Verslag van een schriftelijk overleg over de 14de Voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma - Hoogwaterbeschermingsprogramma

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 42 toegevoegd aan dossier 32698 - Hoogwaterbeschermingsprogramma.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Hoogwaterbeschermingsprogramma; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de 14de Voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma
Document­datum 17-01-2019
Publicatie­datum 17-01-2019
Nummer KST3269842
Kenmerk 32698, nr. 42
Commissie(s) Infrastructuur en Waterstaat (IW)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2018-

2019

32 698

Hoogwaterbeschermingsprogramma

Nr. 42

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 januari 2019

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 16 november 2018 over de 14e voortgangsrapportage over het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 41).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 december 2018 aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 17 januari 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Agnes Mulder

Adjunct-griffier van de commissie,

Schuurkamp

kst-32698-42 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Budgettekort

De leden van de CDA-fractie constateren dat er vanaf begin 2018 sprake is van een budgettekort dat momenteel € 37 miljoen bedraagt. Zij constateren tevens dat de Minister heeft aangegeven dat het budgettekort van tijdelijke aard is en geen reden tot zorg vormt. Aangezien het budgettekort nu, eind 2018, nog niet is opgelost ontstaat het risico dat het programma niet geheel binnen het budget van het Tweede Hoogwaterbeschermingspro-gramma (HWBP-2) gerealiseerd kan worden. Graag vernemen zij de visie van de Minister daarop. Deze leden vernemen ook graag in hoeverre de investeringsruimte van het Deltafonds zal worden ingezet voor het oplossen van het budgettekort bij HWBP-2 en welke maatregelen aan de uitgavenkant van HWBP-2 zullen worden genomen om het budgettekort op te lossen.

In de verslagperiode van de 14e voortgangsrapportage (1 januari tot 30 juni 2018) HWBP-2 bedraagt het beschikbare programmabudget voor het HWBP-2 € 2.638 miljoen. De programmaraming bedraagt per ultimo juni 2018 € 2.675 miljoen, dit betekent een negatieve spanning van € 37 miljoen. Begin 2018 was de verwachting dat deze spanning eind 2018 opgelost zou zijn. Na de 14e voortgangsrapportage is het laatste project (Versterking Markermeerdijken) in de realisatiefase gegaan. De raming van dit project is hoger dan oorspronkelijk begroot binnen het programma, waardoor de spanning niet afloopt maar oploopt. Daarover heb ik de Tweede Kamer in mijn aanbiedingsbrief bij de VGR14 geïnformeerd (Kamerstuk 32 698, nr. 41).

De verwachting is dat de spanning tussen budget en raming de komende jaren zal afnemen, aangezien nu nog lopende projecten worden afgerond en de risicoreserveringen voor deze projecten vrijvallen. De programmadi-rectie HWBP-2 stuurt sterk op risicobeheersing. Tot op heden is het niet nodig om budgettekorten vanuit het Deltafonds te dekken.

De leden van de CDA-fractie zien dat op de Deltafondsbegroting sprake is van € 78 miljoen onderuitputting van de middelen voor het HWBP-2 in 2018. In 2017 was dit nog € 23 miljoen. Kan de Minister uiteenzetten hoe zich dat verhoudt met de stelling dat de voortgang van dit project grotendeels volgens planning verloopt. Als dat zo was, dan was er immers geen sprake van onderuitputting.

Door het verlenen van de beschikking van het project Markermeerdijken, is de onderuitputting van de middelen voor het HWBP-2 voor 2018 gedaald naar circa € 62 miljoen.

Deze onderuitputting heeft hoofdzakelijk te maken met administratieve afhandeling en eindafrekeningen van projecten die over de jaargrens vallen, terwijl de uitvoering reeds gerealiseerd is. Hierdoor ontstaat de situatie dat er weliswaar onderuitputting bestaat, maar de planning wel gehaald is.

De leden van de D66-fractie constateren dat het HWBP-2 één centrale doelstelling kent, namelijk waterveiligheid. Deze leden zijn van mening dat daarnaast ook ruimtelijke kwaliteit als doelstelling opgenomen dient te worden in het programma, net als bij het programma Ruimte voor de Rivier (RvR). In het verlengde hiervan is tijdens het Wetgevingsoverleg Water op 26 november jl. de motie van het lid De Groot ingediend over het meenemen van de lessen uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 35 000 J, nr. 12). Het RvR-programma is in de optiek van deze leden vergelijkbaar met het huidige HWBP-2. Het RvR-programma is internationaal bekroond en geprezen en bleef binnen het budget en de tijdsplanning. Een programma waaruit belangrijke lessen zijn te halen. Deze leden lezen dat er naast een mogelijke uitloop van het HWBP-2, eind 2018, een budgettekort ontstaat van € 37 miljoen en dat dit tekort mogelijk niet wordt weggewerkt. Kan de Minister toelichten hoe de bovengenoemde motie op dit moment wordt uitgevoerd en of dit ook een plek zal krijgen in de volgende voortgangsrapportage?

Het HWBP-2 is een programma in afronding. Van de 87 projecten zijn 80 projecten opgeleverd en nog 7 in uitvoering. Omdat het HWBP-2 in afronding is, zal de motie van het lid De Groot, dat wil zeggen het implementeren van de lessen uit Ruimte voor de Rivier, geen plek krijgen in de volgende voortgangsrapportage van het HWBP-2. Het uitvoeren van de motie zal plaatsvinden in de opvolger van het HWBP-2, te weten het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Op dit moment wordt bepaald hoe de lessen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma geïmplementeerd kunnen worden. Ik zal u hier nader over informeren.

Het HWBP-2 kent een enkelvoudige doelstelling: waterveiligheid. In de praktijk zijn echter ook mogelijkheden die de ruimtelijke kwaliteit verbeteren benut door meekoppelen van andere (ruimtelijke) opgaven met de waterveiligheidsopgave. Financiering voor meekoppelkansen komt uit regionale bronnen. Een aansprekend voorbeeld hiervan is de verbetering van de waterkering bij Katwijk, waar een dijk-in-duin oplossing is gecombineerd met een parkeergarage.

Voortgang projecten

De leden van de CDA-fractie zien dat de realisatie van de Ipenslo-tersluis en Diemerdammersluis gepland was in de eerste helft van 2018, maar dat de werkzaamheden vertraagd waren, doordat er obstakels in de grond werden aangetroffen die niet voorzien waren. Kan nu duidelijk worden aangegeven of het project al is afgerond?

Op 9 november 2018 heeft de oplevering van de Ipenslotersluis en Diemerdammersluis plaatsgevonden. De waterkeringen voldoen daarmee weer aan de vigerende norm.

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de eerste resultaten van het onderzoek aan de loszittende stenen in de Waddenzeedijk Friese Kust. Wanneer kunnen die resultaten verwacht worden, zo vragen deze leden.

Bij het project Waddenzeedijk Friese kust is Elastocoast verwerkt op de dijk. Gebleken is dat stenen van Elastocoast op diverse plekken loslaten, waardoor de beoogde 50 jaar levensduur niet wordt behaald. Er lijkt nu een oplossing te zijn, waarmee de losliggende stenen weer vastgezet kunnen worden. De eerste bevindingen over deze methode zijn positief.

De methode wordt gedurende de huidige stormperiode intensief getest, waarbij zal blijken of dit een structurele oplossing is. De verwachting is dat dit in de eerste helft van 2019 duidelijk wordt.

De leden van de CDA-fractie zien dat het projectplan Waterwet niet Raad van State-proof blijkt te zijn en aangepast dient te worden. Graag vernemen zij of en in hoeverre dat tot vertraging gaat leiden bij de projecten waar ruimtelijke ordening een belangrijke rol speelt. Ook vernemen deze leden graag welke toetsingscriteria worden gebruikt ten behoeve van het risico dat het projectplan Waterwet niet in zijn geheel onherroepelijk wordt en welke concrete projecten een risico lopen.

Het project Markermeerdijken en het project Eemdijk en zuidelijke Randmeren (deeltraject Westdijk Eemdijk Noord) lopen in potentie een risico op vertraging, aangezien nog beroep bij de Raad van State mogelijk

Voor het deeltraject Westdijk Eemdijk Noord (WEN) van het project Eemdijk en zuidelijke Randmeren hangt dit samen met de oplossing die wordt gekozen voor het probleem met Thermisch Gereinigde Grond (zie ook de beantwoording van de volgende vraag). Indien blijkt dat voor dit deeltraject een aangepast Projectplan Waterwet opgesteld dient te worden, dan doorloopt dit de gebruikelijke projectplanprocedure waaronder mogelijk een beroep en bezwaar bij de Raad van State.

Voor de Markermeerdijken geldt dat de provincie Noord-Holland het goedkeuringsbesluit, het projectplan Waterwet, de Nota van Beantwoording zienswijzen, het advies van de Commissie voor de milieueffect-rapportage en alle uitvoeringsbesluiten vanaf 15 november 2018 zes weken ter inzage heeft gelegd voor beroep bij de Raad van State. Inmiddels is bekend dat er in ieder geval acht beroepen zijn ingediend bij de Raad van State en er twee voorlopige voorzieningen zijn aangevraagd. De aanvang van de voorbereidende werkzaamheden is gepland op 4 februari 2019. Aannemende dat er op korte termijn een zitting wordt gepland bij de voorzieningenrechter van de Raad van State, zal voor 4 februari a.s. duidelijk zijn of conform planning met de voorbereidende werkzaamheden kan worden begonnen.

Om het risico op (gedeeltelijke) vernietiging van planproducten of uitvoeringsbesluiten te beheersen heeft veelvuldige juridische afstemming en kwaliteitsborging plaatsgevonden. Ten opzichte van het Ontwerp Projectplan is het ruimtebeslag dusdanig gewijzigd dat vrijwel alle (bebouwde) percelen die in het Ontwerp Projectplan geraakt werden, met het definitieve Projectplan ontzien kunnen worden. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan een groot aantal zienswijzen. Om ook bij de uitvoering te zorgen voor een zorgvuldig proces, heeft de provincie Noord-Holland de Alliantie Markermeerdijken (een samenwerking tussen waterschap en aannemers) gevraagd een plan van aanpak te maken. Hierin wordt de betrokkenheid van bewoners, gemeenten, recreatieschappen, provincie en andere belanghebbenden in het vervolgproces verder ingevuld.

De leden van de D66-fractie lezen dat bij een deeltraject van het project Eemdijk en zuidelijke Randmeren, Thermisch Gereinigde Grond (TGG) als ophoogmateriaal is toegepast. Nu blijkt na voltooiing van de dijkversterking, dat er een ontoelaatbare verontreiniging (gehalten van zouten en zware metalen boven de interventiewaarden) van het grond- en/of oppervlaktewater is opgetreden. Kan de Minister toelichten of het ophoogmateriaal, dat is toegepast, heeft gezorgd voor de verontreiniging? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren?

Kan de Minister daarbij toelichten welke stappen genomen zullen worden richting de toeleveranciers en de reiniger van de grond?

In de brief van 3 juli 2018 aan de Tweede Kamer ben ik bij de beantwoording van de vragen van lid Dik-Faber (CU) ingegaan op de met vervuild slib versterkte Westdijk bij Bunschoten (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2046).

Het is inderdaad zo dat het ophoogmateriaal dat is toegepast gezorgd heeft voor de verontreiniging. De exacte oorzaak van de verhoogde gehalten aan stoffen in de partij Thermisch Gereinigde Grond die in Bunschoten is toegepast, is nog steeds niet bekend.

Het waterschap heeft als oplossingsrichting gekozen om de Thermisch Gereinigde Grond definitief te verwijderen. Er wordt nu gezocht naar een bestemming voor de grond. Deze bestemming hangt af van de resultaten van het grondonderzoek dat nu loopt en naar verwachting eind maart 2019 wordt afgerond.

Het waterschap neemt alle juridische stappen om de aansprakelijkheid neer te leggen bij de veroorzaker/vervuiler en de volledige schade te verhalen en wordt hierbij ondersteund door Rijkswaterstaat.

De leden van de D66-fractie lezen in de 14e voortgangsrapportage dat er vertraging is in de uitvoering van de werkzaamheden aan de Markermeerdijk. Kan de Minister toelichten wat de verwachte consequenties van deze vertragingen zijn? Wordt de Kamer hier nog apart over geïnformeerd?

In mijn brief voor het Wetgevingsoverleg van 26 november 2018 (Kamerstuk 35 000 J, nr. 7) heb ik u geïnformeerd over de verwachte consequenties van de vertraging in de uitvoering van de werkzaamheden aan de Markermeerdijk.

Duurzaamheid

De leden van de D66-fractie hechten veel waarde aan het principe van duurzaamheid en ondersteunen waar mogelijk de transitie naar een duurzame en circulaire economie. In het maken van deze transitie heeft de rijksoverheid een belangrijke rol. De Nederlandse rijksoverheid is namelijk één van de grootste opdrachtgevers in Nederland en kan de transitie juist aanjagen door in haar aanbestedingen duurzaamheidscriteria op te nemen en duurzaam inkopen te doen. Deze leden vragen of de Minister kan toelichten of er tijdens de aanbesteding van projecten, in het kader van het HWBP-2, «duurzaamheid» een rol heeft gespeeld.

Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is dit terug te zien in de uitvoering van de projecten? Heeft de Minister in beeld wat de CO2-last is van grondverplaatsingen als gevolg van dijkverzwaring? Kan de Minister toelichten of er bij dijkverzwaringspro-jecten juist naar grond en klei wordt gekeken die afkomstig is uit de omgeving? Zo nee, waarom niet?

Vanuit het HWBP-2 worden opdrachtgevers gestimuleerd en gefaciliteerd om duurzaamheid (CO2-reductie, hergebruik van materialen, energieopwekking) op te nemen in aanbestedingen. Projecten als Den Oever, Hoeksche Waard Zuid en Cadzand-Maritiem zijn HWBP-2 projecten waarbij dit heeft plaatsgevonden.

Binnen de Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW)-sector wordt men zich steeds meer bewust van het belang van duurzaamheid. Overheden, marktpartijen en kennisinstituten hebben zich in 2017 geconformeerd aan de Green Deal Duurzaam GWW 2.0. Ambitie die de partijen met de Green Deal hebben uitgesproken is dat duurzaamheid in 2020 een integraal onderdeel is van alle spoor-, grond-, water- en wegenbouwprojecten (duurzaamheid is «business as usual»). Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgevers, zoals Rijkswaterstaat en de waterschappen én marktpartijen om invulling te geven aan de afspraken in de Green Deal. Binnen Rijkswaterstaat wordt gewerkt met de Aanpak Duurzaam GWW. Zo is een methode ontwikkeld om de milieubelasting van GWW-werken te berekenen. Aanbieders die een lagere milieubelasting realiseren, maken meer kans om aanbestedingen te winnen. Inzet van grond en klei uit de omgeving is één van de onderwerpen waarnaar gekeken wordt.

Rijkswaterstaat heeft, als onderdeel van de certificering van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op de CO2-prestatieladder, een beeld van de onderlinge verhoudingen van de CO2-uitstoot van de verschillende materiaalstromen, waaronder die van grondverplaatsingen (13% van de totale uitstoot in de keten). Dit betreft een beeld van de CO2-uitstoot van alle grondverplaatsingen uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat en geeft geen specifiek beeld van de CO2-last van grondverplaatsingen als gevolg van dijkverzwaringen. Rijkswaterstaat werkt toe naar een certificering op het hoogste niveau van de CO2-prestatieladder in 2020, waarbij per project in toenemende mate inzicht zal komen van de CO2-emissie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 32 698, nr. 42 6


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.