Provinciale botsproeven beleidsregel intern en extern salderen, 11 en 12 november 2019. Managementsamenvatting. Casusoverzicht en casusbespreking (bijlage bij 35334,nr.25)

1.

Kerngegevens

Officiële titel Provinciale botsproeven beleidsregel intern en extern salderen, 11 en 12 november 2019. Managementsamenvatting. Casusoverzicht en casusbespreking (bijlage bij 35334,nr.25)
Document­datum 16-12-2019
Publicatie­datum 20-12-2019
Nummer 2019D52275
Kenmerk 35334, nr. 25
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Provinciale botsproeven beleidsregel intern en extern

salderen, 11 en 12 november 2019

Managementsamenvatting

Casusoverzicht en casusbespreking

Dit document bevat een managementsamenvatting en een overzicht van de op 11 en 12 november 2019 besproken casussen. De casussen zijn ingebracht door provincies en getoetst aan de provinciale beleidsregels intern en extern salderen, inclusief de op 11 en 12 november bekende aanpassingen en verbeteringen van die beleidsregels. Met behulp van de resultaten van de botsproeven zijn de beleidsregels vervolgens verder vervolmaakt tot de set beleidsregels die de colleges van GS in de week van 9 december 2019 hebben vastgesteld.

Managementsamenvatting botsproeven

  • 1. 
    Op 11 en 12 november zijn een twintigtal door de provincies ingebrachte praktijkcasussen (vooral agrarisch en industrieel) getoetst aan de provinciale Beleidsregel intern en extern salderen, inclusief de op dat moment bekende principekeuzes van de provincies voor het aanpassen van de Beleidsregel: bij intern salderen de koppeling met dier- of CO2 rechten loslaten; bij extern salderen de feitelijk gerealiseerde capaciteit (‘de stal’) als uitgangspunt nemen op voorwaarde dat de provincies met een nader te bepalen instrument grip krijgen op de uitkoop van bedrijven.
  • 2. 
    Intern salderen
    • • 
      De casustoetsing heeft bevestigd dat het loslaten van de koppeling met dier- of CO2 rechten casussen

      vlot trekt: diverse wijzigingsaanvragen worden mogelijk die eerder stuitten op deze inperking van intern te salderen. Conform advies van de landsadvocaat vindt daarbij in ieder geval geen toename plaats van depositie vergeleken met de referentiesituatie (in zijn advies: de vergunde situatie). Terwijl door het loslaten van de koppeling met dier- of CO2 rechten ook het door de landsadvocaat aangegeven juridisch risico wordt ondervangen, dat deze koppeling (eigendoms)rechten aantast.

    • • 
      De casustoetsing leverde een zinvolle aanvulling van de Beleidsregel op. Dit betreft een aanvullende

      uitzonderingssituatie waarin de vergunde situatie i.p.v. de feitelijk gerealiseerde capaciteit als uitgangspunt voor intern salderen mag worden gebruikt: bedrijven die nog niet (volledig) hebben gerealiseerd en bij nader inzien een innovatievere emissie reducerende techniek willen toepassen dan de vergunde techniek, kunnen nu hun innovatie doorzetten zonder verlies van emissieruimte. Met de oude Beleidsregel verloren zij de niet gerealiseerde ruimte wel, wat innovatie ontmoedigde.

    • • 
      De casustoetsing bracht tot slot aan het licht dat de toetsing aan het Besluit emissiearme huisvesting

(Beh) moet worden verduidelijkt om het misverstand en de commotie weg te nemen dat deze toetsing

de interne salderingsruimte onnodig inperkt. In de (toelichting op de) nieuwe Beleidsregel zal worden

verduidelijkt dat de referentiesituatie wordt getoetst aan de eisen van het Beh die van toepassing zijn

op de referentiesituatie (bij oudere stallen zijn dat dus niet de jongste eisen (kolom C) van het Beh).

  • 3. 
    Extern salderen
    • • 
      De casustoetsing heeft inzichtelijk gemaakt dat extern salderen o.b.v. de door de saldogever aantoonbaar

      feitelijk gerealiseerde capaciteit met een generieke afroming van 30% in zijn algemeenheid leidt tot een grotere depositiedaling dan 30%, omdat saldo-ontvangers in de regel andere hexagonen beïnvloeden dan saldogevers en meer rechten nodig hebben om dezelfde activiteiten te kunnen uitvoeren.

    • • 
      Voorts is gebleken dat extern salderen met thans (vrijwel) lege stallen plaatselijk tot depositietoename

      kan leiden. Ter voorkoming is de daarvoor bedoelde bepaling in de nieuwe Beleidsregel verbeterd 1 .

    • • 
      Tot slot is gebleken dat extern salderen met een gemiddeld veehouderijbedrijf (bijv. een melkveebedrijf

      met 100 koeien) al een zinvolle emissieruimte kan opleveren nieuwe projecten.

    • • 
      Suggesties uit de botsproeven voor grip van provincies op de uitkoop van bedrijven:
      • met de bepaling in de Beleidsregel die grootschalig extern salderen met oude niet meer in gebruik zijnde stallen moet voorkomen, worden al de nodige ongewenste effecten worden tegengegaan;
  • voor saldogevers nabij een N2000 gebied zou het afromingspercentage kunnen worden verhoogd;
  • na vaststelling van een lijst met piekbelasters zou kunnen worden besloten dat deze bedrijven

niet vrij in de markt voor extern salderen mogen worden benut.

  • 4. 
    Samengevat lijkt de nieuwe Beleidsregel robuust. Dat wil zeggen: voor zover thans voorzienbaar wordt

hervatting van vergunningverlening en economische activiteit op een uitvoerbare manier mogelijk zonder

toename c.q. met een algemene afname van depositie, en voor zover thans voorzienbaar zonder c.q. met

(opties voor) ondervanging van betekenisvolle neveneffecten voor vergunninghouders/-aanvragers en de

overheid 2 . Via monitoring en evaluatie zal dit botsproefbeeld moeten worden bevestigd in de praktijk.

1 De betreffende bepaling regelt dat salderen met lege stallen niet mogelijk is als een nieuwe vergunning nodig is

om de stal weer in gebruik te nemen; alleen als er geen nieuwe vergunning nodig is om een oude niet meer of slechts gedeeltelijk in gebruik zijnde stal weer in gebruik te nemen, is extern salderen met zo’n stal mogelijk.

2 Met name: disproportionele aantasting van (eigendoms)rechten en daarmee gepaard gaande juridische risico’s,

ontmoediging van innovatie en ‘wildwest’ in het buitengebied (kapitaalkrachtige partijen die ongecontroleerd Cemissieruimte opkopen).

Casusoverzicht en casusbespreking botsproeven

Zuid-Holland – Pluimveehouderij wil oude stal ombouwen naar Beter leven keurmerk stal

A Korte situatieschets

Pluimveehouderij in Den Bommel die oude stal wil ombouwen naar beter leven stal. Het bedrijf heeft 3 stallen, 2 oude en 1 nieuwe die emissiearm is. Het bedrijf wil 1 stal ombouwen naar beter leven stal ivm vraag uit de markt (dierenwelzijn).

B Referentiesituatie

Vergunning Nbwet uit 2014, vvgb uit 2017, omgevingsvergunning 2018 (onduidelijk of omgevingsvergunning onherroepelijk is).Beiden zien op zelfde dieraantallen en stalsystemen, maar in vvgb is emissiepunt aangepast. Beschikt niet over volledige pluimveerechten op 4 oktober, maar heeft wel aankoopbevestiging voor die rechten. Geeft daarnaast aan dat pluimveehouders zowiezo altijd 5-10% minder rechten hebben dan wat maximaal vergund is, omdat bij rechten wordt uitgegaan van gemiddelde bezetting van de stal.

C Beoogde situatie

1 stal omgebouwd naar beter leven stal met vrije uitloop. Hiervoor moet emissiepunt 10 m worden verschoven (ri. N2000 Krammer Volkerak).

D Te benutten instrument

Inten salderen.

  • E. 
    Bijzonderheden/opmerkingen

Loopt bij gewenste wijziging tegen 2 punten aan:

  • 1. 
    De uitzondering van artikel 7, negende lid gaat alleen om stalcapaciteit en heeft geen betrekking op ‘significante onomkeerbare investeringen’ ten aanzien van de dierrechten. Zoals het nu

    voorligt

  • 2. 
    Verplaatsen emissiepunt leidt tot toename terwijl zelfde aantal dieren wordt gehouden (NB: dit is niet relevant voor de beleidsregel/botsproef).

NB: aan het hebben van de rechten is geen datum verbonden in de beleidsregel, dus mogen ook na 4 oktober zijn verkregen. Een aankoopbevestiging lijkt mij voldoende borging. Ook aandacht besteden aan het feit dat veel pluimveehouders rechten leasen ipv bezitten. Hoe verhoudt dat zich tot de beleidsregel? M.i. kan deze casus dienen als onderbouwing voor schrappen koppeling met dierrechten. Punt 2 moet via andere lijn worden opgelost.

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid is op uitvoerbare wijze te toetsen met de nieuwe Beleidsregel
  • • 
    Mits alle stallen gerealiseerd zijn kan hij intern salderen. Verplaatsing emissiepunt kan wel leiden

    tot een toename. Dit kan via externe saldering worden opgelost, dan wel door aanpassing van de

    beoogde situatie.

Zuid-Holland – Uitbreiding varkensstal t.b.v. kaasmakerij

A Situatieschets

Kaasmakerij/melkveehouder/varkens als neventak in Zoeterwoude. Momenteel hebben zij ongeveer 180 koeien, 50 stuks jongvee en 180 vleesvarkens. De melk van de koeien wordt voor 50% verwerkt tot boerenkaas of verkocht via de melktap, de andere helft van de melk wordt aan een melkfabriek geleverd. De varkensstal is onderdeel van het proces van kaasmaken, de wei die vrijkomt wordt gebruikt als veevoer voor de varkens. De mest die door de varkens wordt geproduceerd wordt veelal afgevoerd naar de nabijgelegen akkerbouwer, die mais verbouwd, welke wordt ingezet als koeien- en varkensvoer voor het bedrijf.

B Referentiesituatie

In 2011 heeft de provincie aangegeven middels een besluit dat een uitbreiding van het bedrijf naar 204 melkkoeien, 81 stuks jongvee en 1.152 vleesvarkens NIET vergunningplichtig was onder Nbwet. Waarschijnlijk is onder het PAS geconcludeerd dat er geen melding nodig was, omdat er geen sprake was van een toename t.o.v. feitelijke emissies voor wat nu beoogd wordt.

C Beoogde situatie

Melkveetak blijft gelijk, varkenstak wordt uitgebreid tbv kaasmakerij. De huidige varkensstal

(traditioneel systeem D3.100) met ongeveer 200 dierplaatsen wordt gesloopt en vervangen door een nieuwe stal voor 1152 varkens (type wroetstal, beter leven stal, D3.2.15.4)

Het bedrijf wil uitbreiden om ook richting de toekomst een volwaardig agrarisch bedrijf te kunnen blijven exploiteren. Daarnaast wil men de stallen aanpassen om aan de huidige en verwachte toekomstige dierenwelzijns- en emissie-eisen te voldoen. Voor deze investeringen is een uitbreiding van de omvang/omzet nodig, om de investeringen te kunnen terugverdienen.

Dit wil men onder andere bereiken door de vleesproductie van varkens te verhogen en te verduurzamen. Het aantal vleesvarkens wil men uitbreiden naar 1152 vleesvarkens in een nieuw te bouwen wroetstal. De mest (samen met het strooisel) wordt op het eigen bedrijf of in de buurt bij akkerbouwers uitgereden. Deze vaste mest is beter voor het milieu (minder ammoniakuitstoot) dan drijfmest en heeft positieve invloed op het bodemleven. Het systeem voldoet aan het Beter Leven keurmerk (1 ster) van de Dierenbescherming.

D Instrument

Intern salderen

E Bijzonderheden/opmerkingen

Kan een besluit dat er geen vergunning nodig is als referentie worden beschouwd? Zonder voorwaarden zou intern salderen hiet tot gelijkblijvende depositie leiden. Met de huidige beleidsregel zit waarschijnlijk de voorwaarde van voldoen aan Beh in de weg. De huidige, oude stal valt onder de stoppersregeling.

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid bepalen is lastig. Met name de korting i.v.m. het Beh. Wellicht makkelijk door te

    trekken vanuit jurisprudentie. Latere lagere emissie (gedoogregeling, geen vergunning maar wel

    door te trekken).

  • • 
    Situatie is niet zondermeer vergunbaar, want waarschijnlijk door de korting vanuit Beh toch een

    toename.

  • • 
    Vanuit de sector bezien is dit billijk en wenselijk, evenals vanuit het perspectief van de natuur.
  • • 
    Let op: mogelijk schadeclaim i.v.m. niet vergunningplichtig achten in 2011.

PAS vergunning voor twee stallen, waarvan er slechts één is gerealiseerd

Er is een PAS vergunning voor twee stallen, waarvan er één is gerealiseerd en de andere stal niet.

Gewijzigde inzichten leiden ertoe dat het bedrijf de tweede stal innovatiever en met minder emissies in de gebruiksfase wil realiseren dan vergund. Bij een nieuwe aanvraag voor de gewijzigde nieuwe tweede stal vervallen vergunde rechten niet gebouwde tweede stal. Hier wordt innovatie tegengewerkt door de Beleidsregel. Dit speelt claims in de hand. Nodigt niet uit om te innoveren.

Casusbespreking

  • • 
    Vanwege deze casus is een aanvulling van artikel 7 lid 9 met uitzonderingsbepalingen bepleit:

    uitgaan van vergunde capaciteit als de nieuwe situatie leidt tot emissiereductie. De formulering

    luidt dan: ‘indien de nieuwe capaciteit schoner is dan de vergunde capaciteit’.

Gelderland – Nieuwbouw afgebrande stal

Een agrarisch bedrijf heeft een onherroepelijke Wnb vergunning die gebaseerd is op de PAS. De stal is afgebrand, nu wil men een nieuwe stal bouwen. Het stalsysteem uit de PAS-vergunning bestaat niet meer, dus die stal kan niet herbouwd worden. Er is een nieuwe vergunning nodig. Hoe hiermee om te gaan? Kan vergund worden? Vragen: is een nieuwe vergunning nodig? Zo ja, wat neem je dan als referentiesituatie en wat als beoogde situatie?

Casusbespreking

  • • 
    In beginsel is beoordeling van de vergunbaarheid niet mogelijk op basis van art. 7 lid 1 omdat de

    stal is afgebrand + stalsysteem kan niet meer toegepast worden (hervatting niet mogelijk +

    onafgebroken aanwezige activiteit). Echter: dit wordt als een typische casus voor de

    hardheidsclausule gezien, met als oplossing: ander stalsysteem vergunnen met als referentie de

    stal die is afgebrand.

  • • 
    Toepassing hardheidsclausule en voorgestelde oplossing is billijk voor ondernemer (deze kan

    door) en natuur (schoner stalsysteem / voldoen aan Beh = lagere emissie).

Overijssel – Varkenshouderij (intern salderen)

Op 14 augustus 2017 zijn bij het Varkensfokbedrijf XXX aan de XXX in XXX 2 stallen door brand verwoest. Dit bedrijf was voor de brand al in werking en in het bezit van de benodigde omgevingsvergunning en Wnb-vergunning.

B & W van XXX heeft in 2018 de omgevingsvergunning verleend voor herbouw van de 2 stallen. Er komt een grotere ruimte tussen de nieuwe stallen, ter voorkoming van brandoverslag en de nieuwe stallen worden groter dan de verbrande stallen in verband met dierenwelzijn.

Mob en omwonenden hebben tegen deze vergunning een beroepschrift ingediend bij de Rechtbank Overijssel. De rechtbank heeft op 7 juni 2019 uitspraak gedaan en de omgevingsvergunning in stand gelaten. De rechtbank is van oordeel dat in de oude situatie (voor de brand) de stallen landschappelijk goed ingepast waren. De rechtbank ziet niet in waarom dat door de herbouw van de 2 afgebrande stallen anders zal worden. De bebouwing ziet er vergelijkbaar uit. Mob en omwonenden hebben tegen de uitspraak beroep ingediend bij de RvS.

De PAS-vergunning van het varkensbedrijf is echter op 8 augustus 2019 vernietigd. De rechtbank verplicht ons om binnen een half jaar na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij eerst een ontwerp-besluit ter inzage moet worden gelegd. Dit betekent dat u uiterlijk op 8 februari 2020 het definitieve besluit op de Wnb-aanvraag moet hebben genomen. Dat is dus de uiterlijke beslistermijn.

Ten opzichte van de vigerende vergunning Wnb blijft het deel van het bedrijf dat niet is verwoest door de brand nagenoeg ongewijzigd. De vigerende vergunning Wnb bevat een mogelijkheid tot uitbreiding van het bedrijf. Deze uitbreiding is echter niet gerealiseerd.

Bij de nieuwbouw is sprake van de volgende wijzigingen:

  • • 
    De nieuwbouw wordt op grotere afstand van de overgebleven bebouwing gesitueerd.
  • • 
    Ook de ruimte tussen de twee nieuw te bouwen stallen wordt groter.
  • • 
    Intern zijn de twee nieuwe stallen anders ingedeeld.
  • • 
    In plaats van chemische luchtwassers wordt gekozen voor gecombineerde luchtwassers

    BWL2009.12 ivm geur.

  • • 
    De situering van de luchtwassers op de twee nieuw te bouwen stallen is anders.
  • • 
    In stal 6a wordt geen luchtkanaal in de volle lengte bovenin de stal gemaakt (i.v.m. verspreiding

    brand).

  • • 
    Het benodigde luchtkanaal voor stal 6b wordt ondergronds buiten de stal gecreëerd.
  • • 
    Tevens wijzigen de aantallen beperkt.

Casusbespreking

  • • 
    In beginsel is de vergunbaarheid niet te bepalen, vanwege de verwoesting van de vergunde stal

    waardoor de rechten niet te bepalen zijn. Wellicht is dit een typische casus voor de

    hardheidsclausule in de Beleidsregel?

  • • 
    Deze casus verduidelijken in de handreiking voor vergunningverleners.

Noord-Brabant – Omschakeling niet in gebruik zijnde zeugentak/-stal naar schapenverblijf

Het varkensbedrijf beschikt over een vigerende Wnb-toestemming voor het houden van vleesvarkens en zeugen. Alle gebouwen in deze vergunning zijn feitelijk gerealiseerd. De zeugentak van het bedrijf is momenteel feitelijk niet meer in gebruik. Wel zijn alle rechten nog aanwezig.

Het bedrijf moet een aanvraag omgevingsvergunning indienen om te voldoen aan de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant. Hierbij wil het bedrijf de zeugen niet langer aanvragen. De bestaande zeugenstal zal worden omgeschakeld naar schapenverblijf. De vleesvarkensstallen zullen worden aangepast om te voldoen. Bij de vergunning zal een VVGB aanhaken, waarbij op basis van intern salderen de volledige vigerende vergunning (met correctie Besluit emissiearme huisvesting) ingezet kan worden.

De eigenaar van het bedrijf heeft geïnformeerd naar de mogelijkheden om op een latere datum, zijn ammoniak (na bovengenoemde stap) nog in te zetten voor extern salderen. Hierbij spelen de volgende regels (met bijbehorende onduidelijkheden) uit art 2.6 een rol:

  • Lid 1: directe samenhang tussen intrekking en saldering en 30% afromen (geen onduidelijkheden)
  • Lid 2: N-emissie moet zijn toegestaan in referentiesituatie, (dus in dit geval de op dat moment verleende VVGB). Ook mag bedrijf niet zijn gestopt tussen 2015 en 2018 (geen onduidelijkheden)
  • Lid 3: alleen gebruiken N-emissie dat op 8 oktober 2019 aantoonbaar is benut (hier is veel onduidelijkheid. De aan te vragen schapen zijn op 8 Oktober 2019 logischerwijs niet benut. Vleesvarkens wel, maar met een andere Rav-code. Welke N-emissie mag nu worden

    ingetrokken? Mogen bijvoorbeeld ook schapen worden ingetrokken tot een maximale N-emissie

    van de op 8 oktober 2019 benutte vleesvarkens? Mag geen N-emissie worden ingetrokken

    omdat geen rav-code uit de VVGB al werd benut op 8 oktober 2019?)

  • Lid 3: Het onbenutte deel van de saldogevende activiteit wordt ingetrokken (is dit op datum indienen of op 8 oktober 2019? Eerste datum zou betekenen dat het bedrijf bijvoorbeeld

    vleesvarkens mag inzetten voor saldering met behoud van schapen. De tweede datum zou

    betekenen dat de schapen ingetrokken moeten worden en dus niks overblijft)

  • Lid 4: mogelijk eerdere referentiedatum in de 3 jaar voor 8-10-2019 (geen vragen, verandert niets aan bovenstaand verhaal)
  • Lid 5:Intrekking moet eerst onherroepelijk zijn (geen onduidelijkheden)
  • Lid 6: N-emissie terugcorrigerren naar normen uit Verordening natuurbescherming Noord

    Brabant (daar voldoet het bedrijf in deze case al aan)

  • Lid 7: geen verband art 6, lid 2 habitatrichtlijn (zal hier geen sprake van zijn)
  • Lid 8: Niet salderen als je al meedoet aan warme sanering, stoppersmaatregel ed. (is hier geen sprake van)
  • Lid 9: Niet salderen als het bedrijf op 4 oktober 2019 varkensrechten had (Zoals ik het lees mag dus ook niet met de schapen worden gesaldeerd. Dit is tijdelijk totdat de wetgeving is aangepast)

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid uitvoerbaar te toetsen met nieuwe Beleidsregel. Zelfs makkelijker omdat je de

    data van alle rechten niet meer hoeft uit te zoeken en te toetsen.

  • • 
    Situatie is vergunbaar m.b.v. intern salderen.
  • • 
    Dit wordt mogelijk omdat de koppeling met dierrechten in de Beleidsregel is geschrapt.

Noord-Brabant – Omgang met dierrechten

In artikel 2.7 lid 8 is opgenomen dat de veehouder moet beschikken over de benodigde rechten

(fosfaat, pluimvee of varkensrechten igv veehouderij)

  • • 
    Kan je aangeven wat de prov bestaat onder ‘beschikken over’?
  • • 
    Op welke peildata moet de aanvrager beschikken over de rechten?
  • • 
    Welke bewijslast moeten we aanleveren?

Casusbespreking

  • • 
    Casus vervalt door het schrappen van de koppeling met dierrechten in de Beleidsregel

Noord-Brabant – Ontmoediging nieuwbouw veehouderij

  • Varkenshouder heeft vergunning voor 4 stallen, 1 traditioneel, 1 chem wasser en een delvris. 1 stal voorzien van combiwasser nog niet gebouwd.
  • Wil nieuw te bouwen stal voorzien van bronaanpak ipv combiwasser.
  • Moet daarvoor een veranderingsvergunning aanvragen waarbij we ook bij de natuurvergunning uit komen.
  • Beleidsregel zorgt ervoor dat nieuwe stal per direct latent is en komt te vervallen, traditionele stal moet gecorrigeerd worden naar 1,6kg
  • Bedrijf heeft eigenlijk niet meer de keuze om zijn nieuwbouw uit te voeren met bronaanpak.

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid te toetsen met nieuwe Beleidsregel.
  • • 
    Situatie thans niet vergunbaar: niet gerealiseerde stal mag niet betrokken worden.
  • • 
    Innovatie wordt ontmoedigd, dus niet logisch vanuit bedrijfsperspectief.
  • • 
    Oplossing: aanpassen artikel 7, lid 9: toevoegen uitzonderingsbepaling dat een nog niet

    gerealiseerde stal mag meetellen wanneer je door innovatie een lagere emissie realiseert.

Noord-Brabant – Pluimveebedrijf wil overschakelen op scharrelvarkens met flinke emissieafname

  • • 
    Legkippenbedrijf is enkele jaren geleden aangekocht door varkenshouder
  • • 
    Bedrijf verhuurd als legkippenbedrijf, momenteel geen huurder, bedrijf voldoet aan beh
  • • 
    Eerste plan was om bedrijf om te zetten naar vleesvarkens regulier, hiervoor is de

    bestemmingsplan procedure doorlopen welke voldoet aan de verordening ruimte. Wnb

    vergunning verleend. Een prima locatie, geen burgers in de directe nabijheid.

  • • 
    Inzichten veranderen en ondernemer wil bedrijf omzetten naar scharrelvleesvarkens in

    bestaande stallen

  • • 
    Sep 19 aanmeld notitie MER ingediend voor een pluimveebedrijf dat over wil schakelen naar

    scharrelvarkens (voorzien van combiwassers en flinke afname emissie)

  • • 
    10 okt is de beleidsregel vast gesteld.
  • • 
    Omdat het pluimveebedrijf altijd verhuurd is geweest en de huurder de pluimveerechten

    inbracht heeft de eigenaar 0 (NUL) pluimveerechten op zijn naam.

  • • 
    De beleidsregel volgend is volgens art 2.7 lid 8 het gehele bedrijf latent, bedrijf heeft een Wnb

    vergunning van ruim 4.000kg die sinds 1994 op het bedrijf aanwezig zijn.

Bedrijf kan rechten aankopen die hij niet nodig heeft. Of maakt een dergelijk bedrijf kans om in aanmerking te komen voor de hardheidsclausule lid 9? Of van art 2.9?

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid is te toetsen.
  • • 
    Situatie is vergunbaar: minder uitstoot (legkippen 4.000 kg → varkenshouden regulier 4.000 kg

    → varkenshouder wil scharrelvarkens < 4.000 kg) en de zinsnede ‘en overeenkomstig deze

    toestemming in gebruik zijnde’ (…stallen en installaties) wordt uit de nieuwe Beleidsregel

    geschrapt (zoals op 11 november tijdens de botsproef geconcludeerd als noodzakelijk).

Noord-Brabant – Toepassing Besluit emissiearme huisvesting

Een veehouder moet zijn vergund recht eerst corrigeren naar niveau Beh per dierplaats. Is kolom A B of C van toepassing? Moet bij de keuze van de kolom gekeken worden naar de leeftijd van het gebouw? Of naar het moment van indienen van de aanvraag?

Voorbeeld; Een koeienstal traditioneel met weidegang voldoet een beh en mag 13 kg nh3 uitstoten. Als ik vandaag de aanvraag indien is kolom C van toepassing en moet ik eerst de uitstoot corrigeren naar 8,6kg en daarna mag ik uit gaan breiden / wijzigen.

Ik verwacht dat bij een varkensbedrijf wat in zijn geheel voldoet aan Beh maar een deel van zijn bedrijf op een chem 95% wasser heeft staan deze niet op mag hogen naar 1,1kg – 1,6 kg per dierplaats en gelijktijdig zijn tr stal terug moet corrigeren naar 1,1 – 1,6 kg. Dit overigens wel wat er opgeschreven is.

Casusbespreking

  • • 
    Deze casus heeft mede geleid tot de herformulering van de bepaling over het Beh in de nieuwe

    Beleidsregel n.a.v. de botsproef.

  • • 
    Aandacht aan besteden in de handreiking voor vergunningverleners/aanvragers.

Noord-Holland – Casus veehouderij

Veehouderij heeft een natuurvergunning voor o.a. het houden van 50 melkkoeien in een stal met een overig huisvestingsysteem (A1.100 emissiefactor 13). Deze stal is voor 2008 gerealiseerd. Nu heeft de veehouder de vloer van deze stal vervangen voor een emissiearme vloer (1.13 emissiefactor 7) zonder hier een natuurvergunning voor aan te vragen. Nu is een aanvraag ingediend waar o.a. deze reeds uitgevoerde wijziging in wordt aangevraagd. Kan de ruimte die ontstaat door de stal met een emissiearm stalsysteem ingezet worden om intern te salderen als gekeken wordt naar het Beh? Het gaat dan om 50 melkkoeien van emissiefactor 13 naar 7 = 300 kg NH3.

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid is te bepalen met nieuwe Beleidsregel.
  • • 
    Situatie lijkt vergunbaar na aanpassing van de Beleidsregel op 11 november 2019 tijdens de

    botsproef, omdat de zinsnede wordt geschrapt ‘…en overeenkomstig deze toestemming in

    gebruik zijnde…’. De volledig opgerichte installaties of gebouwen zijn uitgangspunt.

  • • 
    Wel lijkt verduidelijking artikel 7 lid 7 nodig: met toestemming is nl. emissiearm

    huisvestingssysteem gerealiseerd i.p.v. traditioneel zoals in de toestemming staat. Moet er

    gekeken worden naar stal of huisvestingsysteem?

  • • 
    Verduidelijk dit ook in de handreiking voor vergunningverleners. Neem casus met toepassing van

    het Beh als voorbeeld op.

Gelderland – Zand- en grindwinning op agrarische akkers

Situatieschets:

Voor een zand- en grindwinning is een Wnb-aanvraag ingediend onder de PAS.

In de huidige situatie bestaat het gebied grotendeels uit agrarische akkers (voornamelijk maisteelt) en braakliggende percelen. Als gevolg van de zandwinning zal een waterplas van ruim 70 ha ontstaan. De uitvoering start in 2019 en loopt door tot 2038. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 2 kilometer afstand. Uit de Aerius-berekening d.d. 26 september 2018 bleek geen stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er bleek geen vergunning stikstof nodig te zijn. De aanvraag is geweigerd, dit besluit is nog niet onherroepelijk geworden. Inmiddels is men gestart met de uitvoering. We hebben nu een handhavingsverzoek ontvangen. Met een nieuwe berekening d.d. 5 november 2019 blijkt er wel sprake te zijn van een vergunningplicht (depositie van 0,06 mol/ha/jr).

Beoogde situatie aanvrager:

Vragen:

  • Is een vergunning alsnog nodig?
  • Kan deze vergund worden op basis van een ecologische toets (geringe toename die tijdelijk is)? - Is een vergunning nodig wanneerr intern wordt gesaldeerd met het agrarisch gebruik

    (maisteelt)?

  • Welke bewijsstukken zijn nodig om te kunnen intern salderen met agrarisch gebruik?

Casusbespreking

  • • 
    Vergunning is alsnog nodig. Wat is tijdelijk? Is een project van 20 jaar nog tijdelijk te noemen?

    Fluctuaties per jaar.

  • • 
    Situatie is met nieuwe Beleidsregel vergunbaar o.b.v. intern salderen. Onduidelijk hoe aan te

    tonen (mestboekhouding) en alleen op planlocatie.

Drenthe – Verleggen weg

  • a) 
    Korte situatieschets

Een bestaande weg wordt verbreed en deels verlegd. Hierdoor komt de weg dichter bij een Natura 2000 gebied en komt er meer verkeer over de weg, de capaciteit neemt toe. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wordt zeer dicht bij Natura 2000 een tijdelijk fietspad aangelegd.

  • b) 
    Referentiesituatie aanvrager

Geen besluit. Bestaande weg. Verder berm en weiland. De berm wordt gemaaid en het weiland wordt gemaaid, beweid en/ of bemest. Capaciteit weg is 20000 voertuigen per etmaal.

  • c) 
    Beoogde situatie aanvrager

Op de plek van de bestaande weg komt deels openbaar groen (wat niet wordt bemest maar wat wel wordt onderhouden), deels blijft dit weg. De weg wordt verlegd op en verbreed ten koste van berm en weiland. Het tijdelijke fietspad wordt aangelegd op weiland wat alleen werd gemaaid. Capaciteit nieuwe weg is 40.000 voertuigen per etmaal.

  • d) 
    Te benutten instrument(en): intern en/of extern salderen

Intern salderen en extern salderen.

  • e) 
    Eventuele opmerkingen/bijzonderheden

Intern salderen met maaien, bemesten en beweiden. Extern salderen met een deel van de rechten van een veehouderij op een afstand van 1,1 km van een Natura 2000 gebied. De veehouderij heeft 30 stuks melkrundvee in overig huisvestingsysteem en 12 stuks vrouwelijk jongvee.

Graag het aanleggen van een tijdelijk fietspad ook als separaat project beoordelen aan de beldisregels met intern salderen.

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid is met de nieuwe Beleidsregel op uitvoerbare wijze te bepalen.
  • • 
    Situatie is vergunbaar omdat er extern/intern gesaldeerd kan worden.
  • • 
    Geen toename depositie, neutrale wijziging, afroming externe saldering door Beleidsregel is

    gunstig voor de natuur.

  • • 
    In de handreiking aandacht besteden aan verduidelijking ‘tijdelijke aanleg’ versus ‘gebruiksfase’.

Zeeland – Modernisering en uitbreiding vakantiepark

  • a) 
    Een bestaand vakantiepark wil een deel van de bestaande huisjes vervangen en daarnaast ook uitbreiden met extra huisjes. Alle nieuwe huisjes zullen gasloos gerealiseerd worden
  • b) 
    Referentiesituatie: Vergunning Wet natuurbescherming d.d. 21 december 2010 voor een vakantiepark met jachthaven en ligweides. Hierin is de stikstofuitstoot destijds niet beschouwd.
  • c) 
    Beoogde situatie aanvrager:

    Aanlegfase: De oude huisjes moeten worden verwijderd en de nieuwe geplaatst. De huisjes zijn

    prefab en worden dus in zijn geheel afgevoerd, aangevoerd en geplaatst. Tevens moet een deel

    van het terrein bouwrijp worden gemaakt voor de uitbreiding. Dit vergt zwaar materiaal

    (graafmachine, kraan etc.) Deze zijn op basis van STAGE klasse IV ingevoerd in Aerius. Daarnaast

    is er in de aanlegfase sprake van woonwerk-verkeer van bouwpersoneel en vrachtverkeer.

    Hiervoor is een inschatting gemaakt.

    Gebruiksfase: De uitbreiding van het recreatiepark leidt in de gebruiksfase tot extra emissies als

    gevolg van extra verkeersbewegingen, de emissies van het stoken van aardgas nemen echter af.

    De verkeersgeneratie van ontwikkeling is berekend op basis van kencijfers van het

    CROW. Op basis van de ligging van de herkomstgebieden van de toeristen zijn aannamen

    gedaan over de verdeling van het verkeer over verschillende richtingen en wegen. d) Te benutten instrument: intern salderen

Casusbespreking

  • • 
    Toetsing aan de Beleidsregel is uitvoerbaar mogelijk. Wel van belang is welke gegevens worden

    aangeleverd.

  • • 
    Wat betreft de vergunbaarheid: afhankelijk van de aangeleverde informatie is er voldoende

    stikstofruimte om mee te salderen; indien bij intern salderen boven 0 mol/ha/ja dan extern

    salderen. Hiervoor is advies om de huidige artikelen 6 en 7 om te draaien (eerst intern dan

    extern).

Zeeland – Mestdistributiebedrijf

  • a) 
    Betreft een aanvraag voor een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming voor het realiseren van een installatie voor mestbewerking (compostering), het realiseren van nieuwe opslagsilo’s en het opschalen van de reeds vergunde/bestaande activiteiten m.b.t. het

    mestdistributiebedrijf. In de ook aanwezige rosé-kalverhouderij wijzigt niets. b) Referentiesituatie: Vergunning Wet natuurbescherming d.d. 6-6-2017 voor exploitatie van een

    mestdistributiebedrijf en rosé-kalverhouderij. Ze geven aan dat ze de N-emissie (die

    onafgebroken aanwezig is geweest of kan zijn) niet kunnen aantonen, maar wel de hoeveelheid

    mest die wordt doorgezet op de locatie. Eventueel kunnen ze de mestbonnen doorsturen. De

    emissies staan in de aanvraag behorende bij de vergunning Wet natuurbescherming d.d. 6-6-

    2017. De in de vergunning Wet natuurbescherming d.d. 6-6-2017 vergunde situatie is feitelijk

    aanwezig en in gebruik. Wel staan er inmiddels drie extra silo’s die nog niet zijn vergund ihkv de

    Wet natuurbescherming. c) Beoogde situatie aanvrager: - Wnb-vergunde mestverwerkingsinstallatie: 728,20 kg/j NH3 vergroten (met 729,2 kg/j NH3) naar

    1.457,4 kg/j NH3

  • 3 Wnb-vergunde mestopslagen komen te vervallen (in totaal komt 1.516,4 kg/j NH3 vrij): o opslag dunne fractie: 785,2 kg/j NH3

    o opslag dikke fractie: 55,5 kg/j NH3 o opslag ruwe mest: 675,7 kg/j NH3. ▪ Vermindering van de totale Wnb-vergunde NH3 van 2,6 ton/j NH3 naar 1,8 ton/j

    NH3 Blijft ongewijzigd:

  • Het aantal Wnb-vergunde dieren A 4.100, 100 vleeskalveren tot circa 8 maanden, in stal 2, in totaal 350 kg/j NH3;
  • Aantal rijbewegingen (zware voertuigen en personenauto’s)

Op grond van de bijgevoegde Aerius-berekening is er geen sprake van extra stikstofdepositie, maar juist van een afname van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

  • d) 
    Te benutten instrument: intern salderen

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid is te toetsen met de nieuwe Beleidsregel.
  • • 
    Situatie is met de nieuwe Beleidsregel vergunbaar.
  • • 
    Artikel 7, lid 1 verdient verduidelijking in de handreiking voor vergunningverleners: in deze casus

    lijkt er verwarring bij de uitleg dat de activiteit onafgebroken aanwezig moet zijn geweest.

Noord-Brabant - Afvalverwerkingsbedrijf

Voorbeeldbedrijf Bedrijf X heeft een vergunning voor het op- en overslaan en bewerken van maximaal 200.000 ton afvalstoffen. Voor bedrijf X is in het verleden geen natuurvergunning verleend. Ten tijde van het referentiejaar (2004 voor habitatrichtlijn) had bedrijf X een milieuvergunning voor 80.000 ton per jaar. In 2010 is deze vergunning verhoogd naar 200.000 ton per jaar. De werkelijke doorzet van het afgelopen jaar bedraagt 60.000 ton. In de tussenliggende jaren 2004-heden heeft het bedrijf meer gedraaid dan 60.000 ton. De stikstofemissies worden veroorzaakt door: voertuigbewegingen (personenwagens, bestelbussen, vrachtwagens) en de inzet van mobiele werktuigen (diesel).

Onze vragen zijn als volgt:

  • • 
    Mag in onderhavige situatie, uitgaande van artikel 7 (beleidsregels) slechts uitgegaan worden van

    een capaciteit van 60.000 ton t.b.v. interne saldering?

  • • 
    Stel de daadwerkelijke doorzet van het afgelopen jaar bedraagt 120.000 ton bedraagt, mag dan

    uitgegaan worden van 80.000 ton t.b.v. intern salderen?

  • • 
    Moet voor het bepalen van de feitelijk gerealiseerde capaciteit uitgegaan worden van de datum

    van indiening en dan een jaar terug, of van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van

    indienen?

  • • 
    Biedt in geval van de doorzet van 60.000 ton in het afgelopen jaar lid 9a (beleidsregels) nog een

    mogelijke oplossing, waarbij uitgegaan kan worden van de vergunde situatie (80.000 ton) zonder

    inperking van de gerealiseerde capaciteit?

  • • 
    Stel lid 9a kan niet toegepast worden op bedrijf X, dan zou het bedrijf dus beter eerst nog een

    jaar door kunnen werken waarbij wel een doorzet van >80.000 ton wordt behaald? In dat geval

    kan aangetoond worden dat de daadwerkelijk gerealiseerde capaciteit op het moment van

    aanvraag >80.000 ton bedraagt. Immers kan het bedrijf op grond van de vigerende vergunning

    maximaal 200.000 ton per jaar doorzetten zonder dat hier toestemming voor benodigd is.

Casusbespreking

  • • 
    Twijfel over de toetsbaarheid: artikel 7 lid 7 gaat over opgerichte installaties en gebouwen; hier

    is echter geen sprake van gebouwen en installaties, maar van een inrichting van een terrein en of

    dat is ingericht of niet (mobiele werktuigen en verkeersbewegingen).

  • • 
    Lastig is hier dus: wat valt onder opgerichte installaties en gebouwen? Ook artikel 7, lid 6 is

    mogelijk lastig met ‘in de toestemming opgenomen stikstofemissie’. Vaak is dit niet expliciet in

    de vergunning opgenomen.

  • • 
    Billijk zou zijn uit te gaan van 80.000.
  • • 
    Verduidelijken in toelichting of handreiking voor vergunningverleners: hoe ga je om met dit soort

    terreininrichtingen met mobiele machines en verkeersbewegingen i.r.t. de zinsnede ‘opgerichte

    installaties en gebouwen’? Wat is hier feitelijk gerealiseerd?

Overijssel – Fabriek

In Overijssel is een voedselproducerend bedrijf dat in 2015 is gebouwd en met de productie is gestart. Dit bedrijf is een van de 22 productiebedrijven van een multinational. Er werken momenteel ca. 320 personen en de gedane investering is tot nu toe circa €80 miljoen. Men is voornemens op korte termijn €40 miljoen te investeren in een uitbreiding waarbij er ca. 100 arbeidsplaatsen bij komen. Op grond van een Aerius-berekening – gedaan op 25 augustus 2016 - bleek destijds dat er geen meldings- of vergunningplicht was op grond van de Wet natuurbescherming, de depositie was lager dan 0,05 mol/ha/jaar. Als gevolg van de PAS-uitspraak van de Raad van State dient dit bedrijf alsnog een Wnb-vergunning te hebben voor het reeds opgerichte gedeelte. Tevens wenst het bedrijf een uitbreiding te realiseren. De aanvraag daartoe is op 9 september 2019 ingediend. Aeriusberekening stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van een project. Uit de Aeriusberekening blijkt een depositie van 0.02 mol/ha/jaar op de gebieden ‘Landgoederen Oldenzaal’ en ‘Lonnekermeer’ en een depositie van 0.01 mol/ha/jaar op de gebieden ‘Lemselermaten’, ‘Achter de Voort’, ‘Agelerbroek en Voltherbroek’ en ‘Dinkelland’. Dit betekent dat er sprake is van een vergunningplicht voor dit bedrijf op grond van de Wnb. Intern salderen

Intern salderen is niet mogelijk omdat het bedrijf niet beschikt over bestaande rechten.

Extern salderen

Het is ook mogelijk om de negatieve effecten van een project te salderen met de positieve effecten van het (gedeeltelijk) intrekken van de vergunning van een ander project (extern salderen). Het bedrijf zal hiervoor zelf actief op zoek moeten naar bron(nen) voor externe saldering.

Casusbespreking

  • • 
    De vergunbaarheid is met de nieuwe Beleidsregel te toetsen, mits voldaan aan alle regels.

    Aanvraag ook uitvoerbaar voor de aanvrager.

  • • 
    De situatie is vergunbaar. Duidelijke voorschriften nodig voor controle en handhaving.
  • • 
    Aspecten om op te nemen in de handreiking: op welke moment moeten gaswassers gerealiseerd

    zijn? → Gaswasser moet in werking zijn als beoogde situatie start.

Noord-Holland – Biomassacentrale

In gemeente X is op korte afstand van een N2000-gebied een kleine biomassacentrale gebouwd (3,4 MW), waarbij door middel van een ketel en WKK warmte wordt geproduceerd, die geleverd gaat worden aan enkele grote wooncomplexen. De emissie van NOx komt uit op 625 kg/jr, met een depositie van max. 0,15 mol N/ha/jr op het N2000-gebied. Naast één van de wooncomplexen, waar de warmte aan geleverd gaat worden, wordt een Hulpwarmtecentrale gebouwd, door een bedrijf dat nu ook de warmte levert aan de wooncomplexen. Deze HWC, die op aardgas draait, wordt ingezet als de capaciteit van de BMC niet voldoende is, of als de BMC kapot is of anderszins buiten gebruik is. De emissie vanuit de HWC is 127 kg NOx/jr. De depositie vanuit beide centrales is max. 2,6 mol N/ha/jr. De centrale staat er al, maar is nog niet in gebruik genomen; er was geen vergunning/vvgb Wnb aangevraagd, maar nu wel. De centrale moet komende winter warmte gaan leveren aan de woningen. Men wil nu gaan salderen met de grote gasketels die bij de woningen buiten gebruik worden gesteld. Er is een duidelijk verband: op het moment dat de BMC of de HWC warmte gaat leveren, worden de gasketels afgeschakeld. Hier zijn al contracten voor getekend. Er is een berekening aangeleverd, waaruit blijkt dat met deze saldering nergens meer een toename van depositie plaatsvindt.

Vragen:

  • Kan dit wel gezien worden als intern salderen (andere locaties, verschillende bedrijven)?
  • Kan er één project van gemaakt worden voor de BMC, HWC en de afname van warmte en zo ja,

    hoe?

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid is toetsbaar met nieuwe Beleidsregel. Lastige punten daarbij wel: welk soort

    toestemming wordt bedoeld, kan de toestemming worden ingetrokken, bepalen één project? In

    de toelichting zou dit duidelijker moeten worden opgenomen.

  • • 
    Aanvraag is vergunbaar, mits sprake is van één onlosmakelijk project. Dan kan dit met intern

    salderen worden opgelost.

  • • 
    Uitkomst is logisch/billijk.
  • • 
    Besteed in de handreiking voor vergunningverleners/aanvragers aandacht aan: omschrijving

    project en omgaan met meerdere locaties.

Noord-Holland – Aanleg bedrijventerrein

In gemeente X wordt op korte afstand van een N2000-gebied een nieuw bedrijventerrein aangelegd. De aanleg van het bedrijventerrein is al vergund, maar de bedrijven die zich daar willen vestigen nog niet. Er liggen nu al twee aanvragen van bedrijven met een (toename van) stikstofdepositie van 0,15, resp. 0,18 mol en er zijn er meer op komst. Het bedrijventerrein was onder de PAS een prioritair project waar voldoende ruimte voor was gereserveerd. De gemeente X wil nu van alle nieuwe bedrijven één project maken en intern gaan salderen met de bemesting van een deel van de percelen op het nieuwe bedrijventerrein, die nog plaatsvindt, of die tot voor kort nog plaatsvond. Uit een berekening van een ingenieursbureau zou blijken dat de depositie van het bemesten max. 2,11 mol op het N2000-gebied bedraagt. De emissie bedraagt max. 876 kg NH3/jr. Vragen:

  • • 
    Kan er één project gemaakt worden van alle nieuwe bedrijven en zo ja, hoe?
  • • 
    Of kan er alleen per bedrijf intern gesaldeerd worden met de bemesting die plaatsvond op de

    exacte locatie van het nieuwe bedrijf?

  • • 
    Hoe moet de emissie en depositie van de (voormalige) bemesting op de percelen precies berekend

    worden?

  • • 
    Hoe wordt vastgesteld dat de bemesting plaatsvond met toestemming en hoeveel? En hoe wordt de

    toestemming voor de bemesting ingetrokken?

Casusbespreking

  • • 
    Uitgaande van individuele bedrijven is toetsing mogelijk.
  • • 
    Vraagpunt beleidsmatig: is het wenselijk om bemesting (op deze manier) in te zetten voor

    saldering?

Zuid-Holland – Industrie

  • a) 
    Korte situatieschets

Er is een aanvraag in het kader van de Wnb ingediend voor:

  • • 
    wijzigingen van rijbewegingen en verkeersafwikkeling bij een bestaand bedrijf (industrie).
  • • 
    Het vervangen van een ketel

Deze wijzigingen leiden tot een afname van stikstofdepositie. De bijdrage in de beoogde situatie blijft echter boven 0,00 mol/ha/jaar. Het bedrijf beschikt niet over een Wnb vergunning. In de huidige situatie sprake was van een bijdrage onder de 0,05 mol/ha/jaar (of melding Wnb).

  • b) 
    Referentiesituatie aanvrager

In de huidige situatie sprake is van een bestaand bedrijf, opgericht vóór aanwijzing van het/de desbetreffende Natura 2000-gebied(en) met een bijdrage onder de 0,05 mol/ha/jaar. Dit kan overigens ook gelden voor een situatie waarbij in de situatie in de huidige situatie is een melding Wnb ingediend.

  • c) 
    Beoogde situatie aanvrager

In de beoogde situatie zijn er enkele wijzingen op het bedrijfsterrein (zie onder korte situatieschets).

  • d) 
    Te benutten instrument(en): intern en/of extern salderen
    • • 
      Wijziging verkeersafwikkeling • Vervanging ketel

    Casusbespreking

    • • 
      Vergunbaarheid is te toetsen. Referentiejaar bepalen kan lastig zijn (wijziging eigenaar e.d.). • Situatie is vergunbaar met de nieuwe Beleidsregel.

Friesland – Melkveehouderij: overheveling van rechten tussen twee eigen locaties

  • a) 
    Korte situatieschets

Melkveehouderij, beschikt over 2 locaties, beide met een wnb vergunning (waarvan 1 pre-pas met aankoop van ammoniak, 1 met een pasvergunning). De melkveehouder wil nu op 1 locatie verder met het bedrijf en rechten van de andere locatie overhevelen. Heeft hiervoor net voor de uitspraak een ontwerp vvgb ontvangen, deze kan echter niet meer definitief afgegeven worden.

  • b) 
    Referentiesituatie aanvrager

1 pre-pas vergunning met aankoop van ammoniak, 1 pasvergunning met ontwikkelruimte

  • c) 
    Beoogde situatie aanvrager

Op 1 locatie verder en met een nieuwe stal meer koeien emissie arm houden.

  • d) 
    Te benutten instrument(en): intern en/of extern salderen

Extern salderen.

  • e) 
    Eventuele opmerkingen/bijzonderheden

Dient hier afroming van ‘eigen rechten’ plaats te vinden? Ook fosfaatrechten?

Afstand tot Natura-2000 gebied neemt toe, op alle gebieden een afname. Toch passende beoordeling nodig, hoe moet deze passende beoordeling eruit zien?

Casusbespreking

  • • 
    Discussie of het intern of extern salderen betreft.
  • • 
    Of situatie vergunbaar is hangt af van de depositie.
  • • 
    Indien extern salderen wordt 30% afroming vanuit bedrijfsperspectief onwenselijk geacht, maar

    vanuit natuurperspectief wenselijk.

  • • 
    In de Beleidsregel of de toelichting daarop verduidelijken: hoe om te gaan met verplaatsingen?

    Wat valt onder het projectbegrip? Is het verplaatsen één project of niet? Dus is dat intern of

    extern salderen?

Friesland – Omgaan met PAS meldingen en handhavingsverzoeken

  • a) 
    Korte situatieschets

In Friesland hebben we 293 bedrijven die een PAS melding hebben gedaan, het grootste gedeelte hiervan is agrarisch. Deze bedrijven zijn nu vergunningplicht, maar in veel gevallen kan er geen vergunning verleend worden omdat er niet extern gesaldeerd kan worden. Dit betekent dat deze bedrijven illegaal bezig zijn en indien er een handhavingsverzoek wordt ingediend er handhavend opgetreden moet worden. Inmiddels hebben we een aantal verzoeken om handhaving ontvangen, voornamelijk van buurt bewoners. Bedrijf heeft een correcte PAS melding in 2015 gedaan. Bedrijf is conform PAS melding gerealiseerd. Emissiearme stal 100 melkkoeien en 70 stuks jongvee + bijbehorende fosfaatrechten. Er wordt beweid.

  • b) 
    Referentiesituatie aanvrager

Aanwijsdata Natura 2000-gebied habitatrichtlijn 07-12-2004

Aantal dieren milieuvergunning 50 melkkoeien 20 stuks jongvee

  • c) 
    Beoogde situatie aanvrager

100 melkkoeien en 70 stuks jongvee + beweiden

  • d) 
    Te benutten instrument(en): intern en/of extern salderen

Er kan gekozen worden voor extern salderen, intern salderen is niet wenselijk aangezien er al een emissiearme vloer is toegepast. Als er een vergunningaanvraag wordt ingediend zullen er rechten aangekocht moeten worden voor 50 melkkoeien en 50 stuks jongvee + 30% want dit wordt afgeroomd.

  • e) 
    Eventuele opmerkingen/bijzonderheden

Bedrijf heeft een PAS melding gedaan, ter goeder trouw gehandeld.

Casusbespreking

  • • 
    Vergunbaarheid is met nieuwe Beleidsregel te toetsen.
  • • 
    Situatie is vergunbaar met extern salderen (dan wel minder dieren, emissie-armer).
  • • 
    Uitkomst lijkt niet billijk vanuit bedrijfsperspectief: bedrijf heeft te goeder trouw gehandeld.
  • • 
    Uitkomst lijkt billijk vanuit natuurperspectief: de PAS melding is gebaseerd op passende

    beoordeling van de PAS die geen stand heeft gehouden. Zonder meer uitgaan van de PAS

    melding leidt tot feitelijke toenames.

  • • 
    Onbillijkheid voor de ondernemer ligt niet aan de Beleidsregel, maar aan de PAS uitspraak.
  • • 
    Verduidelijken in handreiking voor vergunningverleners: PAS (melding) niet als referentie.
  • • 
    LET OP: hier is ook in de Handreiking toezicht en handhaving post-PAS van de Werkgroep VTH

    expliciet aandacht aan besteed. Deze handreiking lijkt niet bij de bespreking betrokken.

Zuid-Holland – Bouwproject

  • a) 
    Korte situatieschets

Er is een aanvraag in het kader van de Wnb ingediend voor de sloop van een bestaand winkelcentrum en de nieuwbouw van een nieuw winkelcentrum met horeca en retail, een ondergrondse parkeergarage en appartementen. Het project grenst direct aan twee stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden Solleveld & Kapittelduinen. Het project betreft in feite een deelproject, fase 3 van een groter project met herontwikkeling van een gebied. Voor fase 1 en fase 2 zijn al vergunningen Wnb en onherroepelijk. Die projecten zijn al in uitvoering.

  • b) 
    Referentiesituatie aanvrager

In de huidige situatie is er sprake van een winkelcentrum, horeca en parkeervoorzieningen. Deze situatie bestaat al sinds 1979. Aan de wegenstructuur en parkeervoorzieningen nabij het winkelcentrum is sinds 1979 niets gewijzigd. Het winkelcentrum, horeca en parkeervoorzieningen waren ten tijde van de referentiedatum relevante Natura 2000-gebieden (7 december 2004) reeds aanwezig. De referentiesituatie wordt gelijkgesteld aan de huidige situatie.

  • c) 
    Beoogde situatie aanvrager

In de beoogde situatie wordt er gasvrij gebouwd en is er sprake van een ondergrondse parkeergarage. Het nieuwe winkelcentrum en appartementen worden voorzien van een WKO- installatie (warmte-koude opslag) en zonne-energie. Hierdoor is er geen bijdrage aan stikstof. In de beoogde situatie is wel sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen die wel leidt tot stikstofdepositie.

  • d) 
    Te benutten instrument(en): intern en/of extern salderen

Bouwfase

In de bouwfase wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van stage IV materieel.

Daarnaast vervalt tijdens de bouwfase gedurende een periode van sloop/bouw (circa 3 jaar) de bijdrage aan stikstofdepositie van de huidige bebouwing.

Gebruiksfase

Vervallen bijdrage stikstofdepositie van huidige winkelcentrum (gasgestookt) vanwege WKO- installatie en zonnepanelen.

  • e) 
    Eventuele opmerkingen/bijzonderheden

Hoe zou je deze casus moeten beoordelen als de sloop inmiddels al heeft plaatsgevonden? Mag je dan toch de gehele sloop- en bouwfase inzetten voor intern salderen en afzetten tegen oorspronkelijke bebouwing en gebruik? Hoe leg je dat dan vast? En hoe zou je de situatie beoordelen als slechts 60% van de sloop met interne saldering wordt uitgevoerd zodat er voor 40% ruimte overblijft voor andere projecten. In deze casus wordt er een ondergrondse parkeergarage gebouwd ten behoeve van bewoners van appartementen en een openbare parkeerruimte voor bezoekers. Voor de inrichting van de openbare ruimte (waaronder ook deel van parkeergarage valt) is een afzonderlijke vergunning Wnb nodig/aangevraagd door de gemeente.

Casusbespreking

  • • 
    Situatie is toetsbaar m.b.v. Beleidsregel.
  • • 
    Situatie is vergunbaar via intern salderen.
  • • 
    Uitwerking in toelichting/handreiking is nodig: verschillende fasen in één project, welke

    toestemming trek je in? Sloopvergunning/-melding gebruiken als intrekken toestemming?

VAN DE VOLGENDE CASUSSEN IS GEEN BESPREEKRAPPORT AANGELEVERD

Drenthe – Verandering melkveehouderij

  • a) 
    Korte situatieschets

Melkrundveehouderij met een uitbreidingswens. b) Referentiesituatie aanvrager Geen natuurvergunning aanwezig. Milieu vergunde situatie op referentiedatum. Stal 1 A.3 Vrouwelijk jongvee <2 jr. 68 stuks. 4,4 kg NH3 per dierplaats per jaar. Stal 2 A.1.100 Melkrundvee, overig huisvestingsysteem 85 stuks. 13 kg NH3 per dierplaats per jaar. Totale emissie bedrijf is 1404,2 kg NH3 per jaar. c) Beoogde situatie aanvrager Stal 1 A.3 Vrouwelijk jongvee <2 jr. 60 stuks. 4,4 kg NH3 per dierplaats per jaar. Stal 2 A.1.34 Melkrundvee, ligboxenstal met dichte gegroefde vloer… 80 stuks. 9 kg NH3 per dierplaats per jaar.

Stal 3 A.1.27 Melkrundvee, ligboxenstal met roostervloer met hellende groeven… 52 stuks. 8 kg NH3 per dierplaats per jaar.

Totale emissie bedrijf is 1400 kg NH3 per jaar. d) Te benutten instrument(en): intern en/of extern salderen: intern salderen. e) Eventuele opmerkingen/bijzonderheden: Specifiek benieuwd naar relatie Besluit huisvesting met beleidsregels.

Zeeland – Afvalverwerker a) Een afvalverwerker wil 2 naast elkaar gelegen inrichtingen samenvoegen tot 1 inrichting. Voor

opslag en verwerking van allerhande (afval)stoffen. b) Referentiesituatie: 2 verschillende percelen, 2 verschillende referentiesituaties.

Perceel 1: milieuvergunning mei 2011 voor het oprichten van een inrichting voor de op- en

overslag van afvalstoffen en het breken van puin.

Perceel 2: milieuvergunning d.d. maart 2000 voor het oprichten en in werking hebben van een

motorcrossterrein. Dit motorcrossterrein is er inmiddels niet meer, maar vergunning is nooit

ingetrokken. In december 2017 is een melding Activiteitenbesluit ingediend door huidige

eigenaar voor een op- en overslagterrein voor diverse (afval)stoffen. Men is nu aan het uitzoeken

wat de laagst vergunde situatie sinds de referentiedatum is. Kans bestaat dat dit het

motorcrossterrein is wat dus niet meer bestaat, dus op basis van beleidsregels artikel 7, lid 1 niet

gebruikt kan worden voor intern salderen. Dan moet er dus voor dat perceel teruggegrepen

worden op de nulsituatie en kan er niet gesaldeerd worden. c) Een inrichting voor de op- en overslag en verwerking van diverse (afval)stoffen. d) Te benutten instrument: intern salderen. Pas als we duidelijk hebben wat voor perceel 2 de juiste

referentiesituatie is kan er een verschilberekening worden gemaakt (daarvoor moeten de

referentiesituaties van beide deel-percelen samen af worden gezet tegen de nieuwe situatie) en

kunnen wij als provincie beoordelen of intern salderen mogelijk is.

Friesland – Industrie

  • • 
    Korte situatieschets: industrieel bedrijf vraagt wijzigingsvergunning aan voor milieu, heeft geen

    Wnb vergunning, deze haakt aan het er volgt een uitgebreide procedure.

  • • 
    Referentiesituatie aanvrager: bedrijf is van na de aanwijsdata.
  • • 
    Beoogde situatie aanvrager: huidige situatie + kleine wijziging op het gebied van milieu
  • • 
    Te benutten instrument(en): intern en/of extern salderen: er kan gekozen worden voor extern

    salderen, intern salderen is geen optie.


3.

Hoofddocument

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.