Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden - Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019 (Incidentele suppletoire begroting inzake Urgenda)

Dit verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 35235 - Incidentele suppletoire begroting Infrastructuur en Waterstaat 2019 (Urgenda) i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019 (Incidentele suppletoire begroting inzake Urgenda); Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden; Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Document­datum 27-09-2019
Publicatie­datum 27-09-2019
Nummer KST352353
Kenmerk 35235, nr. 3
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2019-

2020

35 235

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019 (Incidentele suppletoire begroting inzake Urgenda)

Nr. 3

VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 1 oktober 2019

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 11 juli 2019 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Bij brief van 27 september 2019 zijn ze door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Agnes Mulder

De griffier van de commissie,

Israel

kst-35235-3 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019

Kunt u aangeven welke effecten een importheffing op buitenlands afval heeft op de Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties?

Antwoord 1

De maatregel is onderdeel van een pakket waarmee het kabinet uitvoering geeft aan het Urgendavonnis. Uitgangspunt daarbij is dat de maatregel direct leidt tot reductie van de CO2-uitstoot in Nederland. Met deze maatregel vervalt het huidige onderscheid in de afvalstoffenbelasting tussen Nederlands en buitenlands afval. Nederlands afval dat wordt gestort of verbrand wordt in de heffing betrokken, buitenlands afval is nu nog van de heffing uitgezonderd. Met het vervallen van deze uitzondering gaan voor buitenlands afval dat in ons land wordt gestort of verbrand dezelfde regels en hetzelfde tarief gelden als voor Nederlands afval. Er is dus geen sprake van een heffing bij import. Door de afvalstoffenbelasting ook op geïmporteerd afval toe te passen wordt niet alleen de vervuiling van de verbranding van het buitenlands afval in Nederland beprijsd, maar wordt het ook aantrekkelijker om het deel van het aangeboden afval dat kan worden gerecycled, in Nederland of in het land van oorsprong te recyclen.

Vraag 2

Kan een importheffing op buitenlands afval tot gevolg hebben dat Nederlands afval juist meer verbrand gaat worden in plaats van gerecycleerd?

Antwoord 2

In beginsel niet. In het landelijk Afval Beheerplan staan duidelijke normen voor de minimumstandaard van verwerking van de verschillende afvalstromen. Indien recycling voor een bepaalde stroom de huidige norm is, is verbranding niet toegestaan.

Vraag 3

Welke opbrengsten heeft volgens u een importheffing op buitenlands afval?

Antwoord 3

Over de raming van de belastingopbrengst bent u reeds met het Belastingplan geïnformeerd.

Vraag 4

Kunt u de CO2-reductie van de maatregel om een importheffing op buitenlands afval in te voeren onderbouwen?

Vraag 7

Kunt u toelichten welke CO2-doelstellingen worden gekoppeld aan het extra gereserveerde geld?

Vraag 8

Hoeveel CO2 gaat er per maatregel gereduceerd worden?

Kunt u inzichtelijk maken wat de verwachte CO2-reductie is van de uitgaven onder artikel 14?

Vraag 16

Kunt u nader uiteenzetten op welke wijze de extra gereserveerde gelden zullen bijdragen aan de gestelde CO2-reductiedoelstelling van de rechtelijke uitspraak in de zaak Urgenda?

Antwoord 4, 7, 8, 14 en 16

Per maatregel is het te verwachten effect afhankelijk van diverse factoren, waaronder de maatschappelijke partijen die een rol spelen in de uitvoering van de maatregelen, reacties van (buitenlandse) marktpartijen en de mate waarin de instrumenten die het kabinet ter beschikking stelt worden benut. Het kabinet heeft een indicatie gemaakt van de maximale potentiële emissiereductie die met de maatregelen kan worden gerealiseerd. Gegeven de verschillende onzekerheden is het waarschijnlijk dat niet van elke maatregel het maximale reductiepotentieel wordt gerealiseerd. Rekening houdend met deze onzekerheden, is de inschatting van het kabinet dat het totale pakket aan maatregelen leidt tot een reductie van circa 4Mton in 2020. Dit betreft derhalve geen doorrekening, maar een inschatting van het kabinet, gevalideerd door experts en waarbij zoveel mogelijk gebruik is gemaakt van reeds bestaande onderzoeken van onder andere PBL.

Maatregel    Potentiële

CO2-reductie in 2020(Mton)

Belasten van het verbranden en storten van buitenlands afval    0,2

Extra inzet biobrandstoffen    0,1

Gedragsmaatregelen duurzame mobiliteit    0,5

Toepassing CO2-reducerende circulaire maatregelen in de grond- weg en 0,2

waterbouw

Recycling en biokunststoffen    0,1

Stimulering CO2-reducerende maatregelen circulaire economie    0,4

Vraag 5

Kunt u aangeven wat met het buitenlands afval zou gebeuren wanneer dit niet in Nederland verwerkt zou worden?

Antwoord 5

De verwachting is dat een deel van deze stroom zal worden gerecycled in of buiten Nederland. Mogelijk zal ook een deel zich naar andere Europese lidstaten verplaatsen voor recycling of verbranding met energieterug-winning. Daarnaast zal een deel mogelijk worden gestort in de landen van herkomst.

Vraag 6

Welke vormen van biobrandstof zullen waarschijnlijk worden gebruikt bij de extra inzet van biobrandstoffen? Waar komt deze biobrandstof vandaan en wat is de milieu-impact van deze biobrandstoffen?

Het gaat bij deze maatregel om extra inzet van biobrandstoffen in de binnenvaart. Die inzet dient te voldoen aan de duurzaamheidseisen uit de Europese Richtlijn hernieuwbare energie. Met deze duurzaamheidseisen is ook een minimale CO2-reductie in de keten geborgd. Naar verwachting worden met name biobrandstoffen afkomstig uit afvalstromen ingezet voor de benodigde extra inzet.

Vraag 9

Welke projecten uit het Rijksprogramma Circulaire Economie en de opgestelde transitie agenda's zullen geld ontvangen uit de extra beschikbare gemaakte gelden?

Antwoord 9

De middelen worden beschikbaar gesteld voor CO2-reducerende projectvoorstellen in verschillende categorieën: grond-, weg- en waterbouw (GWW), kunststof- en textielrecycling en een algemene regeling voor circulaire projecten. In principe kan ieder voorstel in die categorieën dat aan de voorwaarden voldoet in aanmerking komen voor ondersteuning.

Vraag 10

Kunt u nader uiteenzetten wat natuurlijk kapitaal is in het kader van Grond- Weg- en Waterbouw?

Antwoord 10

In de toelichting op artikel 21 van de Begroting voor 2019 (TK 2018-2019, 35 000 XII, nr. 2) bij het artikelonderdeel Natuurlijk Kapitaal is aangegeven dat een deel van de uitgaven op dit onderdeel, een breder doel dient dan alleen het borgen van het natuurlijk kapitaal als onderdeel van de transitie naar een circulaire economie. De middelen die in dit kader beschikbaar komen voor de grond- weg- en waterbouw zijn bestemd voor circulaire maatregelen voor materialen, zoals asfalt, beton en staal.

Vraag 11

Welke maatregelen gaan getroffen worden in de Grond- Weg- en Waterbouw om CO2-uitstoot te reduceren?

Antwoord 11

In de grond-, weg- en waterbouw wordt ingezet op het toepassen van gerecycled of biobased asfalt, gerecycled beton of het nemen van levensduurverlengende maatregelen in asfalt.

Vraag 12

Op welke wijze wordt geborgd dat de gereserveerde financiën efficiënt worden besteed om CO2-emissies te reduceren?

Antwoord 12

Het kabinet kiest ervoor om maatregelen te treffen die kosteneffectief zijn, beperkte weglekeffecten kennen, kunnen rekenen op draagvlak en aansluiten bij de doelen en systematiek van het Klimaatakkoord. De

maatregelen die het kabinet nu treft, voldoen aan deze randvoorwaarden. De uitputting van de toegekende middelen zal worden meegenomen in de budgettaire verantwoording.

Vraag 13

Kunt u inzicht geven in wanneer gestart kan gaan worden met de twee campagnes voortvloeiend uit de Urgenda-middelen voor artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid?

Antwoord 13

De campagne op het gebied van bandenspanning is reeds ontwikkeld en zal verder geïntensiveerd worden, door bijvoorbeeld in extra media-inkoop te voorzien. Met deze intensivering wordt in het najaar van 2019 gestart. Ten behoeve van de campagne op het gebied van Het Nieuwe Rijden wordt een nieuw concept ontwikkeld. De verwachting is dat deze campagne vanaf het voorjaar 2020 van start kan gaan.

Vraag 15

Hoe waarborgt u dat de middelen daadwerkelijk in 2019 uitgegeven zullen worden?

Antwoord 15

Het kabinet is voortvarend aan de slag gegaan bij de implementatie van de maatregelen. Hierbij zet het kabinet erop in om alle maatregelen zo spoedig mogelijk te implementeren en de beschikbare middelen te besteden. Daarbij is het kabinet echter ook afhankelijk van andere partijen, bijvoorbeeld bij de benutting van instrumenten die het kabinet ter beschikking stelt. De uitputting van de toegekende middelen wordt meegenomen in de budgettaire verantwoording over 2019 en 2020.

Vraag 17

Wordt het extra geld voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) alleen ingezet voor bepaalde maatregelen op de milieulijst in het kader van circulaire economie?

Vraag 18

Voor welke maatregelen op de MIA/Vamil milieulijst, in relatie tot circulaire economie, wordt het extra geld gereserveerd?

Antwoord 17 en 18

Door uitbreiding van de Milieulijst met meer circulaire codes, het verhogen van het fiscaal voordeel van een aantal codes en inzet op meer en doelgerichtere communicatie naar ondernemers en intermediairs wordt geprobeerd meer ondernemers te stimuleren om te investeren in alle circulaire bedrijfsmiddelen en technieken op de Milieulijst. Het extra geld creëert meer budget voor de verwachte toename in aanvragen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 35 235, nr. 3 5


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.