBB vragen of het in het licht van stijgende nettarieven wel verstandig is om vast te blijven houden aan de voorgestelde lastenverzwaring als gevolg van afschaffing van de vrijstelling voor metallurgische en mineralogische procédés, chemische reductie en elektrolytische procedés.

In de doorrekeningen is een gevoeligheidsanalyse voor stijgende energieprijzen gedaan, waaronder stijgingen van de nettarieven, door met verschillende scenario's te werken.2 Daaruit volgt het beeld dat de fluctuatie in energieprijzen een veel groter effect heeft op de bedrijfsvoering dan de energiebelasting. Dit komt doordat een relatief groot deel van het gasverbruik in de hogere schijven belast wordt, wanneer de vrijstellingen vervallen. Het kabinet ziet in de stijgende nettarieven geen aanleiding om de fiscale maatregelen te heroverwegen.

De leden van de BBB vragen of het in het licht van de recente aankondiging van de Duitse overheid om bedrijven te compenseren voor hogere energielasten niet verstandiger is de voorgestelde afschaffing van de vrijstellingen op energiebelasting niet door te voeren en zodoende het level playing field voor de Nederlandse industrie voor zo ver mogelijk toch nog enigszins te beschermen. In de brief van de KNB aan de fractie van BBB wordt ook aandacht gevraagd voor het level playing field. De leden van de fractie van de BBB vragen om een reactie hierop.

Zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag naar voren komt, heeft het kabinet de ambitie om de Nederlandse economie te verduurzamen, waarbij een mix van beleidsinstrumenten wordt ingezet om deze verduurzaming gezamenlijk met het bedrijfsleven te realiseren en minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Daarbij past het belasten van verbruik van fossiele brandstoffen, zoals door voorliggende maatregelen gebeurt. Nederland heeft inschattingen laten maken van de weglekeffecten. Het is daarbij van belang om het fiscale beleid in samenhang te zien met andere maatregelen. Zo stelt het kabinet, naast het beprijzingsinstrumentarium, extra subsidiebudgetten ter beschikking (o.a. via de NIKI en VEKI) om de industrie te ondersteunen bij investeringen in verduurzaming. Daarnaast heeft het kabinet met het Belastingplan 2023 de energiebelastingtarieven op elektriciteit verlaagd. Alles samengenomen ligt er een afgewogen pakket, waar in het voorjaar van 2024 nader onderzoek naar wordt gedaan in het kader van de hierboven genoemde motie van de Tweede Kamer van de leden Erkens en Eppink.

Het is, aldus de leden van de fractie van BBB, volgens de industrie onverstandig om, vooruitlopend op een nieuw kabinet, nu al vrijstellingen selectief aan te pakken zonder oog voor de samenhang met andere bestaande belastingen, gewenste effecten (d.w.z. CO2-reductie en/of belastingopbrengst) maar vooral ook ongewenste neveneffecten van stapeling van maatregelen. Deze leden vragen om een reactie van de regering hierop.

De voorliggende maatregelen volgen uit het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV. Het kabinet heeft voor deze maatregelen gekozen omdat ze als doelstelling heeft dat in 2030 op nationaal niveau 55% emissiereductie heeft plaatsgevonden. Het precieze effect van een individuele maatregel op aspecten als CO2-reductie en de internationale concurrentiepositie zijn lastig in beeld te brengen aangezien deze aspecten door de totale beleidsmix worden beïnvloed. De energiebelasting neemt binnen het instrumentarium voor deze reductie ook een rol in. De energiebelasting ontmoedigt gasverbruik en stimuleert een efficiënt gebruik van energie. Daarmee draagt het samen met andere maatregelen bij aan de verduurzaming van Nederland. De maatregelen in dit wetsvoorstel zijn daarvan een voorbeeld. De grondslag van de energiebelasting wordt namelijk door het afschaffen van de vrijstellingen verbreed, waardoor de energie-intensieve industrie meer financieel gaat bijdragen en de lasten van deze industrie binnen de energiebelasting meer in balans worden gebracht met die van overige bedrijven en huishoudens. Het kabinet hecht aan de samenhang en balans in de beleidsmix en neemt normerende en beprijzende maatregelen die burgers en bedrijven aanzetten tot verduur-zaming. Tegelijkertijd stelt het kabinet subsidies beschikbaar die burgers en bedrijven in staat stellen om ook daadwerkelijk te verduurzamen.

Hierbij heeft het kabinet oog voor de stapeling van beleid. Jaarlijks wordt de speelveldtoets in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uitgevoerd. Voor dit wetsvoorstel heeft het kabinet tevens met gerichte studies de effecten van de individuele maatregelen in beeld gebracht. In het voorjaar van 2024 wordt tevens nader onderzoek gedaan worden naar deze specifieke maatregelen in het kader van de hierboven genoemde motie van de Tweede Kamer van de leden Erkens en Eppink. Het afschaffen van de mineralogische en metallurgische vrijstelling komt voort uit de afspraken in het coalitieakkoord. Over andere regelingen die het gebruik van fossiele energie stimuleren, neemt het kabinet vanwege de demissionaire status geen besluit en laat dit aan een komend kabinet. Het kabinet heeft wel met Prinsjesdag in de Miljoenennota een geactualiseerd overzicht gepresenteerd van fossiele subsidies.

De leden van de fractie van BBB vragen om een reactie op de punten die zij toegestuurd hebben gekregen van de KNB. Deze leden vragen voorts of de regering bereid is om op korte termijn in overleg te gaan met de KNB.

Ik ben hierboven zo veel mogelijk ingegaan op de aandachtspunten uit de brief ingegaan die aan de leden van de fractie van BBB worden meegegeven door de KNB. Het kabinet heeft het afschaffen van de vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés per 1 januari 2025 aangekondigd in het coalitieakkoord. Op ambtelijk niveau is binnen de koepel VNO-NCW met diverse belangenorganisaties gesproken. Het kabinet betreurt hierbij dat dit voor sommige belangenorganisaties, waaronder de KNB, niet voldoende aanleiding is geweest om hun visie kenbaar te maken. Dit temeer omdat dergelijke visies belangrijk zijn voor de interpretatie van onderzoeksrapporten zoals deze bijvoorbeeld door Trinomics en BlueTerra zijn opgesteld. Zoals gezegd selecteert het kabinet op dit moment naar aanleiding van de motie Erkens c.s. een onderzoeksbureau om de stapeling van beleid voor de metallurgische en mineralogische sector nader in beeld te brengen. Ik heb de intentie om in dit onderzoek een meer gedetailleerd beeld te geven van de stapeling van beleid voor verschillende deelsectoren en hierbij ook verschillende belangenorganisaties te consulteren, waaronder de KNB. In dit onderzoek kan dan nogmaals worden ingegaan op de punten die aan de leden van de fractie van de BBB zijn toegestuurd voor de KNB. Hierover vinden gesprekken plaats met onder andere de KNB.

Een openstaand punt uit de brief van de KNB aan de leden van de fractie van BBB is dat maatwerkafspraken niet afdoen aan verstoring van het level playing field. Ook de maatwerkaanpak voor Cluster 6 bedrijven (zoals in de keramiek), dat door Minister Adriaansens met haar Kamerbrief van 27 september 2023 wordt voorzien, stuit eenvoudigweg op het ontbreken aan toepasbare en/of beschikbare opties tot verduurzaming in het mineralogische procedé (waarbij aardgas zowel brandstof als grondstof is). De leden van de fractie van de BBB vragen een reactie van de regering hierop.

Het klopt dat op dit moment nog niet de technieken voor verduurzaming van alle industriële processen beschikbaar zijn. De benodigde hitte voor de mineralogische procedés is nu nog alleen via gas bereikbaar, maar op termijn kunnen ovens in de keramiekindustrie worden verduurzaamd door over te stappen op groen gas/groene waterstof of door gebruik te maken van elektrische ovens (zie voor verdere toelichting het antwoord op de vragen van de fracties van BBB en VVD over het level playing field).

De Berenschot-adviseurs van de regering concluderen volgens de leden van de fractie van BBB dat het afschaffen van de vrijstelling respectievelijk verhoging van de energiebelastingtarieven niet doelmatig is voor het bevorderen van verduurzaming door weglekeffecten en wegens gebrek aan handelingsperspectief. Deze leden vagen zich af waarom hier desondanks toch voor gekozen is.

Het Berenschot onderzoek ziet niet op de maatregelen van voorliggend wetsvoorstel. Het kabinet heeft bij de voorjaarsnota aangekondigd de tarieven in de energiebelasting te willen verhogen om 1,2 megaton CO2-emissiereductie te waarborgen en heeft daarbij richttarieven voor de energiebelasting op aardgas. Dit tarievenpakket is kwantitatief door CE Delft doorgerekend en van aanvullende kwalitatieve analyse voorzien door Berenschot. Berenschot trekt daarbij geen conclusie over de voorliggende maatregelen uit het wetsvoorstel. Het kabinet heeft dit onderzoek met Prinsjesdag naar de beide Kamers gestuurd om deze informatie breed te delen, maar gaat geen wetvoorstel op basis van de onderzoeksresultaten meer doen. Het is aan een komend kabinet om daar keuzes over te maken.

Naast het stellen van bovenstaande vragen, geven de leden van de fractie van BBB aan dat een aantal van de vragen uit het verslag helaas nog niet zijn beantwoord. De antwoorden op enkele van deze vragen zijn hierboven meegenomen bij overlappende beantwoording van vragen uit het tweede verslag. Hierna wordt ingegaan op twee vragen die niet hierboven worden beantwoord, maar door de leden van de fractie van BBB wel als niet beantwoord zijn gemarkeerd.

De leden van de fractie van BBB vragen op welke wijze de voorgestelde Wet fiscale klimaatmaatregelen zich verhoudt tot Europees beleid waarin CO2-emissie wel gelijkelijk wordt geprijsd maar energiegebruik niet gelijkelijk wordt belast (vgl. de identieke vrijstellingen in omringende EU-landen).

Het kabinet onderkent dat Europees klimaatbeleid het meest effectieve middel is om de industrie te verduurzamen. Hierop zijn ook nog steeds beleidsontwikkelingen te verwachten. Het Europese emissiehandels-systeem (EU ETS) wordt in het Europese Fit-for-55-pakket bijvoorbeeld aangescherpt en de gratis uitstootrechten voor de industrie worden vanaf 2026 afgebouwd, en er is rekening gehouden met de effecten op import door introductie van de CBAM. Europees klimaatbeleid geniet de voorkeur omdat hiermee alle bedrijven in Europa gelijkwaardige voorwaarden gelden voor verduurzaming. Naast Europees klimaatbeleid heeft elke EU-lidstaat ook nationaal klimaatbeleid. Dit betreft naast de fiscaliteit ook subsidies en kan op die manier de relatieve of indirecte beprijzing van CO2-emissies beïnvloeden. Verder zet Nederland zich bijvoorbeeld bij de onderhandelingen over de Energy Taxation Directive in voor het zoveel als mogelijk afschaffen van fossiele fiscale regeling en verhogen van minimumtarieven op Europese schaal. De daad wordt daarnaast bij het woord gevoegd met de maatregelen uit het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit en het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw en deze maatregelen worden dan ook gebruikt als voorbeelden voor andere lidstaten om op te volgen.

De leden van de fractie van BBB vragen hoe de abrupte afbouw van de vrijstelling mineralogisch procedé zich verhoudt tot de kamerbreed aangenomen motie 32 813, nr. 1300, waarmee het kabinet werd opgeroepen om afbouwscenario's te ontwikkelen tot afbouw van zgn. fossiele subsidies. De leden van de fractie van BBB vragen hoe het voornemen tot afschaffen van de vrijstelling zich verhoudt tot de bevindingen in het zogenaamde Kalavasta-studie.

Het afschaffen van de metallurgische en mineralogische vrijstelling volgt uit het coalitieakkoord. Hiertoe heeft het kabinet de effecten in beeld laten brengen door Trinomics en BlueTerra. Het kabinet heeft met Prinsjesdag in de Miljoenennota een geactualiseerd overzicht gepresenteerd van fossiele subsidies. Tevens heeft het kabinet de effecten van het afbouwen van dergelijke fossiele subsidies in beeld laten brengen. Kalavasta heeft de effecten van het afbouwen van enkele fiscale regelingen onderzocht, te weten: het niet belasten van het non-energetisch verbruik van minerale oliën (waaronder in de plasticproductie), het non-energetisch verbruik van aardgas (bijvoorbeeld in de productie van kunstmest) en de raffinaderij-vrijstelling. De studie van Kalavasta gaat niet over de maatregelen die in dit wetsvoorstel voorliggen.

De Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst,

M.L.A. van Rij

Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 432, E 8

1

Kamerstukken II 2023/2024, 36 432, nr. 11.

2

  • P. 
    107, Trinomics & BlueTerra (2023) bijlage bij Kamerstukken II 2023/2024, 36 432, nr. 3.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.