Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van BZK over de presentatie van Eilandsraadslid de heer Koos Sneek - Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. P toegevoegd aan wetsvoorstel 36200 IV - Vaststelling begroting Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2023.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023; Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van BZK over de presentatie van Eilandsraadslid de heer Koos Sneek
Document­datum 31-03-2023
Publicatie­datum 31-03-2023
Nummer KST36200IVP
Kenmerk 36200 IV, nr. P
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2023

Vergaderjaar 2022-

36 200 IV

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 maart 2023

Op 7 en 8 december 2022 vond het InterExpo plaats in Nieuwspoort, Den Haag. Tijdens die bijeenkomst heeft onder meer gesproken het lid van de Eilandsraad van Sint Eustatius, dhr. Koos Sneek. De leden van de PvdD-fractie hebben die presentatie, getiteld «Gelijkwaardigheid binnen Nederland»1 aan de orde gesteld in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties2 van de Eerste Kamer, teneinde hierover aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties enkele vragen te kunnen stellen.

Naar aanleiding hiervan is op 13 februari 2023 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Staatssecretaris heeft op 29 maart 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

Bergman

1    Ter inzage gelegd bij de Griffie van de Eerste Kamer.

2    Samenstelling:

Kennedy-Doornbos (CU), Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Bezaan (PVV), Vos (VVD), Dessing (FVD), Dittrich (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (voorzitter,) Veldhoen (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Raven (OSF) en Fiers (PvdA).

kst-36200-IV-P ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Den Haag, 13 februari 2023

Op 7 en 8 december 2022 vond het InterExpo plaats in Nieuwspoort, Den Haag. Tijdens die bijeenkomst heeft onder meer gesproken het lid van de Eilandsraad van Sint Eustatius, dhr. Koos Sneek. De leden van de PvdD-fractie hebben die presentatie, getiteld «Gelijkwaardigheid binnen Nederland»1 aan de orde gesteld in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) van de Eerste Kamer, teneinde hierover aan u enkele vragen te kunnen stellen.

In de presentatie van dhr. Sneek zijn een aantal klachten vervat. De leden van de PvdD-fractie hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

  • 1. 
    Gewezen wordt op «opmerkelijke verschillen» tussen de WolBES en de FinBES aan de ene kant en de Gemeentewet en de Wet financiële verhoudingen aan de andere kant. Is het juist dat er veel verplichtingen zijn voor de Caribische openbare lichamen om te rapporteren en de benodigde toestemming vooraf te vragen om beslissingen te nemen op financieel en personeel gebied die niet gelden voor gemeenten in Europees Nederland? Zo ja, kan dat leiden tot het gevoel dat men niet gelijkwaardig wordt behandeld? Acht u dat gevoel juist?
  • 2. 
    Naar het oordeel van de leden van de PvdD wordt terecht de vraag gesteld waarom er bezwaren bestaan tegen het verhogen van het aantal raadsleden voor Sint Eustatius van 5 naar 11, terwijl op Vlieland met 1195 inwoners het aantal raadsleden op 9 is bepaald en op Sint Eustatius 3500 inwoners wonen. Kunt u daarop reflecteren?
  • 3. 
    Is het juist dat de commissie-Spies aangaf dat de vrije uitkering structureel veel te laag is om de eilandelijke taken, zoals het onderhoud van de infrastructuur, naar behoren uit te voeren? Zo ja, is de regering bereid om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de commissie-Spies op dat punt?
  • 4. 
    Als we uitgaan van gelijkwaardigheid, hoe is dan te rechtvaardigen dat bestrijding van de armoede op Sint Eustatius achterblijft bij die in gemeenten van Europees Nederland?
  • 5. 
    Is het juist dat het verhogen van het minimumloon zal leiden tot onoverkomelijke kostenverhogingen voor het bedrijfsleven op Sint Eustatius? Is daar onderzoek naar gedaan? Zo ja, tot welke conclusies leiden die onderzoeken?
  • 6. 
    Is het juist dat een inwoner van Sint Eustatius die over een Nederlands paspoort beschikt bij binnenkomst op Saba verplicht wordt zijn paspoort te tonen teneinde toegang tot Saba te krijgen? Zo ja, op welke grond wordt dat vereist? Bestaat die grond ook voor het verkrijgen van toegang tot Texel door een persoon die met de veerboot vanuit Den Helder aankomt?
  • 7. 
    Waarom krijgen Nederlanders die op Sint Eustatius wonen niet van overheidswege een BSN-nummer toegekend?

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

P Rosenmöller

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 maart 2023

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de fractie van de Partij voor de Dieren aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van een presentatie op 7 en 8 december 2022 van dhr. Koos Sneek, lid van de Eilandsraad van Sint Eustatius.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties,

A.C. van Huffelen

172737U

Vragen van de fractie Partij voor de Dieren aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ingezonden op 13 februari 2023).

Vraag 1.

Gewezen wordt op «opmerkelijke verschillen» tussen de WolBES en de FinBES aan de ene kant en de Gemeentewet en de Wet financiële verhoudingen aan de andere kant. Is het juist dat er veel verplichtingen zijn voor de Caribische openbare lichamen om te rapporteren en de benodigde toestemming vooraf te vragen om beslissingen te nemen op financieel en personeel gebied die niet gelden voor gemeenten in Europees Nederland? Zo ja, kan dat leiden tot het gevoel dat men niet gelijkwaardig wordt behandeld? Acht u dat gevoel juist?

Antwoord:

Bij het opstellen van de wetgeving voor de openbare lichamen per 10-10-2010 is de wetgeving die van toepassing is op Europees Nederlandse gemeenten als basis gebruikt. Voor de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) was dit de Gemeentewet en voor de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (FinBES) was dit naast de Gemeentewet en de Financiële-verhoudingswet, ook het destijds geldende Besluit tijdelijk financieel toezicht BES. Met name doordat de bepalingen uit dit besluit zijn geïntegreerd in de FinBES, kent de FinBES meer vormen van financieel toezicht, zwaarder toezicht en minder gedifferentieerd toezicht dan de Gemeentewet.

Daar waar met de wetswijzigingen per 10-10-2010 een nieuwe staatsrechtelijke structuur is neergezet, wordt nu - gelet op de ondertussen opgedane ervaringen - ingezet op het verder verbeteren van de interbestuurlijke verhoudingen tussen het Rijk en de openbare lichamen. Dit noopt tot herziening van de geldende regelgeving welke op dit moment door mij wordt voorbereid en binnenkort in consultatie gaat. Met de herziening van de WolBES en de FinBES wordt conform het principe «comply or explain» een nauwere aansluiting gezocht met de wetgeving die van toepassing is op Europees Nederlandse gemeenten.

In de WolBES is thans geregeld dat alle personeelsbesluiten aan de Rijksvertegenwoordiger moeten worden voorgelegd voor goedkeuring. Deze besluiten krijgen pas rechtskracht als ze door de Rijksvertegenwoordiger zijn goedgekeurd. Deze bepaling is destijds ingesteld ten behoeve van het waarborgen van goed bestuur. Vanuit de uitgangspunten om wederzijds vertrouwen voorop te stellen, de vrijheid van de openbare lichamen te versterken en meer aan te sluiten op het wettelijk stelsel in Europees Nederland, wordt met de herziening van de WolBES voorgesteld het toezicht op personeelsbesluiten te schrappen.

Eenzelfde benadering vindt plaats binnen de FinBES. Bij de voorgestelde wijzigingen van de FinBES wordt gekeken naar minder bureaucratisering en daarmee naar het meer ontlasten van het ambtelijk apparaat. Zo wordt vanuit meer vertrouwen voorgesteld dat de verschillende uitvoeringsrap-portages zich voornamelijk richten op het aan de eilandsraad geven van inzicht op de begrotingsaspecten en het financieel beheer.

Voorts worden gedifferentieerde toezichtmodellen voor het financieel toezicht geïntroduceerd. Dit maakt maatwerk en een verlaging van de administratieve lasten voor de openbare lichamen mogelijk. Presteert een openbaar lichaam naar behoren dan is er licht toezicht. Waar meer toezicht nodig is, wordt opgeschaald. In lijn met Europees Nederlandse gemeenten is in het lichte toezichtniveau geen goedkeuring meer nodig van de door de eilandsraad vastgestelde begroting van het openbaar lichaam. Ook wordt de bepaling geschrapt dat de Minister van BZK de begroting van een openbaar lichaam vaststelt als de eilandsraad dit niet tijdig doet, waarmee niet meer wordt ingegrepen in het budgetrecht van de eilandsraad. Deze wijzigingen in de regelgeving leiden ertoe dat de openbare lichamen gelijkwaardig worden behandeld.

Vraag 2.

Naar het oordeel van de leden van de PvdD wordt terecht de vraag gesteld waarom er bezwaren bestaan tegen het verhogen van het aantal raadsleden voor Sint Eustatius van 5 naar 11, terwijl op Vlieland met 1195 inwoners het aantal raadsleden op 9 is bepaald en op Sint Eustatius 3500 inwoners wonen. Kunt u daarop reflecteren?

Antwoord:

De eilandsraad van Bonaire bestaat thans uit 9 leden en de eilandsraden van Sint Eustatius en Saba elk uit 5 leden. Vergeleken met Europees Nederland, waar het aantal gemeenteraadsleden is gebaseerd op het aantal inwoners, met een minimum van 9, is met de staatkundige hervorming op 10-10-2010 een relatief laag aantal eilandsraadsleden voor de openbare lichamen vastgesteld. De overweging was dat een uitbreiding van het aantal eilandsraadsleden (naar een aantal op grond van de gemeentelijke staffel) tot een forse toename van het aantal eilandsraadsleden zou leiden. Dit zou voorts gelet op de geringe bevolkingsomvang tot problemen leiden2. Inmiddels leert voortschrijdend inzicht dat het lage aantal eilandsraadsleden tot een hoge werklast leidt bij de zittende leden, die per persoon een breed portfolio moeten beheren. Ook uit gesprekken met de openbare lichamen komt een sterke wens naar voren om het aantal eilandsraadsleden te verhogen conform de gemeentelijke staffel.

Met de in voorbereiding zijnde Herzieningswet WolBES en FinBES wordt dan ook beoogd het aantal eilandsraadsleden te verhogen en dit uiteindelijk in lijn te brengen met het aantal raadsleden bij gemeenten van vergelijkbare grootte. Dat betekent dat Bonaire 19, Sint Eustatius 11 en Saba 9 eilandsraadsleden zouden krijgen op basis van het inwonersaantal van 2022.

Het wordt in verband met de praktische en logistieke uitvoerbaarheid niet wenselijk geacht om voor het openbaar lichaam Bonaire in één stap naar het hogere aantal eilandsraadsleden toe te werken. Voor Bonaire wordt voorgesteld om in twee fases toe te werken naar de verhoging en deze voorafgaand aan de verkiezingen van 2027 en 2031 door te voeren. Voor Sint Eustatius en Saba wordt voorgesteld om deze verhoging per 2027 wel in één keer door te voeren. Dit gelet op het feit dat deze verhoging van een kleinere omvang is en de praktische gevolgen daardoor goed ondervangen kunnen worden. Afhankelijk van de bevolkingsgroei op de openbare lichamen kunnen de aantallen per 1 januari 2031 anders zijn. In elk geval zal aangesloten worden op de staffel van artikel 8 van de Gemeentewet.

De openbare lichamen hebben ook de wens geuit het aantal eilandgede-puteerden te verhogen, waarbij is aangegeven dat dit aantal hoger zou moeten zijn dan het aantal op basis van de gemeentelijke staffel. Dit omdat het takenpakket op de openbare lichamen in vergelijking met gemeenten van vergelijkbaar formaat dermate groot is dat het beperkte aantal eilandgedeputeerden op basis van de gemeentelijke staffel niet voldoende is om dit te bolwerken (voor Saba en Sint Eustatius zou het aantal eilandgedeputeerden bijvoorbeeld niet omhoog gaan en op twee blijven staan). Om die reden wordt met de herziening van de WolBES en FinBES voorgesteld dat het aantal eilandgedeputeerden 25% is van het aantal eilandsraadsleden, met een minimum van drie eilandgedepu-teerden. Het maximum aantal wordt afgerond op het dichtbijgelegen getal. Daarmee zou het aantal eilandgedeputeerden voor Bonaire,

Sint Eustatius en Saba per 1 januari 2027 uitkomen op respectievelijk 4, 3 en 3. Voor Bonaire betekent het gefaseerd verhogen van het aantal eilandsraadsleden een extra eilandgedeputeerde per 1 januari 2031.

De verhogingen worden in de volgende tabel weergegeven:

 
 

Nu    Per 1 januari 2027

Per 1 januari 2031

 

Eilandsraadsleden

   

Bonaire

9

15

19

Sint Eustatius

5

11

11

Saba

5

9

9

Bonaire

Eilandgedeputeerden

3

4

5

Sint Eustatius

2

3

3

Saba

2

3

3

3.

Is het juist dat de commissie-Spies aangaf dat de vrije uitkering structureel veel te laag is om de eilandelijke taken, zoals het onderhoud van de infrastructuur, naar behoren uit te voeren? Zo ja, is de regering bereid om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de commissie-Spies op dat punt?

Antwoord:

De commissie evaluatie uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland onder voorzitterschap van mw. Spies heeft in haar rapport van 12 oktober 2015 geconstateerd dat de vrije uitkering te laag is voor het uitvoeren van de aan de openbare lichamen toebedeelde taken.

In reactie op het rapport heeft het toenmalige kabinet ervoor gekozen om met gerichte uitgaven (onder meer in de vorm van bijzondere uitkeringen) verschillende eilandelijke taken (ook) financieel te ondersteunen3 4. Dit kabinet heeft daarnaast impuls gegeven aan de vrije uitkering zelf door een substantieel deel van de CN-envelop uit het Regeerakkoord ter beschikking te stellen voor eilandelijke taken: € 13 mln. structureel vanaf 2025 (met een oploop in de jaren ervoor) en € 10 mln. voor incidentele achterstanden. Naast de middelen die ter beschikking zijn gekomen in het Regeerakkoord dragen departementen ook zelf bij in het kader van «comply or explain». Dit geldt ook voor het openstellen van fondsen voor Caribisch Nederland, zoals het Nationaal Groeifonds, waarvoor een op maat gesneden aanpak voor Caribisch Nederland wordt ontwikkeld.

Verder loopt er op dit moment een onderzoek naar de vrije uitkering. Het onderzoek brengt in beeld de eilandelijke taken die de openbare lichamen moeten uitvoeren en welke kosten zijn gemoeid met deze eilandelijke taken. Dit onderzoek wordt uiterlijk 31 juli 2023 opgeleverd. Als de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn, zal het kabinet met een reactie komen op de resultaten en dit met de Eerste Kamer en Tweede Kamer der Staten-Generaal delen.

Ik kan u verzekeren dat dit onderwerp mijn volle aandacht heeft en dat ik samen met de meest betrokken bewindspersonen alles in het werk stel om alle inwoners van Caribisch Nederland te voorzien van een goede levensstandaard. Ten opzichte van de verbeterstappen die sinds de staatkundige transitie onder voorgaande kabinetten zijn gezet, gaat dit kabinet aanzienlijk verder, zoals blijkt uit het coalitieakkoord en het daarin opgenomen uitgangspunt van gelijkwaardigheid. Zo worden maatregelen die in het leven zijn geroepen om de koopkracht in het Europees deel van Nederland te verbeteren, bijvoorbeeld als gevolg van de gestegen energieprijzen, zo veel mogelijk doorvertaald naar Caribisch Nederland. In het coalitieakkoord zijn met de «CN-envelop» van € 30 mln. structureel extra middelen voor CN beschikbaar gesteld5, onder andere om bestaanszekerheid te versterken en het leven betaalbaarder te maken. Verschillende departementen dragen daarnaast vanuit eigen begroting bij. Zo stelt het Ministerie van SZW aanvullend € 8 mln. structureel ter beschikking, met name voor het verhogen van de inkomens. Als onderdeel van de CN-envelop is er per 1 januari 2023 een betekenisvolle stap gezet door het minimumloon, de minimumuitkeringen en kinderbijslag te verhogen6.

Ook voor 2024 en 2025 zijn stappen voorzien om het inkomen verder te verhogen7.

Vanaf 1 maart gaat een onafhankelijke commissie onderzoek doen naar de hoogte van een sociaal minimum voor Caribisch Nederland en de systematiek hierachter8. Hierbij is aandacht voor zowel de inkomens als de kosten van levensonderhoud. Het rapport dat de commissie oplevert, zal als fundament dienen voor politieke besluitvorming over het vaststellen van een sociaal minimum voor Caribisch Nederland in 2024.

5.

Is het juist dat het verhogen van het minimumloon zal leiden tot onoverkomelijke kostenverhogingen voor het bedrijfsleven op Sint Eustatius? Is daar onderzoek naar gedaan? Zo ja, tot welke conclusies leiden die onderzoeken?

Antwoord:

Het kabinet deelt de opvatting van dhr. Sneek dat het versterken van bestaanszekerheid niet alleen kan worden bereikt door de inkomens te verhogen en dat gelijktijdig de kosten van levensonderhoud dienen te worden verlaagd. De kosten van levensonderhoud en de kosten van zakendoen zijn immers op Sint Eustatius, net zoals op Bonaire en Saba, hoog. Bij het verhogen van de inkomens dient het verhogen van de minimumuitkeringen in samenhang met de ontwikkeling van het minimumloon te worden bezien. De verhoging van de minimumuitkeringen komt ten laste van het Rijk, maar de kosten voor het verhogen van het minimumloon (en de doorwerking daarvan op de rest van het loongebouw), worden door werkgevers gedragen. Het staat buiten kijf dat verdere verhogingen van het minimumloon tot meerkosten voor werkgevers leiden, al valt dat niet precies te kwantificeren.

Het rapport van Ecorys9 bevestigt dat het verhogen van het minimumloon niet zonder gevolgen is voor (de kosten van) het bedrijfsleven. In algemene zin geeft Ecorys voor Caribisch Nederland aan dat de openbare lichamen in verhouding tot omringende eilanden relatief duur zijn voor toeristen, waardoor de gevolgen van verhogen van het minimumloon voor de «hospitality» sector waarschijnlijk het grootst zijn. Specifiek voor Sint Eustatius kwam uit de interviews het beeld naar voren dat de winstgevendheid van de vooral kleinere bedrijven vaak niet erg hoog is. Daar werd aan toegevoegd dat stijging van het minimumloon een aangrijpingspunt is om prijzen te verhogen in winkels en horeca. De kans bestaat dat bedrijven met relatief veel personeel op het niveau van het wettelijk minimumloon - zoals schoonmaakwerk en tuinonderhoud - dit zullen moeten doorberekenen.

Het kabinet hanteert een stapsgewijze aanpak in het verhogen van de inkomens om te voorkomen dat werkgevers genoodzaakt zijn om de gestegen loonkosten volledig door te berekenen aan de consument, wat ten koste zou gaan van het beoogde effect op de inkomens. De precieze ruimte om het minimumloon te verhogen wordt ieder jaar zorgvuldig gewogen. In het geval van Sint Eustatius verzoekt het kabinet jaarlijks de Central Dialogue Statia - waarin werkgevers- en werknemersorganisaties, de Kamer van Koophandel en het openbaar lichaam zijn vertegenwoordigd - om een positiebepaling over de ruimte die zij zien om het minimumloon verder te verhogen. Die ruimte is afhankelijk van de economische situatie van dat moment en de mate waarin de kosten van levensonderhoud zijn verlaagd.

6

Is het juist dat een inwoner van Sint Eustatius die over een Nederlands paspoort beschikt bij binnenkomst op Saba verplicht wordt zijn paspoort te tonen teneinde toegang tot Saba te krijgen? Zo ja, op welke grond wordt dat vereist? Bestaat die grond ook voor het verkrijgen van toegang tot Texel door een persoon die met de veerboot vanuit Den Helder aankomt?

Antwoord:

Er kan vrij gereisd worden binnen Caribisch Nederland. Er is namelijk géén sprake van een grensoverschrijding als er gereisd wordt tussen Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Incidenteel kan het zo zijn dat er bij reisbewegingen binnen Caribisch Nederland toch gecontroleerd moet worden vanwege veiligheidsredenen. Het kan daarnaast voorkomen dat het op de lucht- of zeehaven onduidelijk is of de passagiers van binnen of buiten Caribisch Nederland reizen omdat het gebruikte vaar/vliegtuig ook andere bestemmingen heeft aangedaan (bijvoorbeeld Sint Maarten) of dat er om andere redenen onduidelijkheid bestaat over de reisbeweging van de passagier. In dat geval wordt er altijd gekozen om een controle uit te voeren. Dit is niet het geval in het verkeer tussen Texel en Den Helder waar de veerdienst alleen maar binnen Nederland vaart.

Wanneer een passagier van buiten Caribisch Nederland de grens van Caribisch Nederland wil passeren is er logischerwijs wél sprake van grensoverschrijding en dient deze passagier te voldoen aan de voorwaarden zoals die gesteld staan in de Wet toelating en uitzetting BES (WTU BES). In de WTU BES staat beschreven dat de passagier in het bezit moet zijn van een geldig document voor grensoverschrijding, dit is in principe een paspoort. Nederlanders die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning (Sedula, Cedula of ID Card) uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen op basis van die verblijfsvergunning zonder paspoort inreizen mits diegene voldoet aan de overige voorwaarden van de WTU BES. Ik zet mij in om het vrije reizen binnen Caribisch Nederland zoals dit nu plaatsvindt te borgen en om het inreizen in Caribisch Nederland voor inwoners zo veilig, prettig en efficiënt mogelijk te laten verlopen. Ik zal hier tevens aandacht voor vragen in relatie tot de pilot voor de ferry tussen Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius.

7.

Waarom krijgen Nederlanders die op Sint Eustatius wonen niet van overheidswege een BSN-nummer toegekend?

Antwoord:

Ik ben voornemens het BSN uiterlijk in 2025 te introduceren voor alle burgers in Caribisch Nederland. Hiertoe is echter wel een wetswijziging vereist; die is nu in voorbereiding. Daarbij moet ook de technische implementatie worden voorbereid. Hoewel het zonder wetswijziging mogelijk zou zijn om elke inwoner van Sint Eustatius van een BSN te voorzien, zou het BSN zonder wetswijziging niet gebruikt mogen worden op Sint Eustatius.

Vooruitlopend op de introductie van het BSN in Caribisch Nederland bereid ik samen met de Minister van OCW de mogelijkheid voor Caribische studenten, ook van de Caribische landen, om nog voor hun komst naar Europees Nederland een BSN aan te vragen. De noodzakelijke procedure tot aanpassing van regelgeving is in gang gezet.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 200 IV, P 10

1

Ter inzage gelegd bij de Griffie van de Eerste Kamer.

2

Kamerstukken II 2008/09, 31 954, nr. 3, p. 20

3

Als we uitgaan van gelijkwaardigheid, hoe is dan te rechtvaardigen dat bestrijding van de armoede op Sint Eustatius achterblijft bij die in gemeenten van Europees Nederland?

Antwoord:

4

Kamerstukken I, 2015-2016, 34 300-IV, K.

5

   Kamerstukken 2021-2022, 35 925 IV, nr. 69

6

   Kamerstukken II, 2022/23, 36 200-XV, nr. 9.

7

   Kamerstukken I, 2022/23, 36 200-IV, nr. B.

8

   Kamerstukken II, 2022/23, 36 200-IV, nr. 55.

9

   Kamerstukken II, 2020/21,35 570 IV, nr. 19.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.