Nota naar aanleiding van het verslag - Implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25)

Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. 5 toegevoegd aan wetsvoorstel 35194 - Implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25); Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag; Nota naar aanleiding van het verslag
Document­datum 04-09-2019
Publicatie­datum 04-09-2019
Nummer KST351945
Kenmerk 35194, nr. 5
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2018-

2019

35 194

Implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 i van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25)

Nr. 5

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 5 september 2019

Mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat wil ik de leden van de fractie van de SP danken voor de inbreng op het voorliggende wetsvoorstel tot Implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 i van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25).

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP. Deze leden geven aan nog enkele vragen en opmerkingen te hebben bij dit wetsvoorstel. In deze nota naar aanleiding van het verslag wordt ingegaan op de vragen en opmerkingen over het onderhavige wetsvoorstel.

  • 1. 
    Algemeen

Sociale Zekerheid

De leden van de SP-fractie constateren dat voor vissers die wonen in een van de lidstaten van de Europese Unie (EU) en die werken aan boord van een Nederlands vissersvaartuig, de coördinatieverordening sociale zekerheid (EU verordening 883/2004 i, hierna: de Verordening) de toepasse-

kst-35194-5 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019

lijke socialezekerheidswetgeving aanduidt. De leden van de SP-fractie geven aan dat om de herziening van deze verordening veel te doen is geweest, onder andere op het punt van de zogenoemde export van Werkloosheidswet (WW)-uitkeringen.

De leden van de SP-fractie hebben vragen over de invloed van de voorgenomen herziening op onderhavig wetsvoorstel. De SP-fractie wil weten of de regering meent dat, evenals bij reguliere arbeidsmigratie, in de visserij dezelfde risico's zullen ontstaan indien de herziening in de huidige vorm doorgang zal vinden. Ook wenst de SP-fractie van de regering een inschatting van de extra kosten van onder andere de export-WW in specifiek de visserij bij voorgenomen herziening van de Verordening.

Met betrekking tot de laatste stand van zaken rondom de herziening van de Verordening verwijs ik naar mijn brief van 24 april jl. (Kamerstukken II 2018/19, 21 501-31, nr. 523), waarin ik heb gemeld dat de herziening van de Verordening tijdelijk stil is komen te liggen. Het nieuwe Europees Parlement (EP) zal moeten besluiten hoe het verder wil gaan met de onderhandelingen over de herziening. Omdat er geen stemming over het rapport van Rapporteur Balas heeft plaatsgevonden, heeft het nieuwe EP straks meer ruimte om een eigen koers te bepalen dan wanneer er wel een eerste lezing door het vorige EP tot stand was gebracht. Omdat het dossier nog in beweging is, kan ik daarom geen uitspraak doen over de verwachte extra kosten van de herziening van de Verordening in het kader van de visserij. Dat geldt ook voor het duiden van risico's.

Wat betreft de invloed van de voorgenomen herziening van de Verordening op dit wetsvoorstel is het zo dat alle EU-burgers (ook vissers) socialezekerheidsrechten ontlenen aan de Verordening. Als de Verordening wijzigt zal dit voor alle EU-burgers gelden en dus ook voor vissers. De herziening van de Verordening staat echter los van dit wetsvoorstel.

Gelet op de vragen van de SP geef ik hieronder ter achtergrondinformatie een korte toelichting op de juridische kaders voor wat betreft aanspraak op werkloosheidsuitkeringen op basis van de huidige Verordening.

Vissers die als zelfstandige werken aan boord van een Nederlands vissersvaartuig: geen recht op WW

In de kottervisserij werken de meeste vissers als zelfstandige.1

Als zij in Nederland wonen of verblijven wijst de Verordening de Nederlandse werkloosheidswetgeving aan. Er is echter geen recht op WW in Nederland, aangezien zelfstandigen niet in aanmerking komen voor WW. De herziening van de Verordening zal hier geen verandering in aanbrengen. Lidstaten bepalen namelijk zelf wie wel of niet verzekerd is voor een werkloosheidsuitkering.

Vissers die werken als zelfstandige en in een andere lidstaat wonen en daarnaar terugkeren, kunnen, indien zij werkloos zijn in het woonland, een werkloosheidsuitkering aanvragen. Indien in die lidstaat zelfstandigen ook verzekerd zijn voor een werkloosheidsuitkering kan de zelfstandig werkende visser in aanmerking komen voor een werkloosheidsuitkering van zijn woonland. In die situatie betaalt Nederland op grond van de huidige Verordening een vergoeding aan het woonland. In de meeste lidstaten hebben zelfstandigen geen recht op een werkloosheidsuitkering.

Vissers die als werknemer werken aan boord van een Nederlands vissersvaartuig: recht op WW bij wonen of verblijf in Nederland

Vissers die in loondienst werken aan boord van een Nederlands vissersvaartuig zijn op grond van de Verordening onderworpen aan de Nederlandse werkloosheidswetgeving.2 Voorwaarde is dat zij in Nederland wonen of verblijven. Deze vissers mogen naar een andere EU-lidstaat om daar naar werk te zoeken met behoud van WW gedurende maximaal drie maanden.

Als de vissers in een andere lidstaat wonen en in die lidstaat blijven wonen of ernaar terugkeren, dan betaalt het woonland de uitkering. Nederland betaalt in dat geval een vergoeding aan het woonland.

Vissers die werken aan boord van een Nederlands vissersvaartuig, die wonen in een andere lidstaat en in dienst zijn van een werkgever in hun woonland: recht op werkloosheidsuitkering in het woonland

In deze situatie is het woonland bevoegd voor de werkloosheidsuitkering. Nederland betaalt geen vergoeding.

  • 2. 
    De Wet zeevarenden (Wz)

Toezicht en handhaving

De leden van de SP-fractie lezen in onderhavig wetsvoorstel dat de vlaggenstaat verantwoordelijk is voor de naleving en handhaving van de normen van het verdrag ten aanzien van haar schepen. Ieder land moet zelf een systeem voor inspectie, verslaglegging, monitoring, klachtenprocedures, sancties en corrigerende maatregelen instellen. In dat licht wijzen deze leden op het begrip regimeshopping waarbij bedrijven zich vestigen, daar waar het regime het meest voordelig is. Zij vragen de regering hoe voorkomen gaat worden dat EU-lidstaten en/of andere verdragstaten, tegen elkaar uitgespeeld worden door grote rederijen en derhalve geen strenge controles of hoge boetes durven op te leggen.

De regering wijst erop dat een vissersvaartuig dat in een EU-lidstaat is ingeschreven gebruikt maakt van de visquota waar de betreffende lidstaat en/of de specifieke reder over beschikt. Dit kan alleen als het vaartuig is ingeschreven in die lidstaat. Vestiging in een ander land betekent dat deze vangstmogelijkheden niet benut kunnen worden door de betreffende reder.

Hierdoor zijn de mogelijkheden voor regimeshopping in de regel zeer beperkt en zijn geen aanvullende maatregelen nodig om dit te voorkomen.

  • 3. 
    Financiële gevolgen

Uitvoeringskosten

De leden van de SP-fractie merken op dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel, wordt belast met een aantal extra taken waaronder de certificering van vissersvaartuigen en havenstaatcontrole. Deze leden vragen de regering of de ILT hier extra capaciteit voor krijgt en zo ja, hoeveel. Indien dit niet het geval is, wat gaat de ILT dan niet meer doen wat tot op heden wel gebeurde? Of komt de handhaving van dit wetsvoorstel op een laag pitje te staan?

De uitvoeringskosten voor certificering en handhaving zullen in het begrotingstraject worden meegenomen. Het toezicht op de naleving van de bepalingen zal door de ILT aan de risico-gebaseerde aanpak van de handhaving worden toegevoegd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  • W. 
    Koolmees

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 35 194, nr. 5 4

1

Vissers, die als zelfstandigen aan boord van een Nederlands vissersvaartuig actief zijn in een maatschap, zijn verplicht zich aan te sluiten bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij (hierna SFM) die de visser zal voorzien van een basisuitkering bij ziekte en/of arbeidsongeschiktheid. Uit het jaarverslag van het SFM 2018 blijkt dat circa 1.200 vissers (werkzaam op circa 300 vissersvaartuigen) waren aangesloten bij het SFM.

2

Momenteel zijn ongeveer 400 personen aan boord van de Nederlandse trawlers in loondienst werkzaam.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.