Verslag van een schriftelijk overleg over de Voortgangsbrief actieplan Taskforce Internationaal Onderwijs - Internationalisering van het onderwijs

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 77 toegevoegd aan dossier 32637 - Bedrijfslevenbeleid en dossier 22452 - Internationalisering van het onderwijs i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Internationalisering van het onderwijs; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de Voortgangsbrief actieplan Taskforce Internationaal Onderwijs
Document­datum 20-09-2019
Publicatie­datum 20-09-2019
Nummer KST2245277
Kenmerk 22452; 32637, nr. 77
Commissie(s) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2020

Vergaderjaar 2019-

22 452 32 637

Nr. 77

Internationalisering van het onderwijs Bedrijfslevenbeleid

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 september 2019

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 18 januari 2019 inzake voortgang actieplan Taskforce Internationaal Onderwijs (Kamerstukken 22 452 en 32 637, nr. 72).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 maart 2019 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 20 september 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Tellegen

De griffier van de commissie,

De Kler kst-22452-77 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019

I Vragen en opmerkingen uit de fracties Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsbrief actieplan Taskforce Internationaal Onderwijs. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

Het is goed om te lezen dat de rol van de Nederlandse scholen in het voorzien in de onderwijsbehoefte van medewerkers van internationale bedrijven, de laatste jaren toeneemt. Wordt er voor deze kinderen extra ondersteuning ten behoeve van extra taalonderwijs geboden op de Nederlandse scholen, zo vragen de voornoemde leden.

Nederlandse scholen worden steeds aantrekkelijker voor medewerkers van internationale bedrijven. De leden vragen hoeveel Nederlandse scholen samenwerken met internationale scholen. Wat zijn de belemmeringen voor reguliere Nederlandse scholen om een internationale vestiging te openen, zo willen deze leden weten.

Klopt het dat het internationale aanbod van de bekostigde scholen specifiek bedoeld is voor kinderen met een buitenlands paspoort die (tijdelijk) in Nederland verblijven, en voor kinderen met een Nederlands paspoort die recent zijn teruggekomen uit het buitenland of op korte termijn naar het buitenland vertrekken? Klopt het dat Nederlandse kinderen van Nederlandse ouders niet naar een internationale school mogen? Zo ja, waarom is dit niet mogelijk en wat is hierbij de achterliggende gedachte, zo willen deze leden weten.

Kunt u schetsen hoe de procedure loopt om tot een nieuwe locatie van de Europese school in Noord-Holland te komen nu de Europese school in Bergen zeer waarschijnlijk gaat verhuizen, zo vragen de leden.

De voornoemde leden hebben nog een enkele vraag over tweetalig Montessori-onderwijs. Uit werkbezoeken is gebleken dat het voor internationale Montessorischolen extra moeilijk is om personeel van buiten de Europese Unie aan te nemen omdat de Association Montessori International (AMI-)opleiding particulier is en niet als een gecertificeerde opleiding in Nederland erkend wordt. Kan de Minister uitleggen waarom deze opleiding niet erkend wordt en welke belemmeringen er moeten worden weggenomen zodat deze opleiding alsnog erkend wordt in Nederland, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief. Deze leden hebben nog enige vragen.

De leden lezen dat er in het middelbaar beroepsonderwijs (hierna: mbo) een omkeerregeling is waarbij het Nederlands van een lager niveau mag zijn als daar een hoger niveau Engels tegenover staat. Deze leden vragen de Minister aan te geven om hoeveel internationale studenten het gaat in het mbo. Verder vragen zij de Minister aan te geven hoeveel lager het niveau van Nederlands mag zijn en in hoeverre deze internationale studenten kunnen meekomen in het Nederlandstalige mbo indien hun niveau van Nederlands te laag is.

De voornoemde leden lezen verder dat verkend gaat worden of in de grensregio's ook een omkeerregeling voor het Duits kan gelden. Zij vragen de Minister nader toe te lichten wat de reden is dat een dergelijke omkeerregeling alleen verkend wordt voor de grensregio's en niet voor het hele land. Gaarne ontvangen deze leden een nadere toelichting.

De leden lezen in de brief dat de groei van het internationaal onderwijs toeneemt, onder andere door de Brexit. Tevens kiezen steeds meer internationale ouders voor onderwijs op een reguliere Nederlandse school, vooral indien zij langer in Nederland verblijven en hun kinderen de basisschoolleeftijd hebben. Deze leden vragen de Minister of kan worden aangegeven hoeveel van deze kinderen naar verwachting de komende jaren in het reguliere onderwijs zullen instromen. Tevens veronderstellen deze leden dat deze toestroom van kinderen het grootst zal zijn in enkele regio's in de Randstad en rond Eindhoven en vragen zij in hoeverre scholen in deze regio's die ook veelal groeiregio's zijn, de capaciteit hebben om deze kinderen op te nemen. Gaarne ontvangen deze leden een nadere toelichting.

Tot slot vragen de voornoemde leden de Minister aan te geven hoe het zit met de vraag naar en het aanbod van passend onderwijs voor internationale kinderen. Deze leden vragen of met de toenemende instroom van internationale kinderen deze vraag ook niet zal groeien en welke mogelijkheden er zijn om deze kinderen een passend aanbod te geven.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de ministers betreffende internationaal onderwijs. De leden hebben nog enkele vragen.

Diplomaniveau's internationale scholen en internationaal georiënteerde scholen

De leden lezen in de brief dat het International Baccalaureate nu ook op het Career-related Programmeniveau (CP-niveau), de equivalent van het havo, kan worden aangeboden. Dit is een goede ontwikkeling. Is het niet ook wenselijk om internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs aan te bieden aan leerlingen met een behoefte aan een equivalent van het vmbo-niveau of een praktische opleiding, zo vragen deze leden.

Schoolkeuze internationals

De leden lezen in de brief dat het aantal internationals dat Nederlandstalig onderwijs overweegt substantieel is, voornamelijk als het gaat om kinderen van de basisschoolleeftijd of ouders die verwachten langer in Nederland te blijven. Met het oog op de integratie is dit wenselijk. Wat zijn de vervolgstappen die de ministers met de betrokken partijen hebben besproken, om een dergelijke schoolkeuze te stimuleren? Uit de brief blijkt dat er wordt ingezet op het stichten van nieuwe internationale scholen. Hoe verhoudt dat zich tot de bevinding dat internationals ook vaak overwegen te kiezen voor Nederlandstalig onderwijs? Is het gezien de vraag naar Nederlandstalig onderwijs onder internationals nodig om nieuwe internationaal georiënteerde scholen te starten? Zo ja, waaruit blijkt dat precies? Hoe zit het met de vraag naar internationaal georiënteerd onderwijs onder Nederlandse studenten, zo vragen deze leden.

Cijfers wachtlijsten

De leden lezen in de brief geen concrete cijfers over de wachtlijsten. Zijn de wachttijden voor internationale scholen inmiddels verkort? Kunt u hier de laatste cijfers over geven, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangs-brief actieplan Taskforce Internationaal Onderwijs. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden vragen zich af hoeveel kinderen van internationals onderwijs volgen aan een bekostigde internationale school, Europese school, buitenlandse school of privaat gefinancierde school in Nederland.

Daarnaast zijn de leden benieuwd hoeveel kinderen op de wachtlijst voor een internationale school staan.

De Minister geeft aan dat de kosten voor internationaal onderwijs aanzienlijk hoger zijn dan voor het reguliere onderwijs en dat internationale scholen per leerling niet alleen de basisbekostiging ontvangen, maar ook een aanvullende bekostiging. De leden zijn benieuwd waarom de kosten voor internationaal onderwijs hoger zijn dan voor regulier onderwijs. Kunnen er voorbeelden gegeven worden van kosten die gemaakt worden door internationale leerlingen die niet gemaakt worden door Nederlandse leerlingen? Ziet de Minister mogelijke risico's ten aanzien van scholen die internationaal onderwijs gaan aanbieden om aanspraak te maken op de aanvullende bekostiging, zo vragen deze leden. De leden zijn benieuwd naar het schoolgeld bij verschillende internationale scholen. Kan de Minister een overzicht geven van de hoogte van het schoolgeld bij verschillende internationale scholen? Daarnaast zijn de leden benieuwd of expats voordelen genieten bij het betalen van hun schoolgeld. Kan de Minister daar iets over zeggen, zo vragen zij.

De leden benadrukken dat zij al jaren strijden tegen de vrijwillige ouderbijdrage in het onderwijs. Zij vragen de Minister of er ook sprake is van een vrijwillige ouderbijdrage in het internationaal onderwijs. Zo ja, kan de Minister een overzicht geven van de hoogte van deze vrijwillige ouderbijdrage, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgangsbrief.

De leden merken op dat private internationale scholen veel kennis en ervaring hebben als het gaat om de thema's die in de brief worden benoemd. Zij constateren dat deze scholen de bereidheid hebben uitgesproken om bij te dragen aan de uitvoering van het actieplan, maar dat zij nog onvoldoende betrokken lijken te worden bij de uitvoering. Deze leden vragen hoe het kabinet de inbreng van deze scholen meer wil gaan benutten.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder ga ik in op de vragen in de volgorde van het verslag. Met de beantwoording van deze vragen kom ik eveneens tegemoet aan het bij brief van 25 april jl. bij mij binnengekomen verzoek van uw commissie om u te informeren over de stand van zaken betreffende internationale en Europese scholen in Nederland. U ontvangt van mij binnenkort een brief over de International School Twente te Enschede.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de rol toeneemt van de Nederlandse scholen in het voorzien in de onderwijsbehoefte van medewerkers van internationale bedrijven. Zij vragen of er op de Nederlandse scholen voor deze kinderen extra ondersteuning ten behoeve van extra taalonderwijs wordt geboden.

In het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is er extra bekostiging mogelijk voor leerlingen die pas kort in Nederland zijn en niet de Nederlandse nationaliteit hebben, zodat scholen deze leerlingen extra ondersteuning kunnen bieden. In het basisonderwijs kunnen scholen extra geld aanvragen voor asielzoekersleerlingen die korter dan twee jaar in

Nederland zijn en voor andere leerlingen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben en die korter dan een jaar in Nederland zijn. In het voortgezet onderwijs krijgen scholen aanvullende bekostiging voor alle leerlingen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben en korter dan twee jaar in Nederland zijn. Scholen geven zelf invulling aan de wijze waarop ze de ondersteuning voor deze kinderen inrichten. Scholen en schoolbesturen kunnen bij de uitvoering van deze vorm van onderwijs inhoudelijke ondersteuning krijgen van de organisaties LOWAN-PO en LOWAN-VO, die gesubsidieerd worden door OCW.

De leden merken op dat Nederlandse scholen steeds aantrekkelijker worden voor medewerkers van internationale bedrijven. De leden vragen hoeveel Nederlandse scholen samenwerken met internationale scholen.

Het is mij niet bekend hoeveel Nederlandse scholen precies samenwerken met internationale scholen. Het belang van samenwerking en kennisdeling onderschrijf ik. Tijdens de regiosessies die in opdracht van OCW vorig jaar zijn georganiseerd, zijn regionaal verschillende partijen bij elkaar gebracht om de uitkomsten te bespreken van het rapport «Onderzoek toegankelijkheid van het Nederlands onderwijs voor internationals». Doel daarvan was mede om de basis te leggen voor samenwerking rondom dit thema. Zo kwam uit deze sessies onder meer naar voren dat de ervaring van internationale afdelingen reguliere scholen kan helpen om internationals goed op te vangen en ook dat er op het punt van taalklassen en schakelklassen nog winst te behalen valt.

Voor het bekostigd internationaal georiënteerd onderwijs geldt overigens dat de internationale afdeling altijd verbonden is aan een reguliere Nederlandse school hetgeen een goede basis biedt voor samenwerking en uitwisseling tussen internationaal en regulier onderwijs.

Deze leden vragen ook wat de belemmeringen zijn voor reguliere Nederlandse scholen om een internationale vestiging te openen.

Net als voor een reguliere Nederlandse school geldt bij de start van een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs (IGBO) of een afdeling voor internationaal georiënteerd onderwijs (IGVO) dat aangetoond moet worden dat er voldoende behoefte is aan zo'n afdeling. Voor het beginnen van een IGBO-afdeling geldt dat het bestuur aan de hand van een prognose moet aantonen dat de afdeling na vijf jaar ten minste 80 leerlingen zal tellen. In die prognose moet rekening te worden gehouden met de plaatsruimte op IGBO-afdelingen die leerlingen uit hetzelfde voedingsgebied bedienen. Voor het IGVO geldt een vergelijkbare eis, maar is sprake van een ondergrens van 120 leerlingen. Deze normen zijn aldus gesteld om te borgen dat een voldoende draagkrachtige afdeling tot stand kan komen die in staat is om goed onderwijs te bieden.

Het aanbieden van hoogwaardig internationaal onderwijs vergt daarnaast bijzondere expertise en een deel van de leraren zal in de regel in het buitenland geworven moeten worden. Zoals u heeft kunnen lezen in de Kamerbrief van 18 januari 2019 zijn naar aanleiding van het advies van de Taskforce inmiddels verschillende praktische obstakels weggenomen.1

Verschillende schoolbesturen hebben in het afgelopen jaar overigens weer het initiatief genomen om een IGBO of IGVO afdeling te beginnen en hebben van mij een positief besluit ontvangen. Het gaat om nieuw te starten afdelingen in de gemeenten Amstelveen, Delft, Den Haag, Eindhoven en Leiden.

De leden vragen of het klopt dat het internationale aanbod van de bekostigde scholen specifiek bedoeld is voor kinderen met een buitenlands paspoort die (tijdelijk) in Nederland verblijven, en voor kinderen met een Nederlands paspoort die recent zijn teruggekomen uit het buitenland of op korte termijn naar het buitenland vertrekken. Zij vragen ook of het klopt dat Nederlandse kinderen van Nederlandse ouders niet naar een internationale school mogen en zo ja, waarom dit niet mogelijk is en wat hierbij de achterliggende gedachte is.

Het klopt dat het IGBO en IGVO voor een specifiek doelgroep bedoeld is en er voorwaarden worden gesteld aan de toelaatbaarheid van leerlingen. Uitgangspunt in het po en vo is namelijk dat het onderwijs in het Nederlands wordt gegeven. Voor bijna alle leerlingen is het van belang dat zij het Nederlands uitstekend leren beheersen. Voor een beperkt groep wordt hiervoor met het IGBO en het IGVO een uitzondering gemaakt. Namelijk voor kinderen van ouders die veel in verschillende landen werken. Deze kinderen volgen vaak onderwijs aan scholen waar Engels de voertaal is. Een andere voertaal levert aansluitingsproblemen op met voorafgaand of toekomstig onderwijs. Voor deze bijzondere groep leerlingen, ook degenen met een Nederlands paspoort, is het IGBO en IGVO bedoeld. Om die reden zijn zowel Nederlandse leerlingen als buitenlandse leerlingen slechts toelaatbaar als zij aan de in wet- en regelgeving vastgelegde voorwaarden voldoen.

De leden vragen hoe de procedure loopt om tot een nieuwe locatie van de Europese school in Noord-Holland te komen nu de Europese school in Bergen zeer waarschijnlijk gaat verhuizen.

Het gebouw van de Europese School in Bergen is, zo blijkt uit onderzoek, aan vervanging of grondige renovatie toe. Met het oog op het Joint Research Centre Petten is als locatie voor de school destijds gekozen voor Bergen. Met de komst van de EMA naar Amsterdam is er een belangrijke groep van belanghebbenden bijgekomen. Rekening houdend met de verschillende doelgroepen heb ik voor de zomer enkele uitgangspunten geformuleerd waar een nieuwe locatie voor de Europese School aan moet voldoen. Deze uitgangspunten worden in december voorgelegd aan het bestuur van de Europese Scholen. Tegelijkertijd ga ik op korte termijn met de school en de betrokken gemeenten in overleg om richting te geven aan het verdere keuzeproces. Na een besluit in het bestuur van de Europese Scholen en daarmee de definitieve afbakening van de randvoorwaarden voor een verhuizing, zullen de betrokken gemeenten in staat gesteld worden om voorstellen in te dienen. Deze voorstellen zullen dan worden beoordeeld en gewogen, waarna ik een voorkeur voor een vestigingsplaats zal uitspreken. Als sluitstuk van het besluitvormingsproces wordt met de beoogde vestigingsplaats een definitieve businesscase ontwikkeld, op basis waarvan een investeringsbesluit zal worden genomen.

De voornoemde leden hebben nog een enkele vraag over tweetalig Montessori-onderwijs. Uit werkbezoeken is hen gebleken dat het voor internationale Montessorischolen extra moeilijk is om personeel van buiten de Europese Unie aan te nemen omdat de Association Montessori International (AMI-)opleiding particulier is en niet als een gecertificeerde opleiding in Nederland erkend wordt. Kan de Minister uitleggen waarom deze opleiding niet erkend wordt en welke belemmeringen er moeten worden weggenomen zodat deze opleiding alsnog erkend wordt in Nederland, zo vragen deze leden.

Er is geen sprake van buitenlandse opleidingen die wel of niet erkend worden. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) beoordeelt per individueel geval of een in het buitenland behaald diploma een bevoegdheid oplevert in Nederland en welke bevoegdheid het betreft. Bij die beoordeling gelden twee kaders. Wanneer het gaat om een diploma behaald in een land binnen de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland geldt de Europese regelgeving op dit punt (Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties onderwijspersoneel). Daarbij geldt grosso modo dat een diploma dat een bevoegdheid oplevert in het land waar het behaald is, ook erkend wordt in Nederland.

Voor docenten uit andere landen geldt de Beleidsregel bevoegdheid basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor buitenlandse diploma's. Diploma's die voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden onder artikel 2 van deze beleidsregel worden erkend en leveren een bevoegdheid op, dat kan een brede bevoegdheid zijn, maar ook een bevoegdheid voor een bepaald vak zijn. Met deze beleidsregel en de uitvoering daarvan door DUO wordt de kwaliteit geborgd van docenten met buitenlandse diploma's.

In de praktijk beoordeelt DUO voor iedere docent en diploma afzonderlijk of het specifieke diploma een bevoegdheid oplevert in Nederland en welke bevoegdheid dat is. Daarbij is er geen lijst van opleidingen die wel of niet-erkend worden. Binnen een opleiding is namelijk vaak sprake van verschillende routes en een opleiding kan door de jaren heen veranderen. DUO houdt geen cijfers bij van specifieke diploma's in relatie tot de erkenningsprocedure, er valt dan ook niet met zekerheid te zeggen dat genoemde opleiding (of varianten daarvan) in alle gevallen, niet voor erkenning in aanmerking komen.

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen dat er in het middelbaar beroepsonderwijs (hierna: mbo) een omkeerregeling is waarbij het Nederlands van een lager niveau mag zijn als daar een hoger niveau Engels tegenover staat. Deze leden vragen de Minister aan te geven om hoeveel internationale studenten het gaat in het mbo. Verder vragen zij de Minister aan te geven hoeveel lager het niveau van Nederlands mag zijn en in hoeverre deze internationale studenten kunnen meekomen in het Nederlandstalige mbo indien hun niveau van Nederlands te laag is.

De genoemde omkeerregeling is op dit moment in voorbereiding, en het streven is om deze met ingang van 1 augustus 2020 in werking te laten treden. In de uitwerking wordt bezien welk niveau Nederlands benodigd is voor het behalen van het diploma en welk niveau voor Engels hier tegenover hoort te staan. Waar het gaat om het niveau voor Nederlands dat benodigd is, wordt ook meegewogen welk niveau vereist is voor deelname aan de samenleving, doorstroom naar het vervolgonderwijs en uitoefening van het beroep, alsmede aan welke criteria studenten moeten voldoen om in aanmerking te komen. Gezien de eisen die er momenteel gelden voor de beheersing van het Nederlands is het aantal internationale studenten in het mbo beperkt waar het gaat om diplomagerichte opleidingen. Wel zijn er meer studenten die (zonder Rijksbekostiging) delen van mbo-opleidingen volgen. Precieze aantallen hierover zijn niet bekend; naar verwachting gaat het op dit moment in totaal qua instroom om enkele honderden studenten per studiejaar.

De voornoemde leden lezen verder dat verkend gaat worden of in de grensregio's ook een omkeerregeling voor het Duits kan gelden. Zij vragen de Minister nader toe te lichten wat de reden is dat een dergelijke omkeerregeling alleen verkend wordt voor de grensregio's en niet voor het hele land. Gaarne ontvangen deze leden een nadere toelichting.

De roep om de omkeerregeling ook uit te breiden naar Duits, stamt uit de grensregio met Duitsland. De mogelijkheid hiertoe wordt op dit moment verkend. Als er wordt besloten tot een verbreding van de omkeerregeling, dan zal deze gaan gelden voor studenten uit het hele land die voldoen aan de voorwaarden, en niet uitsluitend voor studenten uit de grensregio.

De leden lezen in de brief dat de groei van het internationaal onderwijs toeneemt, onder andere door de Brexit. Tevens kiezen steeds meer internationale ouders voor onderwijs op een reguliere Nederlandse school, vooral indien zij langer in Nederland verblijven en hun kinderen de basisschoolleeftijd hebben. Deze leden vragen de Minister of kan worden aangegeven hoeveel van deze kinderen naar verwachting de komende jaren in het reguliere onderwijs zullen instromen. Tevens veronderstellen deze leden dat deze toestroom van kinderen het grootst zal zijn in enkele regio's in de Randstad en rond Eindhoven en vragen zij in hoeverre scholen in deze regio's die ook veelal groeiregio's zijn, de capaciteit hebben om deze kinderen op te nemen. Gaarne ontvangen deze leden een nadere toelichting.

In zijn algemeenheid is er al een aantal jaar sprake van een stijgende trend in de aantallen kinderen van internationale werknemers. Het totale aantal kinderen van internationale werknemers is tussen 2010 en 2017 gegroeid van 170.000 naar 199.000. Binnen deze groep groeide ook het aantal kinderen van internationale kenniswerkers van 70.000 naar 79.000. De verwachting is dat deze groei in de komende jaren zal doorzetten.

De onderzoeksbureaus Decisio en Rebel (2019) hebben aan de hand van deze cijfers en nadere kwantitatieve en kwalitatieve data in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een prognosemodel voor de instroom in het internationaal onderwijs ontwikkeld. Dit rapport «Onderzoek trendmatig prognosemodel instroom internationaal onderwijs» geeft gemeenten en schoolbesturen beter zicht op de toekomstige onderwijsbehoefte van internationals - het rapport spreekt van kennismigranten. Dit rapport is afgelopen zomer openbaar gemaakt.2

De prognose levert een indicatie op, maar geen exacte cijfers. Enerzijds, omdat zowel met een laag als hoog scenario rekening wordt gehouden, anderzijds omdat lastig te voorspellen valt voor welk type onderwijs de ouders van deze kinderen zullen kiezen: internationaal onderwijs of regulier Nederlands onderwijs. Die keuze hangt onder meer af van de duur van het verblijf. Uitgaande van de prognose is de verwachting echter dat ook het regulier Nederlands onderwijs te maken zal krijgen met een groeiende groep kinderen van kennismigranten. De verwachting is dat in regio's waar in de afgelopen jaren de behoefte aan internationaal onderwijs het grootst was, de doelgroep zal blijven groeien.

Op dit moment zijn er geen signalen dat er onvoldoende capaciteit is in het regulier Nederlands onderwijs om deze doelgroep op te vangen. Wel zien we dat een goede opvang van deze leerlingen aandacht behoeft en bijzondere expertise vraagt van scholen en schoolbesturen. Zoals ik in mijn beantwoording van een vraag van de VVD-fractie al aangaf, is er extra bekostiging mogelijk voor leerlingen die pas kort in Nederland zijn. Scholen geven zelf invulling aan de wijze waarop ze de ondersteuning voor deze kinderen inrichten.

Tot slot vragen de voornoemde leden de Minister aan te geven hoe het zit met de vraag naar en het aanbod van passend onderwijs voor internationale kinderen. Deze leden vragen of met de toenemende instroom van internationale kinderen deze vraag ook niet zal groeien en welke mogelijkheden er zijn om deze kinderen een passend aanbod te geven.

Alle kinderen die in Nederland verblijven hebben het recht op een zo passend mogelijk onderwijsaanbod, er bestaat geen onderscheid tussen kinderen met een Nederlandse afkomst en internationale kinderen. Voor kinderen in de basisschoolleeftijd die nieuw in Nederland zijn geldt geen aparte regelgeving. In het voortgezet onderwijs mogen leerlingen in het eerste jaar dat ze in Nederland zijn niet worden geïndiceerd voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs. Dit omdat het dan nog moeilijk in te schatten is of een leerling inderdaad tot de doelgroep behoort en er op dat moment al aanvullende bekostiging voor nieuwkomers beschikbaar is.

Voor elke ingeschreven leerling ontvangt een school basisbekostiging en een samenwerkingsverband ontvangt een ondersteuningsbudget dat mede gebaseerd is op het aantal ingeschreven leerlingen. Wanneer de instroom van het totaal aantal kinderen toeneemt, neemt het budget van het samenwerkingsverband dus ook toe en kan het samenwerkingsverband eventueel aanvullende ondersteuningsmiddelen inzetten. Uit de regio Eindhoven ken ik het voorbeeld dat er gesprekken worden gevoerd tussen het samenwerkingsverband, het bestuur van de IGBO- en IGVO-afdeling in Eindhoven, de gemeente en verschillende andere betrokkenen om te zorgen voor een passend aanbod.

GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat het International Baccalaureate nu ook op het Career-related Programmeniveau (CP-niveau), de equivalent van het havo, kan worden aangeboden. Dit is een goede ontwikkeling. Is het niet ook wenselijk om internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs aan te bieden aan leerlingen met een behoefte aan een equivalent van het vmbo-niveau of een praktische opleiding, zo vragen deze leden.

Er is op dit moment geen vmbo-equivalent van het CP-niveau. In de onderbouw worden nu alle leerlingen opgevangen, ook de leerlingen met vmbo-niveau. Voor hen is het vaak niet haalbaar om de programma's in de bovenbouw met succes af te ronden. Na de onderbouw kunnen deze leerlingen naar een Engelstalig mbo. Om ervoor te zorgen dat deze leerlingen het mbo goed kunnen afronden, werkt de Minister van OCW aan eerdergenoemde omkeerregeling.

De leden lezen in de brief dat het aantal internationals dat Nederlandstalig onderwijs overweegt substantieel is, voornamelijk als het gaat om kinderen van de basisschoolleeftijd of ouders die verwachten langer in Nederland te blijven. Met het oog op de integratie is dit wenselijk. Zij vragen wat de vervolgstappen zijn die de ministers met de betrokken partijen hebben besproken, om een dergelijke schoolkeuze te stimuleren.

Het rapport «Onderzoek toegankelijkheid Nederlands onderwijs voor internationals» is voor mij een aanmoediging om samen met het veld en de regio te bekijken wat er nodig is om het Nederlands onderwijs beter toe te rusten, zodat deze groep goed wordt opgevangen.

In het kader van genoemd rapport heb ik vorig jaar een aantal regionale bijeenkomsten laten organiseren over de uitkomsten van het onderzoek voor de specifieke regio en zo betrokkenen, zoals gemeenten, schoolbestuurders en expatcentra bij elkaar gebracht. Afgelopen juni is er door een aantal gemeenten en Nuffic naar aanleiding van het rapport een expertbij-eenkomst georganiseerd met onder meer afgevaardigden van schoolbesturen, gemeenten en onderwijsorganisaties. Door middel van het bespreken van verschillende casussen heeft er kennisdeling plaatsgevonden over de bestaande belemmeringen van de toegang tot regulier Nederlands onderwijs voor kinderen van internationals.

De leden constateren dat er uit de brief blijkt dat er wordt ingezet op het stichten van nieuwe internationale scholen en vragen hoe dat zich verhoudt tot de bevinding dat internationals ook vaak overwegen te kiezen voor Nederlandstalig onderwijs. Zij vragen of het gezien de vraag naar Nederlandstalig onderwijs onder internationals nodig om nieuwe internationaal georiënteerde scholen te starten en zo ja, waaruit dat precies blijkt.

Uit eerder genoemd rapport «Onderzoek trendmatig prognosemodel instroom internationaal onderwijs» komt naar voren dat het aantal internationals met schoolgaande kinderen dat naar Nederland komt ook de komende jaren blijft toenemen. Voor een deel van deze groep is internationaal onderwijs de beste optie, maar dat geldt niet voor de hele groep. Een aanzienlijk deel van deze groep geeft de voorkeur aan regulier Nederlands onderwijs. Ik zou dan ook willen benadrukken dat het van belang is een twee-sporen-beleid te voeren.

De capaciteit van het internationaal onderwijs is in de afgelopen periode inderdaad aanzienlijk uitgebreid en zal nog verder uitgebreid worden. Enerzijds doordat er nieuwe internationale scholen en afdelingen van start zijn gegaan, anderzijds doordat bestaande scholen hun capaciteit hebben uitgebreid. Het zijn de schoolbesturen en in een aantal gevallen de gemeenten die het voortouw hebben genomen bij die uitbreiding. Bij iedere nieuwe aanvraag voor een IGBO- en IGVO-afdeling zal ik zoals gebruikelijk is zorgvuldig afwegen of er voldoende behoefte is aan een nieuw initiatief. Het is aan de aanvragers die het betreft om dat ook te doen.

Hoe zit het met de vraag naar internationaal georiënteerd onderwijs onder Nederlandse studenten, zo vragen deze leden.

Ik heb geen signalen dat er een grote behoefte is aan internationaal georiënteerd onderwijs onder Nederlandse studenten. Gezien het grote aanbod aan Engelstalige opleidingen in het hoger onderwijs verwacht ik dat in de vraag naar internationaal georiënteerd hoger onderwijs al voldoende wordt voorzien.

Wat de behoefte aan internationaal georiënteerd onderwijs van Nederlandse leerlingen in het po en vo betreft het volgende. Voor hen geldt als uitgangspunt dat zij Nederlands onderwijs volgen. Alleen voor een specifieke groep Nederlandse leerlingen wordt een uitzondering gemaakt, te weten leerlingen die langer dan twee jaar in het buitenland onderwijs hebben gevolgd en leerlingen die binnen twee jaar voor ten minste twee jaar naar het buitenland zullen vertrekken met een ouder die daar dan werkzaam zal zijn. Uit onderzoek van Regioplan «Internationaal onderwijs in Nederland» (2016) komt naar voren dat 23% van de leerlingen die onderwijs aan een IGBO- of IGVO-afdeling volgt een Nederlands paspoort heeft. Daaronder zijn overigens ook leerlingen met dubbele nationaliteit.

De leden lezen in de brief geen concrete cijfers over de wachtlijsten en vragen of de wachttijden voor internationale scholen inmiddels verkort. Kunt u hier de laatste cijfers over geven, zo vragen deze leden.

Uit het rapport «Internationaal onderwijs in Nederland» van Regioplan, dat in 2017 met uw Kamer is gedeeld3, kwam naar voren dat de helft van de internationale scholen een wachtlijst heeft waarop in totaal ruim 1.000 kinderen stonden. Dit knelpunt was het grootst in de regio's Den Haag en Amsterdam. Daarom heeft het vorige kabinet toentertijd besloten om eenmalig € 5,35 miljoen in het internationaal onderwijs te investeren om het acute knelpunt van de wachtlijsten in de regio's Amsterdam en Den Haag aan te pakken. De betreffende regio's investeerden eenzelfde bedrag. Met dit geld zijn in totaal 1.160 extra leerlingplaatsen gecreëerd. Ook voor de nabije toekomst bestaan er concrete plannen om internationale scholen te stichten of uit te breiden.

Mijn beeld is dat mede hierdoor de wachtlijsten inmiddels aanzienlijk zijn verkort. Die signalen krijg ik ook uit het veld. Er zijn echter geen recente cijfers over de wachtlijst bekend. Wel zal het kabinet bij diverse betrokken partijen de vinger aan de pols houden over hoe de beschikbaarheid van internationaal onderwijs zich ontwikkeld.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen zich af hoeveel kinderen van internationals onderwijs volgen aan een bekostigde internationale school, Europese school, buitenlandse school of privaat gefinancierde school in Nederland.

In onderstaande tabel, op basis van het hierboven genoemde onderzoek van Decisio en Rebel, wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van leerlingenaantallen per type school sinds 2010.

 
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal leerlingen internationale scholen in Nederland

         

15.995

17.240

18.223

19.468

Aantal leerlingen bekostigde internationale Scholen1

5.195

5.407

6.002

6.537

7.690

8.861

9.988

10.931

11.951

Waarvan po

2.553

2.555

2.800

3.015

3.866

4.721

5.249

5.723

6.267

Waarvan vo

2.642

2.852

3.202

3.522

3.824

4.140

4.739

5.208

5.684

Aantal leerlingen niet-bekostigde internationale scholen2

         

7.134

7.252

7.292

7.517

Waarvan po

         

3.708

3.677

3.646

3.826

Waarvan vo

         

3.426

3.575

3.646

3.691

1    Dit is inclusief de Europese school in Den Haag.

2    Dit is inclusief de Europese school Bergen, omdat deze school met uitzondering van de huisvesting door de lidstaten en de Europese Commissie wordt bekostigd. Het aantal leerlingen aan niet-bekostigde internationale scholen ligt waarschijnlijk zo'n 10% hoger, want niet van alle scholen hebben de onderzoeksbureaus een reactie ontvangen. Betrouwbare gegevens voor de periode voor 2015 ontbreken.

Daarnaast zijn de leden benieuwd hoeveel kinderen op de wachtlijst voor een internationale school staan.

Zie hiervoor het antwoord op een vergelijkbare vraag van de leden van de GroenLinks-fractie.

De Minister geeft aan dat de kosten voor internationaal onderwijs aanzienlijk hoger zijn dan voor het reguliere onderwijs en dat internationale scholen per leerling niet alleen de basisbekostiging ontvangen, maar ook een aanvullende bekostiging. De leden zijn benieuwd waarom de kosten voor internationaal onderwijs hoger zijn dan voor regulier onderwijs en vragen of er voorbeelden gegeven kunnen worden van kosten die gemaakt worden door internationale leerlingen die niet gemaakt worden door Nederlandse leerlingen.

Het verloop van leerlingen in het internationaal onderwijs is groot en kinderen verblijven - gezien de mobiliteit van de ouders - relatief kort in Nederland. Daarnaast geldt dat dit onderwijs in het Engels wordt gegeven. De meeste buitenlandse leerlingen spreken echter thuis geen Engels. Dat vraagt om een andere inrichting en organisatie van het onderwijs, waardoor de groepen niet te groot kunnen zijn. Daarbij komt dat de personeelskosten relatief hoog zijn, omdat een groot deel van de leraren in het buitenland geworven wordt (native speakers) en bijscholing vaak in internationaal verband gebeurt. Daarnaast moeten Engelse leermiddelen worden aangeschaft.

Tevens vragen deze leden of de Minister mogelijke risico's ziet ten aanzien van scholen die internationaal onderwijs gaan aanbieden om aanspraak te maken op de aanvullende bekostiging.

Slechts een specifieke groep leerlingen kan worden toegelaten tot de IGBO- en IGVO-afdelingen en komt in aanmerking voor de aanvullende bekostiging. Ik verwacht dan ook niet dat het voor scholen erg aantrekkelijk is om een IGBO- of IGVO-afdeling te beginnen om zo voor de aanvullende bekostiging in aanmerking te komen. Daar komt bij dat om zo'n afdeling te kunnen beginnen moet worden aangetoond dat de afdeling binnen vijf jaar voldoende draagkrachtig is en in ieder geval 80 leerlingen (IGBO) dan wel 120 leerlingen (IGVO) zal hebben.

De leden zijn benieuwd naar het schoolgeld bij verschillende internationale scholen en vragen of de Minister een overzicht kan geven van de hoogte van het schoolgeld bij verschillende internationale scholen.

OCW houdt deze gegevens niet bij. De Stichting Internationaal Onderwijs geeft op haar website informatie over de schoolfees die door niet-bekostigde internationale scholen worden gevraagd. De hoogte van het bedrag loopt per school sterk uiteen en verschilt ook per leeftijdscategorie. De schoolfees voor leerlingen in het «secundary» zijn doorgaans het hoogst.

De leden vragen verder of expats voordelen genieten bij het betalen van hun schoolgeld.

Werkgevers hebben de mogelijkheid om werknemers hun extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking (extraterritoriale kosten) onbelast te vergoeden, waaronder schoolgelden. Onder schoolgelden wordt verstaan uitgaven voor het door kinderen van de extraterritoriale werknemer volgen van basisonderwijs of voortgezet onderwijs aan internationale scholen en internationale afdelingen van niet-internationale scholen. Of expats daadwerkelijk een voordeel genieten is afhankelijk van wat zij met hun werkgever zijn overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. Werkgevers zijn niet verplicht om deze schoolgelden te vergoeden. Uit het rapport «Onderzoek toegankelijkheid van het Nederlands onderwijs voor internationals» komt naar voren dat slechts een beperkt deel van de werkgevers het schoolgeld vergoedt.

De leden benadrukken dat zij al jaren strijden tegen de vrijwillige ouderbijdrage in het onderwijs. Zij vragen de Minister of er ook sprake is van een vrijwillige ouderbijdrage in het internationaal onderwijs. Zo ja, kan de Minister een overzicht geven van de hoogte van deze vrijwillige ouderbijdrage, zo vragen deze leden.

Op het punt van de ouderbijdrage wijkt het bekostigd internationaal onderwijs af van het regulier Nederlands onderwijs en mag de ouderbijdrage wel verplicht worden gesteld. Het internationaal georiënteerd onderwijs wordt altijd gegeven binnen een afdeling van een reguliere school en volgt een eigen onderwijsprogramma. Voor toelating gelden specifieke eisen. De school ontvangt reguliere bekostiging voor deze leerlingen en daar bovenop een aanvullende bekostiging. Het internationaal georiënteerd onderwijs wordt vanuit OCW echter niet kostendekkend bekostigd. De school mag daarom voor dit onderwijs een verplichte ouderbijdrage vragen. Dit geld wordt gebruikt voor de speciale inrichting van dit onderwijs. Als ouders niet willen betalen, dan kan hen de toegang worden ontzegd tot het internationaal georiënteerd onderwijs, maar blijft de leerling welkom op het reguliere Nederlandse gedeelte.

SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie merken op dat private internationale scholen veel kennis en ervaring hebben als het gaat om de thema's die in de brief worden benoemd. Zij constateren dat deze scholen de bereidheid hebben uitgesproken om bij te dragen aan de uitvoering van het actieplan, maar dat zij nog onvoldoende betrokken lijken te worden bij de uitvoering. Deze leden vragen hoe het kabinet de inbreng van deze scholen meer wil gaan benutten.

Het kabinet deelt de mening van de SGP-fractie dat het delen van kennis en ervaring door internationale scholen positief kan bijdragen aan de uitvoering van het actieplan. Daarom heeft het Ministerie van EZK reeds in 2017 een bijeenkomst georganiseerd gericht op kennisdeling van het landelijke netwerk internationaal onderwijs en partijen gestimuleerd om binnen het regionale netwerk dit verder vorm te geven. In 2018 heeft Stichting Internationaal Onderwijs een soortgelijke bijeenkomst georganiseerd. Uiteindelijk is het aan de regio om het delen van kennis en ervaring verder op te pakken en ook de private internationale scholen hierbij te betrekken. Mij zijn geen signalen bekend dat dat niet, of onvoldoende gebeurt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 22 452, nr. 77 13

1

Kamerstukken 22 452 en 32 637, nr. 72.

2

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/05/28/onderzoek-ontwikkeling-trendmatig-prognosemodel-instroom-internationaal-onderwijs

3

Bijlage bij Kamerstukken 34 550 VIII en 32 637, nr. 129


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.