Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor APP over de uitwerking van het garantiebedrag in de Wajong en over de uitvoering van de motie Van Pareren c.s. over de compensatie van Wajongers van wie het inkomen achteruitgaat - Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. Z toegevoegd aan wetsvoorstel 35213 - Verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor APP over de uitwerking van het garantiebedrag in de Wajong en over de uitvoering van de motie van het lid Van Pareren c.s. over de compensatie van Wajongers van wie het inkomen achteruitgaat
Document­datum 14-07-2022
Publicatie­datum 14-07-2022
Nummer KST35213Z
Kenmerk 35213, nr. Z
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2022

Vergaderjaar 2021

35 213

Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong

VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 juli 2022

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen2 op de eerdere nadere vragen over de uitwerking van het garantiebedrag in de Wajong en de uitvoering daarbij van de motie-Van Pareren.3

Naar aanleiding van die beantwoording zijn op 30 mei 2022 nadere vervolgvragen gestuurd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

De Minister heeft op 11 juli 2022 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van der Bijl

1    Samenstelling: Kox (SP), Essers (CDA), Ester (CU), Vos (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD) (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL), Moonen (D66), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), De Vries (Fractie-Otten), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

2    Kamerstukken I 2021/2022, 35 213, Y.

3    Kamerstukken I 2019/2020, 35 213, P.

kst-35213-Z ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2022

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen Den Haag, 30 mei 2022

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van uw antwoord1 op de eerdere nadere vragen over de uitwerking van het garantiebedrag in de Wajong en de uitvoering daarbij van de motie-Van Pareren.2 Naar aanleiding van die beantwoording hebben de leden van de Fractie-Nanninga en het lid van de OSF nog de volgende nadere vervolgvragen. De leden van de fracties van GroenLinks, de SP en de PvdD sluiten zich graag bij deze vragen aan. De leden van de SGP-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de Fractie-Nanninga.

De leden van de Fractie-Nanninga lezen in de Voorjaarsnota 2022 het plan om de jonggehandicaptenkorting te halveren in de komende jaren. Zij vragen zich af wat de implicatie is voor deze groep die toch al een laag inkomen heeft. Zij lezen dat hun koopkracht hiermee de komende jaren daalt.

Wat zijn de achterliggende gedachten bij het laten krimpen van de koopkracht? Waarom juist bij deze kwetsbare groep? Deze leden horen graag de afwegingen van de regering. Daarnaast willen deze leden er graag op wijzen dat voornoemde door de Eerste Kamer unaniem aangenomen motie-Van Pareren een duidelijk signaal geeft van de gevoelens in de Kamer om inkomen en koopkracht van Wajongers te beschermen. Graag vragen deze leden uw reflectie hierop.

Het lid van de OSF vraagt of de Minister - vanzelfsprekend zonder in te gaan op individuele casussen - inzicht kan geven in de «onvoorziene samenloop van omstandigheden» en de gevolgen hiervan (indien correctie niet had plaatsgevonden) die zij in haar brief3 noemt?

Wellicht loopt de OSF met deze vraag vooruit op de procesomschrijving (als onderdeel van de monitorrapportage) die de Minister de Kamer na de zomer van 2022 nog toe wil doen komen, maar: Welke wijzigingen in de procedure geven de Minister de zekerheid dat de «nieuwe» procedure wel degelijk zal voorkomen dat er voor niemand sprake is van achteruitgang? Al dan niet door «een onvoorziene samenloop van omstandigheden»?

In de brief staat de volgende zin:

«Door de manier waarop in de analyse individuele gevallen gecontroleerd en hersteld zijn, gaat er niemand direct op achteruit door inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong.»

Hoe moet deze zin worden gelezen? Betekent dit dat er in de toekomst wel mensen op achteruit zullen gaan of dat er niet direct, maar eventueel wel indirect, mensen op achteruit zullen gaan?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 juli 2022

In de brief van 30 mei 2022 stelt de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid vervolgvragen over het garantiebedrag in de Wajong. Zij maakt zich tevens zorgen over de koopkracht van Wajongers bij een mogelijke halvering van de jonggehandicaptenkorting en vraagt in dat kader om een reflectie op de motie-Van Pareren. In deze brief beantwoord ik deze vragen en leg ik uit wat het kabinet doet voor de koopkracht van Wajongers.

Uw commissie vraagt naar de afwegingen van de regering bij de stapsgewijze verlaging van de jonggehandicaptenkorting en naar de implicaties voor Wajongers.

Het kabinet wil het wettelijk minimumloon verhogen met 7,5% en deze verhoging laten doorwerken in de gekoppelde uitkeringen. De Wajong-uitkering stijgt hierdoor. Vanwege de bruto koppeling stijgt de Wajonguit-kering harder dan andere uitkeringen. Om een evenwichtig koopkracht-beeld te bereiken wordt tegelijkertijd als onderdeel van de indicatieve invulling van het lastenverlichtingspakket voorgesteld om de jonggehandicaptenkorting te verlagen. Het kabinet neemt hierover nog een besluit. Ook als de jonggehandicaptenkorting wordt aangepast, ligt de koopkrachtontwikkeling van Wajongers in lijn met die van andere groepen uitkeringsgerechtigden. Het kabinet heeft voor 2023 reeds besloten de verhoging van het wettelijk minimumloon naar voren te halen, waardoor de Wajong-uitkering wordt verhoogd. Per saldo gaan Wajongers er hierdoor in hun uitkering op vooruit.

De commissie vraagt daarnaast om inzicht in de onvoorziene samenloop van omstandigheden, die bij enkele Wajongers gezorgd hebben voor een lager garantiebedrag dan bedoeld, en de gevolgen in het geval correctie niet had plaatsgevonden.

Het garantiebedrag wordt voor Wajongers in loondienst berekend door eerst het gemiddelde inkomen te nemen in de maanden december 2019 tot en met november 2020 voor zover er in die maanden inkomen is genoten, en vervolgens dat inkomen toe te passen op het uitkerings-regime waar de Wajonger in december 2020 recht op had. Het garantiebedrag is dan een weergave van de uitkering waar de Wajonger in een representatieve periode voorafgaand aan inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong recht op had.

In de inkomensregelingen die golden in de oWajong en Wajong2010 zaten harde scheidslijnen. In de oWajong kon een Wajonger door hogere inkomsten uit werk in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse terechtkomen en zo een lagere uitkering krijgen. In de Wajong2010 werd het inkomen van een Wajonger die meer dan 20% van het wettelijk minimumloon verdient, aangevuld tot 100% van het wettelijk minimumloon. Door deze inkomensregelingen loonde het niet altijd om (meer) te gaan werken. Met de nieuwe inkomensregeling is werken altijd lonend voor het bruto-inkomen.

De zogenoemde onvoorziene samenloop van omstandigheden is ontstaan doordat bepaalde ontwikkelingen of gebeurtenissen in het inkomen van de Wajonger ervoor zorgen dat de berekening van het gemiddelde inkomen niet «representatief» is. Het garantiebedrag komt dan aan de andere kant van een dergelijke scheidslijn terecht.

Door een eenmalig hoger inkomen in de vorm van een bonus kan het gemiddelde inkomen gebruikt voor het garantiebedrag hoger zijn dan het daadwerkelijke inkomen in december 2020. Door het berekende gemiddelde inkomen voor het garantiebedrag vervolgens toe te passen op het uitkeringsregime in december 2020 komt iemand in een hogere arbeids-ongeschiktheidsklasse terecht waardoor de voor het garantiebedrag berekende uitkering lager is. Hierdoor was het garantiebedrag lager dan de uitkering die iemand in december 2020 daadwerkelijk kreeg omdat het werkelijke inkomen destijds lager was dan het berekende gemiddelde.

Aan de andere kant is het mogelijk dat iemand in de Wajong2010 eenmalig in een maand een fors lager inkomen had waardoor het gemiddelde net onder de 20% van het wettelijk minimumloon komt. Bij toepassing van het berekende gemiddelde op het uitkeringsregime van december 2020 kreeg de Wajonger dan een garantiebedrag dat niet volgens de voortgezette werkregeling aanvult tot 100% van het wettelijk minimumloon. Als de Wajonger in alle andere maanden en december 2020 de scheidslijn van 20% wettelijk minimumloon wel haalde dan is het garantiebedrag niet representatief.

Een laatste onvoorziene omstandigheid is wanneer de Wajonger in de Wajong2010 een inkomen in opbouw heeft. Hij verdiende pas in de laatste maanden van de berekening meer dan 20% van het wettelijk minimumloon. Het berekende gemiddelde inkomen is dan onder de 20% terwijl de Wajonger in bijvoorbeeld november 2020 en december 2020 wel meer dan 20% van het wettelijk minimumloon is gaan verdienen en daarom een uitkering ontving die aanvulde tot 100% van het wettelijk minimumloon. Het garantiebedrag in 2021 en de uitkering van december 2020 verschillen dan sterk.

De commissie vraagt hoe het herstellen van de garantiebedragen en de gevolgde procedure de zekerheid geven dat het garantiebedrag nu achteruitgang ook in bovengenoemde omstandigheden voorkomt. Zoals toegezegd kom ik in de monitorrapportage met een procesomschrijving om inzicht te geven in de manier waarop UWV garantiebedragen hersteld heeft.

De toenmalige Minister heeft op 5 juli aangegeven UWV te vragen van elke Wajonger waarbij de uitkering in januari 2021 lager was dan in december 2020 te controleren waarom de uitkering lager was.4 Indien de oorzaak niet te wijten is aan bijvoorbeeld detentie, overlijden of pensionering maar wel aan inwerkingtreding van de nieuwe rekenregels heeft UWV het garantiebedrag gebaseerd op het inkomen in december 2020. Door voor de berekening van het garantiebedrag het inkomen van december 2020 toe te passen op het uitkeringsregime van december 2020 krijg je een garantiebedrag dat even hoog is als de uitkering in december 2020. Op die manier is er geen sprake van directe achteruitgang door inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong.

De commissie vraagt zich tevens af wat het betekent dat mensen er niet direct op achteruitgang door inwerkingtreding van de nieuwe wet en of personen er wel indirect op achteruit kunnen gaan in hun inkomen. Voor Wajongers met arbeidsvermogen geldt een basisuitkering van 70% van het wettelijk minimumloon. Inkomen uit werk wordt volgens de geharmoniseerde inkomensregeling voor 70% verrekend met de uitkering waardoor werken bruto loont. Wajongers die stoppen met werken krijgen weer de basisuitkering en gaan er dan op achteruit. De achteruitgang is dan geen direct gevolg van inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong maar van het stoppen met werken.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

C.J. Schouten

Eerste Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 35 213, Z 5

1

   Kamerstukken I 2021/2022, 35 213, Y.

2

   Kamerstukken I 2019/2020, 35 213, P.

3

   Kamerstukken I 2021/2022, 35 213, Y.

4

Kamerstukken II, 2020/21,35 213, nr. 39.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.