Wet van 25 januari 2022 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 03-02-2023 |
---|---|
Publicatiedatum | 03-02-2023 |
Kenmerk | Stb. 2023, 29 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Wet van 25 januari 2022 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet Huis voor klokkenluiders wordt als volgt gewijzigd:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de afdeling advies van het Huis, bedoeld in artikel 3a, tweede lid;
de afdeling onderzoek van het Huis, bedoeld in artikel 3a, derde lid;
bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen;
een autoriteit als bedoeld in artikel 2c;
het bureau, bedoeld in artikel 3d;
degene die een melder bijstaat:
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een melder adviseert in het meldingsproces in een werkgerelateerde context en wiens advisering vertrouwelijk is;
het Huis voor klokkenluiders, bedoeld in artikel 3;
een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een vermoeden van een misstand meldt of openbaar maakt;
melding van een vermoeden van een misstand;
organisatie en procedure bij een bevoegde autoriteit voor het ontvangen en in behandeling nemen van meldingen;
Het maatschappelijk belang is in ieder geval in het geding indien de handeling of nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is;.
Onze Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties;
Onze Minister wie het aangaat:
Onze Minister die verantwoordelijk is voor de bevoegde autoriteit;
optreden van een werkgever of van een bevoegde autoriteit om de juistheid van de gedane beweringen van de melder na te gaan en zo nodig en voor zover bevoegd nader onderzoek te doen of maatregelen te treffen;
Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305);
het vermoeden van een melder dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de melder bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de melder heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie;
de melder die de afdeling onderzoek verzoekt een onderzoek in te stellen;
toekomstige, huidige of vroegere werkgerelateerde activiteiten in de publieke of private sector waardoor, ongeacht de aard van die werkzaamheden, personen informatie kunnen verkrijgen over misstanden en waarbij die personen te maken kunnen krijgen met benadeling als bedoeld in artikel 17da, indien zij dergelijke informatie zouden melden;
degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten dan wel degene die anders dan uit dienstbetrekking arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten.
degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht dan wel degene die anderszins in een ondergeschiktheidsrelatie tegen een vergoeding arbeid verricht.
Na artikel 1 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 1a. Geheimhouding en gegevensbescherming
-
-1. Een ieder die betrokken is bij een melding of het onderzoek naar een vermoeden van een misstand en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
-
-4. Ingeval enig wettelijk voorschrift in het kader van onderzoek door een bevoegde autoriteit of een gerechtelijke procedure tot mededeling van de identiteit van een melder verplicht, wordt deze daarvan vooraf in kennis gesteld, tenzij die informatie het gerelateerde onderzoek of de gerechtelijke procedure in gevaar zou kunnen brengen.
Artikel 1a en paragraaf 2 van hoofdstuk 1a zijn niet van toepassing voor zover voor de in deel II van de bijlage bij de richtlijn vermelde sectorspecifieke handelingen specifieke regels voor een melding van een schending van het Unierecht gelden.
-
-1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming, is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming te verwerken niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door het Huis en de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, onderdelen a tot en met c, en derde lid, onderdelen a tot en met c, en artikel 17b, tweede lid, onder voorwaarde dat bij die uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad.
-
-2. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming mag het Huis persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken, indien de verwerking noodzakelijk is voor de taken, bedoeld in het eerste lid.
-
-2. In de procedure, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval:
-
-e. vastgelegd bij welke daartoe aangewezen onafhankelijke functionaris of functionarissen, die voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen eisen, het vermoeden van een misstand anoniem kan worden gemeld, en welke functionarissen zorgvuldige opvolging kunnen geven aan die melding;
-
-6. De procedure, bedoeld in het eerste lid, kan door een werkgever tevens worden opengesteld voor personen die geen werknemer zijn, maar anderszins werkgerelateerde activiteiten verrichten of hebben verricht, en stelt in dat geval de informatie, bedoeld in het vijfde lid, eveneens aan die personen beschikbaar.
-
-7. Een werkgever als bedoeld in het eerste of derde lid, die geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging heeft ingesteld, en daartoe ook niet verplicht is, behoeft bij de vaststelling van de procedure, bedoeld in het eerste lid, de instemming van meer dan de helft van de werknemers. Deze instemming is niet vereist voor zover de procedure inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst.
Na artikel 2 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
De artikelen 2 tot en met 2b zijn van overeenkomstige toepassing op het melden van een vermoeden van een misstand binnen het Huis.
Na artikel 2ba worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 1A. EXTERNE MELDKANALEN
Autoriteiten die zorgdragen voor de ontvangst en opvolging van een melding, voor zover bevoegd op de in artikel 2 van de richtlijn genoemde gebieden, zijn:
-
-1. Een bevoegde autoriteit richt voor het ontvangen en in behandeling nemen van een melding een meldkanaal in. Het meldkanaal biedt de mogelijkheid om, met het oog op de behandeling van een melding, informatie duurzaam op te slaan overeenkomstig de eisen gesteld in de artikelen 2a en 2b, met dien verstande dat voor «werkgever» wordt gelezen «bevoegde autoriteit», en in het register de meldingen van een schending van het Unierecht duidelijk onderscheiden worden.
-
-2. De melder wordt na een melding door de bevoegde autoriteit:
-
-b. binnen drie maanden na ontvangst van de melding geïnformeerd over de beoordeling en voor zover van toepassing de opvolging van de melding, tenzij die informatie het onderzoek of de gerechtelijke procedure in gevaar zou kunnen brengen of in strijd is met een wettelijke geheimhoudingsplicht, welke termijn eenmaal, mits voldoende gemotiveerd, met drie maanden kan worden verlengd, en
-
-4. Ingeval een bevoegde autoriteit een melding heeft ontvangen waarvoor zij niet bevoegd is, zendt zij de melding, mits de melder daaraan zijn voorafgaande instemming heeft verleend, onverwijld en op veilige wijze door naar de bevoegde autoriteit die bevoegd is. Indien de melder geen instemming verleent, wijst de bevoegde autoriteit de melder er uitdrukkelijk op dat bij niet doorzenden de melding niet in behandeling wordt genomen.
-
-5. Ingeval een andere bevoegde autoriteit of instantie, dan wel een orgaan of instantie van de Europese Unie bevoegd is tot verder onderzoek geeft een bevoegde autoriteit de voor dat onderzoek noodzakelijke informatie naar aanleiding van de melding binnen een redelijke termijn door aan die autoriteit of instantie.
-
-3. Een bevoegde autoriteit kan bij grote aantallen meldingen voorrang geven aan de behandeling van meldingen van ernstige misstanden, dan wel van inbreuken op essentiële bepalingen die binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. De melder wordt hiervan in kennis gesteld binnen de termijn, bedoeld in artikel 2e, tweede lid, onderdeel b.
Een bevoegde autoriteit evalueert elke drie jaar de procedures voor de ontvangst van en de onderzoeken naar de meldingen.
Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op een bestuursorgaan, een dienst of andere bevoegde instantie, niet zijnde een bevoegde autoriteit, die op grond van een bij of krachtens de wet of in mandaat toegekende taak of bevoegdheid een melding van een schending van het Unierecht ontvangt.
HOOFDSTUK 1B. INFORMATIEVERPLICHTING INSTANTIES DIE ONDERZOEK DOEN NAAR EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND
-
-1. Een bestuursorgaan, dienst of instantie, die op grond van een bij of krachtens de wet toegekende taak of bevoegdheid onderzoek doet naar een vermoeden van een misstand, zorgt dat een melder binnen een door het bestuursorgaan, de dienst of instantie bekend gemaakte redelijke termijn wordt geïnformeerd over de beoordeling en voor zover van toepassing de opvolging van zijn melding, tenzij die informatie het onderzoek of een daarmee samenhangende gerechtelijke procedure in gevaar zou kunnen brengen of in strijd is met een wettelijke geheimhoudingsplicht.
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
-
-a. het informeren en adviseren van een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een melding heeft gedaan of voornemens is een melding te doen, degene die deze persoon bijstaat en een betrokken derde over de te ondernemen stappen inzake een vermoeden van een misstand, alsmede over de rechten van deze personen;
2. In het tweede lid wordt onder vervanging van «, en» aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, en verlettering van onderdeel c tot onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:
3. In het derde lid, onderdeel a, wordt «het verzoekschrift ontvankelijk is» vervangen door «het verzoek in behandeling kan worden genomen».
4. In het derde lid, onderdeel b, aanhef, wordt «een verzoekschrift» vervangen door «een verzoek».
5. Het derde lid, onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:
5a. Aan het derde lid wordt, onder het vervallen van «en» aan het slot van onderdeel c en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
-e. het opleggen van sancties ter zake van de inrichting van het interne meldkanaal door de werkgever, het niet opvolgen van aanbevelingen van de afdeling onderzoek door de werkgever en de wijze waarop de werkgever zich jegens de werknemer heeft gedragen naar aanleiding van een melding van een vermoeden van een misstand.
6. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
Artikel 1a is van overeenkomstige toepassing op eenieder die betrokken is bij de uitvoering van de overige taken van het Huis.
Artikel 3k wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de eerste zin vervangen door «Een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een melding heeft gedaan of voornemens is een melding te doen, degene die deze persoon bijstaat en een betrokken derde kunnen de afdeling advies verzoeken om informatie en advies inzake het vermoeden van een misstand.».
2. In het tweede lid wordt «Informatie, advies en ondersteuning» vervangen door «Informatie en advies» en wordt «de informatie, het advies of de ondersteuning» vervangen door «de informatie of het advies».
3. In het derde lid wordt «werknemer» vervangen door «melder».
Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «werknemer» vervangen door «melder».
2. In onderdeel b vervalt «van een vermoeden van een misstand».
Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De artikelen 5 tot en met 17 zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat in die artikelen voor «het vermoeden van een misstand» dan wel «de misstand» telkens wordt gelezen «de gedraging van de werkgever», en de artikelen 2d, 2e en artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel a, voor zover het de indiening van het verzoek door een vertrouwenspersoon of een advocaat betreft, niet van toepassing zijn.
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
Een verzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, wordt overeenkomstig artikel 2d, tweede lid, door de verzoeker of diens gemachtigde ingediend en wordt ondertekend ingeval het verzoek op schrift is gesteld. Het verzoek bevat ten minste:
2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «de verzoeker» toegevoegd «of van de vertrouwenspersoon of de advocaat die namens een melder wiens identiteitsgegevens niet bekend worden gemaakt het verzoek indient».
3. In het tweede lid wordt «verzoekschrift» vervangen door «verzoek».
Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Onverminderd artikel 2e, stelt de afdeling onderzoek binnen zes weken na de dagtekening van het verzoek een onderzoek in, tenzij de afdeling onderzoek oordeelt dat:.
2. In onderdeel a wordt «verzoekschrift» vervangen door «verzoek».
3. Onderdeel e vervalt, onder verlettering van de onderdelen f tot en met h tot onderdelen e tot en met g.
In artikel 8, eerste lid, vervalt de zinsnede «over de ontvankelijkheid».
Artikel 17b wordt als volgt gewijzigd:
1. Na plaatsing van een 1. voor de tekst van het artikel wordt in het eerste lid (nieuw) na «afsluiten met» ingevoegd «bevoegde autoriteiten en andere».
2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
Na artikel 17d wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 2A. BESCHERMINGSMAATREGELEN TEGEN BENADELING
Een melder mag tijdens en na de behandeling van een melding van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld, onder de voorwaarde dat bij de melding aan de werkgever, een bevoegde autoriteit of een bestuursorgaan, dienst of andere bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j, de melder redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het vermoeden van een misstand op het moment van de melding juist is.
Bij benadeling van een melder tijdens en na de behandeling van een melding bij de werkgever, een bevoegde autoriteit of een bestuursorgaan, dienst of andere bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j, dan wel na openbaarmaking van een vermoeden van een misstand, wordt vermoed dat de benadeling het gevolg is van de melding dan wel de openbaarmaking.
De artikelen 17e, 17ea en 17eb zijn van overeenkomstige toepassing op degene die een melder bijstaat, een betrokken derde en een functionaris, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d.
-
-1. Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde met betrekking tot de bescherming van de nationale veiligheid, het beroepsgeheim van advocaten, het medisch beroepsgeheim, de geheimhouding van rechterlijke beraadslagingen en het strafprocesrecht, is een melder ingeval van een melding of openbaarmaking van een vermoeden van een misstand niet aansprakelijk voor een inbreuk op enige beperking van de openbaarmaking van informatie, indien:
Een bevoegde autoriteit en een bestuursorgaan, dienst of een bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j verstrekt aan een melder de bewijsstukken en documenten om in een procedure waarbij rechtsbescherming wordt gezocht te kunnen aantonen dat een melding van een vermoeden van een misstand is gedaan.
-
-3. De afdeling onderzoek kan ter zake van overtreding van de artikelen 2, eerste en vijfde lid, 8, tweede lid, 17e of 17ea een bestuurlijke boete opleggen waarvan de hoogte wordt bepaald op de wijze als voorzien in een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bijlage, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de daarvoor op te leggen boete bepaalt, waarbij regels kunnen worden gesteld over de wijze waarop de boetehoogte wordt bepaald.
-
-1. Onze Minister zendt binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen, en vervolgens elke drie jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Na artikel 21a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
-
-1. De artikelen 1a, 2a, 2b, 2d, tweede lid, 2e, 2f, 2j, 2k, 5a, 17b, 17e, 17ea, 17eb, 17ec, 17f en 17g zijn niet van toepassing op:
-
-b. een melding, niet zijnde een melding als bedoeld in onderdeel a, die is gedaan voor de inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen.
-
-2. De artikelen 2, tweede lid, onderdeel d, 3i, 3j en 6, eerste lid, onderdeel e, van deze wet, artikel 658c van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 12quater, tweede lid, en 12o, vijfde lid, van de Wet ambtenaren defensie en artikel 47, derde lid, van de Politiewet 2012 zoals die artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen, blijven van toepassing op:
-
-b. een melding, niet zijnde een melding als bedoeld in onderdeel a, die is gedaan voor de inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen.
-
-1. Artikel 2 zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen, blijft tot 17 december 2023 van toepassing op werkgevers in de private sector met 50 tot 249 werknemers.
-
-2. De artikelen 2 tot en met 2b zoals die luiden na inwerkingtreding van de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen zijn met ingang van 17 december 2023 van toepassing op werkgevers in de private sector met 50 tot 249 werknemers.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming klokkenluiders.
Artikel 658c van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.
De artikelen 12quater, tweede lid, en 12o, vijfde lid, van de Wet ambtenaren defensie vervallen.
De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 47 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde tot het derde lid.
In artikel 81, tweede lid, wordt «Artikel 47, tweede en derde lid,» vervangen door «Artikel 47, tweede lid,» en wordt «artikel 47, vierde lid,» vervangen door «artikel 47, derde lid».
Artikel 12, tweede lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1° wordt «, of» vervangen door een puntkomma.
2. In onderdeel 2° wordt de puntkomma vervangen door «, of».
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 27, eerste lid, onderdeel m, wordt «Wet Huis voor klokkenluiders» vervangen door «Wet bescherming klokkenluiders».
b. In artikel 35c, derde en vierde lid, wordt »en onderdeel d» vervangen door «en onderdelen d en m».
c. In artikel 35d, tweede lid, wordt «onderdeel d» vervangen door «onderdelen d en m».
In artikel 7.2 van de Wet luchtvaart en artikel 4, onderdeel b, van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen wordt telkens «Wet Huis voor klokkenluiders» vervangen door «Wet bescherming klokkenluiders».
Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (33 328) tot wet is of wordt verheven en artikel 8.8 van die wet en artikel 18g van de Wet Huis voor klokkenluiders in werking treedt of is getreden, wordt in de bijlage bij artikel 8.8 «Wet Huis voor klokkenluiders: de artikelen 3i, 3j, 3k, vierde lid, 6, tweede lid en 17, zevende en achtste lid, voor zover de informatie berust bij het Huis voor klokkenluiders» vervangen door «Wet bescherming klokkenluiders: de artikelen 1a, 3i, 3k, vierde lid, 6, tweede lid, en 17, zevende en achtste lid, voor zover de informatie berust bij het Huis voor klokkenluiders».
1. Indien artikel I, onderdeel B, van de Wet van 14 oktober 2020 tot wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens overeenkomst werkzaamheden verrichten voor de politie, de rijksrecherche of de Politieacademie gaan verrichten of verrichten (screening van ambtenaren en politie-externen) (Stb. 2020, 412) in werking treedt of is getreden, wordt:
-
a.in het in artikel I, onderdeel Z, voorgestelde artikel 21b, tweede lid, «artikel 47, derde lid, van de Politiewet 2012» vervangen door «artikel 47, tweede lid, van de Politiewet 2012», en
-
b.in artikel IV de tekst van onderdeel A vervangen door «In artikel 47 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde tot het tweede lid.», en
-
c.in artikel IV de tekst van onderdeel B vervangen door «In artikel 81, tweede lid, vervalt de eerste volzin en wordt «artikel 47, derde lid,» vervangen door «artikel 47, tweede lid,».
-
2.Indien artikel I, onderdelen B en F, van de Wet van 14 oktober 2020 tot wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens overeenkomst werkzaamheden voor de politie, de rijksrecherche of de Politieacademie gaan verrichten of verrichten (screening ambtenaren van politie en politie-externen) (Stb. 2020, 412) in werking treedt nadat deze wet in werking is getreden, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel B wordt «onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid» vervangen door «onder vernummering van het derde lid tot tweede lid».
-
2.Onderdeel F, onder 1, komt te luiden:
-
-
-
1.In artikel 81, tweede lid, vervalt de eerste volzin en wordt «artikel 47, derde lid,» vervangen door «artikel 47, tweede lid,».
-
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 25 januari 2023
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Uitgegeven de derde februari 2023
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
XHistnoot histnoot
Kamerstuk 35 851