Brief regering; Nadere informatie naar aanleiding van de aanslag in Utrecht op 18 maart 2019 - Naar een veiliger samenleving

Deze brief is onder nr. 559 toegevoegd aan dossier 28684 - Naar een veiliger samenleving.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Naar een veiliger samenleving; Brief regering; Nadere informatie naar aanleiding van de aanslag in Utrecht op 18 maart 2019
Document­datum 24-04-2019
Publicatie­datum 26-04-2019
Nummer KST28684559
Kenmerk 28684, nr. 559
Commissie(s) Justitie en Veiligheid (JV)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2018-2019

28 684

Naar een veiliger samenleving

Nr. 559    BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 april 2019

De vreselijke aanslag in Utrecht, waarbij vier doden en meerdere gewonden te betreuren zijn, staan Nederland in het geheugen gegrift. Het kabinet leeft mee met de slachtoffers en hun naasten, wier leven van het ene op het andere moment overhoop is gehaald. De gevolgen zullen nog lange tijd voelbaar zijn in onze samenleving.

Met deze brief informeer ik uw Kamer, zoals toegezegd, over de omstandigheden voorafgaand aan de aanslag en over het functioneren van de nationale crisisstructuur.1 De reconstructie van de gebeurtenissen in Utrecht is nog in volle gang. Ook de evaluatie van het functioneren van de crisisstructuur is nog niet afgerond. Bij wijze van tussenstand informeer ik u over de feitelijkheden rond de opschaling van de nationale crisisorganisatie en crisiscommunicatie en over de lopende evaluaties naar aanleiding van de aanslag in Utrecht. Verder informeer ik u in deze brief over het strafrechtelijke verleden van betrokkene, voor zover het strafrechtelijk proces dit toelaat. Ik realiseer me dat met deze brief een aantal vragen van uw Kamer nog onbeantwoord blijft. Met deze brief kom ik tegemoet aan mijn toezegging om uw Kamer voor het meireces te informeren. Tegelijkertijd hecht ik eraan te benadrukken dat in deze fase het onderzoeksbelang prevaleert.

18 maart 2019

Op 18 maart 2019 kwam om 10.42 uur een eerste melding binnen bij de politie Midden-Nederland over een schietpartij in een tram op het 24 Oktoberplein in Utrecht. Het was direct duidelijk dat het ging om een ernstig geweldsincident, waarbij een terroristisch motief niet kon worden uitgesloten. Naar aanleiding van deze melding zijn de hulpdiensten opgeschaald. Binnen vijf minuten was een eerste politie-eenheid ter

1 Tijdens het vragenuur op 19 maart, het AO Terrorisme van 21 maart jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 64, item 34) en in Tweede Kamer-brief «aanvullende informatie omtrent aanslag in Utrecht», 21 maart 2019 (Kamerstuk 28 684, nr. 554).

kst-28684-559 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019

plaatse. Ook het Rapid Response Team (RRT) en het Quick Reaction Force (QRF) van de Dienst Speciale Interventies (DSI) zijn na de 112 alarmering ter plaatse gegaan. Om 10:59 uur was de eerste DSI eenheid ter plaatse. Tevens is het zogenaamde DSI-alarm geactiveerd. Daardoor werden ook alle andere operators van de DSI gealarmeerd en op strategische plaatsen in heel Nederland gestationeerd.

De eerste ambulance was binnen enkele minuten ter plaatse. Er zijn direct meerdere ambulances opgeroepen, 14 in totaal. Om 11.12 uur is opgeroepen tot grootschalige geneeskundige bijstand. Bovenop de ambulances die er al waren, zijn drie traumahelikopters opgeroepen en is om 11.32 uur het calamiteitenhospitaal in het Universitair Medisch Centrum Utrecht geopend. Om 14.07 uur liet de meldkamer aan het UMC Utrecht weten dat er geen slachtoffers meer zouden komen. Op dat moment is het calamiteitenhospitaal weer gesloten.

Alle inzet van de hulpdiensten was er op gericht om de slachtoffers zorg te bieden, een eventuele vervolgdreiging tegen te gaan, verdachte(n) aan te houden en zo snel mogelijk het maatschappelijk leven te laten hervatten.

Om 11.03 uur kwam de eerste officiële melding van de schietpartij in Utrecht bij het Nationaal Crisiscentrum (NCC) binnen. Na het inwinnen van informatie ten behoeve van het vormen van een eerste beeld over de ernst en achtergronden van de situatie en interne beraadslaging binnen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), werd rond 11.40 uur besloten de nationale crisisorganisatie te activeren. Ook besloot de NCTV om 12.15 uur het dreigingsniveau voor de provincie Utrecht tijdelijk te verhogen naar niveau 5 (kritiek). Dit naar aanleiding van het beeld dat er een ernstige schietpartij had plaatsgevonden, de dader(s) voortvluchtig was/waren en een vervolgaanslag niet kon worden uitgesloten. Deze ontwikkelingen gaven de lokale driehoek aanleiding om bewoners en bezoekers van Utrecht te adviseren binnen te blijven. Toen de informatie werd bevestigd (rond 15.45 uur) dat er alleen op het 24 Oktoberplein was geschoten en de politie zich richtte op één verdachte, is dit advies ingetrokken.

Na een klopjacht werd om 18.18 uur de voortvluchtige verdachte aangehouden door de DSI. Niet lang na deze aanhouding (18.43 uur) is het tijdelijk opgehoogde dreigingsniveau voor de provincie Utrecht weer teruggebracht naar niveau 4 (substantieel). De nationale crisisstructuur is op dinsdagochtend weer afgeschaald, nadat het laatste overleg in het kader van de nationale crisisstructuur op dinsdagochtend 19 maart om 09.00 uur had plaatsgevonden.

Het strafrechtelijk onderzoek is onmiddellijk gestart en nog in volle gang. De verdachte wordt verdacht van viervoudige moord dan wel doodslag met een terroristisch oogmerk. De 37-jarige verdachte Gökmen T. heeft inmiddels bekend dat hij de schutter was en dat hij alleen heeft gehandeld. Op dit moment kan er, gelet op het onderzoeksbelang, over zijn verklaring verder niets worden gemeld. De drie andere personen die in relatie tot deze zaak waren aangehouden zijn heengezonden. Zij zijn geen verdachte meer in het onderzoek. Op 1 juli aanstaande is een pro-forma zitting over deze zaak.

Aanpak van het incident binnen de nationale crisisstructuur

Het incident is zowel binnen de crisisstructuren als binnen de operationele eenheden behandeld als een terroristische aanslag, aangezien het direct duidelijk was dat het ging om een ernstig geweldsincident in de openbare ruimte, en een terroristisch motief niet kon worden uitgesloten. De lokale driehoek (burgemeester, hoofdofficier van justitie en het sectorhoofd en hoofd operatiën van de politie) en vanaf 14.00 uur het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) hadden de regie op de aanpak in Utrecht. De nationale crisisstructuur dient als aanvulling op- en ter ondersteuning van de lokale crisisstructuur. Er is dan ook nauw samengewerkt.

Vanwege de dynamiek van het geweldsincident in Utrecht besloot de NCTV om 12.30 uur de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) bijeen te roepen en om 13.30 uur de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb)

Vanuit de ICCb en de MCCb was verbinding met de crisisorganisatie in Utrecht. De burgemeester van Utrecht en andere vertegenwoordigers van het lokale gezag hebben telefonisch deelgenomen aan de ICCb en MCCb. Vanuit de NCTV zijn liaisons naar Utrecht afgevaardigd om verbinding te leggen tussen beide crisisorganisaties. Er zijn op diverse momenten situatieschetsen en duidingen van de gebeurtenissen met elkaar gedeeld. Voor de informatievoorziening naar de overige veiligheidsregio's is vanuit het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC), in nauwe afstemming met het NCC, het multidisciplinaire landelijk operationeel beeld beschikbaar gesteld; daarmee kregen zij een duiding voor de vervolgdreiging in eigen regio alsook een goed beeld van de maatregelen die in Utrecht en landelijk werden genomen.

De laatste jaren is veel inzet gepleegd op de voorbereiding op dit crisistype. Zowel in de planvorming als oefeningen in samenwerking met onder andere leden van het kabinet, gemeenten en veiligheidsregio's, inlichtingendiensten, politie, Koninklijke Marechaussee (KMar) en Openbaar Ministerie. Bij behandeling van een incident als terroristische aanslag zijn voor de nationale crisisorganisatie het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming en de Handreiking Terrorisme-gevolgbestrijding van toepassing.1

De nationale crisisstructuur heeft een landelijke focus die zich richt op de situatie in Nederland als geheel, en op de internationale aansluiting, waaronder met Europese zusterorganisaties en ambassades in Den Haag. Een aanslag ergens in Nederland heeft immers direct ook (inter)nationale impact. Zo bestaat het risico op incidenten en nieuwe aanslagen elders en moeten keuzes worden gemaakt over de te treffen landelijke maatregelen, bijvoorbeeld om de hulpverlening te faciliteren (bijstand), de vervolgdreiging te beperken, de bescherming van objecten of de weerbaarheid van de samenleving als geheel te vergroten, de opsporing te bevorderen of om de aanpak lokaal te faciliteren. Mede omwille van de coördinatie van de eventueel benodigde bijstand (inzet defensieonderdelen) was ook het LOCC opgeschaald.

Ook is het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) bijeengeroepen om de crisiscommunicatie te organiseren. Crisiscommunicatie is een belangrijk instrument om zorgen en ontwrichting van de samenleving tegen te gaan. Dit NKC coördineert de pers- en publieksvoorlichting vanuit de rijksoverheid bij crises. Het NKC adviseert de crisisoverleggen over de te volgen communicatie-strategie en de communicatieve gevolgen van (voor)genomen besluiten. Het NKC had contact met het actiecentrum communicatie van de gemeente Utrecht. Daarbij is afgesproken om omgevingsanalyses uit te wisselen en contact te houden over timing en inhoud van communicatiemomenten. Het NKC heeft tijdens de opschaling op 18 en 19 maart verschillende middelen voor de communicatie ingezet, waaronder persverklaringen, de twitteraccounts van de NCTV2, de website van de NCTV3 en www.rijksoverheid.nl. Daarnaast is er actief verwezen naar communicatiekanalen van de gemeente Utrecht en politie Utrecht voor informatie.

Strafrechtelijk verleden van T.

Zoals ik u eerder heb aangegeven, vormen lopende strafrechtelijke onderzoeken naar T. een belemmering om volledig over zijn strafrechtelijk verleden te communiceren. Hieronder ga ik in op het strafrechtelijk verleden van T. voor zover de lopende strafrechtelijke onderzoeken dat toelaten. Indien de rechterlijke macht zelf aanleiding ziet om meer en anders bekend te maken, dan is dat een onafhankelijke beslissing.

Uit de justitiële documentatie van T. volgt dat hij in ieder geval vanaf zijn achttiende levensjaar geregeld in aanraking is gekomen met justitie. Aanvankelijk ging het vooral om incidenten ter zake van eenvoudige mishandeling (tot 2005) en later betrof het met name vermogensdelicten, zoals (winkel)diefstal en bedrijfsinbraken. Een uitgesproken gewelddadig element lijkt te ontbreken in de feiten zoals die uit de documentatie van T. naar voren komen. Bij enkele feiten is sprake van een meer gewelddadig karakter, waaronder een bedreiging in 2009 en het bezit van een wapen op 7 december 2013. De rechtbank heeft het betreffende vonnis in deze laatste zaak op 19 maart jl. gepubliceerd4. Daarnaast is in juli 2017 aangifte gedaan tegen T. wegens verkrachting. Deze zaak ligt ter beoordeling voor aan de rechter in eerste aanleg. Om deze reden kan ik slechts beperkt op deze zaak ingaan.

Zedenzaak

  • T. 
    wordt verdacht van een verkrachting in relationele sfeer in juli 2017. Hij is in verband met deze verdenking op 24 augustus 2017 aangehouden en heeft tot 22 september 2017 in voorlopige hechtenis gezeten. Met het oog op de psychische problematiek van de verdachte heeft de officier van justitie een reclasseringsadvies aangevraagd ten behoeve van de zitting. Ook heeft de officier van justitie het NIFP verzocht om een psychologisch onderzoek uit te voeren waarbij recidivegevaar en toerekeningsvatbaarheid worden onderzocht.

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 21 september 2017 de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder oplegging van een aantal voorwaarden zoals het meewerken aan persoonlijkheidsonderzoeken van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP); het meewerken aan een reclasseringsrapportage ten behoeve van de zitting; een contactverbod met het slachtoffer en de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet aan een strafbaar feit schuldig maakt. Op 22 september in de ochtend is T. in vrijheid gesteld. Bij de schorsing heeft de raadkamer voor de duur van de schorsing geen reclasseringstoezicht opgelegd. Dit laatste betekent dat T. geen meldplicht heeft bij de reclassering.

  • T. 
    houdt zich niet aan de gestelde voorwaarden. Hij werkt niet mee aan het opstellen van een persoonlijkheidsonderzoek door het NIFP en een adviesrapport van de reclassering ten behoeve van de rechtszitting. Daarom heeft de rechtbank op 4 januari 2019 op verzoek van het Openbaar Ministerie (OM) de schorsing opgeheven. T. komt weer vast te zitten.

De officier van justitie heeft tijdens de zitting aangegeven dat voor dit soort ernstige feiten genoemde rapporten erg belangrijk zijn omdat er behoefte is om meer te weten te komen over de persoon van de verdachte en over hoe recidive kan worden tegengegaan. Hoewel de officier van justitie volhardt in de vordering tot opheffing van de schorsing, zal hij zich niet verzetten tegen het verzoek van de verdediging. Daarbij hecht de officier van justitie groot belang aan de voorwaarde dat de verdachte in geval van schorsing meewerkt aan de genoemde rapporten, en ditmaal wél onder reclasseringstoezicht komt te staan.

Schorsing voorlopige hechtenis

  • T. 
    heeft op 22 januari 2019 opnieuw om schorsing van zijn voorlopige hechtenis verzocht. De officier van justitie meent dat er nog altijd ernstige bezwaren zijn. Hij sluit zich aan bij de stellingname van de raadkamerof-ficier van justitie van 4 januari 2019, namelijk dat hij zich niet zal verzetten tegen het verzoek van de verdediging, mits wordt vastgehouden aan de eerder gestelde voorwaarden én aanvullend reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook dit verzoek van de verdachte op 31 januari 2019 afgewezen.

Verdachte gaat vervolgens in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het gerechtshof houdt de behandeling van het hoger beroep op de zitting van 20 februari 2019 aan om de verdachte op een volgende zitting in persoon te horen. Nadat de verdachte vervolgens ter zitting van het gerechtshof op 27 februari 2019 uitdrukkelijk heeft verklaard ook mee te zullen werken aan een persoonlijkheidsonderzoek door het NIFP en een rapportage van de reclassering ten behoeve van de rechtszitting heeft het gerechtshof de voorlopige hechtenis van verdachte per 1 maart 2019 onder algemene en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoe-zicht, geschorst.

In het beroep over de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen, in lijn met de overwegingen van beide officieren in de raadkamerprocedures, dat ernstige bezwaren ten aanzien van de verdachte nog altijd aanwezig zijn, maar dat - nu de grondslag tot voorlopige hechtenis wordt gevormd door de recidivegrond - het van belang is dat de verdachte in de lange schorsingsperiode van 22 september 2017 tot 3 januari 2019 het contactverbod met het slachtoffer niet heeft geschonden en, voor zover uit het dossier naar voren kwam, ook geen nieuwe incidenten op zedengebied hebben plaatsgevonden. Volgens de advocaat-generaal was er dan ook ruimte voor een schorsing. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis onder algemene en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht.

Afwegingskader

Algemeen uitgangspunt is dat een verdachte zijn proces in vrijheid moet kunnen afwachten. Dit hangt samen met de onschuldpresumptie van een verdachte. Dit kan anders zijn wanneer krachtens wettelijk voorschrift voorlopige hechtenis mogelijk is. Voorlopige hechtenis is alleen toegelaten bij specifiek in de wet genoemde misdrijven, indien er een ernstige verdenking van betrokkenheid bestaat en er ook goede redenen bestaan om iemand in voorlopige hechtenis te nemen of te houden. Daarbij geldt dat een verdachte niet langer in voorarrest zou moeten zitten dan de lengte van zijn te verwachten straf. Dit laatste heet het anticipatiegebod dat zijn weerslag vindt in artikel 67a, lid 3, Wetboek van Strafvordering.

Op basis van het subsidiariteitsbeginsel dient de rechter na te gaan of op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze, tegemoet kan worden gekomen aan het doel dat met de voorlopige hechtenis in het concrete geval wordt beoogd.

Andere strafzaken

In de periode dat de voorlopige hechtenis van T. is geschorst, wordt hij voor een drietal lichtere vergrijpen aangehouden namelijk de heling van een TomTom op 18 november 2017, een inbraak in een fietsenwinkel op 13 september 2018 en een diefstal van een fiets in vereniging op 15 oktober 2018. In alle drie de zaken werd T. een of twee dagen later heengezonden met een dagvaarding in persoon.

Ten aanzien van de heling van de TomTom heeft de politierechter verdachte op 28 november 2017 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. De beide andere zaken hebben respectievelijk op 4 en 5 maart jl. bij de politierechter op zitting gestaan. Ten aanzien van de fietsendiefstal heeft de politierechter een gevangenisstraf van 2 weken opgelegd waarvan 1 week voorwaardelijk. Ten aanzien van de bedrijfsin-braak bij de fietsenwinkel heeft de politierechter een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd. T. is tegen alle drie de uitspraken van de politierechter tijdig in beroep gegaan. In alle drie de zaken loopt het appel nog. Deze veroordelingen zijn derhalve nog niet onherroepelijk.

Eén van de algemene voorwaarden die op 21 september 2017 door de raadkamer bij schorsing van de voorlopige hechtenis in de verkrachtingszaak is opgelegd, betreft de algemene voorwaarde dat de verdachte zich tussentijds niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het stellen van deze algemene voorwaarde houdt niet zonder meer in dat het overtreden ervan leidt tot een opheffing van de schorsing. Het OM kan hierin de nodige afwegingen maken en de rechter heeft hierin eveneens een discretionaire bevoegdheid.

Geweldsincident PI

Op 25 februari 2019 heeft een geweldsincident plaatsgevonden in de penitentiaire inrichting waar T. op dat moment in voorlopige hechtenis zat. Mij is bevestigd dat T. zich die dag agressief heeft gedragen richting een medewerker. Agressie tegen personeel wordt nimmer getolereerd. Direct na het incident volgde daarom een disciplinaire straf tegen T. Ook is, zoals gebruikelijk bij een vermeend strafbaar feit, na melding bij de politie, aangifte gedaan. Op 28 februari heeft de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de penitentiaire inrichting afgesproken met de politie om op 8 maart aangifte te doen namens de betrokken medewerker. Dat is ook gebeurd, er is aangifte gedaan van mishandeling. Dit betreft een lopende zaak waarover ik in het belang van het onderzoek geen verdere uitlatingen kan doen.

Evaluaties

In deze brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de eerste bevindingen van de reconstructie. Gezien de ernst en maatschappelijke impact van de gebeurtenissen en het belang om eventuele lessen mee te nemen in ons toekomstig optreden, zullen evaluaties plaatsvinden. Deze evaluaties zien op 1) het functioneren van de nationale crisisstructuur, 2) de beslissingen die zijn genomen ten aanzien van de verdachte in relatie tot zijn strafrechtelijk verleden, en 3) de uitwisseling en opvolging van signalen waaruit zou kunnen blijken dat de verdachte mogelijk geradicaliseerd was. De politie en de gemeente evalueren de crisis op eigen initiatief en met een eigen tijdpad.

In de evaluatie van de nationale crisisstructuur zullen de effecten van de verhoging van het dreigingsniveau en de informatievoorziening door de overheid worden meegenomen. Het verzoek vanuit belangenorganisaties en uw Kamer (onder andere de motie van het lid Drost c.sJ 5 6 om aandacht voor de crisiscommunicatie voor doven en slechthorenden en in het bijzonder voor de inzet van gebarentolken, wordt opgepakt in het kader van de uitvoering van de agenda risico- en crisisbeheersing, 7

De Inspectie Justitie en Veiligheid valideert de evaluaties die plaatsvinden naar aanleiding van de aanslag in Utrecht.7 Dit betekent dat de Inspectie een uitspraak zal doen over de betrouwbaarheid van deze evaluaties. Het plan van aanpak van de Inspectie, evenals de validatierapporten worden door de Inspectie gepubliceerd. Tevens zullen de evaluaties in zijn totaliteit op conclusies worden bezien. Mochten hieruit, zoals door uw Kamer gevraagd, indicaties naar voren komen dat de veiligheidspartijen niet beschikten over voldoende bevoegdheden of capaciteiten, dan zal ik u daarover informeren. De burgemeester van Utrecht legt lokaal politieke verantwoording af, onder andere over de inzet van de lokale crisisorganisatie.

Evaluatie van de omstandigheden die hebben geleid tot de aanslag in Utrecht

De thans bekende feiten zoals naar voren komen uit het strafrechtelijk verleden en de behandeling van de lopende strafzaken geven mij aanleiding de werking van het justitiële systeem op een aantal punten nader te evalueren. Ook wordt onderzocht of er signalen waren waaruit zou kunnen blijken dat de verdachte mogelijk geradicaliseerd was, en hoe opvolging gegeven is aan deze signalen. Daarbij zal het verzoek van uw Kamer in te gaan op de vraag of de verdachte is geradicaliseerd in de gevangenis worden meegenomen8. Ik kom na de validatie van de Inspectie van Justitie en Veiligheid met uw Kamer te spreken over eventuele maatregelen en of nader onderzoek.

Tot slot

De reconstructie van de gebeurtenissen in Utrecht is nog gaande. Er lopen verschillende evaluaties die in alle zorgvuldigheid worden uitgevoerd. Daarbij speelt dat de verschillende strafbare feiten waarvan T. wordt verdacht nog in onderzoek dan wel onder de rechter zijn. Dat stelt beperkingen aan de mate waarin ik informatie met uw Kamer kan delen. Dit geldt ook voor informatie over signalen van mogelijke radicalisering van de verdachte, al dan niet tijdens detentie. Zodra de mogelijkheid zich voordoet zal ik uw Kamer nader informeren over de resultaten van bovenstaande evaluaties, dan wel zaken uit het strafproces die in de openbaarheid kunnen worden gedeeld.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 28 684, nr. 559 8

1

Bij behandeling van een incident als terroristische aanslag zijn voor de nationale crisisorganisatie het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming https://www.rijksoverheid.nl/documenten/ brochures/2013/04/26/nationaal-handboek-crisisbesluitvorming en de Handreiking Terrorisme-gevolgbestrijding https://www.nctv.nl/binaries/Handreiking%20ATb%20-%20update%20juni%202018_tcm31-335705.pdf van toepassing.

2

   @NCTV_nl en @PJAalbersberg_nl

3

   www.nctv.nl

4

   (ECLI: NL: RBMNE: 2014: 7699)

5

   Kamerstuk 29 754, nr. 497

6

   Kamerstuk 30 821, nr. 50

7

   Dit zijn de evaluaties van de nationale crisisstructuur, de evaluatie van de nationale politie en de leerevaluatie in opdracht van de Stuurgroep Nafase (gemeente, VRU, OM en Politie), onder regie van de gemeente Utrecht.

8

   Brief aangevraagd tijdens de Regeling van Werkzaamheden d.d. 9 april 2019 over «alle recente ontwikkelingen m.b.t. de aanslag in Utrecht (n.a.v. Rtlnieuws.nl, 5 april 2019) (Handelingen II 2018/19, nr. 72, Regeling van Werkzaamheden)».


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.