Memorie van toelichting - Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 31315 - Tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers voor de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs; Memorie van toelichting
Document­datum 21-12-2007
Publicatie­datum 21-03-2009
Nummer KST114017
Kenmerk 31315, nr. 3
Van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2007–2008

31 315

Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs

Nr. 3

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Inleiding

Met het onderhavige wetsvoorstel wordt de zogenoemde t-2-systematiek voor de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs uit de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) geschrapt.

Achtergrond

Onderdeel van het coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie van 7 februari 2007 is het invoeren van een nieuwe teldatum voor het bepalen van de instroom van de deelnemers aan het middelbaar beroepsonderonderwijs (mbo). Het gaat daarbij om de deelnemers van de regionale opleidingencentra, de vakinstellingen en de agrarische opleidingscentra (de instellingen). In samenhang met de introductie van een nieuwe teldatum is in het coalitieakkoord een structurele taakstelling van € 155 miljoen per jaar op het landelijk beschikbare budget van de instellingen afgesproken, met ingang van het bekostigingsjaar 2009.

Het verband tussen de nieuwe teldatum en de taakstelling is te vinden in artikel 2.2.1 van de WEB, waarin is geregeld dat het aantal deelnemers mede bepalend is voor de hoogte van de rijksbijdrage voor de instellingen. De deelnemers worden tot nu toe alleen geteld op 1 oktober van het tweede jaar dat voorafgaat aan het bekostigingsjaar (artikel 2.2.1 van de WEB, in samenhang met artikel 2.2.3 van het Uitvoeringsbesluit WEB, hierna: UWEB). Dit is de zogenoemde t-2-systematiek, waarbij «t» staat voor het bekostigingsjaar. De veronderstelling is echter dat het aantal deelnemers in de tweede helft van het studiejaar 10% lager is dan het aantal deelnemers in de eerste helft van het studiejaar. Deze veronderstelling is gebaseerd op het eindrapport van het interdepartementale beleidsonderzoek BVE «Risicoleerlingen en hun leerloopbanen in het MBO» (Kamerstukken II 2005/06, 27 451, nr. 53). Daarin is geconstateerd dat 20% van de deelnemers instroomt na de teldatum 1 oktober, en dat 40% van de deelnemers uitstroomt zonder diploma. Zowel de in- als de uitstroom gebeurt niet alleen aan het einde van, maar ook gedurende het schooljaar.

Bij aanname van een geleidelijke in- en uitstroom gedurende het schooljaar, is het verschil tussen uitstroom en instroom halverwege het jaar te bepalen op 10% (de helft van 40% minus de helft van 20%). De structurele taakstelling van € 155 miljoen is afgeleid van dat percentage.

In het coalitieakkoord van 7 februari 2007 zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de vermindering van het voortijdig schoolverlaten. Een belangrijk deel daarvan is bestemd voor het mbo. Daarnaast zijn eerder extra middelen in het kader van de bestrijding van voortijdig schoolverlaten voor het mbo beschikbaar gemaakt. Deze middelen zijn grotendeels toegevoegd aan de reguliere bekostiging (lumpsum) van de instellingen. Het gaat hier ten eerste om extra middelen naar aanleiding van het eerdergenoemde onderzoek «Risicoleerlingen en hun leerloopbanen in het MBO» ter versterking van de begeleiding van zogenoemde zorg-leerlingen (oplopend van € 30 miljoen in 2006 tot € 103 miljoen vanaf 2009). Ten tweede gaat het om extra middelen voor uitvoering van de kwalificatieplicht tot 18 jaar. Deze lopen voor het mbo op tot € 82 miljoen vanaf 2008 (zie voorts de nota «Aanval op de uitval», Kamerstukken II 2005/06, 26 695, nr. 32).

In de nota «Aanval op de uitval» is aangegeven dat voortijdig schoolverlaten veroorzaakt wordt door diverse factoren, waaronder factoren die niet door de school te beïnvloeden zijn (bijvoorbeeld problemen in de thuissituatie), maar ook door factoren die wel degelijk door de school kunnen worden beïnvloed (bijvoorbeeld een goede ondersteuning bij beroepskeuze en loopbaanoriëntatie). De invoering van de tweede teldatum voor de bekostiging vormt een stimulans voor de instellingen om deelnemers te behouden voor het onderwijs. Tevens is zij een stimulans om capaciteit die gedurende het schooljaar vrijkomt door uitstroom te benutten voor instroom van nieuwe deelnemers ook gedurende het schooljaar. In eerste instantie omdat de instelling weet dat voortijdige uitstroom van deelnemers leidt tot minder bekostiging, maar ook omdat de instroom na 1 oktober bekostiging genereert.

Wanneer instellingen in staat zijn deelnemers op beide teldata binnen de instelling te houden worden zij gecompenseerd voor de ingeboekte korting. De realisatie op 1 februari (het tweede telmoment) bepaalt de eventuele bijstelling van het macrobudget mbo.

Ter uitvoering van het coalitieakkoord wordt dus als tweede teldatum gekozen 1 februari van hetzelfde studiejaar als de teldatum 1 oktober. Geteld wordt dan op 1 oktober van t-2 en op 1 februari van t-1.

De telling van deelnemers wordt op twee niveaus gebruikt voor de bepaling van de omvang van de rijksbijdrage voor de instellingen. In de eerste plaats spelen deelnemersaantallen een rol in de onderhandelingen over de omvang van het macro- of landelijk beschikbare budget, in het kader van de begrotingscyclus. Verder zijn de aantallen van belang voor de berekening van de rijksbijdrage voor de individuele instellingen, conform de bepalingen van de WEB en het UWEB aan de hand waarvan het landelijk beschikbare budget over de instellingen wordt verdeeld. Wat het eerste aspect betreft, zal worden bezien of de deelnemersaantallen in de tweede helft van het studiejaar inderdaad de veronderstelde 10% lager zijn dan in de eerste helft van het studiejaar. Wanneer de daling geringer is, zal de feitelijke mutatie worden betrokken bij de besluitvorming over de vaststelling van het macrobudget.

Door middel van een wijziging van het UWEB wordt het invoeren van de nieuwe teldatum voor het bepalen van de instroom van de deelnemers aan het mbo geregeld, ten behoeve van de berekening van de rijksbij-

drage voor de individuele instellingen. Daartoe wordt in de formule voor de berekening van het rijksbijdragedeel op grond van de maatstaf ingeschreven deelnemers van artikel 2.2.3, eerste lid, van het UWEB een correctiefactor opgenomen, waarin de gegevens van de tweede teldatum zijn verwerkt, en wordt de gegevensverstrekking door de Informatie Beheer Groep aan de Minister op grond van artikel 4b.2.3, eerste lid, van het UWEB met het oog op de nieuwe teldatum aangepast. Het invoeren van de correctiefactor leidt tot een relatief hogere rijksbijdrage voor instellingen met een positief deelnemerssaldo op 1 februari t-1, en een relatief lagere rijksbijdrage voor instellingen met een negatief deelnemerssaldo op de tweede teldatum.

Het invoeren van 1 februari van t-1 als tweede teldatum voor deelnemers is slechts mogelijk wanneer de t-2-systematiek van artikel 2.2.1, eerste lid, van de WEB wordt verlaten. Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot dienovereenkomstige aanpassing van die bepaling.

Gevoerd overleg, uitvoeringsgevolgen en gevolgen voor administratieve lasten

Het wetsvoorstel heeft geen uitvoeringsgevolgen en heeft evenmin gevolgen voor de administratieve lasten.

Het wetsvoorstel is samen met een voorontwerp van de hierboven weergegeven UWEB-wijziging voor advies toegezonden aan de MBO Raad. Het is tevens betrokken geweest in de toetsen die over dat voorontwerp zijn gevraagd aan de Informatie Beheer Groep en het agentschap CFI (wat de uitvoerbaarheid betreft) en Actal (wat de administratieve lasten betreft). In het uitgebrachte advies en de uitgebrachte toetsen wordt gefocust op het voorontwerp van de UWEB-wijziging.

Financiële gevolgen

Aan het wetsvoorstel zijn geen gevolgen voor de rijksbegroting verbonden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Uit artikel 2.2.1, eerste lid, van de WEB wordt de zinsnede geschrapt waarin wordt geregeld dat de berekeningswijze in het UWEB van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs wat betreft de gegevens over de instroom van de deelnemers en het aantal (examen-)deelnemers dat een diploma heeft behaald moet zien op het tweede aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaar. Dit is de zogenoemde t-2-systematiek. Strikt genomen is, gelet op de achtergrond van dit wetsvoorstel, het schrappen van de t-2-systematiek ten aanzien van het aantal (examen-)deelnemers dat een diploma heeft behaald niet nodig. Dat ook ten aanzien van dit gegeven de t-2-systematiek wordt geschrapt heeft twee redenen. Allereerst draagt dit bij tot de duidelijkheid van artikel 2.2.1, eerste lid, en verder betekent het volledig verlaten van de in de WEB geregelde t-2-systematiek dat wijzigingen in de berekeningswijze van de rijksbijdrage vaker uitsluitend op het niveau van het UWEB behoeven te worden geregeld, hetgeen leidt tot eenvoudiger procedures dan in het geval een wetswijziging nodig zou zijn.

Achtergrond van de t-2-systematiek is dat de desbetreffende gegevens relatief vroeg beschikbaar moeten zijn om te kunnen worden gebruikt voor de berekening van de bekostiging voor het jaar t. In de WEB blijft geregeld dat de Minister aan elke instelling in september van t-1 bekend maakt welke rijksbijdrage voor het jaar t wordt verstrekt (artikel 2.2.4,

eerste lid). Deze bepaling is een waarborg voor de instellingen dat, ondanks het vervallen van de t-2-systematiek, de bekendmaking van de rijksbijdrage niet wordt vertraagd.

Artikel II

Inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is voorzien met ingang van het bekostigingsjaar 2010, dat wil zeggen vóór de teldata die van belang zijn voor de berekening van de rijksbijdrage volgens maatstaf ingeschreven deelnemers voor dat jaar: 1 oktober 2008 en 1 februari 2009. De taakstelling van € 155 miljoen heeft echter al betrekking op het bekostigingsjaar 2009. De teldata voor dat jaar zijn 1 oktober 2007 en 1 februari 2008. Voorzien is in een tijdelijke maatregel (een wijziging van het UWEB) om over de telgegevens per 1 februari 2008 te kunnen beschikken. Deze gegevens zullen niet worden gebruikt voor de berekening van de rijksbijdrage voor de individuele instellingen, maar wel voor de onderhandelingen over het macrobudget voor 2009.

Ik onderteken deze memorie van toelichting mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.