Brief regering; Geannoteerde agenda voor de raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) van 19 maart 2020 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Deze brief is onder nr. 550 toegevoegd aan dossier 21501-31 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken; Brief regering; Geannoteerde agenda voor de raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) van 19 maart 2020
Document­datum 02-03-2020
Publicatie­datum 03-03-2020
Nummer KST2150131550
Kenmerk 21501-31, nr. 550
Commissie(s) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2019-

2020

21 501-31

Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 550

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 2 maart 2020

Op 19 maart aanstaande vindt de Raad WSBVC te Brussel plaats.

Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid.

Tevens bevat de Geannoteerde Agenda de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  • W. 
    Koolmees

1 Kamerstuk 34 655, nr. 2.

kst-21501-31-550 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 19 maart 2020

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid.

Terugblik

De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 i overeengekomen. Zoals ik u gemeld heb in de brief van 5 juli 2018 (Verslag van de Raad WSBVC van 21 juni 2018, Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) heeft Nederland tegen de algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming.

In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de Commissie, waarin onderhandeld werd over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart 2019 lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. In mijn brief van 2 april 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1430) heb ik de belangrijkste implicaties van het voorlopig akkoord beschreven en ben ik ingegaan op de maatregelen gericht op het versterken van de handhaving rondom de export WW.

Vervolgens zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte politieke akkoord stemde. Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid. De Oost-Europese landen daarentegen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. Het EP heeft het dossier vervolgens over de EP-verkiezingen heen getild. Enkele maanden geleden zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige EP en het toenmalige Finse Voorzitterschap hervat. In de eerste triloog op 22 oktober jl. is het bereik van de onderhandelingen vastgesteld. Ik heb uw Kamer bij brief van 4 november 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1487) geïnformeerd over het beperkte bereik van de onderhandelingen en dat dit nadelig is voor Nederland. Op 6 november heeft het Finse Voorzitterschap een nieuw mandaat verkregen om de verdere triloog onderhandelingen mee in te gaan. Deze trilogen verliepen moeizaam. De standpunten van de Raad en het EP bleken dusdanig uit elkaar te liggen dat het voorzitterschap zich genoodzaakt voelde opnieuw een nieuw mandaat te vragen. Dit mandaat werd door de lidstaten echter niet verleend. Het voorzitterschap heeft daarop aangegeven het gesprek met het EP en de Commissie nogmaals op basis van het oude mandaat te willen aangaan. De triloog op 12 december is vervolgens op verzoek van het EP geannuleerd.

Stand van zaken

Het huidige Kroatische voorzitterschap pakt dit dossier verder op. Het voorzitterschap heeft daartoe op 28 februari een Raadswerkgroep georganiseerd. Onderwerp van bespreking was een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, namelijk voorafgaande notificatie bij detachering en A1-verklaringen en werken in meer lidstaten.

Inzet Nederland

Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland. Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en voorstellen doen. Ik laat me daarbij uitdrukkelijk niet inperken door het gekozen beperkte bereik van de onderhandelingen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.

Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening met vertegenwoordigers van Nederland in het EP, met de Europese Commissie en andere stakeholders.

Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur, gecombineerd met maatregelen gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie en verbetering van de handhaving.

Geannoteerde Agenda raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) 19 maart 2020

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de inbreng van Nederland bij de agendapunten van de Raad WSBVC van 19 maart, waaraan ik voornemens ben deel te nemen.

Agendapunt: Europees Semester 2020

Doel Raadsbehandeling

Aanname conclusies en rapport, presentatie van de Europese Commissie, bekrachtigen van kernboodschappen.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

  • A. 
    Conclusies jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie en het gezamenlijk rapport voor werkgelegenheid

In de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie (Annual Sustainable Growth Strategy, ASGS) blikt de Europese Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen voor het komende jaar. In voorgaande jaren heette dit document de Annual Growth Survey, maar gezien de doelstellingen van de nieuwe Commissie is de nadruk van dit document meer op duurzame economische groei komen te liggen. In dit licht stelt de Commissie voor om in 2020 het beleid te richten op (1) duurzaamheid; (2) productiviteit;

  • (3) 
    inclusiviteit en (4) stabiliteit.

Als bijlage bij de ASGS heeft de Commissie een concept van het jaarlijks terugkerende Gezamenlijk rapport voor de Werkgelegenheid (JER) gepubliceerd. De JER schetst de belangrijkste ontwikkelingen en uitdagingen voor werkgelegenheid en sociaal beleid. Daarnaast bekijkt de

JER de prestaties van de lidstaten in relatie tot de Europese pijler van sociale rechten.

In de conclusies worden lidstaten o.a. opgeroepen om de landspecifieke aanbevelingen van 2019 uit te voeren; hun inspanningen op te voeren om de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten uit te voeren; en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's), waar relevant in het kader van het Europees Semester, te erkennen in hun nationale hervormingsprogramma's. De Europese Commissie wordt o.a. opgeroepen om het Sociaal Beschermings Comité (SPC) en het Werkgele-genheidscomité (EMCO) te ondersteunen bij hun inspanningen om de monitoringsinstrumenten die in de context van het Semester worden gebruikt te stroomlijnen.

  • B. 
    Gezamenlijk rapport voor werkgelegenheid

De Commissie schetst in de JER dat de EU vooruitgang boekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten. De banengroei zet door, zij het minder sterk dan in voorgaande jaren. Het EU-brede werkloosheidspercentage staat met 6,3% (in oktober 2019) op het laagste punt ooit. Het aantal mensen met een risico op armoede of sociale uitsluiting bleef gestaag dalen. Tegelijkertijd is de inkomensongelijkheid licht gestegen en blijft deze relatief hoog. Ook blijft gendergelijkheid een uitdaging.

In de JER maakt de Commissie gebruik van het sociale scorebord dat bij de Europese pijler van sociale rechten hoort. Dit scoreboard is een centraal hulpmiddel voor het toezicht op de convergentie naar betere werk- en leefomstandigheden in lidstaten en bestaat uit veertien verschillende indicatoren. Uit het scoreboard blijkt dat Nederland het in relatief opzicht zeer goed doet. Ten aanzien van alle hoofdindicatoren presteert Nederland op of boven het gemiddelde. Bij een aantal indicatoren, zoals de netto-inkomsten van een fulltime werkende en digitale vaardigheden, behoort Nederland zelfs tot de kopgroep.

  • C. 
    EMCO-kernboodschappen over beleidsreacties op tekorten aan vaardigheden en over de uitvoering van de aanbeveling voor bijscholingstrajecten

De aanbeveling «Upskilling Pathways», gericht op het verbeteren van scholing- en arbeidsmarktperspectieven voor laagopgeleide volwassenen, is in december 2016 door de Raad aangenomen. In november 2019 vond er een thematisch seminar op ambtelijke en politiek niveau plaats over dit onderwerp, als onderdeel van het werk van het Werkgelegenheidscomité. In het voorliggend document worden de hoofdboodschappen beschreven die tijdens de seminars aan bod kwamen. Tijdens het seminar werd o.a. benadrukt dat mismatches tussen kwalificaties en baanvereisten een blijvende uitdaging vormen voor veel lidstaten en dat het belang van is in kaart te brengen wat de benodigde skills op de arbeidsmarkt zijn.

Op het moment van het schrijven van deze Geannoteerde Agenda vindt er een schriftelijke commentaarronde plaats.

Dit onderwerp is belangrijk voor het Kroatisch voorzitterschap en wordt waarschijnlijk geagendeerd tijdens de volgende Raad WSBVC in juni.

Inzet NL

  • A. 
    Conclusies jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie en het gezamenlijk rapport voor werkgelegenheid

Nederland kan naar verwachting instemmen met de conclusies. Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland ingezet op een aantal punten.

Zo vond Nederland het o.a. van belang dat een zin over de integratie van de SDG's in het Europees Semester anders werd geformuleerd. Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan de SDG's en streeft ernaar alle zeventien doelen in 2030 te behalen. Nederland vindt het wel van belang dat de focus van het Semester als coördinatie-instrument voor economisch en arbeidsmarktbeleid behouden blijft. Daarnaast vindt Nederland het belangrijk dat in de passage over sociale beschermingssystemen wordt opgenomen dat hierbij rekening wordt gehouden met nationale omstandigheden.

  • B. 
    Gezamenlijk rapport voor de Werkgelegenheid

Nederland kan instemmen met het rapport. Het kabinet constateert dat de Europese arbeidsmarkt zich gunstig ontwikkelt. De lage werkloosheid in de EU is daar een teken van. Tegelijkertijd is het van belang dat de economie duurzaam blijft groeien en dat voldoende banen worden gecreëerd. Daarom zet het kabinet erop in dat lidstaten structurele economische hervormingen doorvoeren. Ook hervormingen waardoor arbeidsmarkten optimaal kunnen functioneren, zijn nodig. De Wet Arbeidsmarkt in Balans zal in Nederland bijvoorbeeld voor een betere werking van de arbeidsmarkt zorgen.

  • C. 
    EMCO-kernboodschappen over beleidsreacties op tekorten aan vaardigheden en over de uitvoering van de aanbeveling voor bijscholingstrajecten

NL ondersteunt deze kernboodschappen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met aanname van de conclusies en het rapport. Deze zijn uitgebreid voorbesproken in het Sociaal Beschermings Comité (SPC) en het Werkgelegenheidscomité (EMCO). Ook kunnen alle lidstaten naar verwachting instemmen met de kernboodschappen. Het Europees Parlement heeft geen rol.

Agendapunt: Conclusies over welzijn op het werk

Doel Raadsbehandeling

Aanname van Raadsconclusies/ EU-extranetnummer PM Inhoud/achtergrond agendapunt

Er worden Raadsconclusies aangenomen over welzijn op het werk. De Raadsconclusies benoemen de grootste uitdagingen om te komen tot gezond en veilig werk, zoals nieuwe vormen van werk en het steeds vaker voorkomen van stress en burn-outs. De Raadsconclusies moedigen lidstaten aan om hun kennispositie rondom deze thema's te versterken, alsook om aandacht te besteden aan het thema in hun beleid.

Inzet Nederland

Nederland kan zich goed vinden in de lijn van de concept conclusies. Het is positief dat de Raad dit thema bespreekt en dat er aandacht is voor welzijn op het werk.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen. Het Europees Parlement heeft geen rol.

Agendapunt: Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities

Doel Raadsbehandeling

Het betreft een beleidsdebat. Het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet gepubliceerd.

Inhoud/achtergrond agendapunt

Er wordt een beleidsdebat gehouden over de mededeling «een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities» die de Commissie op 14 januari 2020 publiceerde. Met de mededeling geeft de Commissie een eerste aanzet om gezamenlijk tot een actieplan te komen voor de verdere implementatie van de Europese pijler van sociale rechten. De Commissie wil dit actieplan begin 2021 presenteren en heeft daartoe tot november 2020 een openbare raadpleging opengesteld die alle belanghebbenden de gelegenheid biedt standpunten te presenteren over de verdere stappen die moeten worden gezet. De verwachting is dat dit beleidsdebat hier ook aan zal bijdragen.

Inzet Nederland

De Kamer is reeds geïnformeerd over de Nederlandse inzet middels het BNC-fiche.1 Nederland heeft de Europese pijler van sociale rechten verwelkomd. De pijler vormt een kompas voor effectief sociaal en arbeidsmarktbeleid en de uitwisseling van «goede praktijken» tussen lidstaten op dit terrein. Zo draagt de pijler bij aan noodzakelijke hervormingen in lidstaten en bevordert de pijler het proces van opwaartse sociaaleconomische convergentie en stimuleert het een gelijk speelveld op sociaal terrein. Zoals aangegeven in mijn brief van 24 mei 2019 over de toekomst van de sociale dimensie van de EU ziet het kabinet graag dat de Commissie de lidstaten helpt bij de toepassing van de beginselen van de Europese Pijler voor Sociale Rechten, op basis van de huidige verdeling van bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten en de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.2 Het kabinet zal concrete voorstellen van de Europese Commissie op hun merites beoordelen, waarbij het kader met horizontale uitgangspunten gehanteerd wordt zoals uiteengezet in eerdergenoemde Kamerbrief.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

In het Europese debat over de sociale dimensie vallen een aantal lijnen te onderscheiden. Er is brede consensus over het belang van de sociale dimensie van de EU. Zowel in het Europees Parlement als in de Raad bleek de afgelopen jaren een breed draagvlak te bestaan voor de verdere ontwikkeling van de sociale dimensie van de EU, maar over de richting en intensiteit waarop de sociale dimensie zich verder moet ontwikkelen bestaan verschillende beelden. Het merendeel van de lidstaten deelt de opvatting dat de huidige competentieverdeling tussen de EU en de lidstaten gehandhaafd moet blijven. Er zijn lidstaten die meer nadruk leggen op de noodzaak te komen tot nieuwe Europese (wetgevende) initiatieven. Daarnaast zijn er ook lidstaten die voornamelijk willen inzetten op betere samenwerking en coördinatie.

Agendapunt: Demografie: demografische uitdagingen - de weg vooruit

Doel Raadsbehandeling

Beleidsdebat. Een discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet gepubliceerd.

Inhoud/achtergrond agendapunt

Er wordt een beleidsdebat gehouden over de demografische uitdagingen waar de EU de komende jaren voor staat. In maart dit jaar zal de Commissie met een rapport over demografische veranderingen komen, waarin naar verwachting aandacht besteed zal worden aan zaken als de vergrijzing, de braindrain en ontvolking etc. Dit rapport vormt een startpunt voor een Europees debat over dit onderwerp.

Inzet Nederland

Gelet op het belang dat het kabinet hecht aan dit onderwerp, is het kabinet voornemens om actief deel te nemen aan de meningsvorming die hierover in Europa plaatsvindt.

Het kabinet laat op dit moment door de verschillende planbureaus een onderzoek uitvoeren naar de gevolgen van demografische veranderingen (de Verkenning Bevolking 2050). Aangezien dit onderzoek nog gedurende 2020 zal doorlopen, kan het kabinet in dit beleidsdebat nog geen uitspraken doen over eventuele uitkomsten en/of een appreciatie van die uitkomsten. Deze rapporten zullen aanknopingspunten voor beleid bevatten.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Niet van toepassing.

Agendapunt: Besluit van de Raad betreffende de ratificatie van Verdrag 190 betreffende de beëindiging van geweld en pesterijen op het werk

Doel Raadsbehandeling

Aanname van een Besluit dat lidstaten machtigt tot het ratificeren van ILO-verdrag 190.

Inhoud/achtergrond agendapunt

Op 21 juni 2019 heeft de ILO het Verdrag tegen geweld en intimidatie op de werkvloer aangenomen met bijbehorende aanbeveling. Nederland heeft voor zowel het Verdrag als de aanbeveling gestemd. Het Raadsbesluit dat voorligt, machtigt lidstaten tot het ratificeren van ILO-verdrag 190. Dit is noodzakelijk omdat de inhoud van het Verdrag deels onder de bevoegdheid van de EU valt. Het Verdrag staat echter niet toe dat de EU partij wordt. De lidstaten worden daarom gemachtigd om, voor zover het EU-bevoegdheden betreft, het Verdrag in het belang van de Unie te ratificeren. Lidstaten worden daarnaast aangemoedigd spoedig te ratificeren.

Na aanname van het Raadsbesluit is het aan lidstaten, in overleg met sociale partners, om te bepalen of zij het Verdrag ratificeren. Op dit moment loopt het traject om te bekijken wat de mogelijkheden zijn voor Nederland om het Verdrag te ratificeren. Daartoe wordt de huidige Nederlandse wetgeving vergeleken met de tekst van het Verdrag en worden gesprekken gevoerd met sociale partners.

Inzet Nederland

Een definitieve tekst is nog niet beschikbaar, maar het kabinet kan naar verwachting akkoord gaan.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Besluitvorming over dit Raadsbesluit vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid, maar vanwege het belang van ILO-verdragen hecht het voorzitterschap aan het bereiken van consensus. Op moment van opstellen van deze Geannoteerde Agenda is nog niet bekend of alle lidstaten het Raadbesluit kunnen steunen. Voorafgaand aan de vaststelling van het besluit is goedkeuring van het Europees Parlement vereist.

De positie van c.q. het krachtenveld in het Europees Parlement is op dit moment niet bekend.

Kwartaalrapportage: ESF +

Er zijn weinig nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. In de Raad is een gedeeltelijk mandaat bereikt. Nederland kon instemmen met dit gedeeltelijk mandaat omdat enkele voor Nederland belangrijke zaken, zoals een sterke koppeling met het Europees Semester, goed overeind zijn gebleven. Het betreft een gedeeltelijk mandaat omdat in de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK nog een aantal belangrijke punten worden besproken, zoals de hoogte van het budget en de thematische concentratie van het ESF+ i. Het Europees Parlement heeft ook haar positie vastgesteld. Begin dit jaar zijn de trilogen van start gegaan, vooralsnog zijn de besprekingen vooral technisch van aard.

Kwartaalrapportage: EGF 2021-2027

Er zijn weinig nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. In de Raad is een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt. Nederland kon niet instemmen met deze gedeeltelijke algemene oriëntatie. Naast Nederland stemde één andere lidstaat tegen. Twee lidstaten onthielden zich van stemming. Er wordt nog over een aantal aspecten van het EGF gesproken in het kader van de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK, zoals de hoogte van het budget en de plaatsing van het EGF binnen het MFK. In het kader van deze bredere onderhandelingen pleit Nederland voor het samenvoegen van het EGF met het ESF+ i. Tevens is de Nederlandse inzet erop gericht om de verhoging van het budget van het EGF zoveel mogelijk te beperken. Het Europees Parlement heeft ook haar positie vastgesteld. Begin dit jaar zijn de trilogen van start gegaan, vooralsnog zijn de besprekingen vooral technisch van aard.

Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen

De onderhandelingen over deze richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de richtlijn is:

  • • 
    Dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste 40% van de leden van Raden van Commissarissen vrouw, dan wel man is;
  • • 
    Dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor Raden van Commissarissen; en
  • • 
    Dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria, waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze volgens dit voorstel sancties opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.

Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de richtlijn uitgesproken met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel te heroverwegen. Naar verwachting blijft de blokkerende minderheid in stand. De nieuwe Commissie heeft haar intentie uitgesproken om het dossier weer op te starten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 21 501-31, nr. 550 9

1

   Zie o.a. de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister-President, van 13 november 2017 over de Sociale Top in Göteborg, Kamerstuk 21 501-31, nr. 462.

2

   Kamerstuk 21 501-31, nr. 527.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.