Brief regering; Geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken van 30 en 31 januari 2019 te Boekarest - Defensieraad

Deze brief is onder nr. 184 toegevoegd aan dossier 21501-28 - Defensieraad i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Defensieraad; Brief regering; Geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken van 30 en 31 januari 2019 te Boekarest
Document­datum 18-01-2019
Publicatie­datum 21-01-2019
Nummer KST2150128184
Kenmerk 21501-28, nr. 184
Commissie(s) Defensie (DEF)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2018-

2019

21 501-28

Defensieraad

Nr. 184

BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 18 januari 2019

Inleiding

Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie die op 30 en 31 januari aanstaande in Boekarest zal plaatsvinden. Op 30 januari spreken de Ministers van Defensie tijdens een diner over het onderwerp «Vrouwen, Vrede en Veiligheid». Het betreft een aandachtsgebied dat een prioriteit is voor de EU, de NAVO en de VN. Het onderwerp wordt dan ook besproken in aanwezigheid van zowel de Secretaris-Generaal van de NAVO, de heer Stoltenberg, als de Ondersecretaris-Generaal van de VN die is belast met vredesmissies, de heer Lacroix.

Op 31 januari staat, mede op verzoek van Nederland, de toekomst van de Europese defensiesamenwerking op de agenda, waarbij drie onderwerpen centraal staan. Allereerst wordt de balans opgemaakt waar het de implementatie van de defensie onderdelen van de Global Strategy betreft. Ten tweede zal worden gesproken over hoe in de komende jaren meer coherentie tussen de verschillende Defensie initiatieven kan worden bewerkstelligd. Tot slot zal worden ingegaan op de uitdagingen die technologische innovatie met zich meebrengt voor Defensie en op hoe EU instrumenten kunnen helpen deze uitdagingen het hoofd te bieden.

In deze geannoteerde agenda wordt nader ingegaan op de genoemde onderwerpen en de Nederlandse inzet daaromtrent.

Vrouwen, Vrede en Veiligheid

Relevant in relatie tot het thema vrouwen, vrede en veiligheid is VN-resolutie 1325, aangenomen door de VN op 31 oktober 2000 aan. In deze resolutie wordt het belang benadrukt van de vertegenwoordiging van vrouwen in alle besluitvormingsprocessen die te maken hebben met de preventie, het managen en het oplossen van conflicten, en post-conflict

kst-21501-28-184 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019

wederopbouw. De resolutie roept alle partijen op om de rechten van vrouwen en meisjes te allen tijde te respecteren en te waarborgen.

Tijdens het diner waarvoor het onderwerp geagendeerd staat zullen de Secretaris-Generaal van de NAVO en de Ondersecretaris-Generaal van de VN de lidstaten informeren over de activiteiten van de NAVO en de VN die in het kader van het thema vrouwen, vrede en veiligheid plaatsvinden en wordt gekeken naar mogelijkheden voor verdere samenwerking met de EU.

Nederlandse inzet

De VN-Veiligheidsraad heeft alle lidstaten in 2004 opgeroepen een eigen Nationaal Actieplan (NAP) rond resolutie 1325 uit te werken. In Nederland is op 8 maart 2016 de derde versie van het NAP (2016-2019) verschenen.

In dit plan wordt aangegeven hoe Nederland, de verschillende ministeries, NGO's maar ook andere organisaties, VN-resolutie 1325 zullen implementeren.

Nederland hecht veel belang aan het onderwerp vrouwen, vrede en veiligheid en ondersteunt verschillende initiatieven die gericht zijn op de uitvoering van resolutie 1325. Een initiatief dat bijvoorbeeld door Nederland is omarmd, is het «Elsie-initiatief». Dit initiatief is gericht op het verhogen van het aantal vrouwen in VN vredemissies/operaties. En marge van de Algemene Vergadering van de VN Veiligheidsraad eind vorig jaar heeft Nederland aan dit onderwerp ook actief aandacht besteed.

EU Global Strategy for the European Union's Foreign and Security Policy

Sinds de lancering van de EU Global Strategy for the European Union's Foreign and Security Policy in 2016, is door de EU lidstaten, de Hoge Vertegenwoordiger (HV) en de Europese Commissie gewerkt aan de vormgeving van verschillende initiatieven om het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) te versterken. De totstandkoming van de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO), de Coordinated Annual Review on Defence (CARD), het Europees Defensiefonds (EDF) en de voorlopers daarvan, het European Defence Industrial Programme (EDIDP) en de Preparatory Action on Defence Research (PADR) zijn voorbeelden in dit kader.

Inmiddels is er een Europees raamwerk ontstaan waarbinnen de mogelijkheden zijn gecreëerd om te komen tot meer Europese defensiesa-menwerking zodat meer verantwoordelijkheid kan worden genomen voor de eigen veiligheid. De uitdaging die voorligt voor de komende jaren is het invullen van die samenwerking, zodat ook daadwerkelijk resultaat kan worden geboekt. De verwachting is dus dat het GVDB ook in de komende jaren een belangrijk thema zal zijn voor de EU, mede in het licht van het aantreden van een nieuw Europees Parlement en Europese Commissie.

Nederlandse inzet

Gezien de verslechterde veiligheidssituatie in de regio's rond Europa en de geopolitieke context, zal Europa in de toekomst in toenemende mate zorg moeten kunnen gaan dragen voor de eigen veiligheid. De versterking van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) en de verdere ontwikkeling van de Europese defensiesamenwerking dienen volgens Nederland aldus in 2019 en in volgende jaren hoog op de Europese agenda te blijven staan. Daarbij acht Nederland een eensgezinde visie over de vormgeving van toekomstige Europese defensiesam-enwerking van belang.

Nederland zet hierbij in op verdere intensivering van de Europese defensiesamenwerking binnen de huidige lopende initiatieven. Daarbij is Nederland gericht op een EU en een NAVO die elkaar daadwerkelijk aanvullen en versterken en dus op het beter benutten en verder ontwikkelen van de comparatieve voordelen van respectievelijk de EU en de NAVO.

Nederland richt zich binnen de Europese defensiesamenwerking op capaciteitsontwikkeling en de operationele ondersteuning van missies en operaties die zowel in EU als in NAVO verband relevant is. Dat betekent dat Nederland zich voornamelijk zal gaan richten op capaciteitsontwikkeling die zowel de binnen de EU als binnen de NAVO gedefinieerde tekorten adresseert. Goede samenwerking tussen de EU en NAVO blijft Nederland essentieel achten en capaciteiten die in EU-kader worden ontwikkeld moeten ook kunnen worden ingezet in NAVO-kader en vice versa. Hierbij geldt overigens dat Nederland ook inzet op Europese defensiesamenwerking waarin expliciet aandacht is voor strategische partners die geen lid zijn van de EU. Het kabinet blijft in dit kader ook veel belang hechten aan bilaterale en multilaterale vormen van Europese defensiesamenwerking, zoals bijvoorbeeld de Northern Group.

Het kabinet zet voorts in op een EU die een output georiënteerde, resultaatgerichte aanpak door de lidstaten faciliteert, gericht op meer coördinatie in de planning rondom capaciteitsontwikkeling, meer gezamenlijk onderzoek, gezamenlijke capaciteitsontwikkeling en een gelijker speelveld voor de defensie-industrie, meer interoperabiliteit tussen Europese krijgsmachten en snellere verplaatsingsmogelijkheden door Europa. Een grotere focus op concrete resultaatafspraken en tijdspaden, zoals die bijvoorbeeld zijn overeengekomen in het kader van militaire mobiliteit, dient wat Nederland betreft onderdeel te zijn van een meer output georiënteerde en resultaatgerichte aanpak.

Nederland benadrukt tot slot het belang van politieke sturing door de Raad om het intergouvernementele karakter van defensiesamenwerking te waarborgen. Het is wat Nederland betreft cruciaal dat lidstaten primair aan zet blijven waar het de vormgeving van Europese defensiesamenwerking betreft.

Coherentie

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 19 en 20 november jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 181) heeft de Raad de Hoge Vertegenwoordiger (HV) uitgenodigd om, in samenwerking met de lidstaten, de coherentie verder te bevorderen tussen de verschillende initiatieven op het gebied van Europese Defensiesamenwerking, inclusief CARD, PESCO en EDF. Medio 2019 verwacht de Raad een rapport van de HV hierover waarin ook wordt ingegaan op de coördinatie tussen de verschillende betrokken EU instituties.

Nederlandse inzet

Zoals ook in de vorige paragraaf is aangegeven, ziet Nederland in de Europese defensiesamenwerking graag een output georiënteerde benadering. Nederland beziet het onderwerp coherentie vooral vanuit dit perspectief; door te sturen op meer coherentie tussen de Europese initiatieven onderling enerzijds, maar ook op afstemming met de NAVO, zal naar verwachting meer focus kunnen worden aangebracht in de inzet die in het kader van de Europese defensiesamenwerking wordt gepleegd, waarmee de kans op output en resultaat wordt vergroot. Meer concreet zet Nederland hierbij in op een sterkere link tussen het Capability Development Plan (CDP) - waarin capaciteitstekorten en prioriteiten zijn gedefinieerd - en de Coordinated Annual Review on Defence - waaruit samenwerkingskansen worden gedestilleerd - enerzijds en de PESCO- en EDF-projecten anderzijds.

Technologische innovatie

In de Preparatory Action on Defence Research is er binnen Europese kaders een begin gemaakt met defensieonderzoek. Dit initiatief krijgt vanaf 2021 een vervolg in het Europees Defensiefonds, waarin de EU en lidstaten via capaciteitsontwikkeling ook technologische innovaties stimuleren. Binnen het EDF is er specifiek aandacht voor disruptieve technologieën.

Nederlandse inzet

Zoals is beschreven in de Defensie Industrie Strategie (DIS), zijn er een aantal (opkomende) technologiegebieden geïdentificeerd die nu, dan wel in de toekomst belangrijk zullen zijn voor Defensie. Bij een aantal van deze technologiegebieden wil Defensie de technologie mee-ontwikkelen, omdat ze belangrijk zijn voor het uitvoeren van militaire taken. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkelingen op het terrein van kunstmatige intelligentie, cyber en robotica.

De ontwikkelingen rondom technologische innovatie krijgen primair gestalte in het civiele domein. Het Ministerie van Defensie beziet continu welke technologische innovaties op termijn mogelijk ook militair kunnen worden toegepast. Ook wordt in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bekeken hoe innovatief onderzoek past binnen het Nederlandse beleid voor toegepast onderzoek en innovatie. Zo heeft het onderwerp artificiële intelligentie brede aandacht binnen het Nederlandse topsectorenbeleid en zijn er diverse programma's gestart bij universiteiten, kennisinstellingen en binnen het bedrijfsleven.

In de Defensienota en in de Defensiebegroting zijn voor het onderzoek naar nieuwe technologieën middelen beschikbaar gesteld. Het kabinet zet zich daarnaast in om Europese middelen voor onderzoek naar Nederland te halen. Voor wat betreft de Nederlandse inzet ten aanzien van het onderzoeksdeel van het EDF zal het accent worden gelegd op reeds toepasbare militaire technologische innovaties (bijvoorbeeld autonome systemen en sensoren), waarbij vanzelfsprekend zo veel mogelijk wordt gezocht naar raakvlakken met het eigen defensieonderzoek en investeringsplannen. Verder heeft Nederland bij de Europese Commissie aangedrongen op goede afspraken over dual use gebruik van technologieën en op goede afstemming tussen het toekomstige civiele onderzoeksprogramma Horizon Europe i en het EDF.

De Minister van Defensie,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 21 501-28, nr. 184 4


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.