Brief regering; Geannoteerde agenda van de Informele Milieuraad op 16 en 17 juli 2014 - Milieuraad

Deze brief is onder nr. 521 toegevoegd aan dossier 21501-08 - Milieuraad i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Milieuraad; Brief regering; Geannoteerde agenda van de Informele Milieuraad op 16 en 17 juli 2014
Document­datum 04-08-2014
Publicatie­datum 04-08-2014
Nummer KST2150108521
Kenmerk 21501-08, nr. 521
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

21 501-08 Milieuraad

Nr. 521 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2014

Hierbij doe ik u mede namens de Minister voor Infrastructuur en Milieu de geannoteerde agenda toekomen van de Informele Milieuraad die op 16 en 17 juli a.s. in Milaan zal plaatsvinden. Deze geannoteerde agenda is gebaseerd op de informatie die tot nu toe is ontvangen van het Italiaans Voorzitterschap. Mocht de agenda van de Informele Milieuraad op belangrijke punten anders blijken te zijn dan nu gedacht, dan zal ik u hierover informeren.

Tijdens het AO Transportraad van 28 mei (Kamerstuk 21 501-33, nr. 495) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de IenM-thema’s die de regering centraal wil stellen tijdens het Nederlandse EU Voorzitterschap in 2016. Ik kan u berichten dat de Minister van Buitenlandse Zaken uw Kamer dit najaar rijksbreed zal informeren over de thema’s en de verdere aanpak voor wat betreft het EU Voorzitterschap.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Geannoteerde agenda Informele Milieuraad 16 en 17 juli 2014

Inleiding

Voor de eerste dag van de Informele Milieuraad staan twee onderwerpen op de agenda. Eerst wordt er gesproken over klimaatverandering, zowel om de VN Klimaattop in september 2014 voor te bereiden als om de voortgang te bespreken richting Europese Raad van oktober 2014 die een besluit zal nemen over het EU Klimaat- en Energiepakket voor de periode 2020-2030. Daarna komt aan de orde hoe verdere vergroening van het Europees semester en de EU 2020 strategie bij kan dragen aan een transitie naar een duurzame en circulaire economie. Op de tweede dag is er een gezamenlijke werkbijeenkomst met de Ministers verantwoordelijk voor werkgelegenheid om de verbanden tussen groene groei en werkgelegenheid te expliciteren en een dialoog te starten over de vraag hoe beleidsmaatregelen elkaar wederzijds kunnen ondersteunen.

Klimaatverandering: VN Klimaattop september 2014

De Informele Milieuraad zal bespreken welke boodschap de EU kan afgeven op de VN Klimaattop in september 2014 in New York, met als gegeven dat de Europese Raad in oktober besluit over de doelstelling die de EU zichzelf oplegt voor de emissiereducties in de periode 2020-2030. De uiteindelijke inzet voor het nieuwe mondiale klimaatakkoord waar op de Conference of the Parties (COP) 21 van het Raamwerkverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC) in 2015 in Parijs over moet worden besloten, zal hierop zijn gebaseerd. De EU kan hier tijdens de VN Klimaattop echter niet op vooruitlopen en zal terug moeten vallen op wat er in de conclusies van de Europese Raad van maart en juni 2014 is vastgelegd. Kort samengevat is de boodschap die kan worden afgegeven dat de verplichtingen die de EU op zich zal nemen volledig in lijn zullen zijn met de eerder overeengekomen ambitieuze doelen voor 2050 en dat het uiteindelijke aanbod op zijn laatst in het eerste kwartaal van 2015 zal worden ingediend.

Centraal op de VN Klimaattop staat de urgentie om mondiaal werk te maken van maatregelen die klimaatverandering effectief tegen gaan, mede door middel van een nieuw mondiaal klimaatakkoord, alsmede klimaatadaptatie, klimaatfinanciering en overdracht van kennis en innovatie. Specifieke aandachtspunten zijn de collectieve ambitie in de context van het nieuwe akkoord en de nationaal bepaalde bijdragen die landen zullen indienen. Tijdens de klimaatconferentie in Warschau (2013) werd afgesproken dat landen hun indicatieve bijdragen (d.w.z. hun klimaatdoelen voor de periode na 2020) ruim vóór de klimaattop in Parijs (december 2015) zullen indienen, zo mogelijk in het eerste kwartaal van 2015 voor die landen die daartoe in de gelegenheid zijn. Het kabinet steunt het uitdragen van een positieve boodschap door de EU over het tijdig indienen van de eigen bijdrage. In het kader van de collectieve ambitie zal het kabinet de noodzaak benadrukken van een flexibel en dynamisch akkoord met brede participatie.

Door de klimaatconferentie in Doha (2012) is besloten dat de landen die meedoen aan de tweede verplichtingenperiode van het Kyoto Protocol in 2014 informatie verschaffen over hun intenties om hun ambitie te verhogen. Het standpunt van het kabinet, zoals naar voren gebracht op de ministeriële sessies die op 5-6 juni in het kader van het UNFCCC in Bonn zijn gehouden, is dat alle partijen moeten bezien hoe het ambitieniveau al in de periode tot 2020 kan worden verhoogd. Het kabinet steunt het uitdragen van een positieve boodschap over de door de EU behaalde extra emissiereducties bovenop de doelstelling uit het Kyoto Protocol, en vindt dat de EU moet overwegen om deze overprestatie in te zetten in het mondiale spoor. Hierbij geeft het kabinet er de voorkeur aan om de overprestatie onderdeel te maken van de EU-inzet voor het nieuwe klimaatverdrag (met deelname van veel landen) in plaats van het ophogen van de bindende afspraken onder het Kyoto-protocol (waar een beperkt aantal landen partij bij is).

Klimaatverandering: Klimaat- en Energiepakket 2030

De Informele Milieuraad zal reflecteren op de conclusies van de Europese Raad van 26 en 27 juni en vooruitblikken op het traject naar besluitvorming in de Europese Raad van oktober. De routekaart die de Voorzitter van de Europese Raad heeft opgesteld wordt vooralsnog goed gevolgd. Onderdeel daarvan is dat de Voorzitter met de Commissie één voor één in gesprek gaan met de lidstaten over de randvoorwaarden en mogelijke oplossingsrichtingen. Ook zijn er zogenaamde landenfiches opgesteld. Deze ronde op sherpaniveau (een tweede volgt in september) is afgerond. Op de Milieuraad van 12 juni heeft Commissaris Hedegaard toegezegd dat de Commissie op basis van bijgewerkte landenfiches en de inbreng van de bilaterale gesprekken en op de Milieuraad zelf, nader analyses uit zal voeren waarover met de lidstaten wordt gecommuniceerd.

De Europese Raad van 26 en 27 juni heeft herbevestigd dat het uiterlijk in oktober een finaal besluit neemt over het klimaat- en energiepakket 2030 met inbegrip van verdere maatregelen die de energievoorzieningszekerheid en de interconnectiviteit in Europa moeten verbeteren. Hiervoor is noodzakelijk dat alle elementen op tafel liggen; de Europese Raad ziet uit naar de review van de Richtlijn energie-efficiency en het voorstel hoe deze na 2020 moet worden voortgezet. Het kabinet heeft hierover nog geen standpunt bepaald.

De kabinetsinzet is gebaseerd op het SER Energieakkoord en de kabinetsreactie op de Commissiemededeling1. Dit houdt in dat voor wat betreft het EU doel voor 2030 voor het kabinet 40% reductie, te behalen binnen Europa, de ondergrens is. Het kabinet heeft PBL en ECN tevens gevraagd om verschillende opties voor de verdeling van de Europese klimaatambities over de lidstaten uit te werken. Om een beter passende balans te kunnen bereiken zal de Nederlandse inzet er op gericht zijn om kosteneffectiviteit een grote rol te geven. Tevens vindt het kabinet dat alle lidstaten een bijdrage moeten leveren (dus geen verdere groei van emissies meer toestaan). Het kabinet hecht eraan dat alle lidstaten werk maken van onderzoek naar de consequenties van verschillende opties op nationaal niveau om richting de Voorzitter van de Europese Raad kleur te kunnen bekennen over de belangrijke kenmerken van het besluit dat in oktober moet worden genomen.

Het kabinet wil dat de CO2-reductiedoelstelling in de keten transportbrandstoffen in de Richtlijn Brandstofkwaliteit gehandhaafd blijft vanwege het belang van deze doelstelling voor het behalen van de reductiedoelstelling voor wegtransport die in het Energieakkoord is vastgelegd.

Groene groei: vergroening Europees Semester en de EU 2020 strategie

Tijdens de Informele Milieuraad zal er een gedachtewisseling (ronde tafel) plaatsvinden over hoe groene groei een «boost» te geven in de EU. Voor een transitie richting een circulaire en duurzame economie staan diverse instrumenten en beleidsmaatregelen ter beschikking. Met dit als vertrekpunt zal de Informele Milieuraad zich buigen over de vraag hoe de milieudimensie in het EU governance proces langs twee lijnen versterkt kan worden. De eerste lijn is om het Europees Semester te vergroenen door de milieuprioriteiten in de «Annual Growth Survey (AGS)» te versterken, bij voorkeur al in de komende cyclus. De tweede lijn heeft betrekking op iets langere termijn en richt zich er op om bij de herziening van de EU 2020 strategie de groene dimensie ervan uit te bouwen. Daarbij zal specifiek aandacht moeten worden gegeven aan een efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De EU 2020 strategie wordt herzien in 2015. De Commissie zal tijdens de Informele Milieuraad de recent uitgebrachte initiatieven presenteren die hiermee verband houden (zie groene groei en werkgelegenheid). Het Europees Milieuagentschap zal in 2015 het vijfjaarlijkse «State of the Environment Report (SOER 2015)» uitbrengen. De voorbereidingen voor dit belangrijke rapport zijn in volle gang en de directeur van het EEA zal de Informele Milieuraad informeren over de stand van zaken en de voorlopige bevindingen.

Dit jaar bevat de AGS de erkenning dat voor het economische herstel, naast een gerichte financieel-economische aanpak, meer aandacht nodig is voor langetermijninvesteringen in onderwijs, onderzoek, energie en klimaatactie. In het bijzonder verschuiving van belasting op arbeid naar andere belastinggrondslagen, energie- en hulpbronefficiëntie en groene banen worden hierbij aangehaald. Het kabinet erkent het belang van meer aandacht voor duurzaamheid binnen de AGS waarbij de balans met de andere uitdagingen en de continuïteit moet worden bewaard. De Informele Milieuraad zal met name van gedachten wisselen over de wijze waarop «resource productivity» vormgegeven kan worden in het Europees Semester. Nadruk wordt naar verwachting gelegd op de introductie van nieuwe indicatoren en het monitoren van groene banen en investeringen. Het kabinet zal bij deze discussie putten uit het beleid zoals vastgelegd in het SER Energieakkoord, de Groene Groeibrief2 en de recente brief Van Afval naar Grondstof (VANG)3. Het kabinet benadrukt hierbij dat een beperkt aantal concrete en meetbare doelstellingen de belangrijkste kracht is van de Europa 2020-strategie. Met betrekking tot energie en klimaat is gekozen voor een drieledig doel, namelijk CO2-reductie, energie-efficiëntie en duurzame energie. In de periode tot 2020 kan vanwege continuïteitsoverwegingen vastgehouden worden aan de bestaande drie doelen, zonder deze aan te passen of uit te breiden. Voor wat betreft duurzaamheid zou ook informatie moeten worden geboden over «resource productivity». Met indicatoren op dit gebied kan een beter beeld geschetst worden van de ontwikkelingen op het gebied van hulpbronefficiëntie in Europa.

Groene groei en werkgelegenheid

Het onderwerp «Groene groei en werkgelegenheid» wordt behandeld in een gezamenlijke bijeenkomst met de Ministers verantwoordelijk voor werkgelegenheid. De insteek is om de verbanden tussen groene groei en werkgelegenheid te expliciteren en een dialoog te starten over de vraag hoe beleidsmaatregelen elkaar wederzijds kunnen ondersteunen. Aan de orde komt niet alleen welke kansen groene groei biedt voor de werkgelegenheid, maar ook welke problemen en obstakels een transitie naar een groene economie bemoeilijken. Het voorzitterschap stuurt er op aan dat aan de hand van concrete voorbeelden kan worden geleerd hoe milieubeleid kan fungeren als banenmotor die zorgt voor economische groei. Energie, koolstofarme technieken en een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen vormen in de toekomst het hart van een groene economie. Het onderwerp wordt ingeleid met toespraken door Algemeen Directeur van de ILO en Eurocommissarissen Potočnik (Milieu) en Andor (Werkgelegenheid). Beide commissarissen zullen hun inbreng baseren op de mededelingen «Groene werkgelegenheid, noodzaak voor een geïntegreerde benadering», «Naar een circulaire economie» en «Een groen actieplan voor het MKB», alsmede een wetgevend voorstel om de doelstellingen van het Europese afvalstoffenbeleid te herzien4.

Het hierop volgende debat is gestructureerd volgens vier onderwerpen:

    • 1. 
      Werkgelegenheid en milieubeleid: instrumenten, ervaringen en obstakels.
    • 2. 
      Banenpotentieel en vaardigheden benodigd voor een groenere economie
    • 3. 
      Op weg naar een groene economie: het succesvol aansturen van de arbeidsmarkttransitie
    • 4. 
      Monitoren van groene banen, geïntegreerd in het Europese beleidskader

Aan het debat wordt ook deelgenomen door vertegenwoordigers van maatschappelijke actoren vanuit het bedrijfsleven, vakbonden en milieuorganisaties.

De Nederlandse inbreng zal mede gebaseerd zijn op het beleid zoals uiteengezet of vastgelegd in het SER Energieakkoord, de Groene Groeibrief en de recente brief Van Afval naar Grondstof (VANG).

Noot 1

Kamerstuk 33 858, nr. 2.

Noot 2

Kamerstuk 33 043, nr. 14.

Noot 3

Kamerstuk 33 043 ,nr. 28.

Noot 4

COM(2014) 397 final i, Voorstel voor een richtlijn inzake doelstellingen afvalstoffenbeleid.

COM(2014) 440 final i, Groen actieplan voor het MKB.

COM(2014) 445 final i, Mededeling resource efficiency in de bouw.

COM(2014) 446 final i, Initiatief voor groene werkgelegenheid.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.