Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van Justitie en Veiligheid inzake nadere vragen van de PVV-fractie over het verslag van de JBZ-raad van 12-13 oktober 2017 - JBZ-Raad

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. JO toegevoegd aan .

1.

Kerngegevens

Officiële titel JBZ-Raad; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van Justitie en Veiligheid inzake nadere vragen van de PVV-fractie over het verslag van de JBZ-raad van 12-13 oktober 2017
Document­datum 04-12-2018
Publicatie­datum 04-12-2018
Nummer KST32317JO
Kenmerk 32317, nr. JO
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2018-

2019

32 317

JBZ-Raad

JO

VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

vastgesteld 4 december 2018

De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad1 hebben op 11 september 2018 en 2 oktober 2018 de reactie van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 juli 2018, die mede is verzonden namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, besproken inzake de nadere vragen naar aanleiding van het verslag van de JBZ-Raad van 12-13 oktober 2017 (onderdeel toetreding EU tot EVRM).2

Naar aanleiding hiervan is op 9 oktober 2018 een brief gestuurd.

De Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken hebben op 4 december 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het nader gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad, Van Dooren

1    Samenstelling:

Nagel (50plus), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Schaap (VVD), Strik (GL) (vice-voorzitter), Knip (VVD, Faber-van de Klashorst (PVV), Schouwenaar (VVD), Gerkens (SP), Dercksen (PVV) (voorzitter), D.J.H. van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Knapen (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Stienen (D66), Wezel (SP), Bikker (CU), Overbeek (SP), Van Zandbrink (PvdA), Fiers PvdA), Andriessen (D66), Vink (D66), Van Leeuwen (PvdD)

2    Kamerstukken I 2017/2018, 32 317, JB.

kst-32317-JO ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2018

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid Den Haag, 9 oktober 2018

De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad hebben op 11 september 2018 en 2 oktober 2018 uw reactie d.d. 3 juli 2018, die mede is verzonden namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, besproken inzake de nadere vragen naar aanleiding van het verslag van de JBZ-Raad van 12-13 oktober 2017 (onderdeel toetreding EU tot EVRM).1 De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen en opmerkingen.

In uw reactie stelt u:

«Het toetredingsproces loopt zoals bekend aanzienlijke vertraging op naar aanleiding van advies 2/13 van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 december 2014, waarin het Hof heelt bepaald dat het concept-toetredingsakkoord op meerdere punten onverenigbaar is met de EU-Verdragen. Het is aan de Commissie, die namens de EU onderhandelt met de staten die partij zijn bij het EVRM, om met voorstellen te komen die de bezwaren van het EU-Hof adresseren. De Commissie is sindsdien bezig met een analyse van de juridische bezwaren die zijn opgeworpen door het EU-Hof. Pas wanneer er in EU-verband, tussen Commissie en Raad, overeenstemming is over de oplossingsrichtingen kan de Unie terug naar de onderhandelingstafel in Straatsburg. Nederland heeft contact met de instellingen over het vlot trekken van dit dossier en heeft ook het inkomend Oostenrijks Voorzitterschap van de Raad om aandacht gevraagd hiervoor.»2

Ter zake hebben de leden van de PVV-fractie de volgende vragen:

De Minister heeft al gezegd voorstander te zijn van toetreding ondanks de fundamentele bezwaren daartegen van het Hof. Het Hof doet dit op basis van het huidige Verdrag dat is goedgekeurd door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Europese Commissie zou nu met voorstellen moeten komen zodat toetreding toch gaat lukken: kan de Minister aangeven of dit logischerwijs alleen mogelijk is door het Verdrag te wijzigen?

Kan de Minister aangeven waarom hij zonder expliciete raadpleging van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer en zonder debat op voorhand al een voorstander is van het inzetten op wijzigingen die inhoudelijk nog helemaal niet bekend zijn?

De vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad ziet uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad, R.G.J. Dercksen

BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 december 2018

De vaste Commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad heeft namens de PVV-fractie opnieuw vragen gesteld over het verslag van de JBZ-Raad van 12-13 oktober 20173. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van deze aanvullende vragen en opmerkingen en wij bedanken de leden van deze fractie voor hun betrokkenheid op dit terrein. De antwoorden op de gestelde vragen sturen wij u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties. Tevens gaan wij in op de motie van het lid van Apeldoorn C.S4 om de Kamer te informeren over de precieze stand van zaken in het verplichte toetredingsproces en om de Kamer te informeren over (on)mogelijkheden om de toetreding van de EU tot het EVRM op afzienbare termijn te realiseren.

De vaste commissie vermeldde dat de Minister van Justitie en Veiligheid in zijn reactie van 3 juli jl. 5 heeft gesteld:

«Het toetredingsproces loopt zoals bekend aanzienlijke vertraging op naar aanleiding van advies 2/13 van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 december 2014, waarin het Hof heeft bepaald dat het concept-toetredings-akkoord op meerdere punten onverenigbaar is met de EU-Verdragen. Het is aan de Commissie, die namens de EU onderhandelt met de staten die partij zijn bij het EVRM, om met voorstellen te komen die de bezwaren van het EU-Hof adresseren. De Commissie is sindsdien bezig met een analyse van de juridische bezwaren die zijn opgeworpen door het EU-Hof. Pas wanneer er in EU-verband, tussen Commissie en Raad, overeenstemming is over de oplossingsrichtingen kan de Unie terug naar de onderhandelingstafel in Straatsburg. Nederland heeft contact met de instellingen over het vlot trekken van dit dossier en heeft ook het inkomend Oostenrijks Voorzitterschap van de Raad om aandacht gevraagd hiervoor.»

De leden hebben van de PVV-fractie hebben ter zake de volgende vragen gesteld:

«De Minister heeft al gezegd voorstander te zijn van toetreding ondanks de fundamentele bezwaren daartegen van het Hof. Het Hof doet dit op basis van het huidige Verdrag dat is goedgekeurd door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Europese Commissie zou nu met voorstellen moeten komen zodat toetreding toch gaat lukken: kan de Minister aangeven of dit logischerwijs alleen mogelijk is door het Verdrag te wijzigen? Kan de Minister aangeven waarom hij zonder expliciete raadpleging van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer en zonder debat op voorhand al een voorstander is van het inzetten op wijzigingen die inhoudelijk nog helemaal niet bekend zijn?«

Hierop antwoorden wij als volgt:

Het kabinet is voorstander van toetreding van de EU tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In advies 2/94 heeft het EU-Hof geoordeeld dat de

Europese Gemeenschap in de toenmalige stand van het gemeenschapsrecht niet bevoegd was tot het EVRM toe te treden en dat dit een verdragswijziging zou vereisen. Met het Verdrag van Lissabon is in artikel 6 VWEU (Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie) een expliciete grondslag en verplichting opgenomen om hieraan tegemoet te komen. («De Unie treedt toe tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.»).

Verder heeft het EU-Hof in advies 2/13 bepaald dat het concept-toetredings-akkoord op meerdere punten onverenigbaar is met de EU-verdragen. De zorgen van het EU-Hof moeten serieus genomen worden en er moet gewerkt worden aan gedegen juridische oplossingen. Tegelijkertijd moeten de oplossingen ook politiek haalbaar zijn voor alle partijen (Brussel en Straatsburg). Het kabinet heeft er vertrouwen in dat het mogelijk moet zijn om tegemoet te komen aan de bezwaren van het EU-Hof zonder dat het nodig is om de EU-verdragen hiertoe te wijzigen. Het is aan de Commissie, die namens de EU optreedt als onderhandelaar, om met voorstellen te komen die de bezwaren van het EU-Hof adresseren. Op basis van analyses van de Commissie wordt op technisch niveau gesproken over mogelijke oplossingen voor de bezwaren van het Hof van Justitie. Hierbij wordt zoveel mogelijk gestreefd naar oplossingen die de EU eenzijdig en zelfstandig kan realiseren teneinde wijzigingen van het concept-toetredingsverdrag zo beperkt mogelijk te houden. De besprekingen zijn nog niet afgerond en de Raad en de Commissie hebben dus nog geen overeenstemming over deze oplossingen bereikt. De onderhan-delingsinzet van de Unie zal pas worden vastgesteld nadat alle bezwaren van het EU-Hof zijn besproken.

Gedurende het Luxemburgse en het Nederlandse voorzitterschap is gesproken over oplossingen voor de technische en procedurele bezwaren van het EU-Hof. De twee meest delicate bezwaren betreffen het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en het beginsel van wederzijds vertrouwen en autonomie van het Unierecht. Gedurende het Slowaakse voorzitterschap is het bezwaar van het Hof besproken met betrekking tot het beginsel van wederzijds vertrouwen dat de EU-lidstaten het Unierecht en de mensenrechten naleven en elkaar daarop in beginsel niet controleren. De discussie hierover heeft nog geen uitsluitsel gegeven over de manier waarop dit bezwaar van het Hof het beste geadresseerd kan worden. Lidstaten hebben hun voorkeur uitgesproken voor een oplossing die zo goed mogelijk past binnen het huidige EVRM-kader. Hierover zal nog verder worden gesproken in Raadswerkgroep-verband.

Onder het Oostenrijks voorzitterschap is recentelijk voor het eerst in Raadswerkgroep-verband gesproken over het laatste bezwaar van het EU-Hof: de ingestelde rechterlijke controle door het EHRM op de naleving van de mensenrechten in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), terwijl het EU-Hof daar niet volledige rechtsmacht heeft. Ook hierover zal nog verder worden gesproken. Uiteraard zullen wij u als parlement periodiek blijven informeren over de stand van zaken in dit dossier.

Ten slotte wijzen wij u er nog op dat het uiteindelijke toetredingsakkoord moet worden goedgekeurd door alle zevenenveertig staten die partij zijn bij het EVRM en door de EU. Binnen het EU-kader moet het besluit tot sluiting door de Raad met unanimiteit worden aangenomen, na goedkeuring door het Europees Parlement (zie artikel 218, lid 6, sub a, onder ii) en lid 8, tweede alinea, VWEU). Tot slot moeten de EU-lidstaten het besluit tot sluiting in overeenstemming met hun grondwettelijke bepalingen hebben goedgekeurd voordat het in werking kan treden. Dat betekent dat, in het kader van het lidmaatschap van het Koninkrijk van het

EVRM, bij rijkswet het toetredingsverdrag en, in het kader van het lidmaatschap van de EU, bij wet het EU-goedkeuringsbesluit tegelijkertijd ter goedkeuring zullen worden voorgelegd aan het parlement.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Buitenlandse Zaken,

  • S. 
    Blok

Eerste Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 32 317, JO 5

1

   Kamerstukken I 2017/2018, 32 317, JB.

2

   Kamerstukken I 2017/2018, 32 317, JB, p.7

3

   Kamerstukken I, 2017/2018, 23 317 IF

4

   Kamerstukken I, 2017/2018, 34 841, D

5

   Kamerstukken I, 2017/2018 32 317, JB


 
 
 
 

3.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.