Brief regering; Uitvoering motie Jasper van Dijk/Mohandis over het maximeren van het collegegeld voor een tweede studie (34550-VIII-20) - Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 583 toegevoegd aan dossier 31288 - Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid; Brief regering; Uitvoering motie van de leden Jasper van Dijk en Mohandis over het maximeren van het collegegeld voor een tweede studie (Kamerstuk 34550-VIII-20) |
---|---|
Documentdatum | 11-04-2017 |
Publicatiedatum | 11-04-2017 |
Nummer | KST31288583 |
Kenmerk | 31288, nr. 583 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2016-
2017
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 7 april 2017
Deze brief geeft uitvoering aan de motie Jasper van Dijk/Mohandis1, ingediend tijdens de begrotingsbehandeling op 3 november 2016. De motie verzoekt om uit te zoeken hoe het collegegeld voor een tweede studie (bachelor/master) gemaximeerd kan worden.
Sinds 1 september 2010 komt een student alleen nog voor één bachelor en één master in aanmerking voor betaling van het wettelijk collegegeld. Hierop zijn twee uitzonderingen:
-
1)als de student de tweede studie gelijktijdig met de eerste studie volgt of is begonnen;
-
2)als de tweede studie zorg of onderwijs betreft en de student hier niet eerder een graad in heeft behaald.
In de Strategische Agenda van 2007 is aangekondigd dat de grondslagen voor de bekostiging zouden worden aangepast. De vernieuwing van het financiële stelsel hoger onderwijs richtte zich op het bevorderen van deelname van studenten, kwaliteit en diversiteit in het opleidingsaanbod. De bekostiging was destijds gebaseerd op het aantal studenten dat per jaar is ingeschreven bij geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen, het aantal bachelor- en mastergraden dat aan een student wordt verleend en een specifieke onderwijsopslag per instelling. De overheidsbekostiging is sindsdien teruggebracht tot één (nominale) bachelor- en één (nominale) masteropleiding. Indien een student al een graad heeft behaald, betaalt deze het instellingscollegegeld. Het instellingscollegegeld wordt bepaald door de instelling zelf waarbij de medezeggenschap adviesrecht heeft op de hoogte van het instellingscollegegeld. De hoogte van het instellingscollegegeld zorgde de laatste jaren voor veel vragen vanuit de Tweede Kamer. Ingaand op de ingediende motie, zie ik de volgende opties om het instellingscollegegeld te maximeren:
1 Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 20.
kst-31288-583 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2017
Optie 1: Maximum instellen
Er wordt een maximum ingesteld op het instellingscollegegeld voor een tweede studie. Dat zal geen uniform maximum zijn, maar er zal gedifferentieerd worden conform de bekostigingsparameters in het bekostigingsmodel (laag, hoog, top). Dit betekent dat voor laag bekostigde studies, bijvoorbeeld economie, een lager maximum geldt dan voor hoog of top bekostigde studies, bijvoorbeeld geneeskunde.
Door op deze manier het maximum tarief te berekenen per studie, sluit ik aan op wat instellingen normaal vanuit de overheid gefinancierd krijgen als het om de eerste studie gaat. Dit is inclusief het wettelijk collegegeld, zoals dat ook bij eerste studies geldt. Dit wil niet zeggen dat dit berekende bedrag ook de daadwerkelijke kosten zijn. De berekenmethode leidt tot de volgende maximale tarieven:
Laag |
Hoog |
Top |
|
Hbo |
€ 8.548 |
€ 10.386 |
€ 11.830 |
Wo bachelor |
€ 7.612 |
€ 10.426 |
€ 18.869 |
Wo master |
€ 11.140 |
€ 15.718 |
€ 29.452 |
Deze bedragen zullen ieder jaar worden aangepast aan de dan geldende bekostigingstarieven. De tarieven komen voor een groot deel van de opleidingen redelijk overeen met de instellingscollegegelden voor een tweede studie die momenteel gevraagd worden door instellingen, maar er is een aantal uitschieters.1 Door het tarief op deze manier te maximeren, zijn deze uitschieters niet langer mogelijk. Het stellen van een maximum creëert meer eenheid in het maximale gevraagde bedrag, waardoor er meer transparantie en duidelijkheid ontstaat. Het blijft uiteraard ook toegestaan voor een instelling om een bedrag onder het berekende maximum instellingscollegegeld te vragen.2 Het is mogelijk dat een instelling op dit moment meer vraagt aan de student voor een tweede studie, dan op basis van bovenstaande tabel toegestaan zou zijn. In dat geval zijn er bij maximering gederfde inkomsten voor de instelling. ResearchNed heeft berekend dat dit voor enkele instellingen het geval zal zijn. Over het geheel genomen zal geen sprake zijn van inkomstenderving.
Optie 2: Bekostigen en wettelijk collegegeld
De meest vergaande optie is om tweede studies weer te gaan bekostigen en studenten het wettelijk collegegeld te laten betalen. De kosten hiervoor bedragen 180 miljoen euro structureel, rekening houdend met de te verwachten stijging van het aantal studenten dat een tweede studie volgt. De verwachting is dat het aantal (deeltijd)studenten zal toenemen naar het niveau van voor 2010 als een tweede studie goedkoper wordt. Daarnaast zal het aantrekkelijker worden voor studenten om door te stromen naar een wo-opleiding, na afronding van een hbo-bachelor. Ook schakeltra-jecten tussen hbo en wo zullen hiermee gestimuleerd worden. Schakelstu-denten worden in de meeste gevallen ingeschreven in de wo-bachelor en zouden met het bekostigen van tweede studies automatisch ook in aanmerking komen voor bekostiging. Op bekostigingsopties voor schakeltrajecten tussen hbo en wo kom ik verder terug in mijn beleidsreactie naar aanleiding van het onderzoek naar schakeltrajecten door ResearchNed. Deze reactie ontvangt u van mij op korte termijn.
In 2010 is besloten tot bekostiging van één bachelor en één master. De redenering daarachter is dat we met publiek geld iedereen de kans willen geven op één bachelor en één master. Daarna zijn gediplomeerden voldoende in staat een eventuele tweede opleiding te bekostigen. De SER heeft onlangs een advies uitgebracht over postinitieel leren, waarin het niet langer bekostigen van tweede studies in het hoger onderwijs als belemmerende factor voor leven lang leren is benoemd.3 Onlangs is ook het advies van de Commissie vraagfinanciering mbo verschenen over leven lang leren.4 Hierin worden verschillende aanbevelingen gedaan voor het stimuleren van een leven lang leren, met name voor mensen met een opleiding tot mbo-niveau 4. Ik kan me voorstellen dat bovenbeschreven opties ook in het licht van deze recente adviezen worden bezien.
Gezien de beleidsmatige, financiële en juridische consequenties, stel ik voor dat een eventuele aanpassing van de huidige bekostigingssystematiek wordt gemaakt door een volgend kabinet.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
-
M.Bussemaker
Tweede Kamer, vergaderjaar 2016-2017, 31 288, nr. 583 3
ResearchNed heeft in opdracht van OCW het door instellingen gevraagde collegegeld vergeleken met het bovenbeschreven gemaximeerde tarief. Zie ResearchNed, Tweede studies Doorrekening maximering instellingscollegegelden, maart 2017.
Het gevraagde bedrag mag echter niet lager zijn dan het wettelijk collegegeld.
SER-advies, Leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan: een advies over postinitieel leren, maart 2017.
Advies commissie vraagfinanciering mbo, Doorleren werkt Samen investeren in nieuwe zekerheid, april 2017.