Verslag van een nader schriftelijk overleg met de ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming over mededeling versterking van de rechtsstaat binnen de Unie - EU en de rechtsstaat

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. C toegevoegd aan dossier 35295 - EU en de rechtsstaat.

1.

Kerngegevens

Officiële titel EU en de rechtsstaat; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming over mededeling versterking van de rechtsstaat binnen de Unie
Document­datum 11-02-2020
Publicatie­datum 11-02-2020
Nummer KST35295C
Kenmerk 35295, nr. C
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2020

Vergaderjaar 2019-

35 295

EU en de rechtsstaat1

VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 februari 2020

De vaste commissies voor Europese Zaken2 en voor Justitie en Veiligheid3 hebben op 26 november 2019 de brief van 19 november 2019 van de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming inzake de beantwoording van vragen over de Mededeling «Versterking van de rechtsstaat binnen de Unie. Een blauwdruk voor actie» besproken.Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de FVD-fractie op 17 december 2019 nog enkele vervolgvragen gesteld aan Minister van Buitenlandse Zaken.

De Ministers van Buitenlandse Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming hebben op 10 februari 2020 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag,

Bergman

1    Zie dossier E190010 op www.europapoort.nl.

2    Samenstelling Europese Zaken:

Essers (CDA), Backer (D66), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP) (ondervoorzitter), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Oomen-Ruijten (CDA) (voorzitter), Koole (PvdA), Teunissen (PvdD), De Bruijn-Wezeman (VVD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD), Beukering (FVD), Bezaan (VVD), Cliteur (FVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Huizinga-Heringa (CU), Karimi (GL), Rookmaker (Fractie-Otten), Vendrik (GL), Vos (PvdA), Van Wely (FVD).

3    Samenstelling Justitie en Veiligheid:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Rombouts (CDA), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Cliteur (FVD), Dittrich (D66), Doornhof (D66), Gerbrandy (OSF), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Van Pareren (FVD), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (FVD).

4    Kamerstukken I, 2019-2020, 35 295, B. Zie ook edossier E190010 op www.europapoort.nl.

kst-35295-C ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR EUROPESE ZAKEN EN VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken Den Haag, 17 december 2019

De commissies voor Europese Zaken en voor Justitie en Veiligheid hebben op 26 november 2019 de brief van 19 november 2019 van de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming inzake de beantwoording van vragen over de Mededeling «Versterking van de rechtsstaat binnen de Unie. Een blauwdruk voor actie» besproken.1 De leden van de FVD-fractie willen de regering bedanken voor haar antwoorden op eerder gestelde vragen en maken graag van de gelegenheid gebruik tot het stellen van enkele vervolgvragen.

De leden van de FVD-fractie achten het agenderen van het onderwerp EU en de rechtsstaat van groot belang, omdat zij van mening zijn dat de plannen van de Europese Commissie ten aanzien van de rechtsstaat niet altijd bijdragen aan het gestelde doel, namelijk versterking van de rechtsstaat. De leden van de FVD-fractie steunen volledig de gedachte dat de democratische rechtsstaat kan worden gezien als te verwerkelijken cultureel ideaal. Maar de plannen van de EU, waarbij de regering zich vaak zonder kritiek aansluit, hebben een verkeerde focus. De open society heeft moeite met het identificeren van haar echte vijanden. Zoals ook blijkt uit de beantwoording van de vragen door de regering, is deze gefocust op de eventuele afwijking die landen als Polen en Hongarije te zien geven van de door de Europese Commissie voorgestelde interpretatie van de idealen van de democratische rechtsstaat. Nu is op landen als Polen en Hongarije zeker wel iets aan te merken wanneer het aankomt op de rechtsstaat, maar dat geldt ook voor Nederland, Frankrijk, Duitsland of andere landen in de EU. En ook op de EU zelf.

Over wat de rechtsstaat is, of zou moeten zijn, is een grote discussie gaande, ook in de rechterlijke organen die aan het ideaal van de rechtsstaat een interpretatie moeten geven.

De leden beperken zich hierbij eerst tot de Raad van Europa, en met name het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van Mens (EVRM). In 2009 heeft de Kamer van het EHRM een sterk secularistische interpretatie gegeven aan het ideaal van een religieus neutrale staat.2 In 2011 heeft de Grote Kamer daaraan een multiculturalistische interpretatie gegeven3.

In 1976 heeft het EHRM onder de vrijheid van expressie de vrijheid om opvattingen te ventileren «that offend, shock or disturb» gebracht.4 Maar in 1994 heeft het EHRM daarop zulke vergaande beperkingen aangebracht ter bescherming van de religieuze gevoelens van groepen burgers dat iets wat offense geeft nauwelijks beschermd lijkt onder een Europees mensenrechtenacquis.5 In 2018 heeft het EHRM zelfs uitgemaakt dat in het kader van het handhaven van de religieuze vrede geen als denigrerend te ervaren opmerkingen meer mogen worden gemaakt over de islamitische profeet.6

Met andere woorden, religiekritiek is, wanneer het aankomt op de symbolen waarvoor jihadistische terroristen bereid zijn aanslagen te plegen, nagenoeg onmogelijk geworden op Europese bodem.

Het moge duidelijk zijn dat dit onderwerp de grootste relevantie heeft voor Nederland en voor het onderwerp van de rechtsstaat. De regering en de Europese Commissie lijken zich grote zorgen te maken over wat rond de rechtsstaat gebeurt in Polen en Hongarije. Maar is de regering het met de leden van de FVD eens dat in Nederland aanslagen worden gepleegd en gepland op niet alleen personen, maar ook principes zoals neergelegd in art. 7 van de Grondwet (vrijheid van drukpers) en art. 10 EVRM (vrijheid van expressie)? En is zij het met deze leden eens dat er nog geen zicht is op een oplossing van dit probleem en dat zelfs een coherente aanpak ervan lijkt te ontbreken? Vooral het miskennen van de aard van het probleem, namelijk de invloed van het salafisme, lijkt naar het oordeel van deze leden relevant.

De leden van de FVD-fractie willen ter onderbouwing van de stelling dat de regering te weinig oog heeft voor de uitdaging die het salafisme betekent voor de rechtsstaat verwijzen naar twee recente rechterlijke uitspraken. In deze uitspraken geven de rechterlijke instanties een andere en - naar het oordeel van de aan het woord zijnde leden - betere interpretatie aan de problemen waar wij voor staan dan de regering. De leden van de FVD-fractie verwijzen naar het oordeel van de rechtbank Den Haag van 18 november 2019 waarbij de 27-jarige Junaid I. uit Pakistan is veroordeeld tot 10 jaar, wegens het voorbereiden van een terroristische aanslag op de leider van de grootste oppositiefractie in de Tweede Kamer der Staten-Generaal.7 Deze leden willen wijzen op de salafistische, radicaal-islamistische, achtergrond van het gedachtegoed van de dader. Met instemming stellen de leden van de FVD-fractie ook vast dat de rechtbank Den Haag zich van de ideologische achtergrond van de dader volledig bewust blijkt.8 Eén maand eerder, op 14 oktober 2019, deed ook de rechtbank Amsterdam uitspraak in een soortgelijk geval, namelijk bij de veroordeling van Jawed S. tot 26 jaar en 8 maanden, voor een terroristische aanslag op twee Amerikaanse toeristen.9 Natuurlijk komen de terroristen die zijn veroordeeld door de rechtbanken Den Haag en Amsterdam uit respectievelijk Pakistan en Afghanistan, maar het gedachtegoed waardoor zij zich laten inspireren heeft ook aanhang in Nederland en is dus van belang als uitdaging voor de rechtsstaat.

De leden van de FVD-fractie achten het antwoord op onze vraag over de salafistische uitdaging voor de rechtsstaat dan ook onbevredigend. De regering antwoordt: «niet de salafistische uitdaging als geheel, maar slechts die delen van de salafistische beweging waarbinnen sprake is van strafbaar en/of vanuit het perspectief van de democratische rechtsstaat problematisch gedrag, dienen aangepakt te worden». Deze leden vragen de regering aan te geven waarop zij haar stelling baseert dat de salafistische beweging «als geheel» niet dient te worden aangepakt. Deze leden verwijzen de regering naar wat zij zien als betrouwbare literatuur over dit onderwerp, zoals «Salafisme versus democratie» van Dirk Verhofstadt10 en «Ik was een van hen: drie jaar undercover onder moslims» van Maarten Zeegers11. Daaruit blijkt dat het salafisme een belangrijke factor vormt voor terroristische aanslagen en dat het ondermijnend is voor het streven naar het hoog houden van de waarden van de democratische rechtsstaat. Niet alleen in Pakistan of Afghanistan, maar ook in Nederlandse steden, inclusief Den Haag en Amsterdam, hebben we te maken met salafisme.

Is de Nederlandse regering bekend met literatuur waaruit blijkt dat de lokale overheden geen of weinig greep hebben op dit verschijnsel? De leden van de FVD-fractie brengen opnieuw het eigen AIVD-rapport «Van Dawa tot Jihad» (2004) onder de aandacht, en wijzen erop dat «dawa» een voorportaal is van «Jihad». Een wat men zou kunnen noemen «onschuldig salafisme» bestaat naar het oordeel van deze leden dus niet.

Is de regering bekend met de literatuur over «weerbare democratie» waaruit blijkt dat gewelddadige ideologieën vaak een niet-gewelddadige variant kennen die langs vreedzame weg niettemin dezelfde doelen nastreeft als de gewelddadige tak?12

Kan de regering met de leden van de FVD-fractie meegaan wanneer zij zeggen dat tolerantie tegenover de intoleranten suïcidaal is? In dit verband attenderen deze leden de op het werk van de Amsterdamse hoogleraar Van den Bergh (1890-1966) die al in 1936 verwees naar de democratische paradox, namelijk dat ondemocratische bewegingen soms de democratische weg van infiltratie en meerderheidsbeslissingen bewandelen om aan de macht te komen?13

Is de regering het met deze leden eens dat landen als Polen en Hongarije, waarmee de EU en wellicht in navolging van de EU ook de Nederlandse regering zo gepreoccupeerd lijkt, in ieder geval zich beroepen op een demos (volk) dat de basis vormt voor de legitimatie van hun huidige politieke beleid? Deze leden stellen dat ook de leden van de PvdA-fractie hierop lijken te wijzen wanneer zij vragen stellen over de «illiberale democratie». Dit, terwijl salafistische bewegingen een geheel ander uitgangspunt hebben, namelijk theos (God), op basis waarvan zij democratische besluitvorming ten principale afwijzen. Is de regering het met de leden van de FVD-fractie eens dat vanuit de wereldbeschouwing van Junaid I. en Jawed S. men eigenlijk weinig anders kan doen dan met, zelfs gewelddadige middelen, opkomen tegen een binnen Europa als vanzelfsprekend ervaren engagement aan de rechtsstaat? Immers, zo blijkt uit het materiaal dat de rechtbank Den Haag terecht aanhaalt, de jihadistische terrorist Junaid ziet zichzelf religieus-moreel gehouden een aantasting van de eer van de profeet te wreken.

Kan de regering zich voorstellen dat jihadisten en salafisten tegen de resultaten van de Eurobarometer, waaruit blijkt 89% van de respondenten het eens is met de stelling dat de waarden van de rechtsstaat moeten worden geëerbiedigd, voor hen juist een aanleiding is aanslagen voor te bereiden in die landen? Als de interpretatie die de rechtbank Den Haag geeft aan de motieven van de aanslagpleger juist is - en de leden van de FVD-fractie denken inderdaad dat die interpretatie juist is - dan betekent dit dat overal waar de rechtsstaat wordt hooggehouden salafistisch-terroristische aanslagen zullen plaatsvinden. En tot de waarden van de rechtsstaat behoren ook de vrijheid van drukpers of de vrijheid van expressie. Overal waar die vrijheid van expressie dus zal worden gebruikt, daar zullen terroristische aanslagen voorkomen. Precies om die vrijheid te vernietigen. De tevredenheid over 89% procent van de Europese bevolking die de rechtsstaat wil hooghouden krijgt dan ineens een geheel andere lading: democratische landen en hun regeringen krijgen de verantwoordelijkheid om in het kader van een weerbare democratie die democratische vrijheden te verdedigen tegenover de salafisten die deze willen vernietigen. Terroristische aanslagen op de vrijheid van expressie worden niet gepleegd in Afghanistan en Pakistan omdat die vrijheid daar niet bestaat. Maar juist omdat deze vrijheid (nog) wel bestaat in Nederland of Frankrijk worden daar die aanslagen wel gepleegd, zoals Frankrijk heeft ervaren in januari 2015.14

Is de regering het op basis van bovenstaande analyse eens met de leden van de FVD-fractie dat niet alleen die Eurobarometer voor ons van belang is, maar ook, en misschien wel vooral, betrouwbare cijfers over de aanhang voor salafisme in Europese natiestaten? Is de regering bekend met het werk van Prof. Koopmans over een grote en groeiende aanhang voor salafistisch gedachtegoed?15 Ziet de regering daarin een aanleiding om haar lankmoedige houding tegenover «het salafistische spectrum als geheel» te heroverwegen?

De regering schrijft in haar antwoord op de vragen van de leden van de FVD-fractie: «In eerste instantie worden islamitische gemeenschappen getroffen door deze uitwassen en zij vormen dan ook belangrijke partners voor de (lokale) overheid in het tegengaan hiervan». Het zal duidelijk zijn dat op basis van de voorgaande analyse de leden van de FVD-fractie dit een onverantwoorde generalisatie acht. Immers alleen die «islamitische gemeenschappen» worden door de uitwassen van het terrorisme getroffen die zich (nog) niet hebben geconformeerd aan de eisen van de salafisten en terroristen. De islamitische gemeenschappen die wel toegeven aan de eisen van de radicalen (soumission) worden met rust gelaten. Islamitische dissidenten, ex-moslims, apostaten, en ketters worden met de dood bedreigd. Het spreekt voor zich dat een helder inzicht in deze mechanismen van grote betekenis voor het ontwikkelen van de juiste aanpak van de uitdagingen waarvoor wij staan.

Is de regering bekend met kritiek op de keuzes die de lokale overheid in zowel Den Haag als ook in Amsterdam heeft gemaakt in het selecteren van die belangrijke partners voor contraterrorisme en deradicalisering?16

Ziet de regering voor zichzelf enige taak weggelegd in het helpen van de lokale overheden bij het aanwijzen van meer betrouwbare partners? Is de regering op de hoogte met het werk van Prof. Bassam Tibi die een democratische en rechtsstatelijke islam bepleit?17 Is de regering bereid tot een herbezinning op het - naar het oordeel van de FVD-leden - contraproductieve beleid, dat ter beteugeling van jihadisme en salafisme in onder andere Nederland is gevoerd? De leden van de FVD-fractie putten hoop uit het feit dat deze regering in 2018 heeft aangegeven een ander beleid te gaan voeren tegenover de ondermijnende criminaliteit dan voorheen het geval was. Heeft de regering ook de bereidheid het beleid ten aanzien van de jihadistische aanslagen en de salafistische eisen tot tempering van de vrijheid van expressie te gaan heroverwegen? Heeft de regering een verklaring voor het empirische feit dat landen als Hongarije en Polen gevrijwaard lijken te blijven van terroristische aanslagen terwijl landen als Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland daardoor regelmatig worden getroffen? Een gevaar dat lijkt toe te nemen en niet af te nemen, zoals het geval zou zijn wanneer het gevoerde beleid effectief

In antwoord op vragen van de leden van de ChristenUnie merkt de regering op «De staat van de Nederlandse rechtsstaat is stabiel en goed. Ook in internationaal verband staat Nederland op dit punt hoog aangeschreven». Is de regering bekend met de Franse literatuur waarin Nederland vaak wordt geïdentificeerd als het land waarin het volkomen mislukt is het salafisme te beteugelen en waarin het zelfs tot geslaagde jihadistische intimidaties en moord heeft geleid?18

De leden van de FVD-fractie zijn de regering erkentelijk voor haar antwoorden over een onderwerp dat de leden van deze fractie van groot belang achten, namelijk het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en een realistische bezinning op het falen om dit ideaal te realiseren.

De commissies voor Europese Zaken en voor Justitie en Veiligheid zien de beantwoording van bovenstaande vragen graag tegemoet binnen 6 weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

M.G.H.C. Oomen-Ruijten

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,

M.M. de Boer

BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2020

Graag doen wij u de antwoorden toekomen op de vervolgvragen die ons op 17 december 2019 werden toegestuurd naar aanleiding van de brief van 19 november 2019 van de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming inzake de beantwoording van vragen over de recente Commissiemededeling «Versterking van de rechtsstaat binnen de Unie: Een blauwdruk voor actie» (COM(2019)343 i) en het bijbehorende BNC-fiche.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

S.A. Blok

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  • W. 
    Koolmees

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

  • R. 
    W. Knops

De Minister voor Rechtsbescherming,

  • S. 
    Dekker

De FvD-fractie vroeg of de regering een verklaring heeft voor het empirische feit dat landen als Hongarije en Polen gevrijwaard lijken te blijven van terroristische aanslagen terwijl landen als Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland daardoor regelmatig worden getroffen.

Bij doelwitselectie door terroristen spelen meerdere factoren een rol, zoals intentie, capaciteiten en gelegenheid. Het is niet altijd duidelijk waarom voor een specifieke locatie wordt gekozen. In algemene zin kan worden gesteld dat jihadistische organisaties aan landen als de Verenigde Staten van Amerika, Israël en enkele West-Europese landen veel aandacht besteden. Dat kan er mede toe leiden dat terroristen juist in die landen aanslagen (proberen te) plegen.

De FvD-fractie vroeg of de regering het met de leden van de FvD eens is dat in Nederland aanslagen worden gepleegd en gepland op niet alleen personen, maar ook op principes zoals neergelegd in art. 7 van de Grondwet (vrijheid van drukpers) en art. 10 EVRM (vrijheid van expressie).

Wanneer aanslagen worden voorbereid of worden gepleegd met een terroristisch motief definieert de overheid dit als het uit ideologische motieven plegen van op mensenlevens gericht geweld, dan wel het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke ondermijning en destabilisatie te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.

Wij staan voor de verworvenheden van onze democratische rechtsstaat, waarvan de vrijheid van drukpers en/of de vrijheid van meningsuiting/ expressie onderdeel zijn. We doen er dan ook alles aan om in de aanpak van extremisme mogelijke destabilisatie van de maatschappij tegen te gaan wanneer bovengenoemde vrijheden onder druk komen te staan.

De FvD-fractie refereerde aan de keuzes die de lokale overheid in Den Haag en Amsterdam heeft gemaakt in het selecteren van samenwerkingspartners met een islamitische achtergrond in haar aanpak tegengaan radicalisering en extremisme19, wat een voorbeeld zou zijn van contraproductief beleid in Nederland. Hierbij wordt de vraag gesteld of de regering een taak voor zichzelf ziet in het helpen van lokale overheden bij het aanwijzen van meer betrouwbare partners, aldus de FvD-fractie.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoer van de eigen lokale aanpak tegen problematisch gedrag, het tegengaan van radicalisering en/of extremisme en geven eigenstandig vorm aan dit beleid. Hier valt de keuze in het selecteren van samenwerkingspartners onder. Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de lokale overheden, mengen we ons niet in de selectie van partijen, organisaties of personen die een bijdrage zouden kunnen leveren in de lokale aanpak.

De FvD-fractie vroeg of de regering haar beleid ten aanzien van problematisch gedrag binnen de salafistische beweging en de aanpak jihadisme zou moeten herbezien.

We zien geen aanleiding om de aanpak jihadisme of de aanpak van problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering volledig te herzien.

Binnen de grenzen van onze rechtsstaat doen we er alles aan om jihadistische dreiging tegen te gaan. Op 18 april 2019 is een rapportage naar de Tweede Kamer verstuurd, waarin de inzet in het kader van de integrale aanpak van terrorisme en extremisme sinds eind 2017 tot april 2019 werd gepresenteerd20. De mix van zowel preventieve als meer repressieve maatregelen die de aanpak biedt, geeft de mogelijkheid om, indien nodig, de inzet bij te stellen op basis van actuele ontwikkelingen in de dreiging.

Om de democratische rechtsorde en zijn vrijheden te beschermen en de sociale stabiliteit te behouden zijn wij van mening dat het noodzakelijk is om op te treden tegen mensen in Nederland die onze vrijheden misbruiken om anti-democratische, anti-integratieve en onverdraagzame boodschappen te verspreiden en de grondwettelijke rechten en vrijheden van anderen stelselmatig en met (de dreiging van) geweld of dwang beperken.

Op 11 februari 2019 is de Kamerbrief «Integrale aanpak problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering» verstuurd waarin de Tweede Kamer is geïnformeerd over de gezamenlijke inzet van Rijksover-heidspartners, lokaal bestuur en gemeenschappen ten aanzien van deze complexe problematiek21. Hiertoe is een Taskforce Problematisch Gedrag & Ongewenste Buitenlandse Financiering (PG&OBF) opgericht. Binnen deze Taskforce werken de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (inclusief de AIVD), Justitie en Veiligheid (inclusief de NCTV) en Buitenlandse Zaken nauw samen met politie, om gemeenten en gemeenschappen te ondersteunen met gebundelde expertise ten aanzien van duiding en handelingsper-spectief.

De Taskforce kent een brede scope. Alle vormen van anti-democratisch, anti-rechtsstatelijk of actief onverdraagzaam gedrag hebben de aandacht van dit Kabinet. Onderdeel hiervan is de aanpak van problematisch gedrag binnen de salafistische beweging waarbinnen sprake is van strafbaar gedrag en/of vanuit het perspectief van de democratische rechtsorde problematisch gedrag.

In een eerdere brief aan de Eerste Kamer is aangegeven dat «niet de salafistische uitdaging als geheel, maar slechts die delen van de salafistische beweging waarbinnen sprake is van strafbaar en-/of vanuit het perspectief van de democratische rechtsstaat problematisch gedrag, aangepakt dienen te worden»22. De FvD-fractie vroeg of de regering kan aangeven waarop zij haar stelling baseert dat de salafistische beweging «als geheel» niet dient te worden aangepakt. De leden van FvD geven hierbij aan dat aanhangers van het salafistisch gedachtegoed een geheel andere wijze van samenleven hanteren waarbij de rechtsstaat, inclusief democratische besluitvorming, wordt afgewezen.

Bovendien wijst de FvD-fractie erop dat binnen de islamitische gemeenschap sprake zou van intimidatie en/of bedreiging wanneer moslims zich niet conformeren aan het salafistisch gedachtegoed.

Binnen een democratische rechtsstaat bemoeit de overheid zich niet met religieuze aspiraties, maar wel met een georganiseerd en-/of heimelijk streven naar de invoering van een andere rechtsorde of maatschappelijke hervorming gericht op het inperken van vrijheden van andersdenkenden.

Verder is in de Nederlandse samenleving ruimte voor een grote diversiteit van (godsdienstige) beschouwingen, opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Dit betekent dat mensen de vrijheid hebben eigen keuzes te maken binnen de kaders van de democratische rechtsorde. We staan voor de verworvenheden van onze democratische rechtsstaat. Deze zijn door de eeuwen heen zwaarbevochten en zorgvuldig geconstrueerd om een Nederland te creëren waar iedere burger fundamentele vrijheden kan genieten. De grondwettelijke vrijheid van godsdienst en levensovertuiging maakt dat er ook plaats is voor geloofs- en levensovertuigingen die een (zeer) orthodox karakter hebben.

Onze vrijheden zijn geen vrijbrief voor anti-democratisch, anti-rechtsstatelijk en onverdraagzaam gedrag. Hier trekken wij een grens. De overheid heeft daarom aandacht voor individuen (aanjagers) en organisaties die vanuit (ideologische of religieuze) overtuigingen, opvattingen, waardepatronen en leefstijlen aanzetten tot haat, onverdraagzaamheid, afwijzen van het gezag van de overheid en de instituties van de democratische rechtsorde, een anti-integratieve opstelling en het trachten inperken van de vrijheid van anderen (waarbij valt te denken aan verkettering, gepaard gaand met uitsluiting en zelfs bedreiging of (de dreiging van) geweld).

Uit bovenstaande vloeit voort dat niet het salafistische spectrum als geheel, maar slechts de delen van de salafistische beweging waarbinnen sprake is van strafbaar gedrag en/of vanuit het perspectief van ondermijning van de democratische rechtsorde problematisch gedrag aangepakt dienen te worden.

Wanneer mensen uit islamitische gemeenschappen onterecht belemmerd worden in de uitoefening van grondwettelijke vrijheden waarbij valt te denken aan verkettering, gepaard gaand met uitsluiting en zelfs bedreiging, dient te worden opgetreden.

In de aanpak van problematisch gedrag vragen we dan ook aandacht voor het feit dat door sommigen de hele islamitische gemeenschap ten onrechte wordt aangekeken op het problematisch gedrag van een kleine groep die in Nederland onze vrijheden misbruikt om anti-democratische, anti-integratieve en onverdraagzame boodschappen te verspreiden.

De FvD-fractie vroeg of de regering op de hoogte is van het werk van prof. Bassam Tibi die een democratische en rechtsstatelijke islam bepleit. Tevens stelden de leden van FvD de vraag of de regering bekend is met het werk van prof. Koopmans waarin hij schrijft over een grote en groeiende aanhang voor salafistisch gedachtegoed en of de regering daarin een aanleiding ziet om anders naar de salafistische beweging in Nederland te kijken23.

Refererend aan de Nederlandse aanpak van extremisme en ondermijning van de democratische rechtsorde vroeg de FvD-fractie ten slotte of de regering bekend is met bepaalde Franse literatuur waarin Nederland vaak geïdentificeerd zou worden als het land waarin deze aanpak mislukt zou zijn, aldus de leden van FvD24.

Het werk van dhr. Tibi is bekend en wordt, net als diverse andere wetenschappelijke inzichten, betrokken bij de duiding van fenomenen die betrekking hebben op islamitisch radicalisme en terrorisme.

We hebben kennis genomen van het werk van prof. Koopmans. We zien hierin geen reden om het huidig beleid ten aanzien van aanjagers en organisaties zoals eerder beschreven te wijzigen.

Ten slotte stellen we ons bij het beoordelen van organisaties die een bedreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid of democratische rechtsorde, in brede zin op de hoogte van relevante literatuur in meerdere talen, waaronder de Franse literatuur. Zo werd in het op 9 december 2019 verschenen DTN51 in de paragraaf over salafisme verwezen naar de kritische studie «La fabrique de l'islamisme» van Hakim el Karoui.25

Leden van de FvD-fractie geven aan dat uit de Eurobarometer blijkt dat 89% van de respondenten het eens is met de stelling dat de waarden van de rechtsstaat moeten worden geëerbiedigd. Het feit dat de rechtsstaat met bijhorende grondwettelijke vrijheden wordt hooggehouden in bepaalde landen zou volgens de FvD-fractie een aanleiding kunnen zijn voor aanhangers van het jihadisme en/of salafisme om aanslagen voor te bereiden in die landen. De FvD-fractie vraagt de regering om haar standpunt.

Tevens vraagt de FvD-fractie of de regering het eens is met de stelling of niet alleen de Eurobarometer, maar vooral betrouwbare cijfers over de aanhang voor salafisme in Europese lidstaten, van belang is om inzicht te krijgen in de mate van steun de rechtsstatelijke beginselen van de Unie onder de Europese bevolking.

We zien geen causaliteit tussen het risico op aanslagen en de resultaten van de Eurobarometer. Het risico op aanslagen wordt bepaald door een veelheid van verschillende factoren die nauwlettend geanalyseerd en gemonitord worden door de daarvoor aangewezen partijen.

Als het gaat om de steun voor rechtsstatelijke beginselen onder de Europese bevolking zijn veel factoren van belang. De Eurobarometer is daarbij een nuttig hulpmiddel, omdat het inzicht verschaft in de mate van publieke steun voor de rechtsstaat en daarmee zowel de EU als haar lidstaten aanspoort zich hiervoor te blijven inspannen. Dat laat onverlet dat ook andere cijfers en onderzoeken in dat kader van belang kunnen zijn. Door een grote verscheidenheid aan gehanteerde methodieken door individuele EU-lidstaten bestaan bovendien geen exacte cijfers over de aanhang voor salafisme in Europese lidstaten.

Ten slotte vroeg de FvD-fractie of de regering bekend is met de literatuur over «weerbare democratie» waaruit blijkt dat gewelddadige ideologieën vaak een niet-gewelddadige variant kennen die langs vreedzame weg dezelfde doelen nastreeft als de gewelddadige tak.26

Verder attendeerden de FvD-fractie de regering op het werk van dhr. Rijpkema die schreef over zogenaamde «anti-democratische partijen» alsmede het werk van dhr. Van den Bergh die verwijst naar de «democratische paradox», namelijk dat ondemocratische bewegingen soms de democratische weg van infiltratie en meerderheidsbeslissingen bewandelen om aan de macht te komen27. In dit kader stelden de leden van de FvD-fractie de vraag of de regering mee kan gaan wanneer zij zeggen dat tolerantie tegenover intoleranten suïcidaal is.

We hebben kennis genomen van het werk van dhr. Loewenstein en gaan niet mee in de laatste stelling. Met betrekking tot het werk van dhr. Van den Bergh wijzen wij graag op het regeerakkoord waarin is opgenomen dat onze democratische rechtsstaat weerbaarder moet worden gemaakt tegen radicale anti-democratische krachten. Verder willen we u attenderen op een wetsvoorstel om artikel 2:20 BW aan te passen, dat sinds december 2019 in de Tweede Kamer ligt. Het Openbaar Ministerie kan reeds op grond van artikel 2:20 BW de rechter vragen een rechtspersoon, zoals een vereniging of stichting, te verbieden en te ontbinden als de werkzaamheid van de rechtspersoon in strijd is met de openbare orde. Door een dergelijk verbod is de voortzetting van de werkzaamheid van de organisatie strafbaar. Het wetsvoorstel vergemakkelijkt de toepassing van artikel 2:20 BW, waardoor het in de toekomst een krachtiger kader biedt, onder andere voor het verbieden van organisaties die structureel aanzetten tot haat of discriminatie.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 35 295, C 12

1

   Kamerstukken I, 2019-2020, 35 295, B. Zie ook edossier E190010 op www.europapoort.nl.

2

   ECtHR, «Lautsi v. Italy», 3 November 2009, No. 30814/06, 50, Lautsi I.

3

   ECtHR, «Lautsi and others v. Italy», No. 30814/06, 54, 18 March 2011 Lautsi II.

4

   Handyside v. United Kingdom, Judgement of 7 December 1976, Series A No. 24; (1979-80)

1 EHRR 737.

5

   Otto Preminger Institute v. Germany, Judgement of 20 September 1994, Series A No. 295-A; (1995) 19 EHRR 34.

6

   E.S. v. Austria, (App. 38450/12), 25 October 2018.

7

   Rechtbank Den Haag 18 november 2019, 10 jaar cel voor voorbereiden terroristische aanslag op Geert Wilders (Junaid I.), ECLI:NL:RBDH:2019:12069.

8

   Zie het oordeel van de rechtbank, para 3.1.

9

   Rechtbank Amsterdam 14 oktober 2019, 26 jaar en 8 maanden voor terroristische aanslag op Amsterdam CS (Jawed S.), ECLI:NL:RAMS:2019:5766.

10

   Verhofstadt, Dirk, Salafisme versus democratie, Houtekiet, Antwerpen/Utrecht 2016.

11

   Zeegers, Maarten, Ik was een van hen: drie jaar undercover onder moslims, Uitgeverij Podium,

Amsterdam 2016.

12

   Loewenstein, Karl, «Militant Democracy and Fundamental Rights», I, in: The American Political Science Review, Vol. 31, No. 3 (June 1937), pp. 417-432, «Militant Democracy and Fundamental Rights», II, in: The American Political Science Review, Vol 31, No. 4 (August 1937),

pp. 638-658.

13

   Rijpkema, Bastiaan, red., Wat te doen met antidemocratische partijen? De oratie van George van den Bergh uit 1936, Ingeleid door Bastiaan Rijpkema, met een voorwoord van René Cuperus, en een nawoord van Paul Cliteur, Elsevier Boeken, Amsterdam 2014; Guiora, Amos, and Ingle, Kristine J., «Militant democracy», in: Paul Cliteur and Amos N. Guiora, Populist and Islamist Challenges for International Law, American Bar Association, Chicago 2019,

pp. 97-161.

14

   Laes, Willy, Een jaar na Charlie Hebdo: een pampflet, Houtekiet, Antwerpen en Utrecht 2015.

15

   Koopmans, Ruud, «Gehört der real existierende Islam zu Deutschland?», in: Carsten Linnemann, Wilfried Bausback, Hrg., Der Politische Islam gehört zu Deutschland: Wie wir unsere freie Gesellschaft verteidigen, Herder, Freiburg, Basel, Wien 2019, pp. 11-24; Koopmans, Ruud, Het vervallen huis van de islam: Over de crisis van de islamitische wereld, Prometheus, Amsterdam 2019.

16

   Soetenhorst, Bas, «Terreurdeskundige: Amsterdam faalt in aanpak radicalisering. Vanuit een tv-studio in hartje New York veegde terreurdeskundige Ronald Sandee deze week de vloer aan met de Amsterdamse aanpak van radicale moslims», in: Het Parool, 21 november 2019.

17

   Tibi, Bassam, «Dankesrede: I'll state my case, of which I'm certain: I did it my way: Leidener Unbequeme Gedanken», in: Bassam Tibi, Basler Unbequeme Gedanken über illegale Zuwanderung, Islamisierung und Unterdrückung der Redefreiheit, Aktualisiert, überarbeitet, erweitert, mit einem Geleitwort von Benedict Neff, Ibidem-Verlag, Stuttgart 2019, pp. 342-351; Tibi, Bassam, Islamisme en Islam, De Blauwe Tijger, Groningen 2019.

18

   Bougrab, Jeanette, Lettre d'exil: La barbarie et nous, Le Éditions du Cerf, Paris 2017; Bougrab, Jeanette, Lettre aux femmes voilées et a ceux qui les soutiennent, Les éditions du Cerf, Paris 2019; Djavann, Chahdortt, Iran: J'accuse!, Bernard Grasset, Paris 2018; Agag-Boudjahlat, Fatiha, Le Grand Détournement: Féminisme, tolerance, racisme, culture, Les Éditions du Cerf, Paris 2017.

19

Soetenhorst, Bas, «Terreurdeskundige: Amsterdam faalt in aanpak radicalisering. Vanuit een tv-studio in hartje New York veegde terreurdeskundige Ronald Sandee deze week de vloer aan met de Amsterdamse aanpak van radicale moslims», in: Het Parool, 21 november 2019.

20

   Kamerstukken II 2017/2018, 29 754, nr. 436, «Terrorismebestrijding».

21

   Kamerstukken II, 2018/2019, 29 614, nr. 108, «Integrale aanpak problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering».

22

   Kamerstukken I, 2019/2020, 35 295, nr. B, «EU en de rechtsstaat - verslag van een schriftelijk overleg».

23

Koopmans, Ruud, Het vervallen huis van de islam: Over de crisis van de islamitische wereld, Prometheus, Amsterdam 2019.

24

   Bougrab, Jeanette, Lettre d'exil: La barbarie et nous, Le Éditions du Cerf, Paris 2017; Bougrab, Jeanette, Lettre aux femmes voilées et a ceux qui les soutiennent, Les éditions du Cerf, Paris 2019; Djavann, Chahdortt, Iran: J'accuse!, Bernard Grasset, Paris 2018; Agag-Boudjahlat, Fatiha, Le Grand Détournement: Féminisme, tolerance, racisme, culture, Les Éditions du Cerf, Paris 2017.

25

   NCTV - Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 51, pagina 15-16.

26

   Loewenstein, Karl, «Militant Democracy and Fundamental Rights», I, in: The American Political Science Review, Vol. 31, No. 3 (June 1937), pp. 417-432, «Militant Democracy and Fundamental Rights», II, in: The American Political Science Review, Vol 31, No. 4 (August 1937),

pp.638-658.

27

   In dit verband attenderen deze leden de op het werk van de Amsterdamse hoogleraar Van den Bergh (1890-1966) die al in 1936 verwees naar de democratische paradox, namelijk dat ondemocratische bewegingen soms de democratische weg van infiltratie en meerderheidsbe-slissingen bewandelen om aan de macht te komen.

Rijpkema, Bastiaan, red., Wat te doen met anti-democratische partijen? De oratie van George van den Bergh uit 1936, Ingeleid door Bastiaan Rijpkema, met een voorwoord van René Cuperus, en een nawoord van Paul Cliteur, Elsevier Boeken, Amsterdam 2014.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.