Brief regering; Volatiliteit op de agrarische grondstoffenmarkten - Voedingsbeleid

Deze brief is onder nr. 93 toegevoegd aan dossier 31532 - Voedingsbeleid.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voedingsbeleid; Brief regering; Volatiliteit op de agrarische grondstoffenmarkten
Document­datum 18-01-2013
Publicatie­datum 18-01-2013
Nummer KST3153293
Kenmerk 31532, nr. 93
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2012–2013

31 532

Voedingsbeleid

Nr. 93

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 januari 2013

Op 26 oktober 2012 is door mijn ministerie een expertbijeenkomst georganiseerd met als onderwerp: volatiliteit op de agrarische grondstof-fenmarkten. Mijn voorganger heeft in het VAO voedselprijzen en voedsel-speculatie van 10 april 2012 (TK vergaderjaar 2011/2012, 31 532 nr. 74) aangegeven met verschillende betrokken partijen de laatste stand van zaken rond dit onderwerp te willen bespreken. Dit is gedaan via de genoemde expertbijeenkomst, met het bij gevoegde verslag informeer ik u over deze bijeenkomst1.

Doel van de bijeenkomst was om met experts uit verschillende organisaties te spreken over de toegenomen prijsvolatiliteit van agrarische grondstoffen. Tijdens de bijeenkomst is niet gezocht naar een consensus over de geagendeerde onderwerpen, maar is open gesproken over de inzichten van de verschillende experts. Twee onderwerpen stonden centraal in de verschillende bijdragen en worden in deze brief toegelicht.

Beleggen in derivaten van agrarische grondstoffen

Het beleggen in derivaten van agrarische grondstoffen was prominent onderdeel van de discussie. Een onderzoeker van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) presenteerde de uitkomst van een analyse van de wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp. Hieruit kwam naar voren dat er geen causale relatie gelegd kan worden tussen het beleggen in derivaten van agrarische grondstoffen en een blijvend effect op de prijs van agrarische grondstoffen. Deze stelling werd ondersteund door een onderzoeker van de Stichting Onderzoek Wereldvoedselvoorziening van de Vrije Universiteit (SOW-VU). De onderzoeker gaf aan dat in vergelijking met enkele jaren geleden de termijnmarkten in Chicago en Kansas weer goed functioneren. De soepel verlopen aanpassing van de termijnprijs van maïs en soja afgelopen zomer illustreren dat. Deze liep, na het publiek worden van de dreigende slechte oogsten in belangrijke productiege-

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer bieden in Amerika, gelijkmatig op en stabiliseerde toen het nieuws in de prijs verwerkt was. Een dergelijk verloop mag van een normaal functionerende markt verwacht worden.

Een onderzoeker van de Stichting Onderzoek Multilaterale Ondernemingen (SOMO), gaf aan dat het moeilijk is om op basis van de beschikbare studies een eensluidende conclusie te trekken over het effect van speculatie op de termijnmarkten. De beschikbare informatie over voedselmarkten en financiële markten, bijvoorbeeld over de omvang van voorraden, de verwachte ontwikkelingen in vraag en aanbod en over de posities van beleggers, is daarvoor onvoldoende. De afweging over het beleggen in derivaten van agrarische grondstoffen gaat naar de mening van SOMO dan ook over het omgaan met deze onzekerheid. Het beleggen in derivaten van agrarische grondstoffen geeft volgens SOMO niet het rendement en de risicospreiding die het in sommige invloedrijke publicaties in het verleden werd toegedacht. Daarbij dragen die beleggingen (na een bepaald basisniveau) niet meer bij aan het indekken van risico via de termijnmarkten. SOMO trekt daarom de conclusie dat het op grote schaal door financiële partijen beleggen in derivaten van agrarische grondstoffen uit voorzorg beter kan worden afgeraden. De toegenomen aanwezigheid van financiële partijen bij de handel in derivaten van agrarische grondstoffen werd onderstreept door een expert van Unilever. Bij het afdekken van risico op de termijnmarkten wordt nu, naast de positiebepaling van commerciële partijen, door Unilever ook gekeken naar de posities van financiële partijen. Iets wat vroeger niet nodig was.

In de discussie kwam naar voren dat er door de experts verschillend werd gedacht over een mogelijke invloed op de prijs van agrarische producten door het beleggen in derivaten van agrarische grondstoffen. Wel leek er consensus te zijn bij de experts dat, mocht er een effect zijn, dit niet groot of prijsbepalend is. In de discussie kwam het gebrek aan informatie over sommige onderdelen van de grondstoffen- en voedselmarkten terug. Dit is eerder vastgesteld en de laatste jaren zijn er, ondermeer door de G20, verschillende initiatieven genomen die het inzicht in de markten moeten vergroten. Zo moet het Agricultural Markets Information System (AMIS) ondergebracht bij de Food and Agricultural Organization van de Verenigde Naties (FAO) meer inzicht brengen in de productie- en voorraadverwachtingen van landbouwproducten. Op dit moment wordt dat gedaan voor tarwe, maïs, rijst en soja. Verder beoogt de herziene «Markets in Financial Instruments Directive» (MiFID) de handel in agrarische grondstoffenderivaten te reguleren. U bent hier recentelijk door de minister van Financiën nader over geïnformeerd (Vergaderjaar 2012–2013 TK 21 501-07 nr. 971). Ik ben van mening dat beide initiatieven bijdragen aan het goed laten functioneren van de landbouwmarkten.

Biobrandstoffen

De mogelijke invloed van de eerste generatie biobrandstoffen (gemaakt uit agrarische producten zoals maïs, suiker en koolzaad) op de volatiliteit van de agrarische grondstoffenmarkten werd toegelicht door een onderzoeker van het LEI. Op verzoek van mijn ministerie heeft het LEI in een kort tijdsbestek een overzicht gemaakt van bekende literatuur, voor de discussie in de expertbijeenkomst. Hieruit bleek dat het gebruik van biobrandstoffen prijsvolatiliteit zowel positief als negatief beïnvloedt. De uiteindelijke invloed (positief of negatief) bleek daardoor moeilijk te bepalen.

Er is ook gesproken over de bijdrage van eerste generatie biobrandstoffen aan de (absolute) stijging van de prijs van agrarische grondstoffen. Dit effect wordt soms hoog ingeschat. Toch blijkt uit beschikbare literatuur dat het effect van de eerste generatie biobrandstoffen op het prijsniveau tijdens de prijspieken van 2008 en 2011 in vergelijking met andere factoren beperkt was. Het toevoegen van biobrandstoffen aan fossiele brandstoffen zorgt volgens enkele experts voor een sterkere koppeling tussen de prijzen van agrarische grondstoffen en de prijs van olie. De koppeling is aanwezig door het gebruik van olie in de productie en verwerking van agrarische producten. Daarnaast kan bij een economisch rendabele toepassing van biobrandstoffen (bijvoorbeeld in Brazilië) een hoge olieprijs zorgen voor een grotere vraag naar grondstoffen voor biobrandstoffen. Daardoor wordt de koppeling in die gevallen versterkt.

In de discussie werd door sommige partijen vraagtekens geplaatst bij het gebruik van de eerste generatie biobrandstoffen. Hierdoor zou er een vraag ontstaan naar agrarische grondstoffen die relatief onafhankelijk is van de prijzen van die grondstoffen. Uit de bijeenkomst kwam naar voren dat de invloed van het gebruik van de eerste generatie biobrandstoffen op de volatiliteit van de grondstoffenmarkten niet eenduidig is vast te stellen.

De inleidingen en de gesprekken in de bijeenkomst waren informatief. Ik vind het waardevol dat de verschillende experts hun inzicht over de toegenomen volatiliteit op de grondstoffenmarkten hebben willen delen. Deze inzichten zullen bij de verdere afwegingen rond dit onderwerp betrokken worden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.