Voorstel van wet - Voorstel van wet van de leden Van Bommel, Van der Ham, Ouwehand, Peters en De Roon betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Hervormingsverdrag van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag)

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 31259 - Initiatiefvoorstel-Van Bommel c.s. - Wet raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voorstel van wet van de leden Van Bommel, Van der Ham, Ouwehand, Peters en De Roon betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Hervormingsverdrag van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag); Voorstel van wet  
Document­datum 02-11-2007
Publicatie­datum 14-03-2009
Nummer KST111674
Kenmerk 31259, nr. 2
Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2007–2008

31 259

Voorstel van wet van de leden Van Bommel, Van der Ham, Ouwehand, Peters en De Roon betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Hervormingsverdrag van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Verdrag tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Hervormingsverdrag) aan een raadplegend referendum te onderwerpen, teneinde de betrokkenheid van burgers bij de toekomstige hervormingen van de Europese Unie te vergroten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. 
    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
  • b. 
    referendum: raadplegend referendum, als bedoeld in artikel 2;
  • c. 
    referendumcommissie: referendumcommissie, genoemd in artikel 46;
  • d. 
    verdrag: verdrag of verdragstekst waarover op grond van artikel 2, tweede of derde lid, het referendum wordt gehouden.

Artikel 2

  • 1. 
    Er wordt een raadplegend referendum gehouden over het Verdrag tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Hervormingsverdrag).
  • 2. 
    Het referendum wordt gehouden over het verdrag, zoals dat is ondertekend voor het Koninkrijk.
  • 3. 
    Indien de ondertekening negentig dagen voor de vastgestelde dag van de stemming nog niet heeft plaats gevonden wordt het referendum in

afwijking van het tweede lid gehouden over de verdragstekst waarover op 18 en 19 oktober 2007 in Lissabon overeenstemming is bereikt.

HOOFDSTUK 2 DE KIESGERECHTIGDHEID Artikel 3

  • 1. 
    Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
  • 2. 
    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de drieënveertigste dag voor de stemming, bedoeld in artikel 14, bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.

Artikel 4

Artikel B 6 van de Kieswet is van toepassing.

Artikel 5

De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de gemeentelijke administratie voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor het referendum.

Artikel 6

  • 1. 
    Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor het referendum de kiesgerechtigdheid van personen die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
  • 2. 
    Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor het referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3a van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe.
  • 3. 
    Het verzoek kan worden ingediend met ingang van de dag waarop deze wet in werking is getreden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage.
  • 4. 
    Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beslissen op het verzoek uiterlijk op de zevende dag nadat zij dit hebben ontvangen, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 14, eerste lid.
  • 5. 
    De artikelen D 3, derde tot met zesde en negende lid, en D 8 van de Kieswet zijn van toepassing.

Artikel 7

De artikelen D 9 en D 10 van de Kieswet zijn van toepassing.

HOOFDSTUK 3 KIESKRINGEN, STEMDISTRICTEN EN STEMBUREAUS

Artikel 8

Voor het houden van het referendum wordt Nederland verdeeld in kieskringen die overeenkomen met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.

Artikel 9

De gemeente kan door burgemeester en wethouders in stemdistricten worden verdeeld. Heeft deze verdeling niet plaats, dan vormt de gemeente één stemdistrict.

Artikel 10

  • 1. 
    Er is voor elk stemdistrict een stembureau.
  • 2. 
    Elk stembureau bestaat uit drie leden, van wie er één voorzitter is.
  • 3. 
    Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor het referendum wordt gehouden de leden van elk stembureau en een voldoende aantal plaatsvervangende leden.

Artikel 11

De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden op als hoofdstembureaus voor het houden van het referendum.

Artikel 12

De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van het referendum.

Artikel 13

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau en het hoofdstembureau.

HOOFDSTUK 4 DE STEMMING Artikel 14

  • 1. 
    De referendumcommissie stelt zo spoedig mogelijk de dag van de stemming vast, in overeenstemming met Onze Minister. De bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving in de Staatscourant.
  • 2. 
    Als dag van de stemming wordt aangewezen:
  • a. 
    indien het verdrag voor, op of binnen vijf weken na de datum met ingang waarvan de leden van de referendumcommissie zijn benoemd, is of wordt ondertekend voor het Koninkrijk: een woensdag binnen een termijn die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de datum met ingang waarvan de leden van de referendumcommissie zijn benoemd;
  • b. 
    indien het verdrag ten minste vijf weken na de datum met ingang waarvan de leden van de referendumcommissie zijn benoemd, wordt ondertekend voor het Koninkrijk: een woensdag binnen een termijn die aanvangt op de vijftigste dag en eindigt vijf maanden na de datum waarop het verdrag is ondertekend voor het Koninkrijk.
  • 3. 
    Voor de berekening van de termijn van vijf of zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 15 augustus niet meegeteld.
  • 4. 
    Indien binnen de in het tweede lid bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, de gemeenteraden of het Europese Parlement plaatsvinden, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de dag van de stemming voor die verkiezing, onderscheidenlijk voor een van die verkiezingen.
  • 5. 
    Bij toepassing van het vierde lid zijn de krachtens artikel J 6 gegeven voorschriften voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

  • 1. 
    De tekst van het verdrag is gedurende vier weken voorafgaande aan de stemming kosteloos ter secretarie van elke gemeente verkrijgbaar. De burgemeester brengt dit ter openbare kennis.
  • 2. 
    De burgemeester draagt er zorg voor dat de samenvatting, bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel b, ten minste veertien dagen voor de stemming aan het adres van de kiezers wordt bezorgd.
  • 3. 
    Bij de samenvatting wordt van de verkrijgbaarheid van de tekst van het verdrag ter gemeentesecretarie mededeling gedaan.

Artikel 16

  • 1. 
    Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt de benaming van het verdrag vermeld en wordt aan de kiezer de keuze geboden zich voor of tegen het verdrag uit te spreken. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau gedrukt.
  • 2. 
    Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.

Artikel 17

Het stemmen anders dan door middel van stembiljetten vindt alleen plaats, indien daarbij een op grond van artikel J 33 van de Kieswet goedgekeurde techniek wordt gebezigd.

Artikel 18

Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede lid, J 3 tot en met J 8, J 10 tot en met J 19, J 22 tot en met J 32 en J 34 tot en met J 38 van de Kieswet van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. 
    in de artikelen J 3 en J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: drieënveertigste dag voor de stemming, bedoeld in artikel 14 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag;
  • b. 
    in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen: het referendum, bedoeld in artikel 2 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag;
  • c. 
    in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen: het referendum, bedoeld in artikel 2 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag;
  • d. 
    in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de naam van de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake het verdrag, bedoeld in artikel 1 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag.

Artikel 19

  • 1. 
    Met toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet kan gestemd worden in een stembureau naar keuze van de kiezer.
  • 2. 
    Bij de toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
  • a. 
    in artikel K 1 wordt in plaats van «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» gelezen: binnen het gebied waar het referendum, bedoeld in artikel 2 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag, wordt gehouden;
  • b. 
    in de artikelen K 3, eerste lid, K 8, tweede lid, K 10, eerste en vierde lid, wordt in plaats van «dag van kandidaatstelling» gelezen: drieënveer-tigste dag voor de stemming, bedoeld in artikel 14 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag;
  • c. 
    in artikel K 3, tweede lid, wordt in plaats van «op de dag van kandidaatstelling» gelezen: zes weken voor de dag van de stemming, bedoeld in artikel 14 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag.

Artikel 20

  • 1. 
    Met toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet kan bij volmacht worden gestemd.
  • 2. 
    Bij de toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
  • a. 
    in artikel L 7 wordt in plaats van «op de dag van kandidaatstelling» gelezen: zes weken voor de dag van de stemming, bedoeld in artikel 14 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag;
  • b. 
    in de artikelen L 8, eerste en tweede lid, L 11, eerste lid, en L 14, eerste lid, wordt in plaats van «dag van kandidaatstelling» gelezen: drieënveertigste dag voor de stemming, bedoeld in artikel 14 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag,;
  • c. 
    in artikel L 9 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 6 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag.

Artikel 21

  • 1. 
    Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij het referendum door een kiezer die op de drieënveertigste dag voor de stemming, bedoeld in artikel 14, zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming wegens zijn beroep of werkzaamheden of wegens het beroep of de werkzaamheden van zijn echtgenoot, geregistreerde partner, levensgezel of ouder buiten Nederland verblijft, per brief worden gestemd.
  • 2. 
    Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
  • a. 
    In artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de naam van de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake het verdrag, bedoeld in artikel 1 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag.
  • b. 
    Artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen: Daarna vouwt hij het stembiljet dicht en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.
  • c. 
    In artikel M 8, vierde lid, wordt in plaats van «nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating van de gekozenen onherroepelijk is beslist» gelezen: nadat de uitslag van het referendum, bedoeld in artikel 2 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag, onherroepelijk is vastgesteld.
  • d. 
    In artikel M 9, tweede lid, wordt in plaats van «de periode vanaf de zesendertigste dag tot en met de tweeënveertigste dag na de kandidaatstelling» gelezen: de week voor de stemming, bedoeld in artikel 14 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag.

HOOFDSTUK 5 DE STEMOPNEMING DOOR HET STEMBUREAU Artikel 22

  • 1. 
    Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.
  • 2. 
    De artikelen N 1 tot en met N 5 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 5 de woorden «en voegen deze lijstgewijze bijeen» buiten toepassing blijven.

Artikel 23

  • 1. 
    Het stembureau stelt vast:
  • a. 
    het aantal stemmen dat voor het verdrag is uitgebracht;
  • b. 
    het aantal stemmen dat tegen het verdrag is uitgebracht;
  • c. 
    het aantal blanco stemmen;
  • d. 
    de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;
  • e. 
    het aantal ongeldige stemmen.
  • 2. 
    Blanco is de stem uitgebracht op een stembiljet die door de kiezer is ingeleverd zonder dat hij geheel of gedeeltelijk een wit stipje in een stemvak rood heeft gemaakt en zonder dat hij anderszins op het stembiljet geschreven of getekend heeft.
  • 3. 
    Ongeldig is de stem uitgebracht op een ander stembiljet dan bij of krachtens deze wet mag worden gebruikt.
  • 4. 
    Voorts is ongeldig de stem die niet als blanco wordt aangemerkt, maar waarbij de kiezer op het stembiljet niet, door het geheel of gedeeltelijk rood maken van het witte stipje in een stemvak, op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt welke keuze hij doet of waarbij op het stembiljet bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.
  • 5. 
    Artikel N 8 van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in plaats van artikel N 7 wordt gelezen: artikel 23 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag.

Artikel 24

  • 1. 
    Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter de in artikel 23 bedoelde aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
  • 2. 
    Vervolgens worden de stembiljetten met een blanco stem en de stembiljetten met een ongeldige stem in pakken gedaan, die worden verzegeld. Op deze pakken wordt vermeld:
  • a. 
    de naam van de gemeente en het nummer van het stemdistrict;
  • b. 
    het aantal stemmen dat het pak bevat.
  • 3. 
    Artikel N 9, derde en vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat:
  • a. 
    in artikel N 9, derde lid, in plaats van «lijstgewijs gerangschikt» gelezen wordt: verdeeld in stemmen voor en stemmen tegen het verdrag;
  • b. 
    artikel N 9, vierde lid, onder b, gelezen wordt: het aantal stembiljetten dat het pak bevat.

Artikel 25

De artikelen N 10 en N 11, eerste lid, van de Kieswet zijn van toepassing.

Artikel 26

  • 1. 
    Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal van de stemming en de stemopneming

heeft ontvangen, stelt hij voor zijn gemeente de totalen van de in artikel 23 bedoelde aantallen stemmen vast.

  • 2. 
    Voor de in het eerste lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.

Artikel 27

De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen, onverwijld worden overgebracht naar de voorzitter van het hoofdstembureau.

Artikel 28

De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. 
    in artikel N 12, tweede lid, in plaats van «nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating van de gekozenen onherroepelijk is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum, bedoeld in artikel 2 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag, onherroepelijk is vastgesteld;
  • b. 
    in artikel N 12, derde lid, in plaats van «op grond van de Kieswet of op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedragingen» gelezen wordt: op grond van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag strafbaar gestelde gedragingen;
  • c. 
    in artikel N 13 in plaats van «nadat onherroepelijk is beslist over de toelating van de gekozen leden tot het vertegenwoordigend orgaan» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum, bedoeld in artikel 2 van de Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag, onherroepelijk is vastgesteld.

Artikel 29

  • 1. 
    De burgemeester draagt er zorg voor dat de niet op grond van artikel 28 juncto artikel N13 van de Kieswet naar de officier van justitie overgebrachte pakken na drie maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld worden vernietigd.
  • 2. 
    Van de vernietiging van de verzegelde pakken wordt proces-verbaal opgemaakt.

HOOFDSTUK 6 DE VASTSTELLING VAN DE UITSLAG VAN HET REFERENDUM

Artikel 30

  • 1. 
    Het hoofdstembureau houdt op de tweede dag na de stemming om tien uur een openbare zitting.
  • 2. 
    De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

Artikel 31

  • 1. 
    Het hoofdstembureau stelt voor de kieskring de totalen van de in artikel 23 bedoelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden vast.
  • 2. 
    De voorzitter maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend.
  • 3. 
    Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

Artikel 32

  • 1. 
    Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
  • 2. 
    Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau getekend.
  • 3. 
    Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.

Artikel 33

  • 1. 
    De voorzitter van het hoofdstembureau doet terstond een afschrift van het proces-verbaal, bedoeld in artikel 32, naar het centraal stembureau overbrengen en doet tegelijkertijd het proces-verbaal ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage leggen. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld.
  • 2. 
    De voorzitter van het hoofdstembureau doet tevens de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 27, aan het centraal stembureau toekomen.

Artikel 34

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het referendum.

Artikel 35

Onmiddellijk nadat de afschriften van de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot de werkzaamheden ter vaststelling van de uitslag van het referendum.

Artikel 36

  • 1. 
    Het centraal stembureau onderzoekt de geldigheid van de stemming en de juistheid van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus en de hoofdstembureaus, en beslist de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de stembureaus en de hoofdstembureaus.
  • 2. 
    Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het centraal stembureau tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stemdistricten besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N, paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het centraal stembureau tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 van de Kieswet voorgeschreven wijze.

Artikel 37

  • 1. 
    Indien het centraal stembureau besluit dat het referendum ongeldig is wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdis-tricten, geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan Onze Minister.
  • 2. 
    Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stemdistricten een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door Onze Minister.
  • 3. 
    Artikel V 7 van de Kieswet is van toepassing.

Artikel 38

Het centraal stembureau stelt vast:

  • a. 
    het totale aantal stemmen dat voor het verdrag is uitgebracht;
  • b. 
    het totale aantal stemmen dat tegen het verdrag is uitgebracht;
  • c. 
    het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
  • d. 
    de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;
  • e. 
    het totale aantal ongeldige stemmen;
  • f. 
    het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel 39

Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel 40

Het centraal stembureau stelt vervolgens vast of een meerderheid van de kiesgerechtigden die bij de stemming een geldige stem hebben uitgebracht zich voor het verdrag heeft uitgesproken.

Artikel 41

  • 1. 
    De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting van het centraal stembureau.
  • 2. 
    Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter tijdig bekend gemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
  • 3. 
    De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.
  • 4. 
    De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

Artikel 42

  • 1. 
    Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de uitslag van het referendum, alle ingebrachte bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.
  • 2. 
    Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau getekend.
  • 3. 
    Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.

Artikel 43

De voorzitter van het centraal stembureau maakt de opkomst en uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk openbaar door plaatsing van een afschrift van het proces-verbaal in de Staatscourant.

Artikel 44

De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en Onze Minister.

Artikel 45

  • 1. 
    De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met stembiljetten die op grond van artikel 36, tweede lid, naar het centraal stembureau zijn overgebracht.
  • 2. 
    Hij vernietigt deze pakken, alsmede de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 27, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

HOOFDSTUK 7 DE REFERENDUMCOMMISSIE Artikel 46

  • 1. 
    Er is een referendumcommissie.
  • 2. 
    De referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.
  • 3. 
    De leden van de referendumcommissie worden door de Tweede Kamer der Staten-Generaal benoemd. De benoeming van de voorzitter vindt plaats op voordracht van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de overige leden worden benoemd op voordracht van onderscheidenlijk de Kiesraad, de Adviesraad internationale vraagstukken, de Raad voor het openbaar bestuur en de Sociaal-Economische Raad. Elk van de adviesorganen, genoemd in de tweede volzin, doet een voordracht van ten minste twee personen.
  • 4. 
    Indien het verdrag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is ondertekend voor het Koninkrijk, worden de leden zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze wet benoemd.

Artikel 47

  • 1. 
    De referendumcommissie heeft een secretaris.
  • 2. 
    De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de referendumcommissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de referendumcommissie.
  • 3. 
    Aan de secretaris kunnen andere medewerkers worden toegevoegd.
  • 4. 
    De secretaris en de andere medewerkers zijn geen lid van de referendumcommissie.
  • 5. 
    Onze Minister benoemt de secretaris en de andere medewerkers.

Artikel 48

  • 1. 
    De referendumcommissie heeft tot taak:
  • a. 
    het nemen van het besluit, bedoeld in artikel 14, eerste lid;
  • b. 
    het vaststellen van een feitelijke samenvatting van het verdrag;
  • c. 
    het verschaffen van brede neutrale informatie over het verdrag, waartoe mede behoort het inrichten van een nationaal informatiepunt;
  • d. 
    het verstrekken van subsidies ten behoeve van maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke debat in Nederland over het verdrag dan wel het referendum te bevorderen.
  • 2. 
    De referendumcommissie stelt een regeling vast met betrekking tot:
  • a. 
    de nadere bepaling van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt en de wijze van verstrekking;
  • b. 
    het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
  • c. 
    de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
  • d. 
    de bevoegdheid om besluiten te nemen over subsidieverlening;
  • e. 
    de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;
  • f. 
    de verplichtingen voor de subsidieontvanger, waaronder de rapportage over toepassing van de subsidie;
  • g. 
    de vaststelling van de subsidie; h. de betaling van de subsidie en de eventuele verlening van

voorschotten en

  • i. 
    overige onderwerpen die betrekking hebben op de uitvoering van dit hoofdstuk.
  • 3. 
    Het subsidieplafond voor het verstrekken van subsidies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is € 2 miljoen.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht stelt de referendumcommissie zo spoedig mogelijk na de afwikkeling van de krachtens het eerste lid, onderdeel c, verstrekte subsidies een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid en de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies in de praktijk. Het verslag wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.
  • 5. 
    De referendumcommissie verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de invulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

HOOFDSTUK 8 BEPALINGEN INZAKE BEROEP Artikel 49

Geen beroep kan worden ingesteld tegen:

  • a. 
    een besluit van het stembureau, het hoofdstembureau of de burgemeester inzake het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag van het referendum;
  • b. 
    het besluit, bedoeld in artikel 14, eerste lid.

Artikel 50

Een belanghebbende kan beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen besluiten van het centraal stembureau inzake het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag van het referendum.

Artikel 51

Bij de behandeling van de in artikel 50 bedoelde beroepen gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:

  • a. 
    In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes dagen.
  • b. 
    Artikel 7:1 en titel 8.3 blijven buiten toepassing.
  • c. 
    In afwijking van artikel 8:41, tweede lid, bedraagt de termijn binnen

welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.

  • d. 
    De Afdeling behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3. Afdeling 8.2.4 blijft buiten toepassing. Aan het bestuursorgaan wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.

HOOFDSTUK 9 STRAFBEPALINGEN

Artikel 52

Degene die bij het referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn of eens anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Artikel 53

  • 1. 
    Degene die bij het referendum door gift of belofte iemand omkoopt om zijn of eens anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
  • 2. 
    Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.

Artikel 54

Degene die bij gelegenheid van het referendum enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor een stem van onwaarde wordt of een andere dan bij het uitbrengen van de stem bedoelde keuze aangeeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel 55

Degene die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan het referendum deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Artikel 56

Degene die bij het referendum opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming verijdelt of enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig uitgebrachte stemmen zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 57

Degene die stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of brief-stembewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij het referendum als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 58

Degene die bij het referendum opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken stembiljetten, kiezerspassen, volmacht-bewijzen of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 59

Degene die stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of brief-stembewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk bij het referendum te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 60

  • 1. 
    Degene die bij het referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
  • 2. 
    Met dezelfde straf wordt gestraft de kiezer die zich door gift of belofte tot het bij volmacht stemmen laat omkopen.

Artikel 61

  • 1. 
    Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 57 tot en met 60 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde rechten worden uitgesproken.
  • 2. 
    Bij veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar wegens een van de in de artikelen 52 en 55 tot en met 59 omschreven misdrijven, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde recht worden uitgesproken.

Artikel 62

Degene die bij het referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 63

Degene die bij het referendum een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 64

Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht bij het referendum, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.

Artikel 65

De werkgever die de hem bij artikel J 10 van de Kieswet juncto artikel 18 van deze wet opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 66

De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is voorzien, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel 67

De in de artikelen 52 tot en met 60 strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

De in de artikelen 62 tot en met 66 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN Artikel 68

  • 1. 
    Wanneer bij of krachtens deze wet voorgeschreven verrichtingen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zouden vallen, treedt de eerstvolgende dag, geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijnde, daarvoor in de plaats.
  • 2. 
    Voor zover de bepaling van de tijd voor die verrichtingen aan het openbaar gezag is opgedragen, worden daarvoor geen zaterdagen, zondagen of algemeen erkende feestdagen aangewezen.
  • 3. 
    Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen.

Artikel 69

  • 1. 
    Onze Minister verstrekt de gemeenten een specifieke uitkering in verband met de kosten van het organiseren van het referendum.
  • 2. 
    De uitkering wordt berekend door het aantal personen dat op grond van artikel 38 gerechtigd is tot deelname aan het referendum te vermenigvuldigen met een door Onze Minister op grond van dit artikel vast te stellen bedrag.
  • 3. 
    Onze Minister stelt de uitkering voor elke gemeente vast binnen vier weken na de datum waarop het referendum wordt gehouden.

Artikel 70

  • 1. 
    Onze Minister kan bepalen dat tijdens het referendum experimenten plaats vinden met het oog op nieuwe voorzieningen die de kiesgerechtigde in Nederland in staat stellen om in een stemlokaal naar keuze te stemmen.
  • 2. 
    Op experimenten als bedoeld in het eerste lid is hetgeen bij of krachtens de Experimentenwet Kiezen op afstand met betrekking tot zodanige experimenten is bepaald, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 71

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 72

Deze wet vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip ligt na de vaststelling van het verslag, bedoeld in artikel 48, vierde lid.

Artikel 73

Deze wet wordt aangehaald als: Wet raadplegend referendum Hervormingsverdrag.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.