Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van SZW over de voortgang van de herstelactie kindgebonden budget - Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. N toegevoegd aan wetsvoorstel 35010 - Verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren; Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van SZW over de voortgang van de herstelactie kindgebonden budget
Document­datum 15-05-2020
Publicatie­datum 15-05-2020
Nummer KST35010N
Kenmerk 35010, nr. N
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2020

Vergaderjaar 2019-

35 010

Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 mei 2020

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d.

1 oktober 20192 over de gevolgen van de nabetaling voor de vermogensgrens van andere toeslagen en/of uitkeringen en de mogelijkheden om die gevolgen te beperken op 8 oktober en 15 oktober 2019 besproken. Naar aanleiding hiervan is op 23 oktober 2019 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris.

De staatsecretaris heeft op 29 november 2019 om uitstel van de beantwoording gevraagd. Op 5 december 2019 heeft de commissie haar gevraagd binnen welke termijn de beantwoording kan worden verwacht.

De Staatssecretaris heeft op 11 december de Kamer op hoofdlijnen geïnformeerd over de vervolgacties van de beleidsdoorlichting. De Staatssecretaris zegde toe in januari 2020 separaat te informeren over de voortgang van de herstelactie kindgebonden budget.

De Staatssecretaris heeft op 4 februari 2020 om uitstel van de beantwoording gevraagd tot maart 2020.

Tenslotte hebben de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën - Toeslagen en Douane op 14 mei 2020 een antwoord gegeven.

1    Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Ester (CU), Sent (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), N.J.J. van Kesteren (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Wever (VVD) (ondervoorzitter), Van Ballekom (VVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van der Linden (FVD), Moonen (D66), Nanninga (FVD), Van Pareren (FVD), Pouw-Verweij (FVD), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), De Vries (Fractie-Otten)

2    Kamerstukken I 2019/2020, 35 010, L.

kst-35010-N ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Dooren

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Den Haag, 23 oktober 2019

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben uw brief d.d. 1 oktober 20191 waarin u de Kamer informeert over de gevolgen van de nabetaling voor de vermogensgrens van andere toeslagen en/of uitkeringen en de mogelijkheden om die gevolgen te beperken op 8 oktober en 15 oktober 2019 besproken. De leden van de GroenLinks-fractie hebben, mede namens de leden van de CDA-fractie en de PvdA-fractie, nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de ChristenUnie-fractie en de OSF-fractie sluiten zich bij deze vragen aan.

In uw brief geeft u aan dat de nabetaling van het kindgebonden budget niet meetelt voor het inkomen in het jaar van uitkering, maar wel voor het eigen vermogen dat van belang is in het kader van bijvoorbeeld de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Tijdens het Eerste Kamerdebat van 9 juli jl. over het wetsvoorstel Verhoging van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren2 hebben de aan het woord zijnde fracties u opgeroepen een oplossing te vinden zodat deze nabetaling niet zou meetellen bij de bepaling van het vermogen. Als de leden uw brief goed lezen, dan is dit niet gelukt, anders dan hogere bedragen niet kort voor het einde van het jaar uit te betalen en de ontvangers erop te wijzen dat dit bedrag meetelt in hun vermogen.

De thans ontvangen brief roept bij de leden van deze fracties de vraag op of het echt op geen enkele manier mogelijk is om de nabetaling niet mee te tellen voor het vermogen. Deze leden verwijzen hierbij naar het feit dat er allerlei andere vermogensbestanddelen zijn waarvan bepaald kan worden dat zij niet meetellen voor huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget. Deze vermogensbestanddelen kunnen als «bijzonder vermogen» worden gekenmerkt. Als «bijzonder vermogen» kunnen bijvoorbeeld aangemerkt worden: schadevergoedingen door de overheid, vergoedingen aan asbestslachtoffers etc. Begrijpen deze leden hieruit goed dat het dus technisch heel wel mogelijk is om bepaalde nabetalingen uit te zonderen van het vermogen?

De leden van de fracties van CDA, GroenLinks en de PvdA vragen u nog eens indringend te bezien of de nabetaling van het kindgebonden budget niet als bijzonder vermogen valt aan te merken, of naar analogie daarvan behandeld kan worden, zodat het niet meetelt bij het bepalen van het vermogen voor huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording van deze vragen met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

E.M. Sent

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 november 2019

De beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid3 over de samenloop van de herstelactie kindgebonden budget en de vermogensgrens van toeslagen van 23 oktober 2019, kenmerk 165640.01U, vraagt meer tijd dan verwacht en is helaas niet binnen de gestelde termijn van vier weken mogelijk gebleken. Er vindt nog interdepartementale afstemming plaats waarna ik u de beantwoording zal sturen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  • T. 
    van Ark

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Den Haag, 5 december 2020

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 3 december 2019 kennisgenomen van uw brief d.d.

29 november 2019 waarin u aangeeft dat de beantwoording van de nadere vragen over de gevolgen nabetaling kindgebonden budget4 meer tijd vraagt dan de gestelde termijn van vier weken. De commissie verzoekt u ter zake aan te geven op welke datum deze beantwoording kan worden verwacht.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

E.M. Sent

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 december 2020

Tijdens de Eerste Kamerbehandeling van het wetsvoorstel ter verhoging van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren5 heb ik uw Kamer toegezegd u te informeren over de vervolgacties op de beleidsdoorlichting Tegemoetkoming ouders (toezegging T02779). Tevens heb ik u toegezegd, in verband hiermee, te kijken naar het verschil in kosten voor kinderopvang tussen eenoudergezinnen en paren met kinderen (toezegging T02778).

Onderstaand informeer ik uw Kamer op hoofdlijn over de vervolgacties van de beleidsdoorlichting. Ter informatie is tevens een brief bijgevoegd, waarmee ik eind oktober de Tweede Kamer over deze vervolgacties heb geïnformeerd. Daarnaast ontvangt u de vervolganalyse naar de mogelijkheden voor een evenwichtiger stelsel (bijlage 2) met een toelichting in deze brief en het antwoord op uw vraag naar de kosten voor kinderopvang naar huishoudsituatie.

Vervolgacties beleidsdoorlichting Tegemoetkoming ouders

De vervolgacties bestaan uit twee onderzoeken naar het doelbereik, de kosteneffectiviteit en verbeteringen in de uitvoering van de dubbele kinderbijslag wegens onderwijsredenen en vanwege intensieve zorg. Beide onderzoeken zijn inmiddels uitbesteed en in het voorjaar van 2020 worden de onderzoeken met een nadere analyse aan beide Kamers aangeboden. Daarnaast zijn er vervolgacties aangekondigd met betrekking tot de internationale uitvoering. Mogelijke oplossingsrichtingen voor verbeteringen en vereenvoudiging van het proces worden momenteel onderzocht op juridische en uitvoeringstechnische implicaties. In het voorjaar 2020 verwacht ik tot een voorstel voor verbetering te kunnen komen. Tot slot zijn er in de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting verbeteringen aangekondigd ten aanzien van het toekennen van kindgebonden budget in het geval van co-ouderschap. Deze verbeter-maatregelen zijn door de uitvoering opgepakt en zien met name op een verbeterde informatieverstrekking aan co-ouders6.

Nadere analyse evenwichtiger stelsel en kosten kinderopvang naar huishoudsituatie

De bevindingen uit de beleidsdoorlichting zijn aanleiding geweest voor een nadere analyse (bijlage 2) die de systematiek van de huidige tegemoetkomingen voor diverse groepen ouders in beeld brengt en afzet tegen het risico op armoede. De analyse laat zien dat het stelsel een goede balans kent tussen de hoogte van de tegemoetkoming en het beperken van het risico op armoede. Uit de analyse (bijlage 2) volgt verder dat alleenstaande ouders in het algemeen (financieel) kwetsbaarder zijn dan ouders die een gezamenlijk huishouden voeren. Dit komt onder andere doordat het voor alleenstaande ouders lastiger is om de zorg voor kinderen en werk te combineren.

Net als paren met kinderen, kunnen ook alleenstaande ouders een beroep doen op kinderopvangtoeslag bij het combineren van werk en zorg voor kinderen. De kinderopvangtoeslag is inkomensafhankelijk. Alleenstaande ouders krijgen eenzelfde kinderopvangtoeslag per afgenomen uur als paren met een vergelijkbaar inkomen. Het aantal uren dat er behoefte is aan kinderopvang per kind is voor een werkende alleenstaande ouder in het algemeen groter dan voor een werkend paar. Dit omdat paren de zorgtaken onderling kunnen verdelen, waar een alleenstaande ouder dit niet kan. Hierdoor besteedt een werkende alleenstaande ouder een groter deel van zijn inkomen aan kinderopvang dan een paar met eenzelfde inkomen. Dit blijkt ook uit de meest recente cijfers7. In 2018 namen alleenstaande ouders gemiddeld 33 uur dagopvang per kind per maand meer af dan paren. Alleenstaande ouders namen 12 uur per maand meer af voor buitenschoolse opvang. Bij gastouderopvang is een vergelijkbaar verschil in het afnemen van het aantal uren opvang tussen alleenstaanden en paren te zien.

Omdat alleenstaande ouders met kinderopvangtoeslag gemiddeld genomen een lager inkomen hebben (ca € 28.000 per jaar) dan paren met kinderen die kinderopvangtoeslag aanvragen (ca € 80.000 per jaar)8, komen zij wel in aanmerking voor een relatief hoger percentage kinderopvangtoeslag per kind per uur.

De kabinetsreactie op het IBO toeslagen zal ik u doen toekomen (toezegging T02776) en deze wordt begin 2020 verwacht.

Met een separate brief informeer ik u zo snel mogelijk, uiterlijk in januari 2020, over de voortgang van de herstelactie kindgebonden budget (toezegging T02777). Ik zal daarin ook ingaan op de nadere vragen over de samenloop van de nabetaling met de vermogensgrens in de toeslagen (uw kenmerk 165640.02u).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  • T. 
    van Ark

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 februari 2020

Op 9 juli heb ik toegezegd (T02777) uw Kamer met een brief te informeren over de voortgang van de WKB-herstelactie. In de brief zou ik ook ingaan op de vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de samenloop van de WKB-herstelactie en de vermogensgrens van toeslagen van 23 oktober 2019, kenmerk 165640.01U.

Helaas is het niet mogelijk gebleken om, zoals ik uw Kamer had toegezegd, u in januari te informeren. Er vindt nog interdepartementale afstemming plaats. Ik informeer u uiterlijk maart 2020.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  • T. 
    van Ark

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN FINANCIEN - TOESLAGEN EN DOUANE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 14 mei 2020

Op dit moment vindt de herstelactie kindgebonden budget plaats. Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd9. Met deze brief informeren wij u over de voortgang van de herstelactie die plaatsvindt als gevolg van de omissie in de uitvoering van het kindgebonden budget. Hierin beantwoorden wij ook de vraag van uw Leden over de samenloop van de herstelactie kindgebonden budget en de vermogensgrens van toeslagen10. Daarnaast informeren wij uw Kamer over de voortgang van de Motie van de Tweede Kamerleden Omtzigt en Bruins die ziet op de zorgvuldigheid van nabetalingen aan ouders met kinderen en/of een partner in het buitenland.

De herstelactie

De omissie

De te herstellen omissie betreft de toekenning van het kindgebonden budget aan ouders die op grond van artikel 5 tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget een automatische aanvraag hebben gedaan die niet eerder in behandeling is genomen doordat bij de interpretatie van de wet en het daarop volgend ontwerp van het systeem hiermee ten onrechte geen rekening is gehouden.

Deze omissie wordt hersteld over de toeslagjaren 2013-2017 en voor de lopende toeslagjaren 2018 (inmiddels afgesloten) en 2019. De Belastingdienst/Toeslagen voert het herstel uit in een projectorganisatie die los staat van de reguliere uitvoering. Eerder11 is uw Kamer geïnformeerd over de aanpak hiervan. De herstelactie wordt naar verwachting in 2020 afgerond.

Complexiteit

De herstelactie is een complexe operatie. De hoogte van de nabetaling is afhankelijk van verschillende factoren. Daarbij gaat het om groepen verschillende ouders en om complexe situaties die niet altijd zijn te voorzien. Hierdoor kent de herstelactie de nodige onzekerheden over het tempo en de uiteindelijke omvang van de nabetalingen. In de uitvoering van de herstelactie is naar boven gekomen dat een extra groep ouders in aanmerking komt voor herstel. Het betreft ouders waarvan de automatische aanvraag leidde tot een zogenaamde nul beschikking, maar die in een daaropvolgend jaar wel recht hadden op kindgebonden budget omdat een aanvraag mede wordt geacht te zijn gedaan voor het opvolgende berekeningsjaar (art. 15, lid 5 Awir). Ten tijde van de financiële ramingen in het voorjaar van 2019 was deze populatie nog niet in beeld. Het gevolg hiervan is dat de uitgaven naar verwachting eenmalig toenemen met circa € 78 mln. in 2020.

Zorgvuldigheid

Het is belangrijk om voor de verschillende groepen ouders en bijzondere situaties een zorgvuldige afweging te maken. Eerder12 hebben wij aangegeven er naar te streven waar mogelijk de ongewenste gevolgen van nabetalingen voor ouders te voorkomen. In aanvulling hierop, en in overeenstemming met de ingediende motie13 van het Tweede Kamerlid Leijten, worden nabetalingen die betrekking hebben op de herstelperiode 2013-2017 niet verrekend met openstaande toeslagschulden, tenzij ouders daar zelf om vragen. Ook zal een nabetaling over de hersteljaren 2013-2017 tijdelijk (één jaar) als «bijzonder vermogen», worden aangemerkt in de Uitvoeringsregeling Awir. Ouders kunnen op basis hiervan de Belastingdienst/Toeslagen verzoeken om de nabetaling niet als vermogen mee te tellen voor de toepassing van de vermogenstoetsen van de huurtoeslag, de zorgtoeslag of het kindgebonden budget. Hiermee beschouwen wij de vraag van uw Kamerleden over de samenloop van de herstelactie kindgebonden budget en de vermogensgrens van toeslagen14 als beantwoord.

Motie Omtzigt en Bruins

De Tweede Kamer heeft de motie15 van de Kamerleden Omtzigt en Bruins aangenomen die ziet op de zorgvuldigheid van nabetalingen aan ouders met kinderen en/of een partner in het buitenland. De uitvoering van deze motie volgt in de eerste plaats het reguliere proces van de internationale uitvoering in het geval sprake is van samenloop. Voor dit reguliere proces loopt los van de uitvoering van de motie reeds een verbetertraject voor dit proces waarover uw Kamer vóór de zomer een voorstel voor verbetering zal toekomen.

Samen met de uitvoering is gekeken naar de mogelijkheden om voor de herstelactie een zorgvuldig proces in te richten. De gegevens uit het reguliere proces over de periode 2013-2017 waarin de gezinsbijslag is vastgesteld, zijn daarbij het uitgangspunt. Aanvullend daarop wordt een aantal extra maatregelen getroffen om de zorgvuldigheid van de nabetalingen te borgen. Een zorgvuldige uitwerking van deze maatregelen kost tijd. Op dit moment worden de maatregelen door de Belastingdienst/ Toeslagen en de SVB uitgewerkt. Tot die tijd vinden alleen nabetalingen plaats met een buitenlandcomponent waarvan er voldoende betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Wij zullen uw Kamer voor de zomer informeren over de voortgang van de uitvoering van de motie.

Communicatie met ouders

In de hersteloperatie is goede communicatie met ouders een belangrijk onderdeel. In de communicatie wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van een nabetaling voor ouders. Er is voor diverse doelgroepen aanvullende, soms persoonlijke dienstverlening en communicatie ontwikkeld. Alle ouders ontvangen voorafgaand aan de nabetaling een brief met een uitleg toegespitst op hun situatie. In deze brief wordt ook verwezen naar een apart deel van de website Toeslagen.nl met daarop voor hen afgestemde informatie. Voor specifieke vragen worden ouders doorverwezen naar de telefonische helpdesk van de projectorganisatie. Ook op de website van de Belastingdienst/Toeslagen kunnen ouders deze informatie vinden. Daarnaast worden sommige groepen ouders (bijv. ouders van inmiddels overleden kinderen) vooraf aan het ontvangen van de brief telefonisch benaderd door hiervoor opgeleide medewerkers.

Voortgang

Hersteld in 2019

In mei 2019 is het toeslagensysteem aangepast zodat nieuwe rechten op kindgebonden budget automatisch worden toegekend als men aan de voorwaarden voor ambtshalve toekenning voldoet. Eind november zijn de voorlopige toekenningen voor 2020 afgegeven aan iedere burger die daarvoor in aanmerking komt. Hiermee is de omissie naar de toekomst verholpen.

Vanaf september is gestart met het herstellen van de lopende toeslagjaren

2018    en 2019 alsook met het toekennen en uitbetalen van de rechten voor de toeslagjaren 2013-2017. Na oktober hebben geen betalingen op initiatief van de Belastingdienst/Toeslagen plaatsgevonden. In november en december hebben echter ook ouders, behorende tot de herstelpopu-latie, zelf inkomenswijzigingen doorgegeven die betrekking hebben op de lopende toeslagjaren 2018 en 2019. Hierdoor zijn de herstelbetalingen van deze ouders over 2018 en 2019 automatisch opgestart en uitgekeerd.

In 2019 zijn circa 260.000 beschikkingen uitbetaald. Gemiddeld ontvangt een ouder 2 beschikkingen over verschillende toeslagjaren. In totaal is in

2019    daarmee circa € 160 mln. uitbetaald. Dit is minder dan initieel geraamd maar als gevolg van de door burgers geïnitieerde betalingen en realisatiecijfers meer dan in de Najaarsnota16 en in de beantwoording van de schriftelijke Kamervragen samenhangende met wijzigingen bij de Najaarsnota is gemeld17.

Hersteld in 2020

De nabetalingen zijn in januari hervat. In totaal zijn in 2020 tot en met maart circa 108.000 beschikkingen uitbetaald met een totaalbedrag van circa € 90 mln.

Hersteld tot en met maart 2020

 
 

2019

t/m maart 2020

Totaal

Aantal beschikkingen

260.000

108.000

368.000

Betalingen

€ 160 mln.

€ 90 mln.

€ 250 mln.

Bron: Belastingdienst/Toeslagen

Vervolg 2020

De komende maanden zal naar verwachting maandelijks voor een specifieke deelgroep een nabetaling plaatsvinden. Op dit moment vergt de Coronacrisis veel van de uitvoeringsorganisaties. Of dit gevolgen heeft voor de voortgang van de herstelactie is op dit moment nog niet inzichtelijk. Vooralsnog wordt de herstelactie naar verwachting in 2020 afgerond.

Mogelijk onjuiste uitbetaling

Voor het recht op kindgebonden budget geldt een vermogenstoets. Indien een ouder op 1 januari van het toeslagjaar een te hoog vermogen heeft (€ 114.776,- voor een alleenstaanden en € 145.136,- voor een paar in 2019), bestaat geen recht op de toeslag over dat jaar.

Circa 1.100 burgers uit de herstelpopulatie hebben over het toeslagjaar 2019 (vermoedelijk) onterecht een voorschotbeschikking ontvangen en uitbetaald gekregen ondanks dat zij of de Belastingdienst/Toeslagen de toeslag eerder hebben stopgezet vanwege een te hoog vermogen. De oorzaak hiervan is dat in de eerder genoemde aanpassing van de systemen de bevoorschotting aan deze burgers automatisch is herstart en hiermee ten onrechte geen rekening is gehouden. Of ouders inderdaad onterecht een voorschotbetaling hebben ontvangen, is pas vast te stellen na de aangifte Inkomstenbelasting over 2019, medio 2020. Op dat moment is met zekerheid vast te stellen of er sprake was van een te hoog vermogen op peildatum.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft eind januari deze ouders telefonisch benaderd om zich te verontschuldigen en de situatie uit te leggen. De ouders is de optie geboden om de uitbetaalde toeslag eerder (dan met definitief beschikken) terug te betalen. Ouders die niet telefonisch zijn bereikt, ontvangen een persoonlijke brief met het verzoek contact op te nemen (met een speciaal nummer). Standaard krijgen ouders een betalingsregeling van maximaal 24 maanden aangeboden als toeslag wordt teruggevorderd. Als dat niet passend blijkt, kan een persoonlijke betalingsregeling worden getroffen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  • T. 
    van Ark

De Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane,

A C. van Huffelen

Eerste Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 35 010, N 12

1

   Kamerstukken I 2019/2020, 35 010, L.

2

   Handelingen I 2018/2019, nr.38, item 3, 5 en 9.

3

Ingezonden 23 oktober 2019, kenmerk 165640.01u.

4

Kenmerk 165640.01u.

5

   Verslag EK 2018/19, 35 010, nr.38, item 5

6

   Tweede Kamer 2019/20, 26 488 nr. 628

7

   Berekening SZW op basis van microdata Belastingdienst/Toeslagen

8

   Berekening SZW op basis van microdata Belastingdienst/Toeslagen

9

   Kamerstukken II 2018/2019, 35 010, nr. 17.

10

   23 oktober 2019, kenmerk 165640.01U

11

   Kamerstukken II 2018/2019, 35 010, nr. 17.

12

   Kamerstukken I 2018/2019, 35 010, nr. L.

13

   Kamerstukken II 2018/2019, 35 350, nr. 22

14

   23 oktober 2019, kenmerk 165640.01U

15

   Kamerstukken II 2018/2019, 35 012, nr.21

16

   Kamerstukken II 2018/2019, 35 350, nr.1

17

   Kamerstukken II 2019-2020, 35 350 XV, nr.4


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.