Motie Dik-Faber over het bewijsvermoeden laten gelden in het protocol immateriële schade - Tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen) - Hoofdinhoud
Deze motie i is onder nr. 31 toegevoegd aan wetsvoorstel 35250 - Tijdelijke wet Groningen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen); Motie; Motie van het lid Dik-Faber over het bewijsvermoeden laten gelden in het protocol immateriële schade |
---|---|
Documentdatum | 14-01-2020 |
Publicatiedatum | 15-01-2020 |
Nummer | KST3525031 |
Kenmerk | 35250, nr. 31 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2019-
2020
35 250
Tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen)
Voorgesteld 14 januari 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de gaswinning in Groningen niet enkel voor schade aan gebouwen heeft gezorgd, maar ook voor immateriële schade zoals schade aan de gezondheid van mensen;
constaterende dat de Tijdelijke wet Groningen ertoe strekt om alle schade die het gevolg is van gaswinning in Groningen ruimhartig te vergoeden, waaronder immateriële schade, waardedaling van woningen en kosten die een gedupeerde moet maken om schade aan te tonen;
verzoekt de regering, om in overleg met het IMG, het Instituut Mijnbouw-schade Groningen, te bezien of zij in het protocol immateriële schade het bewijsvermoeden kan laten gelden voor alle vormen van schade die in direct causaal verband staan met fysieke schade aan gebouwen, in het bijzonder schade aan de gezondheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dik-Faber
kst-35250-31 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020
Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 35 250, nr. 31