Lijst van vragen en antwoorden over het defensiebeleid voor de komende jaren - Wereldwijd dienstbaar

Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 31243 - Wereldwijd dienstbaar.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wereldwijd dienstbaar; Lijst van vragen en antwoorden over het defensiebeleid voor de komende jaren 
Document­datum 24-10-2007
Publicatie­datum 14-03-2009
Nummer KST111434
Kenmerk 31243, nr. 2
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Defensie (DEF)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2007–2008

31 243

Wereldwijd dienstbaar

Nr. 2

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 oktober 2007

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Defensie over de brief van 18 september 2007 inzake het defensiebeleid voor de komende jaren (Kamerstuk 31 243, nr. 1).

De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 22 oktober 2007. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Baalen

Griffier van de commissie, De Lange

1 Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), R. Kortenhorst (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voorde-wind (CU), Pechtold (D66), Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Ormel (CDA), Jonker (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), Vacature (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), van der Ham (D66), Omtzigt (CDA), Teeven (VVD), Heerts (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de vragen over de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» van Defensie (31 243, nr. 1).

In een aantal vragen wordt zeer gedetailleerde (personele) informatie gevraagd over de periode 2000 tot en met 2007. In 2004 is het systeem People Soft ingevoerd. Vanaf 2005 is People Soft ook operationeel. Dit betekent dat het pas met ingang van 2005 mogelijk is de gevraagde informatie centraal te genereren. Om betrouwbare overzichten op te stellen over de periode 2000 tot en met 2004 zou decentraal nader onderzoek moeten worden verricht in de gegevensbestanden van de oude personeelsinformatiesystemen. Dit zou zeer arbeidsintensief zijn en is op deze korte termijn niet te realiseren. In de beantwoording van de desbetreffende vragen is daarom volstaan met de periode 2005 tot en met 2007.

Vragen en antwoorden

1

Kuntunogmaals, maar dan veel uitgebreider ingaan op de eerdere vraag naar aanleiding van de Hoofdlijnennotitie, waarom er met gelden van materieel naar personeel wordt geschoven? Waarom is hier sprake van, terwijl anderzijds wordt toegegeven dat er sprake is van geringe instroom, grotere uitstroom, dus ondervulling en–als gevolg daarvan–onderuit-putting op de personeelsexploitatie?

Er is in slechts beperkte zin sprake van het schuiven van gelden van materieel naar personeel. De opbrengsten van de in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» (Kamerstuk 31 243, nr. 1) beschreven doelmatigheidsmaatregelen en de operationele reducties zullen op langere termijn voor een deel worden ingezet voor intensiveringsmaatregelen voor het personeel. Daarbij is echter geen sprake van de rechtstreekse koppeling van maatregelen. Het geheel van extensiveringsmaatregelen moet de benodigde ruimte scheppen voor de beoogde intensiveringsmaatregelen.

De vrijval door ondervulling van het personeelsbestand is voorshands overigens incidenteel. De – eveneens incidentele – maatregelen voor het behoud van personeel en de incidentele extra wervingsinspanningen moeten de gewenste vulling bevorderen. Er worden geen extra structurele maatregelen genomen en meerjarig berust de begroting op volledige vulling. Indien er de komende jaren incidenteel sprake is van ondervulling, zullen ook dan de vrijvallende gelden in de eerste plaats worden ingezet voor personele maatregelen. Het gaat daarbij om de intensivering van de wervingsinspanningen, maar extra geld kan ook worden gebruikt voor aanstellings- en bindingspremies.

2

Hoeveel geld wordt er in totaal vrijgespeeld met het beëindigen van de (deelname aan de) projecten Tactom, Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle (MALE UAV) en NATO AGS? Klopt het dat het om een bedrag gaat van meer dan€500 miljoen? Waarom is dit in overzichten tussen in- en extensiveringen niet meegenomen?

Door het beëindigen van de projecten Tactomen Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle(MALE UAV) en het door de Navo afgelasten van het project Alliance Ground Surveillance(AGS) valt een bedrag vrij van in totaal ongeveer € 440 miljoen (in de periode tot 2017). Hierbij zijn zowel investerings- als exploitatiekosten inbegrepen. Van dit bedrag heeft ongeveer € 340 miljoen betrekking op de periode 2007–2012. Deze maatregelen zijn verwerkt in het overzicht van extensiveringen op bladzijde 26 van de begroting (als onderdeel van de regel «overige maatregelen in de investeringen»).

3, 4, 13 en 21

Zal de krijgsmacht, met de voorgenomen reductie van de aantallen tanks en houwitsers, nog wel kunnen voldoen aan het ambitieniveau in het hogere geweldsspectrum met landstrijdkrachten, dat wil zeggen, de inzet van een peace enforcement brigade voor de duur van maximaal een jaar? Zullen de gemechaniseerde brigades, met de voorgenomen reductie van aantallen tanks en houwitsers, nog wel over voldoende reservecapaciteit beschikken? Is bij de resterende aantallen tanks en houwitsers voorzien in vredes- en gevechtsverliezen?

Is de afstoting van 28 Leopard-2 tanks met een levensduur tot na 2020 wel verantwoord gezien het feit dat hiermee een onomkeerbare reductie in gang wordt gezet die twintig jaar doorwerkt?

Kuntuuiteenzetten waarom het vanzelfsprekend is dat grote wapensystemen, en vooral tanks, niet afgeschaft worden? Kuntueen overzicht geven van inzet van Leopard tanks tijdens vredesmissies in de afgelopen tien jaar?

Ook na de aangekondigde vermindering van de aantallen tanks en pantserhouwitsers beschikt de krijgsmacht over voldoende middelen om deel te nemen aan een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum met onder meer een brigade van landstrijdkrachten. Al in de Prinsjesdagbrief 2003 is vastgesteld dat het niet langer waarschijnlijk is dat Nederland of het bondgenootschap in de voorzienbare toekomst betrokken raakt bij een langdurige operatie hoog in het geweldsspectrum. Tegen deze achtergrond achten wij de beoogde operationele reducties verantwoord. Ondanks deze maatregelen blijft elke gemechaniseerde brigade overigens beschikken over een geduchte tank- en houwitsercapaciteit. Over de conceptuele samenhang tussen de verschillende pantservoertuigen waarover de landstrijdkrachten kunnen beschikken, bent u ingelicht op 4 oktober 2006 (Kamerstuk 26 396, nr. 62).

De Nederlandse krijgsmacht heeft jarenlang Leopard-2 tanks ingezet in de door de Navo geleide troepenmacht Ifor en Sfor in Bosnië-Herzegowina. Leopard-2 tanks maken ook regelmatig deel uit van de Nederlandse bijdrage aan de snelle reactiemacht van de Navo – de NATO Response Force(NRF). Bondgenoten en partners hebben de afgelopen jaren eveneens regelmatig tanks ingezet.

4

Zullen de gemechaniseerde brigades, met de voorgenomen reductie van aantallen tanks en houwitsers, nog wel over voldoende reservecapaciteit beschikken? Is bij de resterende aantallen tanks en houwitsers voorzien in vredes- en gevechtsverliezen?

Zie het antwoord op vraag 3.

5

Wat waren de overwegingen om de inhoud van de brief «Wereldwijd dienstbaar» niet als integraal onderdeel van de begroting Defensie 2008 aan te bieden?

De in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» genoemde maatregelen zijn wel degelijk verwerkt in de begroting 2008 (Kamerstuk 31 243, nr. 1). De brief is bedoeld als toelichting op de maatregelen en op het defensiebeleid van de komende jaren, mede ten behoeve van het overleg daarover met de Staten-Generaal.

6 en 23

De beleidsbrief meldt dat er 250 miljoen euro beschikbaar komt voor versterkingen op personeels- en operationeel gebied, maar dat daarmee niet alle aanpassingen kunnen worden bekostigd die noodzakelijk zijn.

Welke aanpassingen kunnen daarmee niet worden bekostigd, en welke

wel?

Welke waardevolle aanpassingen die noodzakelijk worden geacht kunnen

niet worden bekostigd uit de financiële injectie die is afgesproken in het

regeerakkoord?

In de beleidsagenda van de begroting 2008 is weergegeven op welke terreinen de krijgsmacht wordt versterkt met behulp van de budgettoevoeging van € 250 miljoen (zie de tabel op bladzijde 21). Ook is een volledig overzicht opgenomen van alle intensiverings- en extensiverings-maatregelen. De maatregelen die niet of niet in zijn geheel kunnen worden bekostigd met behulp van dit extra geld, worden betaald door interne herschikkingen.

7 en 64

Als er, zoals in de beleidsbrief vermeld jaarlijks meer dan 6000 militairen op uitzending zijn, nog los van andere verplichtingen als de NRF en de EU», waarom wordt deze verplichtingen dan niet drastisch beperkt? Hoeveel militairen worden er in 2007 uitgezonden? Hoeveel vrije keuzemogelijkheid voor de inzet van Nederlandse troepen respectievelijk militaire eenheden is nog over wanneer men rekening houdt met de omvang van een operatie als die in Uruzgan, met de toezeggingen die worden gedaan ten behoeve van de NATO Response Force en de EU Battlegroups, de twee kustwachten en met de groeiende defensiebijdrage aan veiligheid binnen de landsgrenzen resp. de lijst van taken die op p. 12 en 13 is vermeld?

In 2007 worden wederom ongeveer 6000 militairen uitgezonden, het grootste deel ten behoeve van de bijdrage aan Isaf in Afghanistan. Ook heeft Nederland in 2007 en 2008 bijdragen toegezegd aan de NAT O Response Force(NRF) en de EU Battlegroups,waarover u eerder bent ingelicht. Deze bijdragen zijn van belang voor het vermogen van de Navo en de EU om snel te reageren op crises. Door aan de NRF en de battle-groups bij te dragen, wordt bovendien de omvorming en de interoperabiliteit van de bondgenootschappelijke strijdkrachten gestimuleerd. Er wordt daarom niet overwogen deze bijdragen drastisch te beperken. Zoals u op 2 juli jl. is gemeld in de Hoofdlijnennotitie (30 800 X, nr. 109) zijn, afhankelijk van besluitvorming over het blijven leveren van een bijdrage aan Isaf na 1 augustus 2008, de toezeggingen voor de NRF en de battle-groupswellicht nog aan verandering onderhevig.

8, 9, 42, 57, 58, 59, 60, 61 en 65

Kunt u, zowel in menskracht als in financiële omvang uitdrukken hoe groot het aandeel van Diplomatie, Development en Defensie is bij militaire operaties in algemene zin en in Uruzgan in het bijzonder? Is het waar dat de 3D-benadering (Diplomacy, Defence and Development) het uitgangspunt is geworden van de totale Defensiestrategie? Wordt de krijgsmacht omgebouwd tot een vredeskorps? Achtueen volwaardige krijgsmacht niet langer noodzakelijk?

Hoe wordt hier concreet invulling gegeven aan de ondersteunende rol voor de krijgsmacht bij fragiele staten? Wat betekent dit in financieel opzicht? Betaalt het ministerie van Defensie de kosten van de uitvoering van ontwikkelingsrelevante activiteiten?

Wat is uw standpunt over de effectiviteit van de 3D-benadering? Deeltude mening dat verwachtingen over te bereiken resultaten weliswaar niet te hooggespannen mogen zijn, maar wel realistisch? In hoeverre kan TNO hierin een rol spelen? Wat zijn de ervaringen tot dusver? Hoe is een geïntegreerde veelomvattende aanpak mogelijk wanneer hulporganisaties (zoals NOVIB) zich maximaal distantiëren van de inspanningen die de krijgsmacht verricht? Is een organisatie als NOVIB bereid

om werkelijk «de krachten te bundelen» voor vrede, veiligheid en ontwikkeling?

Is het Nederlandse motto bij militair optreden «zo civiel als mogelijk, zo militair als noodzakelijk» ook ingebed in de militaire praktijk van de bondgenoten waarmee Nederland samenwerkt in EU en Navo-verband? Kuntueen overzicht geven van spanningen die ontstaan door het hanteren van andere normen en waarden in samenwerking met lokale autoriteiten? Kuntuvoorbeelden geven van de verschillen waarop hier wordt gedoeld?

Betekent volgensuhet opnemen van Diplomacy als onderdeel van de 3D-benadering ook dat gesproken moet of kan worden met tegenstanders? Zijn hierop uitzonderingen? Zo ja, wat zijn hiervoor de criteria?

De noodzaak van een geïntegreerde benadering – in de wandeling wordt vaak gesproken van de «3D-benadering» – bij de preventie en de oplossing van conflicten is wijd en zijd onderkend. Ook militaire missies moeten passen in een dergelijke omvattende aanpak, waarbij vaak een groot aantal beleidsinstrumenten dient te worden gehanteerd. Het gaat daarbij overigens niet uitsluitend om de bijdragen van Defensie, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Overeenkomstig de motie-Ferrier (Kamerstuk 31 031 V, nr. 13, d.d. 14 juni 2007) beziet de regering hoe de interdepartementale samenwerking kan worden verbreed en verdiept, en de binnen en buiten de overheid aanwezige deskundigheid kan worden ontsloten.

De regering zoekt daarbij ook de samenwerking met niet-gouvernemen-tele organisaties (NGO’s), zoals maatschappelijke en religieuze instellingen, het bedrijfsleven en de wetenschap. Zij maken uiteraard een zelfstandige afweging over de mate waarin zij met de overheid wensen samen te werken, variërend van geen betrokkenheid of contact tot directe samenwerking. Dat geldt ook voor Novib. Defensie hecht groot belang aan de samenwerking met NGO’s en het bedrijfsleven en heeft met hen in het recente verleden goede ervaringen opgedaan. Het met het Akkoord van Schokland opgerichte Kennisnetwerk Fragiele Staten, waarvan Defensie deel uitmaakt, zal een belangrijke rol spelen bij het verder ontwikkelen en uitvoeren van het geïntegreerde beleid.

Een geïntegreerde aanpak moet aansluiten bij goede internationale analyses van de plaatselijke omstandigheden. Het «Post Conflict Needs Assessment»-instrument, ontwikkeld door de VN en de Wereldbank, kan daarbij als uitgangspunt dienen. Nieuwe ontwikkelingen en inzichten nopen echter ook tot flexibiliteit en zo nodig aanpassing van de strategie en de fasering op het politieke, militair-strategische en operationele niveau. Duidelijk is wel dat duurzame stabiliteit in (post-)conflictlanden vaak uitsluitend tot stand kan komen als sprake is van een goed functionerend plaatselijk bestuur, een werkende rechtsorde en een doeltreffend veiligheidsapparaat. In veel gevallen ligt de nadruk daarom aanvankelijk op het verbeteren van de veiligheidssituatie. Militairen kunnen niet alleen met missies bijdragen aan de verbetering van de veiligheidssituatie, maar ook een belangrijke rol spelen als adviseurs en opleiders van plaatselijke veiligheidsorganisaties (security sector reform). Tevens kunnen zij facilite-rend optreden voor de (weder)opbouw in een gebied. Een belangrijk uitgangspunt van de geïntegreerde benadering blijft daarbij de stelregel: «zo civiel als mogelijk, zo militair als nodig». Ook onze bondgenoten hanteren deze stelregel. Hij houdt onder meer in dat de verantwoordelijkheden zo snel mogelijk moeten worden overgedragen aan plaatselijke veiligheidsorganisaties, de plaatselijke overheid en civiele organisaties. De contacten met de plaatselijke bestuurders kunnen daarbij soms tot spanningen leiden vanwege corruptie, tribale structuren en andere democratische waarden.

Militaire bijdragen moeten, zoals gezegd, passen in een omvattende aanpak. Een aanpak waarbij de te behalen effecten in plaats van militaire doelen centraal staan, maakt het mogelijk militaire bijdragen beter te plaatsen in de bredere context van civiel-politieke doelstellingen en binnen de geïntegreerde benadering. Defensie maakt hier dan ook werk van. Het meten van de effecten in het operatiegebied geschiedt bij de Isaf-missie in Uruzgan onder meer met de ondersteuning van operationele analisten van TNO. Om een compleet beeld van de resultaten te krijgen berusten de beoordelingen niet alleen op operationele analyses, maar ook op het oordeel van de commandant en van de civiele adviseurs van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De personele en de financiële omvang van de bijdragen van de uiteenlopende actoren binnen en buiten de overheid verschillen zodanig per missie en per missiefase dat zij zich moeilijk in algemene zin laten uitdrukken.

Het belang van een geïntegreerde aanpak betekent niet dat de krijgsmacht tot een «vredeskorps» wordt omgebouwd. De ervaringen in Afghanistan en eerder in Irak wijzen uit dat het brengen van stabiliteit ten behoeve van de ontwikkeling van een land zeer hoge militaire eisen stelt aan de krijgsmacht. Bovendien moet de krijgsmacht op grond van het ambitieniveau in staat blijven tot een bijdrage aan de bondgenootschappelijke verdediging en aan operaties in het hogere deel van het geweldsspectrum.

9

Is het waar dat de 3D-benadering (Diplomacy, Defence and Development) het uitgangspunt is geworden van de totale Defensiestrategie? Wordt de krijgsmacht omgebouwd tot een vredeskorps? Achtueen volwaardige krijgsmacht niet langer noodzakelijk?

Zie het antwoord op vraag 8.

10

Is het waar dat de Nederlandse krijgsmacht helemaal is ingericht langs de meetlat van één specifieke operatie (Task Force Uruzgan) waar de Nederlandse krijgsmacht bij betrokken is? Welke garantie is er dat een volgende operatie waar de Nederlandse krijgsmacht bij betrokken is, niet weer zodanige eisen stelt, dat dan betreurd moet worden dat belangrijk materieel van de hand is gedaan?

De inrichting van de krijgsmacht is geënt op de operationele invulling van de hoofdtaken van de krijgsmacht in het ambitieniveau. Hoewel de huidige operatie in Afghanistan hoge eisen aan de krijgsmacht stelt die tot aanpassingen nopen, moet de krijgsmacht een scala van operaties kunnen blijven uitvoeren. De vermindering van het aantal hoofdwapensystemen in enkele categorieën wordt op grond van de internationale veiligheidssituatie verantwoord geacht.

11

Hoe is het mogelijk dat de Canadese krijgsmacht volledig andere conclusies, zoals een verhoging van het aantal tanks en het aantal Houwitsers, verbindt aan de deelname aan Isaf-operaties in het Zuiden van Afghanistan dan de Nederlandse krijgsmacht?

De regering matigt zich geen oordeel aan over de verwervingsbesluiten van andere landen.

12 en 31

Welke tijdhorizon geldt voor de huidige plannen met betrekking tot de

omvang en de samenstelling van de krijgsmacht?

Wordt bij de Defensieplanning nu alleen nog maar rekening gehouden met «vandaag de dag»?

In de defensiebegroting en de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» zijn de omvang en de samenstelling van de krijgsmacht weergegeven voor het begrotingsjaar 2008 en de daaropvolgende vier jaar. Voor interne planningsdoeleinden gebruikt Defensie een tijdhorizon van tien jaar of zoveel langer als nodig. De planningssystematiek van de Navo hanteert een tijdhorizon van tien jaar voor de omvang en samenstelling van de krijgsmacht.

13

Is de afstoting van 28 Leopard-2 tanks met een levensduur tot na 2020 wel verantwoord gezien het feit dat hiermee een onomkeerbare reductie in gang wordt gezet die twintig jaar doorwerkt?

Zie het antwoord op vraag 3.

14

Waarom schaffen bondgenoten als Canada, Denemarken, Noorwegen en Portugal juist nu de Leopard-2 tank aan? Maken zij een andere veiligheids-analyse dan Nederland?

De regering matigt zich geen oordeel aan over de verwervingsbesluiten van andere landen. De Leopard-2 gevechtstank is een modern wapensysteem waarvan de capaciteiten onomstreden zijn. Nederland zal over zestig operationele Leopard-2 tanks blijven beschikken. Zij blijven een onmisbare bijdrage aan de gevechtskracht van de krijgsmacht leveren.

15

Hoe kuntuverwijzen naar de brief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen; naar een toekomstbestendige krijgsmacht» als een onderdeel van de solide basis waar het huidige kabinet op voorbouwt, terwijl het nieuwe kabinet de financiële kaders die behoorden bij «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» (1,2 miljard euro extra voor investeringen en 170 miljoen extra op jaarbasis voor exploitatie) weer heeft losgelaten? Was in «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» al sprake van het afstoten van 18 F-16’s, 28 Leopard II-tanks en 12 pantserhouwitsers 2000? Hoe valt dit verschil te verklaren? Was de strategische situatie in de zomer van 2007 radicaal anders dan de strategische situatie in de zomer van 2006?

De beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» behelst geen trendbreuk met het beleid van het vorige kabinet en is erop gericht de eerder begonnen transformatie van de krijgsmacht voort te zetten. Dit laat onverlet dat niet alle versterkingen die in de brief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» nodig werden geacht, kunnen worden uitgevoerd met de Defensie ter beschikking staande financiële middelen. Keuzes, ook pijnlijke, waren daarom onontkoombaar.

16, 18 en 80

Kuntuuitleggen watubedoelt met «de laatste loodjes zullen zwaar wegen»? Komt dit neer op gedwongen ontslagen? Zo ja, kuntuaangeven hoe groot het aantal verwachte ontslagen zal zijn? Hoe verhoudt zich een en ander tot het feit dat er in toenemende mate sprake is van ondervulling?

Wanneer zal de «verkleining van de organisatie met 11 700 functies» naar verwachting worden afgerond? Hoeveel van de te saneren 11 700 functies zijn inmiddels daadwerkelijk komen te vervallen? Hoeveel civiele en hoeveel militaire werknemers is in dit kader per kalenderjaar vanaf 2003 tot nu toe gedwongen ontslag aangezegd? Waarom is het Sociaal Beleids-

kader (SBK) tot1januari 2013 verlengd als de verkleining van de organisatie «de komende tijd haar finale beslag» krijgt?

Wanneer is de reorganisatie (personeelsreductie) werkelijk klaar en komt een einde aan de onzekerheid onder het personeel? Om hoeveel mensen gaat het (naar onderdeel)?

De omvangrijke reorganisatie die in 2003 is begonnen in het kader van de operatie Nieuw evenwicht, is intussen voor een groot deel voltooid. Over de stand van zaken is de Tweede Kamer onlangs ingelicht (Kamerstuk 30 800 X, nr. 121). De komende jaren moeten nog 1900 functies verdwijnen, waarvan ruim 1700 als opbrengst van de projecten SPEER en de tweede fase van de reorganisatie van het personele functiegebied. Deze nasleep is het gevolg van vertragingen in de desbetreffende projecten. De meeste medewerkers die bij de reorganisaties waren betrokken, hebben intussen een andere functie gekregen. Voor bijna 200 medewerkers is het echter niet gelukt een passende andere functie te vinden en moest tot ontslag worden overgegaan. Voor nog eens 175 herplaatsingskandidaten geldt dat zij in het tweede jaar van hun herplaatsingstraject verkeren en tot dusverre nog geen nieuwe functie hebben gekregen. Als de maximale herplaatsingstermijn van twee jaar is verstreken, volgt ook voor hen gedwongen ontslag. In hoeverre het restant van de reducties in het kader van Nieuw evenwicht tot gedwongen ontslagen zal leiden, is niet te voorspellen. De huidige ondervulling van het personele bestand biedt uiteraard mogelijkheden om herplaatsingskandidaten een nieuwe functie aan te bieden. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de ondervulling zich vooral voordoet in het militaire functiebestand. Dit beperkt de herplaat-singsmogelijkheden voor burgerpersoneel. Het Sociaal beleidskader (SBK) is tot 2013 verlengd om een verantwoorde afwikkeling van de laatste reorganisaties als gevolg van de operatie-Nieuw evenwicht mogelijk te maken. Delen van het SBK, zoals herplaatsing en verschillende vormen van scholing, zullen ook worden toegepast in het kader van de reorganisaties die losstaan van de operatie-Nieuw evenwicht en die de komende jaren hun beslag krijgen.

17

Kan een specificatie gegeven worden hoe, en met welke bedragen «de komende jaren extra geïnvesteerd wordt in sociaal leiderschap, werk- en leefomstandigheden, sportvoorzieningen en de integriteitorganisatie»?

Op dit ogenblik worden de sociale aspecten van leidinggeven in alle initiële opleidingen en loopbaanopleidingen verwerkt. Voor het leidinggevende burgerpersoneel worden specifieke trainingen ontwikkeld. Verder worden coaching- en begeleidingstrajecten voor leidinggevenden en (groeps)trainingen over de gedragscode ontwikkeld.

Investeringen in de werk- en leefomstandigheden van het personeel zijn van belang om ongewenst gedrag te voorkomen. In dat kader worden onder meer voorzieningen aangebracht die een zinvollere vrijetijdsbesteding mogelijk maken. Vanaf eind dit jaar krijgen alle binnen- en boord-slapers de beschikking over internet op de kamer en wordt het aantal internetcafés uitgebreid. Verder komen er meer faciliteiten voor studie en de beoefening van hobby’s en wordt geld beschikbaar gesteld voor plaatselijke initiatieven ter verbetering van de leefomstandigheden. Hiertoe behoren ook infrastructurele verbeteringen. De sportvoorzieningen worden uitgebreid en er worden extra sportinstructeurs in dienst genomen opdat sporten ook in de avonduren mogelijk wordt.

De reorganisatie van de integriteitszorg is in volle gang. De inrichting van de nieuwe organisatie met centrale integriteitsfunctionarissen en een onderzoeksteam, een onafhankelijk meldpunt en een nieuwe meldings-,

registratieen rapportagesystematiek, zal in de loop van 2008 zijn voltooid. Voor al deze activiteiten is de komende jaren ongeveer € 20 miljoen euro per jaar begroot.

18

Wanneer zal de «verkleining van de organisatie met 11 700 functies» naar verwachting worden afgerond? Hoeveel van de te saneren 11 700 functies zijn inmiddels daadwerkelijk komen te vervallen? Hoeveel civiele en hoeveel militaire werknemers is in dit kader per kalenderjaar vanaf 2003 tot nu toe gedwongen ontslag aangezegd? Waarom is het Sociaal Beleidskader (SBK) tot1januari 2013 verlengd als de verkleining van de organisatie «de komende tijd haar finale beslag» krijgt?

Zie het antwoord op vraag 16.

19

Zijn er onderdelen binnen Defensie die niet in rustiger vaarwater zijn te

brengen? Zo ja, welke zijn dit?

Het beleid is, zoals de brief «Wereldwijd dienstbaar» duidelijk maakt, erop gericht de transformatie van de krijgsmacht voort te zetten en de organisatie, waar mogelijk, in rustiger vaarwater te brengen. De reorganisaties waartoe in 2003 is besloten hebben inmiddels goeddeels hun beslag gekregen. Dit laat onverlet dat de defensieorganisatie de komende jaren in beweging zal blijven. Zo zijn de oprichting van een defensiebreed helikoptercommando en de uiteenlopende reorganisaties als gevolg van de Marinestudie vermeldenswaard. Te denken valt ook aan de verdere ontwikkeling van de Defensiematerieelorganisatie (DMO) en van de dienstencentra. Voorts zijn in de Hoofdlijnennotitie enkele maatregelen genomen om de defensiebegroting 2008 sluitend te krijgen met gevolgen voor de bedrijfsvoering van eenheden of de inrichting van het operationele vermogen van Defensie (Kamerstuk 30 800 X, nr. 109) Bij al deze grote en kleine reorganisaties zal Defensie de komende jaren nadrukkelijk aandacht blijven besteden aan de gevolgen voor het personeel.

20

Is het mogelijk om aan te geven hoe groot de verwachte inkomsten zijn uit de verkoop van tweede hands defensie materieel in de jaren 2008 tot en met 2012?

De te verwachten inkomsten uit de verkoop van materieel en onroerende zaken maken deel uit van de post «totaal ontvangsten» in niet-beleids-artikel 90 (bladzijde 84 van de begroting). Een overzicht van de te verwachten inkomsten uit de verkoop is hieronder weergegeven. Hierin zijn overigens de verkoopopbrengsten uit de tabel op bladzijde 26 van de begroting (te weten de vermindering van het aantal tanks, pantserhouwitsers en F-16-jachtvliegtuigen) nog niet verwerkt. Deze verkoopopbrengsten zijn onderdeel van het subtotaal operationele doelmatigheidsmaatregelen in de tabel.

Begroting 2008

 

In miljoenen euro’s

2008

2009

2010

2011

2012

Totale verkoopopbrengsten

439

321

314

307

123

21

Kuntuuiteenzetten waarom het vanzelfsprekend is dat grote wapensystemen, en vooral tanks, niet afgeschaft worden? Kuntueen overzicht geven van inzet van Leopard tanks tijdens vredesmissies in de afgelopen tien jaar?

Zie het antwoord op vraag 3.

22, 36, en 43

Sporen de financiële uitgangspunten van het defensiebeleid met de Navo-regel dat landen die minder dan het Navo-gemiddelde uitgeven aan Defensie, een reële groei moeten nastreven van hun Defensiebegroting? Wat is de mening van de Navo over de hoogte van de Nederlandse defensiebegroting in het huidige tijdsbestek?

Kuntuuiteenzetten hoeveel de verschillende lidstaten van de Navo bijdragen (bijv. in aantallen militaire eenheden) aan de ontwikkeling van een bondgenootschap dat tot ver buiten het eigen grondgebied stabiliteit brengt, en hoe die bijdragen zich verhouden tot het Bruto Binnenlands Product van die Navo-lidstaten?

De Navo hanteert als norm dat lidstaten twee procent van hun bruto binnenlands product (BBP) aan defensiedoeleinden besteden. Lidstaten die deze norm niet halen, zoals Nederland, worden geacht te streven naar een groei van de defensieuitgaven in reële termen. De toevoeging als gevolg van het coalitieakkoord van € 250 miljoen aan het defensiebudget in de periode 2008 tot en met 2011 en de aan Defensie toegekende prijsbijstelling voor 2008 passen bij dit streven.

Zoals u is meegedeeld in het verslag van de informele bijeenkomst van Navo-ministers van Defensie in Poiana Brasov op 18 november 2004 (Kamerstuk 28 676, nr. 15) is de Navo-norm voor de doorlopende inzet van de krijgsmacht 8 procent en de norm voor minimale totale beschikbaarheid van eenheden voor inzet 40 procent van de totale omvang van de krijgsmacht. De inzetbaarheidsgegevens van de Navo-lidstaten zijn vertrouwelijk. Wel kan worden meegedeeld dat Nederland op beide normen een voldoende scoort.

Zoals aangekondigd in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» zullen de komende tijd verkenningen worden uitgevoerd naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn, mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief. Over de manier waarop het kabinet deze verkenningen zal uitvoeren, zult u vóór de behandeling van de defensiebegroting per brief nader worden ingelicht.

23

Welke waardevolle aanpassingen die noodzakelijk worden geacht kunnen

niet worden bekostigd uit de financiële injectie die is afgesproken in het

regeerakkoord?

Zie het antwoord op vraag 6.

24

Is het waar dat de voortdurende reorganisaties en reducties bij de krijgsmacht leiden tot een verminderde arbeidsproductiviteit en tot demotivatie van het personeel?

Hoewel de reorganisaties en reducties een beslag leggen op het personeel heeft dit niet merkbaar geleid tot een verminderde arbeidsproductiviteit of motivatie van het personeel. Wel leiden reorganisaties en reducties begrijpelijkerwijs tot onrust en ongerustheid. Om die reden achten wij

snelle besluitvorming van belang. Alleen dan kan het personeel ook snel duidelijkheid worden geboden.

25, 27 en 35

Binnen welke termijn kan de Kamer de uitkomst van de verkenningen naar de defensiebestedingen op langere termijn tegemoet zien? Wie verricht de verkenningen naar de «defensiebestedingen op langere termijn»? Is dit afwijkend van reguliere toekomstverkenningen? Kunt u inzicht verlenen in de achterliggende vraagstelling ten behoeve van deze verkenningen?

Kunnen verkenningen naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn, mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief, ertoe leiden dat het defensiebudget gedurende deze kabinetsperiode naar boven zal worden bijgesteld?

Over de manier waarop het kabinet de komende tijd verkenningen zal uitvoeren naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn, mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief, zult u vóór de behandeling van de defensiebegroting per brief nader worden ingelicht.

26, 28 en 121

Zullen eventuele overschrijdingen bij het project «vervanging van de F-16» (door onder andere hogere aanschafkosten of het niet in staat zijn van het betrokken Nederlandse bedrijfsleven te voldoen aan de aangegane financiële verplichtingen ten opzichte van het Rijk in deze) in de betreffende periode 2010–2020 in principe binnen de beschikbare investeringsruimte van Defensie in die periode gecompenseerd moeten worden? Welke marges worden hiervoor bij de planning gehanteerd? Kuntuaangeven hoe groot het beslag is dat de vervanging van de F-16 legt op de investeringsruimte in de periode van 2010 tot 2020? Zo neen, waarom niet?

Wat is uiteindelijk bepalend voor de vervanging F-16: de behoeftestelling, of het beschikbare budget? Hoe worden, indien behoeftestelling leidend is, eventuele kostenstijgingen budgettair verwerkt? Hoe hoog is het budget voor de vervanging F-16 dat in de meerjarenraming is opgenomen?

Het budgettaire beslag dat met de verwerving van het planningsaantal van 85 toestellen zal zijn gemoeid is vooralsnog vastgesteld op ongeveer € 5,5 miljard. De Kamer is hierover geïnformeerd met de jaarrapportage over 2006 van het project Vervanging F-16 (Kamerstuk 26 488, nr. 58 van 11 april 2007). Het budgettaire beslag in de periode 2010 tot 2020 bedraagt ongeveer € 4,7 miljard. Eventuele hogere aanschafkosten zullen binnen de investeringsruimte van Defensie moeten worden gevonden, waarbij uiteraard een afweging zal moeten worden gemaakt tussen de verschillende investeringsbehoeften.

Volgens de afspraken uit de Medefinancieringsovereenkomst tussen het ministerie van Economische Zaken en de betrokken industrie wordt het definitieve afdrachtpercentage van de business caseop 1 juli 2008 vastgesteld for better and for worse. De afdrachten komen ten bate van de algemene middelen van de Rijksbegroting.

27

Wie verricht de verkenningen naar de «defensiebestedingen op langere

termijn»? Is dit afwijkend van reguliere toekomstverkenningen? Kunt u

inzicht verlenen in de achterliggende vraagstelling ten behoeve van deze

verkenningen?

Zie het antwoord op vraag 25.

28

Kuntuaangeven hoe groot het beslag is dat de vervanging van de F-16 legt op de investeringsruimte in de periode van 2010 tot 2020? Zo neen, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 26.

29 en 30

Kuntude verhoudingen tussen uitgaven voor personeel, materieel, infrastructuur en overig aangeven in de jaren 1990, 1995, 2000, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008? Zo neen, waarom niet?

Zouden MALE UAV’s (wanneer daarvan een goed functionerend type zou worden aangeschaft) niet onmiddellijk ten goede komen aan het operationele optreden van vandaag de dag?

Uitgaven/Begroting Bedragen x € 1000,–

jaar 1990 1995 2000 2004 2005 2006 2007                    2008

begro-                 begro-uitgaven % uitgaven % uitgaven % uitgaven % uitgaven % uitgaven % ting       % ting %

Personeel 3640 763 57 3684 414 61 3764 193 56 4351 500 58 4362 117 57 4376 331 54 4298 857      54 4489 689 55

Materieel 2564 087 40 2135 405 35 2506 524 37 2792 447 37 2920 971 38 182 458 39 3246 094      41 3118 145 39

Infrastructuur 222 738 3 141 817 2 244 261 4 145 380 2 176 980 2 250 040 3 210 194        3 212 081 3

Overig 2101 0 127 596 2 214 903 3 261 763 3 233 304 3 336 573 4 156 510        2 274 828 3

Totaal 6429 690 100 6089 233 100 6729 881 100 7551 090 100 7693 372 100 8145 402 100 7911 655    100 8094 743 100

Noot: Personeel is opgebouwd uit Burgerpersoneel, Militair personeel, Personele exploitatie, Militaire pensioenen en Wachtgelden.

Materieel is opgebouwd uit Materiele exploitatie, Investeringen en Bijdragen baten-lastendiensten.

Infrastructuur is infrastructuur.

Overig is Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties, Attaches, Geheime uitgaven en Nominaal en onvoorzien.

De operationele betekenis van MALE UAV staat buiten kijf. De krappe budgettaire kaders bieden echter onvoldoende ruimte voor de verwerving van dit nieuwe systeem. Nederland heeft enkele tactische mini-UAV’s van het type Aladin aangeschaft om de urgente operationele behoefte in te vullen. De aanschaf van de MALE UAV zou betekenen dat de huidige capaciteit wordt aangevuld op een hoger operationeel niveau. Vooralsnog wordt echter prioriteit gegeven aan versterking van het tactische niveau met de Aladin en de verwerving van Short RangeUAV’s ter vervanging van de Sperwer. Deze systemen staan onder rechtstreekse aansturing van de tactische commandant. Zijn omgevingsbeeld verbetert hierdoor al in belangrijke mate.

31

Wordt bij de Defensieplanning nu alleen nog maar rekening gehouden

met «vandaag de dag»?

Zie het antwoord op vraag 12.

32

Welke versobering wordt beoogd van generieke opleidingen? Welke

gevolgen heeft die versobering?

Op dit ogenblik worden de mogelijkheden tot versobering van de generieke opleidingen nog onderzocht. De uitkomsten van dit onderzoek zijn nog niet beschikbaar.

33

Kan het vasthouden aan ten minste 20 procent als investeringsquote ook worden bereikt door zowel de Defensiebegroting in haar totaliteit als de uitgaven voor nieuw materieel op een hoger niveau te brengen? Waarom

wordt die weg niet gevolgd maar wel de weg van extra bezuinigingen bij bijv. de Defensie Materieel Organisatie (DMO) en het Commando Dienstencentra (CDC)?

De investeringsquote wordt bepaald door de verhouding tussen investeringsuitgaven en exploitatieuitgaven binnen de totale defensiebegroting. Als de groei van investeringsuitgaven groter is dan de groei van de totale defensiebegroting, stijgt dus de investeringsquote. De investeringsquote stijgt ook als de exploitatieuitgaven verminderen bij een gelijkblijvende defensiebegroting. Ongeacht de stijging of daling van de defensiebegroting is het streven erop gericht de uitgaven voor materiële exploitatie altijd zo laag mogelijk te houden. Op deze manier kan namelijk meer ruimte ontstaan voor uitgaven voor werving en behoud van personeel en voor investeringen in nieuw materieel. De extensive-ringsmaatregelen bij de DMO en het CDC moeten dan ook in dit licht worden begrepen.

34 en 38

Welke aanpassingsproblemen kunnen optreden door strengere budgettaire kaders bij onder meer de generieke opleidingen, de DMO en het CDC?

Op welke eventuele aanpassingsproblemen wordt precies gedoeld betreffende de strengere budgettaire kaders?

De aanpassingsproblemen die kunnen optreden zijn bijvoorbeeld het herfaseren van niet rechtstreeks met de uitvoering van operaties samenhangende opleidingen. Wat de DMO en het CDC betreft gaat het om versoberen en herprioriteren van activiteiten op het gebied van de interne ondersteuning en dienstverlening.

35

Kunnen verkenningen naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn, mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief, ertoe leiden dat het defensiebudget gedurende deze kabinetsperiode naar boven zal worden bijgesteld?

Zie het antwoord op vraag 25.

36

Wat is de mening van de Navo over de hoogte van de Nederlandse

defensiebegroting in het huidige tijdsbestek?

Zie het antwoord op vraag 22.

37

Is voor de langere termijn hervatting van de projecten MALE UAV, Allied Ground Surveillance en TacTom voorzien of wordt een hervatting door u wenselijk geacht?

Op dit ogenblik wordt hervatting van deze projecten niet overwogen. Eventuele hervatting is uiteraard afhankelijk van de beschikbare budgettaire ruimte. Vanzelfsprekend zullen dan ook andere investeringsbehoeften in de afweging moeten worden betrokken. Wat het Alliance Ground Surveillance(AGS)-programma betreft geldt dat de deelnemende Navo-landen dit programma onlangs hebben beëindigd. Op dit ogenblik wordt binnen de Navo gesproken over de mogelijkheid van voortzetting van dit programma in afgeslankte vorm. Nederland zal deze besprekingen volgen.

38

Op welke eventuele aanpassingsproblemen wordt precies gedoeld betreffende de strengere budgettaire kaders?

Zie antwoord op vraag 34.

39 en 128

Deeltude opvatting dat een deel van het extra geld voor de inzet van militairen in het kader van het geïntegreerde buitenlands beleid gevonden kan worden bij Ontwikkelingssamenwerking (OS)? Waarom betaalt Defensie, en niet OS de extra Civil-military Cooperation (Cimic)-capaciteit? Wie betaalt 30 extra Cimic-funtionarissen? Defensie of OS?

Civil-military cooperation(Cimic) is een integraal onderdeel van modern militair optreden en heeft tot doel de militaire operatie te ondersteunen. Cimic richt zich op de relatie tussen de militaire operatie en de civiele omgeving. Commandanten dienen bij de planning, voorbereiding en uitvoering van een militaire operatie rekening te houden met de civiele omgeving waarin deze plaats vindt. Afstemming tussen militaire en civiele actoren in een operatiegebied is voor beiden van belang. Cimic is een militaire functie en wordt daarom door Defensie betaald.

Vaak is er sprake van enige vorm van ondersteuning door militairen aan civiele partijen. Dit kan in de vorm van projecten ter ondersteuning van het draagvlak voor de militaire operatie. Voor dit soort «hearts and minds»-projecten stelt Ontwikkelingssamenwerking een budget beschikbaar. Dit geld is afkomstig uit ODA-middelen. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn het herstellen van irrigatiewerken, wegen, bruggen en scholen.

40

Wat verstaatuonder «...de bescherming van het individu en samenleving...» onder het kopje «Verbreding veiligheidsrisico’s»?

Hiermee wordt bedoeld dat de krijgsmacht naast de klassieke taak van de verdediging en bewaking van het nationale en bondgenootschappelijke grondgebied in toenemende mate is betrokken bij het tegengaan van maatschappijontwrichtende ontwikkelingen en bij de bescherming van burgers binnen en buiten de landsgrenzen. Deze trend heeft de afgelopen jaren onder meer geleid tot de intensivering in de samenwerking van Defensie met civiele autoriteiten op het terrein van de nationale veiligheid.

41

Kuntuop basis van (specifieke) resultaten aangeven of de investeringen in ontwikkelingssamenwerking de afgelopen jaren (duurzaam) effectief zijn gebleken en daarmee gerechtvaardigd?

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft daarover gerapporteerd in twee brieven aan de Tweede Kamer: «Een zaak van iedereen, investeren in ontwikkeling in een veranderende wereld» (16 oktober 2007) en «Kabinetsagenda 2015» over de millenniumontwikkelingsdoelen (29 juni 2007). Ook verwijzen wij naar de rapportage «Resultaten in ontwikkeling» (mei 2007) en de reacties op de evaluaties van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

42

Hoe wordt hier concreet invulling gegeven aan de ondersteunende rol voor de krijgsmacht bij fragiele staten? Wat betekent dit in financieel opzicht? Betaalt het ministerie van Defensie de kosten van de uitvoering van ontwikkelingsrelevante activiteiten?

Zie het antwoord op vraag 8.

43

Kuntuuiteenzetten hoeveel de verschillende lidstaten van de Navo bijdragen (bijv. in aantallen militaire eenheden) aan de ontwikkeling van een bondgenootschap dat tot ver buiten het eigen grondgebied stabiliteit brengt, en hoe die bijdragen zich verhouden tot het Bruto Binnenlands Product van die Navo-lidstaten?

Zie het antwoord op vraag 22.

44

Kuntuuiteenzetten welke initiatieven Nederland in Navo-verband ontplooid heeft om de relevantie van de NATO Response Force (NRF) voor lopende operaties te verhogen? Wat is hierover uw standpunt in relatie tot de inzet van de Navo in Afghanistan, het voortdurende tekort aan militairen daar, de vullingproblemen bij de NRF en het feit dat het een «papieren tijger» is die niet wordt ingezet maar wel beslag legt op–voor Afghanistan–broodnodige capaciteiten?

Nederland heeft in de aanloop naar de vergadering van Navo-ministers van Defensie in Sevilla in februari dit jaar twee suggesties gedaan (zie Kamerstuk 28 676, nr. 33 d.d. 21 februari 2007). Ten eerste een verruiming van de inzetmogelijkheden van de NRF door een relatie te leggen met de Strategic Reserve Forces(SRF), waarbij Nederland pleit om de SRF-taak geheel of gedeeltelijk neer te leggen bij de NRF. Ten tweede een rationalisering van de omvang en samenstelling van de benodigde strijdmacht. Nederland is er voorstander van nog eens kritisch te kijken naar het door Saceur uitgewerkte ambitieniveau voor de omvang en samenstelling van de NRF in deze tijden van grote operationele druk. Dit overigens zonder afbreuk te doen aan het concept, op grond waarvan de NRF voor het volledige scala van Navo-missies moet kunnen worden ingezet.

45

Welke overleg is er met de Navo geweest over de Nederlandse voornemens om meer F-16’s, meer Leopard2tanks en meer pantserhouwitsers 2000 af te stoten?

Er is geen overleg met de Navo gevoerd over specifieke maatregelen. Wel passen deze maatregelen bij de oproep van de Navo prioriteit te verlenen aan ondersteunde capaciteiten boven de instandhouding van grote aantallen hoofdwapensystemen. De Navo onderschrijft de redenering die ten grondslag ligt aan de gemaakte keuzen.

46

Is de inzet van Nederland in de NRF afhankelijk van de uitkomst van het debat over «common funding»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke invloed heeft het op het Nederlandse defensiebeleid als er geen vorm van «common funding» wordt ontwikkeld? Wanneer verwachtudat deze discussie een (voorlopig) einde krijgt?

De Nederlandse bijdrage aan de NRF staat los van de gesprekken in bondgenootschappelijk verband over gemeenschappelijke financiering. Mede op Nederlands aandringen is voor de duur van twee jaar wel een proef-regeling overeengekomen waarin een gedeeltelijke vergoeding van transportkosten wordt voorzien voor de initiële verplaatsing van een korte termijn ontplooiing van de NRF. Deze proefregeling geldt tot eind 2009.

47

Hoe denkt de regering de eigen bijdrage aan de NRF «snel, effectief en flexibel» in te kunnen zetten met in acht neming van de Artikel 100-pro-cedure? Worden in NRF verband dezelfde Rules of Engagement (ROE) en caveats gehanteerd, of kan dit per nationaal onderdeel afwijken? In hoeverre bentubereid de Nederlandse ROE en caveats aan te passen aan die van de andere NRF deelnemers?

De NRF kan zowel voor internationale crisisbeheersingsoperaties als ter verdediging van het bondgenootschappelijke grondgebied worden ingezet. Bij de inzet van de NRF voor crisisbeheersingsoperaties is de artikel 100-procedure van toepassing. Binnenkort kan de Kamer de regeringsreactie tegemoet zien op het rapport van de commissie-Van Baalen («Inzet met instemming – De rol van de Tweede Kamer bij het uitzenden van militairen») en het advies daarover van de Adviesraad Internationale Vraagstukken («Inzet van de krijgsmacht: wisselwerking tussen nationale en internationale besluitvorming»). Daarin zal nader worden ingegaan op de besluitvorming bij de inzet van NRF en EU Battle-groups.

In Navo-operaties wordt doorgaans gewerkt met één set geweldsinstruc-ties (Rules of Engagement(ROE)). Dat geldt ook voor de eventuele inzet van de NRF. Deze geweldsinstructies worden verstrekt door Saceur nadat zij zijn overeengekomen in het Militair Comité en de Noord-Atlantische Raad. Voor elke operatie worden nieuwe, op het desbetreffende mandaat toegesneden geweldsinstructies opgesteld. Elke geweldsinstructie wordt beoordeeld door de Nederlandse autoriteiten alvorens zij aan de Nederlandse militairen wordt verstrekt. Daarbij wordt de wens om zo min mogelijk nationale voorbehouden te maken afgewogen tegen de Nederlandse juridische en politieke kaders.

48

Wordt er, gezien de moeizame samenwerking tussen civiele (politie) missies van de Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) en de Navo, gestreefd naar een nauwere samenwerking tussen EVDB civiele missies en de EU Battlegroups?

Civiel-militaire samenwerking is een belangrijk aandachtspunt binnen het EVDB. Om hier op een juiste manier invulling aan te geven is er binnen de EU-Militaire Staf een civiel/militaire cel en een operatiecentrum ingericht. Het operatiecentrum is in staat om zowel militaire- als civiele operaties te plannen en aan te sturen.

49

Geldt de verbreding van de inzet van de krijgsmacht ook voor de financiering ervan, door andere departementen?

Ja. Afhankelijk van de aard van de inzet van de krijgsmacht kan voor de financiering ervan een beroep worden gedaan op de HGIS-post crisisbeheersingsoperaties, het Stabiliteitsfonds of de verrekeningsmethode die in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) is overeengekomen voor de inzet van de krijgsmacht binnen de landsgrenzen.

50

Kuntuuiteenzetten welke materiële tekorten zijn vastgesteld? Welke worden binnen het Europees Defensie Agentschap (EDA) aangegrepen om op te lossen? Welke worden binnen de Navo opgelost? Is er sprake van taakverdeling tussen EDA en Navo? Zo ja hoe ligt deze? Zo neen, hoe wordt dan overlap voorkomen?

Het verschil (in termen van operationele risico’s) tussen de behoefte van de EU en de aangeboden capaciteiten wordt thans uitgewerkt in een «Progress Catalogue»die eind 2007 gereed moet zijn. De «ProgressCata-logue»stelt eenduidig vast welke capaciteiten nog ontbreken en welke beperkingen dat oplegt aan de mogelijkheden van militair optreden door de EU, binnen het gestelde ambitieniveau. De belangrijkste opdracht voor het EDA is te komen tot een capaciteitenontwikkelingsplan. Dit plan moet richtinggevend worden voor de lange termijncapaciteitenontwikkeling. De afstemming van capaciteitsprojecten tussen de EU en de Navo gebeurt in de EU-Nato Capability Group.

51

Is een versterking gewenst van middelen die kunnen worden ingezet bij noodhulpoperaties? Zo ja, aan welk type materieel wordt hierbij gedacht? Zo neen, waarom niet?

De ervaring met recente noodhulpoperaties in Indonesië (tsunami), Pakistan (aardbeving), de VS (orkaan Katrina), Portugal (bosbranden), Suriname (overstroming) en Griekenland (bosbranden) toont aan dat Defensie ook voor dergelijke operaties toereikend is uitgerust.

52

Kunt een overzicht geven van de taken die dagelijks worden uitgevoerd in

het kader van de nationale veiligheid? Zo neen, waarom niet?

Defensie voert structureel een aantal (veiligheids)taken uit voor civiele overheden. Hieronder vallen de politietaken van de Koninklijke marechaussee (artikel 6 Politiewet 1993), de bijdrage van Defensie aan Nederlandse Kustwacht (o.a. Search&Rescue), de opsporings- en ruiming-staken van de Explosievenopruimingsdienst Defensie, het bewaken van het luchtruim in het kader van de bestrijding van luchtvaartterrorisme (o.a. de gereedstelling van twee F-16’s als Quick Reaction Alert), de nationale terrorismebestrijdingstaak van de bijzondere bijstandseenheden en ten slotte het beschikbaar stellen van gegarandeerde medische opvangcapaciteit bij ongevallen en rampen in het Calamiteitenhospitaal. Daarnaast zijn in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking afspraken gemaakt over de beschikbaarheid en inzet van vooral specialistische defensiecapaciteiten bij het verlenen van militaire bijstand of steunverlening.

53

Wie koos de Nederlandse militairen in Uruzgan uit tot «Nederlander van

het jaar 2006»?

Het weekblad Elsevier.

54

Hoe groot is het budget voor Security Sector Reform? Kuntueen overzicht geven van de aanwending van deze middelen (welke landen, welke financiële omvang, effect en bereik)?

Er is geen afzonderlijk budget voor SSR. Voor de financiering van SSR-projecten kan een beroep worden gedaan op het Stabiliteitsfonds. Binnenkort zal de minister van Defensie u een aparte brief sturen over de ontwikkeling van de SSR-capaciteit van Defensie. Daarvan zal ook het gevraagde overzicht deel uitmaken.

55

Kuntueen overzicht geven van alle kleinschalige civiele missies en

(civiele) politiemissies waaraan de krijgsmacht een bijdrage levert? Zo ja,

hoeveel financiële middelen, hoeveel personen, zijn waar, met welke effect, en met welke doelstelling ingezet? Zo neen, waarom niet?

Defensie levert een bijdrage aan de volgende kleinschalige civiele missies en (civiele) politiemissies:

  • • 
    European Force/Integrated Police Unit (EUFOR/IPU): twaalf functionarissen van de Koninklijke marechaussee die worden ingezet voor recherchetaken en het analyseren van inlichtingen.
  • • 
    EU Police Mission Bosnië-Herzegovina (EUPM): zes civiele politiefunctionarissen en vier functionarissen van de Koninklijke marechaussee voor de opbouw van het politieapparaat, met een versterkte aandacht voor ondersteuning bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad.
  • • 
    United Nations Mission inSudan (UNMIS): vijftien United Nations Police Officers (UNPO’s) waaronder elf marechaussees en vier civiele politiefunctionarissen en vijftien United Nations Military Observers (UNMO’s) voor het toezien op en begeleiden van de implementatie van het vredesakkoord tussen Noord-en Zuid-Sudan.
  • • 
    European Union Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah): drie functionarissen van de Koninklijke marechaussee verzorgen op verzoek van zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit de aanwezigheid van een derde partij bij de grensovergang in Rafah.
  • • 
    European Communications Security and Evaluation Agency (EUSEC en EUSEC FIN): drie militairen ondersteunen de hervorming van het Congolese defensieapparaat.
  • • 
    Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi (BINUB): één militair ondersteunt de Burundese regering bij de coördinatie met donoren.
  • • 
    Burundi: twee militairen ter ondersteuning van de Burundese regering bij het hervormen van de krijgsmacht en de politie.

De additionele uitgaven voor de politiebijdrage aan UNMIS zijn opgenomen in de totale additionele uitgaven voor deze missie. De verwachte uitgaven voor de kleinschalige civiele missies en (civiele) politiemissies in 2007 zijn circa 1,5 miljoen euro. Deze additionele uitgaven worden ten laste gebracht van de structurele voorziening «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» van HGIS.

56

Kan worden aangegeven wat thans de stand van zaken is bij de invoering van Network Enabled Capabilities (NEC) en van het daarmee verwante Soldier Modernisation Programma (SMP) in de Nederlandse krijgsmacht?

De invoering van NEC vordert gestaag. Verschillende projecten dragen bij aan de totstandkoming van de voor NEC benodigde geïntegreerde Netwerk- en Informatie-Infrastructuur (NII). Hierdoor kunnen steeds meer capaciteiten onderling worden verbonden door informatienetwerken. Met behulpvan projecten zoals het Battlefield Management System, NIMCIS en Link-16 worden de operationele informatievoorziening, de commandovoering en het omgevingsbeeld op tactisch niveau de komende jaren verder verbeterd. Het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS), voortgekomen uit het Soldier Modernisation Program, richt zich in dit kader specifiek op de individuele militair die is ingedeeld bij eenheden die te voet of uitgestegen optreden. De behoeftestelling voor VOSS zal u het komende halfjaar worden aangeboden; de invoering van deze capaciteit is voorzien vanaf 2010.

Met de Hoofdlijnennotitie van 2 juli 2007 bent u geïnformeerd over de voorgenomen verdere verbetering van de Netwerk Informatie Infrastructuur (NII) en de ondersteuning van de commandovoering en operationele inzet. Deze aanvulling op de voorziene projecten is van groot belang om

de benodigde interoperabiliteit met samenwerkingspartners te verzekeren en de onderlinge samenhang van capaciteiten uit de diverse operationele commando’s te versterken.

57

Wat is uw standpunt over de effectiviteit van de 3D-benadering?

Zie het antwoord op vraag 8.

58

Deeltude mening dat verwachtingen over te bereiken resultaten weliswaar niet te hooggespannen mogen zijn, maar wel realistisch? In hoeverre kan TNO hierin een rol spelen? Wat zijn de ervaringen tot dusver?

Zie het antwoord op vraag 8.

59

Hoe is een geïntegreerde. veelomvattende aanpak mogelijk wanneer hulporganisaties (zoals NOVIB) zich maximaal distantiëren van de inspanningen die de krijgsmacht verricht? Is een organisatie als NOVIB bereid om werkelijk «de krachten te bundelen» voor vrede, veiligheid en ontwikkeling?

Zie het antwoord op vraag 8.

60

Is het Nederlandse motto bij militair optreden «zo civiel als mogelijk, zo militair als noodzakelijk» ook ingebed in de militaire praktijk van de bondgenoten waarmee Nederland samenwerkt in EU en Navo-verband?

Zie het antwoord op vraag 8.

61

Kuntueen overzicht geven van spanningen die ontstaan door het hanteren van andere normen en waarden in samenwerking met lokale autoriteiten? Kuntuvoorbeelden geven van de verschillen waarop hier wordt gedoeld?

Zie het antwoord op vraag 8.

62

Is de volgorde zoals beschreven in de volgende teksten: Ten eerste moeten stabiliteit en veiligheid worden bewerkstelligd, ten tweede moet een begin van rechtsorde worden gevestigd, ten derde moet het gewelds-monopoly van krijgsmacht en politie worden gevestigd of hersteld en ten vierde moet de sociaaleconomische ontwikkeling op gang worden gebracht of gaande worden gehouden, eveneens een rangorde in tijd? Zo neen, hoe moet ten eerste, ten tweede etc. dan worden uitgelegd. Zo ja, wat is de reden dat ervoor gekozen wordt dat stabiliteit gaat voor het opgang brengen van sociaaleconomische ontwikkelingen?

De volgorde waarin deze elementen worden benoemd houdt niet noodzakelijkerwijs in dat zij in de tijd opeenvolgend zijn. Integendeel, een geïntegreerde aanpak vereist dikwijls dat tegelijkertijd op verschillende terreinen vooruitgang wordt geboekt en dat sprake is van een nauwe samenhang tussen deze elementen. Op grond van ervaringen met de oplossing van conflicten is wel duidelijk dat stabiliteit en veiligheid vaak essentiële voorwaarden zijn voor politieke, sociale en economische ontwikkeling.

63

Betaalt de groeiende defensiebijdrage aan veiligheid binnen de landsgrenzen zich ook terug in een toenemende «goodwill» voor defensie binnen de ministerraad? Zo ja, waaruit blijkt dat?

Over «goodwill» heeft Defensie niet te klagen, mede als gevolg van de inzet van de krijgsmacht in binnen- en buitenland. Deze «goodwill» komt onder meer tot uitdrukking in de financiële besluiten van dit kabinet ten aanzien van Defensie. Overeenkomstig het coalitieakkoord komt deze kabinetsperiode € 500 miljoen extra beschikbaar voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties en het helpen oplossen van operationele knelpunten bij Defensie. Voorts is Defensie in tegenstelling tot andere departementen voor het jaar 2008 prijsbijstelling toegekend voor de materiële exploitatie en investeringen (zie ook het antwoord op vraag 154). In het kader van de operatie Vernieuwing Rijksdienst is de oorspronkelijk aan Defensie opgelegde taakstelling met een beroep op de knelpuntenreserve verlaagd van € 45 miljoen naar € 36,6 miljoen om ingrepen in het operationele domein te voorkomen.

Zoals aangekondigd in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» zullen de komende tijd voorts verkenningen worden uitgevoerd naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn, mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief. Over de manier waarop het kabinet deze verkenningen zal uitvoeren, zult u vóór de behandeling van de defensiebegroting per brief nader worden ingelicht.

64

Hoeveel vrije keuzemogelijkheid voor de inzet van Nederlandse troepen respectievelijk militaire eenheden is nog over wanneer men rekening houdt met de omvang van een operatie als die in Uruzgan, met de toezeggingen die worden gedaan ten behoeve van de NATO Response Force en de EU Battlegroups, de twee kustwachten en met de groeiende defensiebijdrage aan veiligheid binnen de landsgrenzen resp. de lijst van taken die op p. 12 en 13 is vermeld?

Zie het antwoord op vraag 7.

65

Betekent volgensuhet opnemen van Diplomacy als onderdeel van de 3D-benadering ook dat gesproken moet of kan worden met tegenstanders? Zijn hierop uitzonderingen? Zo ja, wat zijn hiervoor de criteria?

Zie het antwoord op vraag 8.

66

Kuntuuiteenzetten watubedoelt met het woord «beperkt» bij de beantwoording van de vragen over de Hoofdlijnennotitie waarin is aangegeven dat de gevolgen van de reductie van het aantal F-16’s «beperkt» zullen zijn? Om welke gevolgen gaat het precies? Zal het ambitieniveau, in het bijzonder betreffende het hoge geweldsspectrum voor de duur van een jaar met twee squadrons jachtvliegtuigen gehandhaafd?

De gevolgen zijn beperkt in die zin dat door achttien F-16 jachtvliegtuigen af te stoten, maar het aantal squadrons gelijk te houden, het aantal F-16’s per squadron afneemt. Verder is er verlies aan voorzettingsvermogen doordat het totale aantal F-16’s van de krijgsmacht afneemt. Daar staat tegenover dat de inzetbaarheid van de F-16 vloot zal verbeteren omdat de vrijgekomen vlieger- en onderhoudscapaciteit ten dele zal worden ingezet voor de resterende F-16’s. De ambitie om gedurende maximaal een jaar een bijdrage te leveren aan een operatie hoger in het geweldsspectrum

met onder meer twee squadrons gevechtsvliegtuigen kan nog steeds worden waargemaakt.

67

Is het waar dat het ambitieniveau op termijn, bij gelijkblijvend budget, niet meer waar te maken is? Kuntugaranderen dat het ambitieniveau in elk geval wel de komende kabinetsperiode ten volle waargemaakt kan worden? Ook als er zich onverhoopt nieuwe tegenvallers voordoen?

Zoals in de beleidsbrief is gemeld zal het kabinet de komende tijd verkenningen uitvoeren naar het niveau van de defensiebestedingen op de langere termijn, mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief. Op de uitkomsten van deze verkenningen kan niet worden vooruitgelopen. Over de manier waarop het kabinet de komende tijd de verkenningen zal uitvoeren, zult u vóór de behandeling van de defensiebegroting per brief nader worden ingelicht.

68, 69, 71, 73, 75 en 77

In hoeverre is het nog opportuun om de onderverdeling naar «hoogte van geweldsspectrum» te maken, wanneer gesteld wordt dat het onderscheid tussen operaties in het hogere en lagere geweldsspectrum onmiskenbaar is vervaagd?

Kuntueen definitie van optreden in het hoge, het midden en het lage geweldspectrum geven?

Is het afzien van de optie van deelneming gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldspectrum een wijziging ten opzichte van de ambities gedurende de vorige kabinetsperiode? Zo ja, wat is er sindsdien gewijzigd in de internationale veiligheidssituatie? Hoe verhoudt het niet-waarschijnlijk verklaren van een deelname van een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum zich tot de vaststelling dat de grens tussen het hogere en het lagere deel van het geweldsspectrum onmiskenbaar is vervaagd?

Betekent deelname gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldspectrum dat de deelname aan de militaire operaties binnen Afghanistan door landmacht en luchtmacht niet valt binnen de definitie van het hogere geweldspectrum? Of moet de langere aanwezigheid gezien worden als een uitzonderlijke inspanning? Heeft de vervaging van het onderscheid tussen operaties in het lagere en hogere geweldspectrum ook gevolgen voor het materieel dat ingezet moet worden bij operaties in het lagere deel van het geweldspectrum? Zo ja, welke? Welke gevolgen heeft dit voor de garantie dat Nederland bijdraagt aan de verschillende delen van het geïntegreerde buitenlandbeleid van ons land?

Het onderscheid tussen het hogere en lagere deel van het geweldsspectrum is vooral relevant voor het omschrijven van het hoofddoel van een missie. In het hogere deel van het geweldsspectrum richt de uitgezonden eenheid zich op het uitvoeren van gevechtsoperaties. In het lagere deel van het geweldsspectrum richten de activiteiten zich onder meer op het toezien op bestanden, het bevorderen van veiligheid en ontwapening, het assisteren van de overheid bij bestuur en veiligheid en het faciliteren van wederopbouw.

Al in de Prinsjesdagbrief van 2003 (29 800 X, nr. 3) is vastgesteld dat het niet langer waarschijnlijk is dat Nederland of het bondgenootschap in de voorzienbare toekomst betrokken raakt bij een langdurige, grote operatie hoog in het geweldsspectrum. Het optreden bij een dergelijke operatie is er op gericht om het conflict zo snel mogelijk te beslechten. Het ambitieniveau van de krijgsmacht, dat is uiteengezet in de Actualiseringsbrief van 2 juni 2006 en onverkort van kracht blijft, voorziet daarom in de inzet van

een brigade of equivalent in het hogere deel van het geweldsspectrum gedurende maximaal één jaar. Is dit conflict eenmaal beslecht, dan kan het optreden worden gevolgd door een bijdrage aan een meer langdurige crisisbeheersingsoperatie.

Bij de huidige operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum moet ermee rekening worden gehouden dat het geweldsniveau binnen het missiegebied in tijd en plaats sterk kan variëren. Daar waar één deel van de eenheid wordt geconfronteerd met een geweldssituatie kan een ander deel van dezelfde eenheid in een ander deel van het missiegebied zich in een relatief rustige situatie bevinden. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor het materieel en het personeel. Een uitgezonden eenheid moet zijn voorbereid op verschillende vormen van optreden. De eenheid moet kunnen beschikken over voldoende vuurkracht en over een toereikende bescherming. De operationele noodzaak het beschermingsniveau te verhogen, zorgt ervoor dat Defensie ook bij missies met een geringer voorzien risico een grotere inspanning moet leveren bij de uitrusting en training van de uitgezonden eenheid. Door op deze ontwikkeling adequaat te reageren, blijft de krijgsmacht in staat bij te dragen alle vormen van crisisbeheersingsoperaties, en daarmee een bijdrage te leveren aan het geïntegreerde buitenlands beleid van Nederland.

De missie in Afghanistan is volgens de hierboven gegeven omschrijving geen operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum. Zoals is gebleken kan het geweldsniveau tijdens deze operatie in tijd en plaats sterk variëren. De huidige inzet in Afghanistan past binnen het ambitieniveau, in die zin dat deze inzet kan worden beschouwd als een langdurige bijdrage aan een operatie lager in het geweldsspectrum met drie keer een taakgroep van bataljonsgrootte of een equivalent daarvan.

69

Kuntueen definitie van optreden in het hoge, het midden en het lage

geweldspectrum geven?

Zie het antwoord op vraag 68.

70

Houdtunog rekening met de mogelijkheid van een wat langer durend conflict hoog in het geweldsspectrum bijvoorbeeld in spanningshaarden als het gebied tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, Syrië, Iran, Taiwan enzovoorts?

Al in de Prinsjesdagbrief 2003 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 3) is vastgesteld dat het niet langer waarschijnlijk is dat Nederland of het bondgenootschap in de voorzienbare toekomst betrokken raakt bij een langdurige, grote operatie hoog in het geweldsspectrum. Het ambitieniveau van de krijgsmacht blijft voorzien in de inzet van een brigade of equivalent in het hogere deel van het geweldsspectrum gedurende maximaal één jaar. Het optreden bij een dergelijke operatie is er op gericht om het conflict zo snel mogelijk te beslechten.

71

Is het afzien van de optie van deelneming gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldspectrum een wijziging ten opzichte van de ambities gedurende de vorige kabinetsperiode? Zo ja, wat is er sindsdien gewijzigd in de internationale veiligheidssituatie?

Zie het antwoord op vraag 68.

72

Wie heeft vastgesteld dat het niet langer waarschijnlijk is dat het Navobondgenootschap in de voorzienbare toekomst betrokken raakt bij een langdurige operatie hoog in het geweldsspectrum? Bij welke gelegenheid is dit vastgesteld? Was dat de Navo zelf? Zo ja, hoe is dat door de Navo verwoord? Wat is de mening wat dat betreft van Midden-Europese lidstaten zoals Polen en Slowakije?

De vaststelling dat wat de duur van dergelijke operaties betreft er voortaan voor planningsdoeleinden geen rekening mee hoeft te worden gehouden dat Nederland of het bondgenootschap betrokken raakt bij een langdurige militaire operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum, maakt deel uit van de Prinsjesdagbrief 2003 (29 800 X, nr. 3). Het militaire optreden is er bij dergelijke operaties juist op gericht het conflict zo snel mogelijk te beslechten. Op grond hiervan is destijds geconcludeerd dat Nederland in de komende tien jaar niet over het vermogen hoeft te beschikken om een brigade of het equivalent ervan langer dan een jaar in te zetten.

Voorts hebben de Navo-ministers van Defensie in juni 2006 de Ministerial Guidance2006 goedgekeurd. Daarin is tevens het aangepaste ambitieniveau van de Navo opgenomen. In dit ambitieniveau is vastgesteld dat de Navo operaties in het gehele geweldsspectrum moet kunnen uitvoeren, maar dat de focus moet liggen op de meest waarschijnlijke operaties. Verder spreekt het nieuwe ambitieniveau niet langer van drie grote operaties op legerkorpsniveau in Navo-verband, maar van twee grote operaties en zes kleinere. Alle lidstaten van de Navo hebben hiermee ingestemd.

73

Hoe verhoudt het niet-waarschijnlijk verklaren van een deelname van een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum zich tot de vaststelling dat de grens tussen het hogere en het lagere deel van het geweldsspectrum onmiskenbaar is vervaagd?

Zie het antwoord op vraag 68.

74

Deeltude mening dat ondanks onmiskenbare verbeteringen van de inzetbaarheid van de krijgsmacht ter ondersteuning van het geïntegreerde veiligheidsbeleid, de gevechtskracht en operationele capaciteiten van Defensie per saldo afnemen als gevolg van de herschikkingen?

De militaire slagkracht wordt niet alleen bepaald door hoofdwapensystemen, maar in toenemende mate ook door andere elementen van militair vermogen. Defensie heeft er voor gekozen juist deze, vooral ondersteunende capaciteiten te versterken. Voorts worden door gerichte investeringen de capaciteiten van de resterende F-16’s (verbeterde lucht-grondbewapening, datacommunicatie en zelfbescherming) en pantserhouwitsers (precisiemunitie) vergroot. Hoewel Defensie over minder hoofdwapensystemen zal beschikken, neemt het expeditionaire vermogen van de krijgsmacht dan ook niet af.

75

Betekent deelname gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldspectrum dat de deelname aan de militaire operaties binnen Afghanistan door landmacht en luchtmacht niet valt binnen de definitie van het hogere geweldspectrum? Of moet de langere aanwezigheid gezien worden als een uitzonderlijke inspanning?

Zie het antwoord op vraag 68.

76, 109, 110, 114, 115, 116 en 147

Hoe verhoudt de extra behoefte aan transport zich tot de huidige voornemens met betrekking tot bijvoorbeeld het (niet) aanschaffen van C-17-vrachtvliegtuigen?

Deeltude opvatting dat versterking van de strategische transportcapaciteit een belangrijke prioriteit is?

Kuntu(mede) in het verband van het onderzoek naar de mogelijkheden om deel te nemen aan het C-17 initiatief van de Navo om de strategische luchttransportcapaciteit te vergroten, uiteenzetten hoeveel Nederland in de periode augustus 2006 t/m eind 2007 heeft uitgegeven of zal uitgeven aan het inhuren van luchttransport?

Kuntueen nadere toelichting geven over het C-17 initiatief van de Navo ter vergroting van de strategische luchttransportcapaciteit? Kan een vliegtuig als de C-17, net als de C-130, stijgen en landen in gebieden als Afghanistan, of dient er rekening gehouden te worden met aanleg van infrastructuur in missiegebieden?

Welke uitgaven zijn er per begrotingsjaar tot nu toe gedaan voor luchttransportcapaciteit ten behoeve van de inzet van Nederlandse militairen in Afghanistan? Welk percentage (in tonnage en in geld) betrof inzet van eigen capaciteit? Welk percentage (in tonnage en in geld) betrof inzet van ingehuurde capaciteit? Wordt de capaciteit van de C-130 Herculesvliegtuigen volledig benut? Zijn er lessen geleerd wat betreft benodigde eigen capaciteit? Hoe wordt de afweging gemaakt tussen structureel noodzakelijke capaciteit versus inhuur in verband met incidentele piek-belasting? Welke kostenafweging ligt er ten grondslag aan een keuze tussen de C-17 en de C-130? Welke kwalitatieve afweging ligt er ten grondslag aan een keuze tussen de C-17 en de C-130?

In hoeverre kan poolen met andere Navo of EU-bondgenoten een oplossing bieden voor het tekort aan strategisch luchttransport? Hoe komt bij de materieelaanschaf tot uitdrukking dat, bij de toenemende expeditionaire inzet van de krijgsmacht, de behoefte aan luchttransport toeneemt? Hoe staat het in dat verband met de aanschaf van een of twee C-17-vliegtuig(en)?

In de Navo en EU bestaat een groot tekort aan strategische luchttransportcapaciteit waarmee zware, zogenaamde «buitenprofiel»-ladingen kunnen worden vervoerd. Om die reden is in Navo-verband het initiatief genomen tot een pool van C-17 luchttransportvliegtuigen waarvan de aan het initiatief deelnemende landen gebruik kunnen maken. Op dit ogenblik nemen vijftien Navo-landen alsmede Zweden en Finland deel in dit initiatief. Door de inspanningen te bundelen kunnen vooral relatief kleine bondgenoten gemakkelijker toegang krijgen tot deze belangrijke strategische luchttransportcapaciteit. Nederland heeft laten weten in dit initiatief te willen deelnemen, waarbij wordt uitgegaan van een gebruik van 500 C-17 vlieguren per jaar. Daarmee zou een deel van de Nederlandse strategische luchttransportbehoefte kunnen worden afgedekt. Bij de Voorjaarsnota zal worden teruggekomen op de financiering van de Nederlandse deelneming.

De Nederlandse behoefte aan strategisch transport is gedefinieerd als de capaciteit die is benodigd om een (generiek) gemechaniseerd bataljon aan het begin van een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum te kunnen verplaatsen. Dit transport kan zowel door de lucht als over zee. Na de ontplooiing moet de eenheid logistiek kunnen worden ondersteund. Om deze behoefte te vervullen zou de krijgsmacht, naast de C-130 transportvliegtuigen en (K)DC-10 vliegtuigen, moeten kunnen beschikken over ongeveer 1700 vlieguren C-17. Dit staat gelijk aan de capaciteit van ten minste één vliegtuig van het type C-17 (zie de Actualiseringsbrief van 2 juni 2006, Kamerstuk 30 300 X, nr. 127).

Voor luchttransport maakt de krijgsmacht op dit ogenblik gebruik van eigen transportvliegtuigen, vliegtuigen van militaire partners en vliegtuigen die van vooral Russische en Oekraïnse civiele bedrijven worden ingehuurd. Het is van belang de afhankelijkheid van de civiele inhuur van vliegtuigen te beperken. Deze vliegtuigen mogen niet iedere lading vervoeren, onder meer als gevolg van regelgeving van de International Air Transport Association. Ook zijn zij niet altijd beschikbaar of operationeel inzetbaar, bijvoorbeeld bij het optreden in gevaarlijke gebieden en bij slecht verharde en korte landingsbanen. Ook kleven aan civiele inhuur beperkingen met betrekking tot het laadvermogen, speciale vrachten en de gebruikelijke ontbindende bepalingen in contracten.

Aangezien ook onze bondgenoten kampen met tekorten zijn de mogelijkheden beperkt om op hun luchttransportmiddelen een beroep te doen. Wel streven Navo- en EU-lidstaten naar een doelmatiger gebruik van de beschikbare luchttransportcapaciteit. Het recente initiatief tot een Euro-peanAirlift Transportation Commandis hiervan een sprekend voorbeeld. Nederland is krachtig voorstander van dit initiatief en heeft hiervoor de vliegbasis Eindhoven kandidaat gesteld (zie ook de antwoorden op vragen 151 en 152). Dergelijke initiatieven leveren op zichzelf echter niet meer luchttransportmiddelen op. Nederland heeft ter ondersteuning van expe-ditionaire operaties de afgelopen jaren besloten het aantal C-130 transportvliegtuigen en DC-10 uit te breiden. Het tekort aan «buitenprofiel» luchttransportcapaciteit wordt daarmee echter niet weggenomen.

De C-130 is beduidend kleiner dan de C-17 en is zeer geschikt om in het missiegebied te opereren vanaf kleinere vliegvelden en met lichtere ladingen. De C-17 geldt als strategisch luchttransport en kan snel over grote afstanden veel lading vervoeren. Dit toestel beschikt bovendien over tactische vliegeigenschappen waardoor het ook gebruik kan maken van kleinere vliegvelden in een operatiegebied. De keuze voor het gebruik van een van de vliegtuigen wordt ingegeven door de verschillende operationele kenmerken zoals laadvermogen, volume van het laadruim, vliegsnel-heid, grootte en kwaliteit van de start- en landingsbanen. Zowel de C-130 als de C-17 worden veelvuldig in Afghanistan ingezet. Extra infrastructuur in Afghanistan is hiervoor niet vereist.

Het is niet eenvoudig aan te geven welke uitgaven zijn gemoeid met de inhuur van luchttransport. Dit komt omdat deze uitgaven voor een deel – bijvoorbeeld voor het vervoer van personeel – deel uitmaken van de normale bedrijfsvoering en omdat luchttransportsteun die wordt geleverd door militaire partners wordt verrekend op basis van uiteenlopende overeenkomsten. Ter ondersteuning van operaties in Afghanistan waren de uitgaven voor ingehuurd luchttransport in 2006 ongeveer € 22 miljoen en in 2007 (tot en met september) ongeveer € 20 miljoen.

77

Heeft de vervaging van het onderscheid tussen operaties in het lagere en hogere geweldspectrum ook gevolgen voor het materieel dat ingezet moet worden bij operaties in het lagere deel van het geweldspectrum? Zo ja, welke? Welke gevolgen heeft dit voor de garantie dat Nederland bijdraagt aan de verschillende delen van het geïntegreerde buitenlandbeleid van ons land?

Zie het antwoord op vraag 68.

78

Is het waar dat het ambitieniveau zoals verwoord in «actualiseringsbrief» (2 juni 2006) actualisering behoeft? Zo ja, waarom wordt de formulering dan niet aangepast in de zin dieuaangeeft? Kuntuuiteenzetten wat u

bedoelt met de zinsnede «het ambitieniveau blijft onverkort gehandhaafd» interpreteren, als de omgevingsanalyse om een andere definitie van het ambitieniveau vraagt?

Het ambitieniveau dat is aangepast in de Actualiseringsbrief blijft van kracht. In de beleidsbrief is een verduidelijking gegeven over delen van het ambitieniveau waar actuele ontwikkelingen daar aanleiding toe geven. Een herdefiniëring van het ambitieniveau is niet noodzakelijk.

79 en 105

In welke zin komen etnische en culturele verscheidenheid de kwaliteit van

de defensieorganisatie en van de operationele inzet ten goede?

Kuntuons een overzicht verstrekken van best practices op het gebied van

diversiteitbeleid?

Uit onderzoek komt naar voren dat divers samengestelde teams beter presteren. Zij beschikken over een rijkere kennis en ervaring, functioneren beter en flexibeler en leveren daardoor betere prestaties. Dit geldt ook voor Defensie. De ervaringen bij operationele inzet wijzen daar ook op. Zo is gebleken dat vrouwelijke militairen onmisbaar zijn bij het opbouwen van contacten met lokale vrouwen in missiegebieden, vooral als het gaat om civiel-militaire taken en bij humanitaire hulpverlening in wederop-bouwmissies. Ook bij andere taken van Defensie is de meerwaarde van divers samengestelde teams gebleken. Zo is bij uitoefening van de grens-bewakingstaken van de Koninklijke marechaussee gebleken dat het voordelen heeft werknemers met een bepaalde etnisch-culturele achtergrond in de teams te hebben.

80

Wanneer is de reorganisatie (personeelsreductie) werkelijk klaar en komt een einde aan de onzekerheid onder het personeel? Om hoeveel mensen gaat het (naar onderdeel)?

Zie het antwoord op vraag 16.

81

Hoeveel medewerkers maakten binnen het ministerie van Defensie gebruik van de Sociaal Beleidskader (SBK)-regeling in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel medewerkers die gebruik maakten van het SBK zijn herplaatst in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel medewerkers die gebruik maakten van het SBK zijn uitgestroomd in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007?

Het gebruik van het Sociaal Beleidskader als zodanig wordt niet afzonderlijk geregistreerd. Als de functie van een medewerker vervalt, wordt deze overtollig verklaard en wordt in eerste instantie maximaal 6 maanden binnen Defensie gezocht naar een andere functie eventueel in combinatie met om-, her- of bijscholing. Als dit niet leidt tot herplaatsing wordt de medewerker aan Kansrijk overgedragen, waar een extern bemiddelingstraject in gang wordt gezet. Als ook het externe traject niet leidt tot een succesvolle herplaatsing, wordt overgegaan tot overtolligheidontslag en ontvangt betrokkene wachtgeld.

Gebruik van wachtgeldregelingen (per standdatum):

 
 

31-12-2005

31-12-2006

30-09-2007

burgers militairen

1 877 718

1 910 555

2 102 520

totaal

2 595

2 465

2 622

Uitstroom uit wachtgeldregeling (op jaarbasis, 2007 tot en met 30 september):

 
 

2005

2006

2007

burgers militairen

179 638

260 379

266 229

totaal

817

639

495

Gegevens over het herplaatsen van medewerkers die een wachtgelduitkering hebben zijn niet beschikbaar.

82

Hoeveel medewerkers maakten binnen het ministerie van Defensie gebruik van een wachtgeldregeling in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel medewerkers die gebruik maakten van een wachtgeldregeling zijn herplaatst in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel medewerkers die gebruik maakten van een wachtgeldregeling zijn uitgestroomd in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007?

Zie het antwoord op vraag 81.

83

Is er naast loopbaanbegeleiding ook begeleiding naar de civiele maatschappij als van een militair op een leeftijd van 35 jaar of ouder het contract niet verlengd wordt?

Een militair die in FPS niet binnen Defensie doorstroomt zal door het Dienstencentrum Externe Bemiddeling Defensie (DC EBD) worden begeleid bij het vinden van een baan op de civiele arbeidsmarkt.

84

Wanneer zijn de resultaten van de «nulmeting» beschikbaar en welke

datum wordt er voor de nulmeting gehanteerd?

De brief «Stand van zaken en nulmeting FPS» is op 5 oktober 2007 (Kamerstuk 31 200, nr. 9) aan de Kamer aangeboden.

85

Heeftudoelstellingen op het gebied van gender, etniciteit en leeftijdsopbouw? Zo ja, welke zijn dat?

In het Actieplan Gender 2004–2010 zijn de doelstellingen en maatregelen van het genderbeleid vastgelegd. Defensie streeft naar 12 procent vrouwelijke militairen en 30 procent vrouwelijke burgermedewerkers in het personeels bestand. Op dit ogenblik wordt bezien hoe in deze streefcijfers kan worden gedifferentieerd om gerichter beleid te kunnen voeren. Voor sommige functies – bijvoorbeeld in de techniek – blijkt het lastig te zijn de gewenste aantallen te halen terwijl voor andere functies – bijvoorbeeld in de medische zorg – het wellicht mogelijk blijkt boven de streefcijfers uit te komen. Voor de doelstellingen met betrekking tot etniciteit verwijs ik u naar de kamerbrief over diversiteit die u vóór het wetgevingsoverleg van 5 november aanstaande wordt aangeboden. In de brief «Stand van zaken en nulmeting FPS» (Kamerstuk 31 200 X, nr. 9) is aangeboden, staan de doelstellingen met betrekking tot de leeftijdsopbouw van het militair personeel.

86

Hoeveel allochtone medewerkers zijn er binnen het ministerie van Defensie als militair personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel allochtone medewerkers zijn binnen de diverse rangen in elk krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Uit de resultaten van het onderzoek «Kleur bekennen», zoals u aangeboden met mijn brief van 29 september 2006 (30 800 X, nr. 5), blijkt dat het percentage etnisch culturele minderheden bij Defensie in 2005 rond 7 procent ligt. Aangezien de registratie sinds het beëindigen van de Wet Samen (2003) plaatsvindt op basis van vrijwilligheid, zijn geen actuele gegevens beschikbaar.

87 en 89

Hoeveel vrouwen werken er binnen het ministerie van Defensie als militair

personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Hoeveel vrouwen werken er als militair personeel binnen de diverse

rangen in elk krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de

jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Hoeveel mannen werken er binnen het ministerie van Defensie als militair

personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Hoeveel mannen werken er als militair personeel binnen de diverse

rangen in elk krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de

jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

2005

2006

2007

MAN VROUW

MAN

VROUW

MAN

VROUW

Commando Zeestrijdkrachten

Commmado Landstrijdkrachten

Commando Luchtstrijdkrachten

Koninklijke Marechaussee

Bestuursstaf

Commando Diensten Centra

 

Manschappen

3 131

511

2 947

455

2 742

380

Onderofficier

4 578

317

4 095

309

3 685

304

Subalterne officier

1 027

153

780

119

715

109

Hoofdofficier

752

45

615

47

572

53

Vlag- en opperofficier

20

0

14

0

14

0

Subtotaal

9 508

1 026

8 451

930

7 728

846

Manschappen

9 599

1 051

9 791

1 080

9 268

1 004

Onderofficier

6 736

337

6 307

302

6 225

302

Subalterne officier

2 077

185

1 667

140

1 531

136

Hoofdofficier

1 495

43

1 326

34

1 281

35

Vlag- en opperofficier

27

0

20

1

22

1

Subtotaal

19 934

1 616

19 111

1 557

18 327

1 478

Manschappen

2 083

269

2 204

249

2 133

222

Onderofficier

4 368

330

3 895

287

3 660

265

Subalterne officier

1 283

155

1 090

148

1 001

121

Hoofdofficier

818

51

700

50

668

55

Vlag- en opperofficier

17

0

12

0

12

0

Subtotaal

8 569

805

7 901

734

7 474

663

Manschappen

854

139

921

203

1 030

281

Onderofficier

3 953

426

3 871

423

3 435

397

Subalterne officier

359

13

356

14

400

19

Hoofdofficier

115

6

131

8

165

9

Vlag- en opperofficier

60505

0

Subtotaal

5 287

584

5 284

648

5 035

706

Manschappen

10 3 8 4 9

3

Onderofficier

163

12

159

10

155

8

Subalterne officier

105

15

114

17

107

16

Hoofdofficier

392

18

495

23

496

27

Vlag- en opperofficier

28

0

29

0

25

0

Subtotaal

698

48

805

54

792

54

Manschappen

363

71

734

120

884

175

Onderofficier

643

89

1 131

140

1 060

122

Subalterne officier

259

86

690

161

722

170

Hoofdofficier

278

22

375

34

572

62

Vlag- en opperofficier

50808

0

Subtotaal

1 548

268

2 938

455

3 246

529

2005

2006

2007

Defensie Materieel Organisatie

Manschappen

Onderofficier

Subalterne officier

Hoofdofficier

Vlag- en opperofficier

 

19

1

18

1

410

12

551

11

251

11

316

13

262

6

374

8

7

0

8

1

Subtotaal

949

30

1 267

34

Defensie

Totaal

45 544

4 347

45 439

4 408

43 869

4 310

De Defensie Materieel Organisatie is pas in 2006 opgericht; in 2005 maakt de hierin opgenomen onderdelen nog deel uit van de andere defensieonderdelen.

88 en 90

Hoeveel vrouwen werken er binnen het ministerie van Defensie als burgerpersoneel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel vrouwen werken er als burgerpersoneel binnen de diverse schalen in elk krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel mannen werken er binnen het ministerie van Defensie als burgerpersoneel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel mannen werken er als burgerpersoneel binnen de diverse schalen in elk krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

2005

2006

2007

MAN

VROUW

MAN

VROUW

MAN

VROUW

Commando Zeestrijdkrachten

Commando Landstrijdkrachten

Commando Luchtstrijdkrachten

Koninklijke Marchaussee

Commando Diensten Centra

Defensie Materieel Organisatie

 

t/m schaal 5

1 230

254

652

163

396

128

Schaal 6 t/m schaal 8

1 223

162

510

90

248

64

Schaal 9 t/m schaal 15

829

87

345

52

173

41

Schaal 16+

60001

0

Subtotaal

3 288

503

1 507

305

818

233

t/m schaal 5

3 174

717

2 554

569

2 226

484

Schaal 6 t/m schaal 8

1 345

346

914

271

755

243

Schaal 9 t/m schaal 15

1 319

217

773

154

550

124

Schaal 16+

12 0 5 0 4

0

Subtotaal

5 850

1 280

4 246

994

3 535

851

t/m schaal 5

483

247

284

188

227

191

Schaal 6 t/m schaal 8

333

95

157

58

112

42

Schaal 9 t/m schaal 15

326

64

191

42

131

30

Schaal 16+

20000

0

Subtotaal

1 144

406

632

288

470

263

t/m schaal 5

89

108

95

118

105

126

Schaal 6 t/m schaal 8

63

46

69

51

73

63

Schaal 9 t/m schaal 15

103

44

115

52

130

57

Schaal 16+

00201

0

Subtotaal

255

198

281

221

309

246

Bestuursstaf t/m schaal 5

65

85

64

100

48

74

Schaal 6 t/m schaal 8

155

121

139

131

118

135

Schaal 9 t/m schaal 15

19

2

652

179

613

186

Schaal 16+

16

1

15

1

18

2

Subtotaal

255

209

870

411

797

397

t/m schaal 5

1111

814

1 118

900

1 294

1 000

Schaal 6 t/m schaal 8

1 286

624

1 423

701

1 447

735

Schaal 9 t/m schaal 15

1 873

387

2 173

465

2 408

520

Schaal 16+

5

0

16

0

19

2

Subtotaal

4 275

1 825

4 730

2 066

5 168

2 257

t/m schaal 5

   

1 133

180

1 374

242

Schaal 6 t/m schaal 8

   

1 172

139

1 541

206

Schaal 9 t/m schaal 15

   

972

96

1 343

140

Schaal 16+

   

2

0

2

0

Subtotaal

3 279

415

4 260

588

Defensie

Totaal

15 067

4 421

15 545

4 700

15 357

4 835

89

Hoeveel mannen werken er binnen het ministerie van Defensie als militair personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel mannen werken er als militair personeel binnen de diverse rangen in elk krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Zie het antwoord op vraag 87.

90

Hoeveel mannen werken er binnen het ministerie van Defensie als burgerpersoneel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel mannen werken er als burgerpersoneel binnen de diverse schalen in elk krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Zie het antwoord op vraag 88.

91 en 92

Hoeveel personeelsleden werken er op1januari van 2000, 2001, 2002,

2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 in deeltijd? Hoeveel vrouwen en hoeveel

mannen zijn dit?

Welke functies werden in deeltijd vervuld op1januari van 2000, 2001,

2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Aantal deeltijdwerkers naar geslacht in 2005, 2006 en 2007 (1 januari):

 
 

2005

2006

2007

Man Vrouw

545 1 897

637 2 040

689 2 202

Totaal

2 442

2 677

2 891

Het aantal medewerkers dat in deeltijd werkt is groter dan het aantal deeltijdfuncties. Om in de behoefte van medewerkers te kunnen voorzien wordt waar mogelijk toegestaan dat voltijds functies in deeltijd worden ingevuld door ofwel meerdere deeltijdmedewerkers op één functie te plaatsen of door de herverdeling van het werk. Een bruikbaar overzicht van deeltijdfuncties is dan ook niet te geven.

Over het algemeen geldt dat militair personeel weinig in deeltijd werkt. Onder burgerpersoneel komt dit meer voor, vooral onder medewerkers met administratieve en ondersteunende functies evenals beleidsfuncties.

92

Welke functies werden in deeltijd vervuld op1januari van 2000, 2001,

2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Zie het antwoord op vraag 91.

93

In welke functies is het aandeel vrouwen relatief groot? In welke functies

is het tekort aan vrouwen relatief groot, terwijl daar wel vrouwen gewenst

zijn?

Het aandeel vrouwelijke burgers bij Defensie is relatief groot in de administratieve en secretariële functies. Vooral in de technische functies is het aandeel vrouwen klein, terwijl een hoger percentage vrouwen in deze functies zeer gewenst is. Het aandeel vrouwelijke militairen is relatief groot in de logistieke functies en in de medische functies. In de technische

functies en gevechtsfuncties is het aandeel relatief klein. Het geringe aandeel van vrouwen in technische functies binnen Defensie komt overeen met het algemene beeld van een relatieve ondervertegenwoordiging van vrouwen in deze sector.

Voorts geldt in algemene zin dat het aandeel vrouwen in de schalen vanaf schaal 10 en de hogere rangen (vanaf LTZ1/majoor) met respectievelijk 16 procent en 5 procent, relatief klein is.

Het beleid van Defensie is erop gericht het aandeel van vrouwen in alle functies te vergroten, vooral bij onderofficieren, officieren en vlagoffi-cieren en burgermedewerkers in de schalen vanaf schaal 10.

94

Hoeveel vrouwen maakten op1januari van 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 gebruik van kinderopvang in elk krijgsmachtonderdeel? Hoeveel vrouwen maakten er op die datum gebruik van voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?

Met ingang van 2007 verstrekt Defensie, zoals alle werkgevers, geen werkgeversbijdrage meer aan ouders. Als gevolg van wijzigingen in de wet en regelgeving heeft Defensie als werkgever thans te maken met een heffing kinderopvang, die los staat van het feitelijke aantal ouders met kinderen. Defensiemedewerkers ontvangen een bijdrage in de kosten voor kinderopvang via de belastingdienst. Daarom registreert Defensie de door u gevraagde gegevens niet meer. De in het verleden gevoerde registratie was bovendien niet gespecificeerd naar het type kinderopvang. Voor het verstrekken van de werkgeversbijdrage was dat niet relevant.

Defensie beschikt over zes kinderdagverblijven bij de werkplek: in Oirschot, Woensdrecht, Gilze-Rijen, Eindhoven, Soesterberg en Leeuwarden. In totaal worden hier ongeveer 150 kinderen van defensiemedewerkers opgevangen. Er is nog een aantal kinderdagverblijven in ontwikkeling bij Defensie. Het CSZK krijgt een kinderdagverblijf op het marineterrein in Den Helder en het CLAS krijgt een kinderdagverblijf in Garderen.

95

Hoeveel mannen maakten op1januari van 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 gebruik van kinderopvang in elk krijgsmachtonderdeel? Hoeveel mannen maakten er op die datum gebruik van voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?

Zie het antwoord op vraag 94.

96

Hoe volgt Defensie de instroom, de doorstroom en de uitstroom van werknemers? Hoe wordt onderscheid gemaakt naar het aantal mannen en het aantal vrouwen? En hoe wordt onderscheid gemaakt naar rang of naar schaal? Kuntueen overzicht geven van deze gegevens voor de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Voor de managementinformatie op personeelsgebied wordt gebruik gemaakt van People Soft.Hierin worden in beginsel alle personele mutaties op het niveau van de individuele medewerker verwerkt. Daarmee is deze informatie beschikbaar in allerlei sorteringen.

Over de in- en uitstroom is de Kamer de afgelopen jaren afzonderlijk geïnformeerd via de Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie, die steeds gelijktijdig met het jaarverslag is aangeboden. Voor de in- en uitstroomcijfers over de eerste negen maanden van 2007 verwijs ik u naar

de brief «Stand van zaken en nulmeting FPS» van 5 oktober jl. (Kamerstuk 31 200, nr. 9). Wat de doorstroom betreft: jaarlijks hebben tienduizenden interne verplaatsingen plaats, zowel horizontaal (binnen dezelfde rang/ schaal) als verticaal (naar een naast hogere rang/schaal). Een overzicht hiervan is te omvangrijk om bij deze beantwoording te voegen.

Wat betreft de instroom en de doorstroom betreft van vrouwen wordt gewerkt met streefcijfers. De streefcijfers voor de doorstroom zijn verdeeld naar vrouwen vanaf de rang LTZ1/majoor en vanaf de rang kolonel. Tweejaarlijks worden deze cijfers gerapporteerd en besproken met de genderambassadeurs van de defensieonderdelen. Dit maakt deel uit van het genderbeleid van Defensie.

97

Welke instrumenten gaatubenutten om de uitstroom en doorstroom te beschrijven? Welke informatie met betrekking tot het personeelsbeleid wiltuverzamelen? Met welk doel? Speelt het Flexibel Personeelsysteem (FPS) hier een rol in?

Om te kunnen sturen op personeelsgebied zullen de huidige «meetinstrumenten» worden gebundeld en geharmoniseerd in een Integrale Personeelsmonitor Defensie (IPD). De IPD bevat een arbeidsmarktmonitor, kengetallen op het gebied van in-, door- en uitstroom, personeelsopbouw naar rang en leeftijd, kwantitatieve en kwalitatieve en mismatch en een beeld van de werkbeleving van defensiepersoneel.

In mijn brief van 5 oktober 2007 over de stand van zaken en de nulmeting FPS heb ik u nader geïnformeerd over de kengetallen naar de stand van 30 september 2007.

98

Hoe ligt de verhouding tussen militairen Beroeps Bepaalde Tijd en militairen Beroeps Onbepaalde Tijd in de jaren 2006 en 2007? Hoe zijn deze verhoudingscijfers tot stand gekomen? Verhouding BBT- en BOT-personeel in 2006 en 2007

 
 

2006

 

2007

 
 

#%

#

 

%

BBT-personeel BOT-personeel

24 347 48,7

25 644 51,3

24 738 24 323

 

50,4 49,6

Totaal

49 991 100

49 061

 

100

In de Defensienota 2000 is gemeld dat om te kunnen voldoen aan de eisen die de organisatie stelt, de opbouw van het personeelsbestand ingrijpend zal moeten worden gewijzigd. Een belangrijk aspect daarbij is verjonging die werd geoperationaliseerd met de doelstelling om de verhouding BOT/BBT van ongeveer 60/40 in 1999 in tien jaar tijd om te buigen naar 40/60. In het reguliere plan- en begrotingsproces binnen Defensie is dit traject verankerd en daarop zijn onder meer de aanstellingsopdrachten voor BOT- en BBT-personeel gebaseerd. Met het invoeren van het Flexibel Personeelssysteem (FPS) vanaf 1 januari 2008 verdwijnen de aanstellingsvormen BOT en BBT. Vooruitlopend hierop wordt momenteel ook niet meer actief gestuurd op de verhouding BOT/BBT. De verjonging blijft echter in het kader van FPS wel een belangrijke doelstelling. In de brief «Stand van zaken en nulmeting FPS van 5 oktober 2007 (Kamerstuk 31 200, nr. 9) over FPS is een overzicht gegeven van de leeftijdsopbouw van het militaire personeel. Het aandeel van militairen tot 35 jaar (de maximale leeftijd voor BBT) op de totale militaire populatie is ruim 60 procent.

99

Ligtuop schema ten aanzien van de streefcijfers vrouwen in de krijgsmacht 2010? Zo neen, waarin wijkt de huidige situatie hiervan af? Welke planning houdtuaan om de streefcijfers te halen? Welke concrete acties worden ondernomen tot aan 2010, om de planning te monitoren? Hoe gaatude planning (tussentijds) bijsturen indien de streefcijfers achterblijven bij de geformuleerde doelen? In hoeverre kan het FPS hier een rol in spelen?

Hoewel dit mede gelet op de huidige arbeidsmarktsituatie niet eenvoudig zal zijn, is de verwachting dat de streefcijfers ten aanzien van het aandeel vrouwen in de krijgsmacht worden gehaald.

Het huidige percentage vrouwelijke militairen is 9 procent terwijl het streefcijfer ligt op 12 procent per 2010. Het aandeel vrouwelijke burgermedewerkers bij Defensie bedraagt thans 24 procent, het streefcijfer is 30 procent.

Over de hele linie is sinds het Actieplan Gender 2004–2010 een aanmerkelijke verbetering in het instroompercentage van vrouwen zichtbaar, zij het dat de instroom van vrouwelijke militairen in 2007 licht teleurstellend is (1 procent lager dan 2006).

Voor burgerpersoneel stijgt het aandeel vrouwen in de instroom langzaam in de richting van het streefpercentage. De instroom van vrouwen blijft voor het militair personeel evenwel structureel achter bij de beoogde 30 procent. De defensieonderdelen waarvoor een instroom van 30 procent vrouwelijke militairen niet realistisch is, is intussen gevraagd te komen tot meer realistische, gedifferentieerde streefcijfers.

Met de genderambassadeurs wordt regelmatig overlegd over de resultaten van het genderbeleid en het behalen van de streefcijfers. Gezamenlijk worden concrete acties in gang gezet om extra impulsen te geven aan de instroom, het behoud en de doorstroom van vrouwen voor onze organisatie. Deze acties staan beschreven in het werkplan Gender 2007–2008 en bestaan onder meer uit het organiseren van speciale op vrouwen gerichte wervingacties zoals survivalweekenden, «meidenvaardagen» en specifieke begeleiding van vrouwen bij de sollicitatie. Om de doorstroom te bevorderen worden mentorprojecten en bijeenkomsten voor vrouwelijke onderofficieren georganiseerd. Ook worden vrouwen gestimuleerd deel te nemen aan de loopbaanopleidingen van Defensie. FPS biedt mogelijkheden tot het verbeteren van de instroom, het behoud en de doorstroom van vrouwen omdat er verschillende momenten zijn waarbij ook gestuurd kan worden op het vergroten van het aandeel van vrouwen in de organisatie. Daarnaast biedt FPS ook instrumenten om de combinatie arbeid en zorg te beter mogelijk te maken.

100

Welke concrete maatregelen treftuom vrouwen de gelegenheid te bieden

om binnen schooltijden te werken en zorgtaken te verrichten?

Werktijden zijn afspraken tussen de leidinggevende en de medewerkers. Op centraal niveau worden de kaders vastgesteld waarbinnen deze afspraken gemaakt kunnen worden. Deze kaders zijn mede gericht op het toepassen van maatwerk, gericht op het combineren van arbeid en zorg. De feitelijke afweging van belangen wordt vervolgens gemaakt op decentraal niveau, binnen de defensieonderdelen. Als uitgangspunt geldt dat zowel mannen als vrouwen te maken hebben met zorgtaken en de behoefte kunnen hebben aan flexibiliteit in de werktijden. Vanuit het Actieplan Gender is er daarom veel aandacht voor de verbetering van de mogelijkheden voor deeltijdwerk. Alle functies kunnen in deeltijd worden

vervuld tenzij het dienstbelang zich hiertegen verzet. Naar verwachting zal eind 2007 een nieuwe brochure over «Arbeid en zorg bij Defensie» verschijnen om de defensiemedewerkers op de hoogte te brengen van de mogelijkheden voor flexibele werktijden.

101 en 102

Hoeveel vrouwen zijn er binnen het ministerie van Defensie heringetreden bij het militaire personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel vrouwen zijn er heringetreden bij het burgerpersoneel in de diverse schalen van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Hoeveel mannen zijn er binnen het ministerie van Defensie heringetreden bij het militaire personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel mannen zijn heringetreden bij het burgerpersoneel binnen de diverse schalen van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

De personeelssystemen van Defensie registreren niet of nieuwe personeelsleden herintreders zijn. Herintreders worden geregistreerd als nieuw personeel, Het is daarom niet mogelijk een overzicht te geven van personeelsleden die in de afgelopen jaren in de diverse categorieën zijn herin-getreden.

102

Hoeveel mannen zijn er binnen het ministerie van Defensie heringetreden bij het militaire personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel mannen zijn heringetreden bij het burgerpersoneel binnen de diverse schalen van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Zie het antwoord op vraag 101.

103

Welke knelpunten zijn er binnen de combinatie van arbeid en zorg in

relatie tot uitzending, naast militaire met jongen kinderen, nog meer? Zijn

er functies die niet in aanmerking komen voor deeltijdwerken? Zo ja,

welke en hoeveel? Zo neen, hoe verhoudt het in deeltijd werken zich tot

uitzendingen?

De algemene knelpunten binnen de combinatie en arbeid en zorg in relatie tot uitzending richten zich vooral op de afwezigheid van een militair en het gegeven dat de zorg voor het gezin op de achterblijvende partner rust.

Het werken in deeltijd voor militairen kan worden afgewezen of worden beëindigd om zwaarwegende redenen van dienstbelang. Het «Besluit aanpassing arbeidsduur militairen» stelt dat het daarbij in ieder geval gaat om varen, vliegen, oefenen, evenals de inzet van de krijgsmacht, de voorbereiding daarop en voltijdse opleidingen. In algemene zin gaat het hierbij om functies in het operationele functiegebied. Tijdens uitzending wordt het werken in deeltijd tijdelijk beëindigd.

104

Kuntuaangeven met welke belangenorganisaties op het gebied van diversiteit wordt samengewerkt om de kennis hieromtrent te verdiepen? Wordt ook met wetenschappelijke en onderzoeksinstituten samengewerkt, die actief zijn op dit gebied? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke?

De samenwerking met belangenorganisaties op het gebied van diversiteit kent een veelheid aan partners en partijen.

Binnen Defensie wordt samengewerkt met de zogenaamde netwerken, te weten: het Multicultureel netwerk Defensie, het Defensie vrouwennetwerk, de Stichting homoseksualiteit en krijgsmacht en het jongerennetwerk Defensie. Deze netwerken vormen een belangrijke schakel in de beleidsontwikkeling en uitvoering van het diversiteitbeleid.

Defensie neemt deel in diverse interdepartementale werkgroepen: het interdepartementale Diversiteitsnetwerk Rijk, de interdepartementale werkgroep «Overheid en homoseksualiteit» en de interdepartementale werkgroep Emancipatie. Voorts participeert Defensie in netwerken met marktgerichte bedrijven, zoals het netwerk «Partners for diversity en opportunityin bedrijf».

Verder werkt Defensie samen met wetenschappelijke en onderzoeksinstituten. Binnen Defensie voert zowel de Nederlandse Defensieacademie (NLDA) als het dienstencentrum gedragswetenschappen onderzoek uit op het gebied van diversiteit, o.a. gericht op etniciteit en gender. Verder maakt Defensie gebruik van de diensten van het Sociaal en Cultureel Planbureau, TNO en de Stichting NOA (het Nederlands onderzoeksbureau voor arbeidsmarkt en allochtonen).

Tot slot legt Defensie contact met multiculturele netwerkorganisaties, waaronder studentenorganisaties.

105

Kuntuons een overzicht verstrekken van best practices op het gebied van

diversiteitbeleid?

Zie het antwoord op vraag 79.

106

Hoe wordt de Nationale Reserve materieel versterkt? Overweegtude

Patria door te schuiven naar de Nationale Reserve?

Een eventuele versterking van het materieel van de NATRES maakt integraal deel uit van de afwegingen over investeringen voor de landstrijdkrachten. De Nationale Reserve krijgt haar materieel uit bestaande voorraden. Voorwaarde daarbij is dat de gereedstelling van operationele eenheden hierdoor niet mag worden verstoord.

Het doorschuiven van de Patria naar de Nationale Reserve wordt op dit moment niet overwogen.

107

Wat is de omvang van de reservisten die als vrijwilligers binnen de landsgrenzen of als specialist in internationale operaties kunnen worden ingezet?

De inzet van Reservisten geschiedt uitsluitend op basis van vrijwilligheid. Binnen de landsgrenzen worden overeenkomstig de richtlijnen van het vernieuwde reservistenbeleid uit 2005 in beginsel Reservisten Militaire Taken (RMT) ingezet. Het functieplafond voor RMT-reservisten is vastgesteld op 4610 functies. Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) worden in beginsel ingezet bij internationale operaties. Het functieplafond voor RSD-reservisten is vastgesteld op 1000 functies.

108

Aan welk selectie-instrumentarium dat ongevoelig is voor verschillen in culturele achtergrond wordt gedacht? Gaat het niet meer om het voorzichtig interpreteren van resultaten, omdat slechts gekozen kan worden voor instrumenten waarbij de culturele bias gering is?

Defensie laat twee onderzoeken uitvoeren naar de selectiemethoden die momenteel worden gebruikt.

Het eerste onderzoek moet antwoord geven op de vraag in hoeverre de beheersing van de Nederlandse taal een rol speelt in de resultaten op bepaalde onderdelen van de psychologische selectie. Als uit dit onderzoek blijkt dat de beheersing van de Nederlandse taal een negatieve invloed heeft op de uitslag van het psychologisch onderzoek, dan zal een IQ- of aanlegtest gaan worden gebruikt die zoveel mogelijk vrij is van de invloed van de taalbeheersing. Deze test zou allochtone kandidaten die nu mogelijk op grond van taalbeheersing de psychologische test niet halen maar desondanks geschikt zijn, beter moeten kunnen identificeren. Het tweede onderzoek zal ingaan op de vraag of kandidaten van allochtone en autochtone afkomst – afgezien van de beheersing van de Nederlandse taal – evenveel kans hebben om een positief advies te krijgen op basis van psychologisch onderzoek, de zogenaamde testbias. Mocht blijken dat het instrumentarium biasedis, dan is aanpassing van de selectiemethodes noodzakelijk.

109

Deeltude opvatting dat versterking van de strategische transportcapaciteit een belangrijke prioriteit is?

Zie het antwoord op vraag 76.

110

Kuntu(mede) in het verband van het onderzoek naar de mogelijkheden om deel te nemen aan het C-17 initiatief van de Navo om de strategische luchttransportcapaciteit te vergroten, uiteenzetten hoeveel Nederland in de periode augustus 2006 t/m eind 2007 heeft uitgegeven of zal uitgeven aan het inhuren van luchttransport?

Zie het antwoord op vraag 76.

111

Waarom is in plaats van het Besluit Medezeggenschap Defensie bij het ministerie van Defensie op de Wet op Ondernemingsraad (WOR) af te stemmen, niet de WOR zo aangepast dat hij ook bij het ministerie van Defensie kan worden ingevoerd? Volgt het nieuwe BMD de ontwikkelingen van de WOR automatisch, of wordt dat van geval tot geval bekeken en «op de behoeften van defensie aangepast»? Vindtudit, indien dit laatste het geval is, een efficiënte manier van werken?

Bij de behandeling van de defensiebegroting 2005 is toegezegd een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar het Besluit medezeggenschap Defensie (BMD) in relatie tot de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Prof. dr. R. Goodijk heeft dit onderzoek uitgevoerd. Op grond van zijn onderzoek adviseerde professor Goodijk het BMD voorlopig te handhaven en de verbeteringen binnen het huidige BMD door te voeren. Een overstap naar de WOR zou de aandacht afleiden van het eigenlijke doel, namelijk het verbeteren van het feitelijk functioneren van de medezeggenschap. Het probleem bij de medezeggenschap was immers niet zozeer het gevolg van de inhoud van het BMD, maar van de cultuur rondom de medezeggenschap. Daarom zijn enerzijds de knelpunten in het BMD opgelost en anderzijds maatregelen genomen om de cultuur te verbeteren.

In het vernieuwde BMD zijn de bepalingen die het bijzondere karakter van de defensieorganisatie waarborgen – de uitzonderingsbepalingen (artikel 2), de onderwerpen van overleg (artikel 25) en het overeenstemmings-vereiste voor voorgenomen maatregelen (artikel 31) – niet gewijzigd. Wel zijn diverse voorzieningen uitgebreid die door de medezeggenschaps-

commissies binnen Defensie als een knelpunt werden ervaren. Deze voorzieningen zijn zoveel mogelijk op hetzelfde niveau gebracht van de WOR-bepalingen. Het betreft onder andere de bepalingen over werknemers, werkgroepen, reglement, deskundigen, voorzieningen, faciliteiten, kosten, geheimhoudingsplicht en overlegvergadering. Bij de evaluatie van het vernieuwde BMD zal worden bezien of de doorgevoerde wijzigingen in het BMD hebben bijgedragen aan de gewenste verbetering van de medezeggenschap.

112

Geldt de zorgplicht van het ministerie van Defensie ook voor ex-medewerkers die door de dienst een (permanente) beperking hebben opgelopen?

De zorgplicht van Defensie geldt voor alle ex-medewerkers die tijdens de uitoefening van de militaire dienst onder oorlogsof daarmee vergelijkbare omstandigheden (uitzendingen en oefeningen daaronder begrepen) een – al dan niet permanente – beperking hebben opgelopen.

113

Kuntueen nadere toelichting geven over doel en deelnemers van de

rondetafelconferentie over veteranenbeleid?

Met de rondetafelconferentie over het veteranenbeleid was bedoeld om met deskundigen van gedachten te wisselen over de wijze waarop optimaal invulling kan worden gegeven aan de integrale benadering van de erkenning, de waardering van en de zorg voor veteranen. Het betrof een conferentie met een brede maatschappelijke vertegenwoordiging, met deelname vanuit de politiek, de overheid en de (civiele) zorgsector. De Tweede Kamer is over de uitkomsten van de rondetafelconferentie ingelicht (Kamerstuk 30 139, nr. 35, 17 oktober 2007).

114

Kuntueen nadere toelichting geven over het C-17 initiatief van de Navo ter vergroting van de strategische luchttransportcapaciteit? Kan een vliegtuig als de C-17, net als de C-130, stijgen en landen in gebieden als Afghanistan, of dient er rekening gehouden te worden met aanleg van infrastructuur in missiegebieden?

Zie het antwoord op vraag 76.

115

Welke uitgaven zijn er per begrotingsjaar tot nu toe gedaan voor luchttransportcapaciteit ten behoeve van de inzet van Nederlandse militairen in Afghanistan? Welk percentage (in tonnage en in geld) betrof inzet van eigen capaciteit? Welk percentage (in tonnage en in geld) betrof inzet van ingehuurde capaciteit? Wordt de capaciteit van de C-130 Herculesvliegtuigen volledig benut? Zijn er lessen geleerd wat betreft benodigde eigen capaciteit? Hoe wordt de afweging gemaakt tussen structureel noodzakelijke capaciteit versus inhuur in verband met incidentele piek-belasting? Welke kostenafweging ligt er ten grondslag aan een keuze tussen de C-17 en de C-130? Welke kwalitatieve afweging ligt er ten grondslag aan een keuze tussen de C-17 en de C-130?

Zie het antwoord op vraag 76.

116

In hoeverre kan poolen met andere Navo of EU-bondgenoten een oplossing bieden voor het tekort aan strategisch luchttransport?

Zie het antwoord op vraag 76.

117

Kan een overzicht worden verstrekt van de specifieke bijdragen aan de

nonrecurring costs in verband met de deelname aan de Productie-,

Instandhouding en Doorontwikkelingsfase van de JSF? Zo neen, waarom

niet?

Voor de Nederlandse bijdrage aan de productie, instandhouding en doorontwikkeling van de JSF is in het daarover gesloten MoU een kosten-plafond van € 359 miljoen (prijspeil 2006) vastgesteld. Hiervan is € 153 miljoen bestemd voor de inrichting van de productie en de instandhouding en € 206 miljoen voor de technische voorbereiding van de doorontwikkeling. De plafondbedragen gelden voor de looptijd van het MoU, te weten 45 jaar, met een betalingsreeks van 40 jaar. U bent hierover geïnformeerd met de brief van 17 oktober 2006 (Kamerstuk 26 488, nr. 54). De uitgaven voor de technische voorbereiding van de doorontwikkeling van € 206 miljoen maken weliswaar deel uit van de PSFD-MoU, maar daarvoor is nog geen verplichting aangegaan.

118 en 125

Wat wordt bedoeld met het «vooralsnog» in reserve houden van de vijf

Apaches? Wordt overwogen om ze later op dezelfde standaard te brengen

als de overige 24, of wordt hiermee gesuggereerd dat ze op een later

moment alsnog verkocht moeten worden?

Waarom wordt gesteld dat de vijf Apachetoestellen waarvan al eerder was

besloten om de verkoop niet door te laten gaan, «vooralsnog in reserve

(worden) gehouden»? Verdient het niet de voorkeur deze vijf Apaches

weer aan het operationele bestand toe te voegen? Zo nee, waarom niet?

Er wordt afgezien van het voornemen uit de Prinsjesdagbrief 2003 om vijf Apache-gevechtshelikopters te verkopen. De wijze waarop deze toestellen worden aangehouden, de standaard waarop zij moeten worden gebracht en de hiermee gemoeide kosten zijn onderwerp van studie. De Kamer zal over de besluiten terzake worden geïnformeerd.

119

Wanneer zullen de maatregelen ter verbetering van de inzetbaarheid van de Apache concreet gerealiseerd worden? Zal er bijvoorbeeld eind 2008 al sprake zijn van meer onderhouden vliegend personeel?

De plannen voor de uitvoering van deze maatregel worden op dit moment uitgewerkt. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat naar verwachting in 2008 een aanvang met de uitvoering kan worden gemaakt. Gezien het lange opleidingstraject en de beperkte opleidingscapaciteit voor in het bijzonder vliegers, zal de maatregel waarschijnlijk pas in de eerste helft van het volgende decennium volledig zijn uitgevoerd.

120

Hoe moet het doorzettingsvermogen van de Apaches nu beoordeeld

worden, tegen het licht van de reductie van het aantal in Uruzgan? Zal de

eerdere ambitie om zes toestellen voor langere duur in te zetten met de

maatregelen ter verbetering van de inzetbaarheid weer behaald kunnen

worden?

Door het terugbrengen van het aantal Apaches in Uruzgan van zes naar vijf is Defensie in staat om het voortzettingsvermogen gedurende de lopende missie te garanderen. De maatregel «Verbetering voortzettingsvermogen Apaches» is erop gericht het voortzettingsvermogen van de Apache te verbeteren en tegelijkertijd de uitzenddruk voor het personeel te verminderen. Gelet op onder andere het wervingsen opleidingstraject van nieuw personeel zal het effect van deze maatregel niet op korte

termijn in de volle omvang voelbaar zijn. Met deze maatregel zal de ambitie om zes toestellen voor langere duur in te zetten op de langere termijn wel volledig gehaald kunnen worden.

121

Wat is uiteindelijk bepalend voor de vervanging F-16: de behoeftestelling, of het beschikbare budget? Hoe worden, indien behoeftestelling leidend is, eventuele kostenstijgingen budgettair verwerkt? Hoe hoog is het budget voor de vervanging F-16 dat in de meerjarenraming is opgenomen?

Zie het antwoord op vraag 26.

122

Is het besluit om, gezien het project vervanging F-16, slechts de helft van het aantal voor de Navo beschikbare toestellen met Mode5IFF uit te rusten definitief, of kan in een later stadium besloten worden om de gehele F-16 vloot van Mode5IFF te voorzien mochten de omstandigheden daar aanleiding toe geven? Zo ja, speelt deze mogelijkheid een rol bij de business case vervanging F-16?

Met de brief van 3 oktober jl. over het project «F-16 Mode 5 IFF» (Kamerstuk 26 488, nr. 62) is de Kamer geïnformeerd over het geschikt maken van de F-16 voor Mode 5 IFF. Daarin is uiteengezet waarom besloten is dit bij de helft van het aantal voor de Navo beschikbare toestellen door te voeren. Indien zich nieuwe omstandigheden voordoen, blijft het altijd mogelijk om meer toestellen geschikt te maken voor Mode 5 IFF. F-16 projecten maken geen deel uit van de business case. In algemene zin geldt dat Defensie bij alle met de F-16 gerelateerde projecten een afweging maakt in hoeverre de voorziene aanpassingen operationeel noodzakelijk zijn, gezien de vervanging van de F-16 in het volgende decennium.

123

Heeft de plaatsing van een voorlopige bestelopdracht voor het eerste testtoestel ook financiële dan wel juridische consequenties? Zo ja, welke? Zo neen, welk doel dient de plaatsing dan wel?

Aan de hand van de gezamenlijke voorlopige bestelopdrachten van de JSF-partnerlanden zal Lockheed Martin begin volgend jaar haar bestelling voor de zogenaamde «long lead items»plaatsen ter voorbereiding van de productie. Bij de ondertekening van het contract voor de «long lead items»moet ongeveer 10 procent van de stuksprijs van het eerste toestel door Nederland worden aanbetaald. Het gaat naar schatting om een bedrag van € 10 miljoen. Het juridisch bindende contract over de aankoop van het eerste testtoestel moet in 2009 worden gesloten.

124

Was de verkoopopbrengst van de vijf Apaches, waarvan de verkoop niet

doorgaat, nog niet ingeboekt?

Ten gevolge van het besluit de vijf Apaches niet te verkopen en deze in reserve te houden is de raming van de verkoopopbrengsten aangepast. Dit is vervolgens verwerkt in de begroting.

125

Waarom wordt gesteld dat de vijf Apachetoestellen waarvan al eerder was besloten om de verkoop niet door te laten gaan, «vooralsnog in reserve (worden) gehouden»? Verdient het niet de voorkeur deze vijf Apaches weer aan het operationele bestand toe te voegen? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 118.

126

Kan uit het investeringsschema’s en de oplopende reeks uitgaven voor

bescherming tegen Improvised Explosive Device’s (IED’s) de conclusie

worden getrokken dat Nederland nog vele jaren in Afghanistan zal

blijven?

Nee. De budgetten voor Counter-IEDzijn op geen enkele manier gerelateerd aan eventuele besluiten over voortzetting van de Nederlandse militaire bijdrage in Uruzgan na augustus 2008.

Zoals beschreven in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» zijn maatregelen nodig om de bescherming van het personeel te vergroten. Het optreden van opponenten kenmerkt zich veelal door terroristische activiteiten en aanslagen, waarbij geïmproviseerde explosieven veelvuldig als wapen worden gebruikt. De huidige missie in Afghanistan is daar een voorbeeld van. Gezien de eenvoud van het gebruik van geïmproviseerde explosieven is de toepassing daarvan niet beperkt tot Afghanistan. Als antwoord op deze mondiale dreiging is in 2006 door de CDS het Counter-IED-concept vastgesteld, dat zich niet alleen richt op de detectie en de neutralisatie van explosieven, maar ook op het aanvallen van het achterliggende netwerk. Daarnaast moet worden geïnvesteerd in de opleiding en training die nodig is om IED’s te bestrijden. Het ontwerp en gebruik van IED’s blijft zich zeer snel ontwikkelen. De krijgsmacht moet die ontwikkelingen voor blijven om IED’s te kunnen bestrijden. Daarom kan niet worden volstaan met een incidentele investering, maar zal structureel geld voor deze zeer urgente taak beschikbaar moeten zijn.

127

Zijn de voertuigen CV-90 en Boxer al standaard voorzien van IED-bescher-ming?

Ja, de Boxer en het Infanterie Gevechtsvoertuig CV-90 bieden in overeenstemming met de gestelde eisen een hoge bescherming tegen IED’s.

128

Wie betaalt 30 extra Cimic-funtionarissen? Defensie of OS?

Zie het antwoord op vraag 39.

129

Ligt het voor de hand de administratie van reserveonderdelen te verbeteren terwijl er bovendien met minder personeel zal worden gewerkt?

Wanneer ERP is ingevoerd heeft dat tot gevolg dat zowel de werklast afneemt als de kwaliteit van de administratie toeneemt. Het ligt inderdaad voor de hand de administratie van reserveonderdelen te verbeteren. Zowel in de materiële als de personele exploitatie kunnen hiermee voordelen worden behaald.

130

Zullen de infanteristen die op Curac¸ ao worden gestationeerd in plaats van de thans daar aanwezige mariniers beschikken over dezelfde militaire vaardigheden die zijn gericht op optreden in dit waterrijke gebied van betrekkelijk kleine eilanden?

Om de kennis over de plaatselijke omstandigheden en de benodigde amfibische deskundigheid te waarborgen, blijven de ondersteuningsstaf en het ondersteuningspeloton inclusief de vaartuigen permanent op

Curac¸ao gestationeerd. Alleen de infanteriecompagnie wordt gerouleerd. Hiervoor zullen compagnieën van het Commando landstrijdkrachten worden ingezet. Deze eenheden krijgen vóór hun plaatsing een op de taken toegesneden opleiding.

131

Is bij de reductie met 70 functies in de staf van de Koninklijke marechaussee sprake van burgerfuncties of militaire functies? Wat betekent deze reductie voor de kwaliteit van de staf van de Koninklijke Marechaussee?

Bij de reductie is zowel sprake van burgerfuncties als van militaire functies. De reductie wordt verdeeld over de verschillende staven van de Koninklijke marechaussee, dat wil zeggen de staf van de commandant Koninklijke marechaussee, de districtsstaven en de staf van het Landelijk opleidings- en kenniscentrum. Daarmee wordt het effect op de kwaliteit van de staven zoveel mogelijk beperkt.

132

Welke hoofdwapensystemen kwamen, naast de wapensystemen die nu daadwerkelijk verminderd zullen worden, in aanmerking voor vermindering in het kader van «Operationele reducties»?

Bij het vaststellen van de operationele reducties zijn alle middelen beschouwd. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat geen van de middelen zijn operationele waarde heeft verloren en om die reden in zijn geheel voor afstoting in aanmerking zou komen. Om desondanks ruimte te maken voor de benodigde versterkingen, is bezien waar de toegevoegde waarde van deze intensiveringen opweegt tegen een vermindering van het aantal hoofdwapensystemen. Alles afwegende is besloten tot de in de beleidsbrief opgenomen reducties.

133 en 134

Is de uitbreiding met 30 Cimic-functionarissen alleen een kwantitatieve, of ook een kwalitatieve uitbreiding? Aan welke expertise is vooral behoefte? Kuntuaangeven welke deskundigheid ontbreekt bij het huidige Cimic-personeel dat wordt ingezet?

De uitbreiding met 32 Cimic-functionarissen betreft zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve versterking. De toegenomen complexiteit van missies en van de civiele context waarin zij worden uitgevoerd vergen een grotere mate van deskundigheid van het Cimic-personeel. Tot op heden werden de Cimic-functies vrijwel geheel als neventaak vervuld waardoor de mogelijkheden tot verdere professionalisering beperkt waren en militairen niet konden worden geselecteerd op voor Cimic noodzakelijke competenties. De aard van de hedendaagse Cimic-werkzaamheden vereist specifieke kennis en kunde waarvoor niet iedereen geschikt is, zoals het analyseren van de civiele context en het leggen van contact met civiele actoren, waaronder lokale overheden, non-gouvernementele organisaties, intergouvernementele organisaties en burgers. Dit is de reden waarom de uitbreiding met 32 voltijdse Cimic-deskundigen wordt ondergebracht in het recent opgerichte 1 (NL) Cimic Bataljon. De bundeling van alle Cimic-capaciteit binnen de krijgsmacht garandeert de noodzakelijke borging van de aanwezige Cimic-expertise en verhoogt de doelmatigheid en flexibiliteit. In deze eenheid is ook de pool met 480 functioneel specialisten opgenomen die bestaat uit reservisten.

134

Kuntuaangeven welke deskundigheid ontbreekt bij het huidige Cimic-personeel dat wordt ingezet?

Zie het antwoord op vraag 133.

135

Is de twee miljoen euro begroot die in 2008 is gereserveerd voor het uitbreiden van het functiebestand van vliegend en onderhoudspersoneel bedoeld om loonkosten te dekken? Zo ja, hoe groot is het bedoelde functiebestand? Zo neen, is het bedoeld om nieuwe medewerkers te werven? Zo ja, hoeveel nieuwe medewerkers moeten worden aangetrokken?

Het in de begroting opgenomen bedrag van € 2 miljoen ten behoeve van de verbetering van het personele en logistieke voortzettingsvermogen van de operationele Apache-gevechtshelikopters is onderdeel van een oplopende reeks om de extra personele exploitatie (o.a. loon- en oplei dings-kosten) en de met de uitbreiding van de formatie gemoeide materiële exploitatie te dekken. Momenteel wordt het plan van aanpak dat invulling moeten geven aan deze maatregel uitgewerkt. Dit plan van aanpak zal uiterlijk 1 maart 2008 in finale vorm voor besluitvorming voorliggen. Dan is ook duidelijk hoeveel extra functies worden gecreëerd en hoeveel nieuwe medewerkers moeten worden aangetrokken.

136

Leidt het niet-invoeren van de MALE UAV, waarvan «de operationele betekenis buiten kijf staat», tot een suboptimale toerusting van Nederlandse eenheden in bijvoorbeeld Uruzgan?

Zie het antwoord op vraag 30.

137

Zouden de Tactoms ook kunnen worden ingezet ter bescherming van

Nederlandse troepen in een operatiegebied als Uruzgan?

Met de Tactom zou Nederland beschikken over extra inzetmogelijkheden voor de ondersteuning van het landoptreden. Daaronder kan in beginsel ook de bescherming van eenheden te land worden verstaan. Of de Tactom daarvoor het meest geschikte wapensysteem is, is echter sterk afhankelijk van de situatie en van de overige in het operatiegebied aanwezige wapensystemen.

138

Is het uitstellen van de midlife update van de Cougars verantwoord met

het oog op de regelmatige inzet ervan bij crisisbeheersingsoperaties?

Ja. In de voorbereiding van het besluit de Midlife Update(MLU) van de Cougar-transporthelikopter uit te stellen is tevens bezien of een dergelijk uitstel verantwoord is in het licht van de veelvuldige inzet van deze helikopter in crisisbeheersingsoperaties.

139 en 143

Hoe wordt het operationele gat opgevuld nu de bouw van de patrouillevaartuigen met één jaar is vertraagd, en M-fregatten pas konden worden afgestoten als de nieuwe patrouillevaartuigen in de vaart kwamen? Wat is uw standpunt over de (beperkte) operationele capaciteit van de vloot in de periode van 2009 tot 2011?

In de Marinestudie 2005 (30 300 X, nr. 19) valt te lezen dat de verkoopopbrengsten van de vier af te stoten M-fregatten en de daarmee samenhangende besparingen in de sfeer van investeringen en exploitatie, de ruimte moeten scheppen voor de verwerving en de uitbreiding van de in de studie beschreven benodigde capaciteiten. Het lag dan ook nooit in de

bedoeling dat de M-fregatten pas zouden worden afgestoten als de nieuwe patrouillevaartuigen in de vaart kwamen. Omdat de uitvoering van de Marinestudie in belangrijke mate afhangt van de verkoop van de M-fregatten, is onmiddellijk naar kopers gezocht. Deze gang van zaken is met de Tweede Kamer besproken bij de behandeling van de Defensiebegroting 2006 en de Marinestudie 2005.

Als gevolg van de voorspoedige verkoop van de M-fregatten en de latere ingebruikname van de patrouillevaartuigen is de operationele capaciteit van de vloot in de periode van 2009 tot 2011 beperkt. De gevolgen hiervan zullen worden opgevangen door aanpassing van de gereedstellingsop-dracht en een zo zorgvuldig mogelijke inzet van de resterende middelen.

140

Betekent het feit dat «personeelszaken» niet tot het bezwarenonderzoek van de Algemene Rekenkamer behoort (31 031 X, nr. 13) dat PeopleSoft momenteel geheel zonder problemen functioneert en dat de integratie PeopleSoft–SPEER (SAP) volledig onder controle is?

PeopleSoftfunctioneert op dit ogenblik op een niveau zoals dat van een systeem van een dergelijke omvang en complexiteit mag worden verwacht. In technische zin is de koppeling van PeopleSoften de ERP-software (SAP) voor het eerste plateau voltooid. Bij de verdere uitbouw van SPEER is de koppeling van PeopleSoften de ERP-software een blijvend punt van aandacht en verdergaand onderzoek.

141

Wordt het Commando Grondgebonden Luchtverdediging een paarse

organisatie of een organisatie binnen het Commando luchtstrijdkrachten?

De grondgebonden luchtverdedigingeenheden van het Commando landstrijdkrachten en van het Commando luchtstrijdkrachten worden gebundeld in een Commando grondgebonden luchtverdediging. Hierbij blijven de eenheden ressorteren onder hun desbetreffende operationele commando. Oefeningen en operationele inzet worden in gezamenlijk verband uitgevoerd onder eenhoofdige leiding. De bundeling van de betrokken eenheden op luchtmachtbasis De Peel biedt operationele en bedrijfsvoeringstechnische voordelen en leidt tot doelmatigheidwinst.

142

Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de productie van de

NH-90’s qua tijdsplanning en kwaliteit?

Het NH-90 project heeft sinds een aantal jaren te kampen met aanzienlijke vertragingen. Deze worden in het bijzonder veroorzaakt door de problemen in het kwalificatieprogramma. De laatste stand van zaken is nog steeds dat de levering van de eerste Nederlandse NH-90 helikopter is voorzien voor juli 2009. De Kamer is over het NH-90 project verschillende malen geïnformeerd, laatstelijk met de brief van 27 juni 2007 (Kamerstuk 25 928, nr. 25). Binnenkort zal naar verwachting de zevende jaarrapportage over dit project naar de Kamer worden gezonden.

Ondanks de gemelde vertraging van de kwalificatieactiviteiten verloopt de voortgang van de productie echter goed. In mei 2006 is volgens planning begonnen met de assemblage van de eerste Nederlandse NH-90. Het betreft een toestel van het type NFH, een boordhelikopter voor een fregat. De assemblage van de tweede helikopter ligt op schema. De assemblage van de derde helikopter is begonnen. Op 10 augustus 2007 heeft de eerste Nederlandse NH-90 zijn eerste testvlucht gemaakt. Deze test was succesvol. Wel moet nog een aantal missiesystemen worden geplaatst en moet

tevens nog een uitgebreid kwalificatie- en certificeringsprogramma worden voltooid alvorens deze helikopter volledig operationeel kan worden.

143

Wat is uw standpunt over de (beperkte) operationele capaciteit van de

vloot in de periode van 2009 tot 2011?

Zie het antwoord op vraag 139.

144

Wordt definitief afgezien van de uitrusting van de Apache met de

Longbow radar?

Het uitrusten van de Apache met de Longbow-radar is niet meer opgenomen in de plannen omdat de inzetmogelijkheden waarvoor de radar diende minder actueel is geworden.

145

Wat wordt precies bedoeld met zeeroof? Aan welke gebieden wordt

gedacht?

De term zeeroof duidt op het misdrijf dat in Nederland strafbaar is gesteld in artikel 381 van het Wetboek van Strafrecht. Het verschilt in detail van het internationale begrip piraterij, zoals bedoeld in het VN-verdrag inzake het recht van de zee (UNCLOS). In het Nederlandse begrip van zeeroof wordt meer nadruk gelegd op het geweldsaspect van het delict en in mindere mate op het aspect diefstal. De voornaamste gebieden waar zeeroof plaatsvindt zijn: Indonesië (inclusief de Straat van Malakka), Somalië, Bangladesh, Nigeria en Tanzania.

146

Aan welke landen wordt gedacht bij de genoemde dreiging van onderzeeërs in Azië en het Midden-Oosten? Betekent deze constatering dat Nederland actief aan onderzeebootbestrijdingstaken in dit gebied deel gaat nemen? Zo neen, waarom wordt het wel genoemd?

Tot de landen in Azië en het Midden-Oosten die recent hun onderzeebootcapaciteiten hebben versterkt, behoren onder meer Iran, Pakistan, India, Maleisië en China. De groei van deze capaciteiten is een van de factoren om rekening mee te houden bij expeditionair optreden in de desbetreffende regio’s.

147

Hoe komt bij de materieelaanschaf tot uitdrukking dat, bij de toenemende

expeditionaire inzet van de krijgsmacht, de behoefte aan luchttransport

toeneemt? Hoe staat het in dat verband met de aanschaf van een of twee

C-17-vliegtuig(en)?

Zie het antwoord op vraag 76.

148

Heeft de constatering dat onbemande toestellen aan belang winnen en gaandeweg hun capaciteiten voor bewapend optreden toe nemen gevolgen voor het aantal aan te schaffen vliegtuigen als opvolger van de F-16? Zo neen, waarom niet?

Defensie volgt de ontwikkelingen op het gebied van onbemande gevechtsvliegtuigen voortdurend en nauwlettend. In de Beleidsbrief is uiteengezet dat bij de vervanging van de F-16 een fasegewijze aanschaf is

voorzien. Door een fasegewijze aanschaf schept Defensie voor zichzelf de mogelijkheid de internationale veiligheidssituatie en de technologische ontwikkelingen op het gebied van het luchtwapen gedurende een reeks van jaren te volgen. Daarbij zullen zeker de dan beschikbare onbemande alternatieven worden betrokken.

149

Welke rol speelt de mogelijkheid van pooling in de aanschafplannen van het ministerie van Defensie? Welke wapens worden nu al gepoold en voor welke wapensystemen wordt dat de komende tien jaar voorzien?

Bij de aanschaf van materieel worden in het behoeftestellingstraject de kwantiteit en de kwaliteit van het aan te schaffen materieel bepaald. Bij het vaststellen van de kwantiteit wordt de mogelijkheid en de haalbaarheid van «pooling» bezien ten aanzien van verschillende aspecten (zoals opleiding en training, beheer, beschikbaarheid, opslag en financiën).

Op dit ogenblik maken alle met HGIS-gelden gekochte middelen die niet bij een specifiek operationeel commando zijn ingedeeld, deel uit van de krijgsmachtbrede pool. Voorts is in het verleden besloten de Patria-pantserwielvoertuigen deel te laten uitmaken van deze pool. Gelet op de vergelijkbare capaciteiten van de Bushmaster en de Patria, en het feit dat de Bushmaster op dit moment een niet-organiek uitrustingsstuk is, wordt overwogen de Bushmaster-voertuigen na de missie in Afghanistan in te delen in een krijgsmachtbrede pool. De besluitvorming hierover is nog niet voltooid.

Bovendien wordt bij toekomstige defensiebrede projecten een maximale inzet van het materieel als uitgangspunt gehanteerd. Bij de aanschaf van voertuigen voor de speciale eenheden van het Commando landstrijdkrachten en het Commando zeestrijdkrachten heeft al poolvorming plaats.

Naast de poolvorming van materieel als voertuigen is er ook poolvorming van gerelateerde middelen. Zo wordt er bij diverse projecten gekozen voor het aanbrengen van «provisions for»in alle voertuigen en een kleinere pool van in te bouwen middelen. Zo is voorzien dat bij de Leopard-2 tank niet voor alle operationele tanks een aircosysteem wordt aangeschaft. In het toekomstige project «Defensiebrede vervanging tactische wielvoertuigen» wordt voorzien dat ballistische pakketten en voertuig-wapens ten behoeve van de Remotely Controlled Weapon Systemsin een pool worden ondergebracht en niet per voertuig worden toebedeeld.

Voorts wil Nederland in internationaal verband aansluiten bij het Navoinitiatief tot een pool van C17-transportvliegtuigen (zie verder het antwoord op vraag 76).

150

Waar ligt de grens tussen het aanwenden van gelden voor de oplossing van operationele knelpunten en het aanwenden van gelden voor de financiering van crisisbeheersingsoperaties? Valt bijvoorbeeld het eventueel aanschaffen van vrachtvliegtuigen onder het oplossen van operationele knelpunten en de inhuur van vrachtvliegtuigen of vrachthelikopters onder crisisbeheersingsoperaties? Kuntuuiteenzetten welk type uitgaven valt onder de noemer «operationele knelpunten» en van het type uitgaven dat valt onder de noemer «crisisbeheersingsoperaties»?

Er is een onderscheid tussen de oplossing van operationele knelpunten en de financiering van crisisbeheersingsoperaties. De oplossing van operationele knelpunten komt in beginsel ten laste van de defensiebegroting aangezien het dikwijls gaat om investeringen in materieel en personeel.

Dit geldt derhalve in de regel ook voor de verwerving van luchttransport-middelen. De financiering van crisisbeheersingsoperaties komt ten laste van de Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) voor zover het de additionele kosten betreft die met de uitvoering van de operatie samenhangen. De kosten van inhuur van transportvliegtuigen ten behoeve van een operatie zijn hierbij inbegrepen.

151 en 152

Indien Duitsland, Frankrijk en België akkoord gaan met de inrichting van

het European Air Transport Command (EATC) in Eindhoven, op wiens

kosten zal dit dan worden ingericht en geëxploiteerd? Hoe zijn deze kosten

in de begroting verwerkt?

Welke landen hebben al belangstelling voor een EATC getoond?

Naast Nederland hebben Frankrijk en België een vestigingslocatie voor het European Air Transport Command (EATC) aangeboden. Op 22 februari 2007 heeft mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer gemeld dat Nederland bereid is voor de vestiging van het EATC in Eindhoven eenmalig ruim € 10 miljoen te investeren. Eind 2007 wordt een besluit verwacht. Mocht worden besloten het EATC inderdaad op Eindhoven te vestigen, dan wordt dit bedrag in de begroting opgenomen. De exploitatie wordt naar rato verdeeld over de deelnemende landen. Voor Nederland betekent dit ongeveer € 200 000 per jaar.

Naast de deelnemende landen – Frankrijk, Duitsland, België en Nederland – hebben Spanje en Italië ieder een liaisonofficier toegevoegd aan het EATC in afwachting van nationale besluitvorming over deelneming. Luxemburg zal via een partnerschap met België deelnemen. Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk hebben verzocht op de hoogte te worden gehouden over de voortgang en de werkzaamheden van het EATC.

152

Welke landen hebben al belangstelling voor een EATC getoond?

Zie het antwoord op vraag 151.

153 en 160

Is de bezuiniging in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst van€37 miljoen nog wel in de efficiencyverbetering te behalen, omdat het ministerie van Defensie al jaren grootschalig daarmee bezig is? Is deze maatregel niet ten onrechte aan het ministerie van Defensie opgelegd omdat al zoveel is gedaan in het kader van efficiencyverbetering en omdat al 11 000 functies zijn geschrapt? Gaan er nu functies geschrapt worden? Zo ja, hoeveel en voor welk defensieonderdeel?

Is het in overeenstemming met de doelstelling van de «operatie vernieuwing rijksdienst» om efficiencymaatregelen deels ten laste van de operaties te laten komen? Wordt er bij andere departementen ook op deze wijze met die taakstelling omgegaan?

Defensie heeft in het recente verleden inderdaad al veel bezuinigd. Aanvankelijk gold voor Defensie een taakstelling van € 45 miljoen. Defensie heeft echter een beroep op de knelpuntenreserve gedaan, om ingrepen in het operationele domein te voorkomen. Deze is deels toegewezen, waardoor een taakstelling van € 36,6 miljoen overblijft. Defensie heeft nu voor € 27 miljoen aan doelmatigheidsmaatregelen in het ambtelijk apparaat en € 9,6 miljoen aan maatregelen in het operationele domein genomen. De opgelegde taakstelling bedraagt 684 vte. Er dient nog een besluit te worden genomen over de verdeling van deze taakstelling.

Voor beantwoording van de vraag of bij andere departementen op eenzelfde wijze met de taakstelling wordt omgegaan verwijs ik naar de plannen van aanpak van de andere departementen. Wel kan worden opgemerkt dat in de Nota Vernieuwing Rijksdienst (paragraaf 95) wordt erkend dat departementen als Defensie, Justitie en Verkeer en Waterstaat een nauwere relatie kennen tussen beleidskern en uitvoering.

154

Is de toegekende prijsbijstelling genoeg om de volledige prijsontwikkeling te compenseren? Zo neen, welk bedrag zou dan extra nodig zijn om de prijsontwikkeling te compenseren?

Jaarlijks stelt het ministerie van Financiën de prijsbijstelling vast op basis van de prijsindexcijfers van het CPB. Voor het jaar 2008 is ruim € 28 miljoen prijsbijstelling toegekend voor de materiële exploitatie en investeringen. Defensie is in tegenstelling tot andere departementen niet gekort op de prijsbijstelling voor 2008. De toekenning berust op een combinatie van prijsindexcijfers voor de materiële overheidsconsumptie, investeringen en de bouw. Deze gemiddelde prijsindices kunnen, zowel opwaarts als neerwaarts, in enig jaar afwijken van de prijsstijging in afzonderlijke materieelprojecten, zeker als het een internationaal project betreft. Ook worden in voorkomende gevallen met leveranciers afspraken gemaakt over de indexering van prijzen. Voor Defensie geldt dat de prijsbijstelling voor 2008 niet volledig de prijsstijgingen van militair materieel compenseert.

155

Wat zijn de kosten die zijn verbonden aan het sneller slijten van Defensiematerieel bij vooral de operatie in Uruzgan? Wordt het ministerie van Defensie hiervoor gecompenseerd? Zo ja, in welke mate?

De kosten verbonden aan het sneller slijten van Defensiematerieel bestaan uit extra verbruik van reservedelen in Afghanistan (instandhouding) en Nederland (herstel van teruggekeerd materieel) en snellere vervanging van materieel door verkorting van de levensduur (vervan-gingskosten). Het verbruik van reservedelen in Afghanistan bedraagt momenteel ongeveer € 1 miljoen per maand. Het verbruik van reservedelen in Nederland na afloop van de operatie in Uruzgan wordt op dit moment geraamd op € 23,6 miljoen. De benodigde vervangingsinvesteringen als gevolg van de operatie in Uruzgan worden op dit moment geraamd op € 106,3 miljoen. Het verbruik van reservedelen wordt geheel ten laste van het HGIS-budget gebracht en komt niet ten laste van de defensiebegroting. Met de motie van het lid van Geel c.s. (Kamerstuk 31 200, nr. 16) wordt de regering verzocht in de begroting voor 2008 budget vrij te maken voor defensiematerieel. Defensie bereidt een nota van wijziging op de begroting voor, waarmee de begroting voor het jaar 2008 met € 50 miljoen wordt verhoogd; voor 2009 wordt een gelijk bedrag aan de begroting toegevoegd. Met de nota van wijziging in de defensiebegroting zal Defensie voor € 100 miljoen van de € 106,3 miljoen voor snellere vervanging van materieel zijn gecompenseerd. Deze regeling staat los van de vergoeding van reservedelen ten laste van de HGIS.

156

Zal het huidige beleid er niet toe leiden dat over enkele jaren opnieuw een

aanzienlijk financieel tekort bij het ministerie van Defensie optreedt?

De betaalbaarheid van de organisatie binnen de gestelde budgettaire kaders is een van de pijlers van het defensiebeleid. De beleidsbrief stelt dan ook dat gedurende de kabinetsperiode een sluitende begroting is

verzekerd. Voor de periode daarna zal Defensie verkenningen uitvoeren naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn.

157

Kuntueen overzicht verstrekken van de internationale Research and Development (R&D) programma’s waarin het ministerie van Defensie participeert? Zo neen, waarom niet?

Het Ministerie van Defensie neemt deel aan vele grote en kleine internationale Research & Development (R&D)-programma’s. De belangrijkste daarvan staan weergegeven in onderstaande tabel.

Defensie R&D – internationale projecten (contract research)

Samenwerkingsverband

Titel

Korte beschrijving

Zweden, Canada, Nederland

Zweden, Nederland

Verenigde Staten, Nederland

Canada, Duitsland, Nederland

EDA

EDA

EDA

EDA

EDA

WEAG

WEAG

WEAG

Nabije onderwater explosie effecten

SiC en GaN microgolf vermogens versterkerchips

DYCOSS

CAMELEON

Radar Simulatie Raamwerk

RUMBLE

MINERVE

JIP on Force Protection

ALOA

Nieuwe beschermingsmethoden voor voertuigen tegen landmijnen Nieuwe materialen en concepten voor NBC-kleding

Snelle diagnose van biologische wapens

Onderzoek naar de effecten op zeer korte afstand van schokgolfpulsen en jet-vorming bij de explosie van zeemijnen, en hun effect op de buitenzijde van de romp van marineschepen.

Onderzoek naar nieuwe microgolfchips ten behoeve van hoogvermogen opwekking van radargolven. Materialen als SiliciumCarbon en Gallium-Nitriet zijn hierbij interessant omdat ze beter bestand zijn tegen hoge temperaturen en in een voor defensieradar gunstige frequentieband werken.

Onderzoek naar de manier waarop composiet en hybride binnencon-structies bij marineschepen scheuren en bezwijken ten gevolge van zeemijn- en raketexplosies. Deze resultaten worden vervolgens gebruikt om voorspellingsmethodieken te ontwikkelen, zodat zwakke plekken in marinescheepsconstructies onderkend en verbeterd kunnen worden. Onderzoek naar nieuwe adaptieve en actieve camouflage technieken. In het project CAMELEON maakt een voertuig een opname van zijn omgeving en past hierop zijn eigen kleur en contrast aan, zodat het voertuig voor de vijand moeilijker te detecteren is.

Opzetten van een internationaal raamwerk ten behoeve van gestructureerd radaronderzoek, naar nieuwe radar technologieën en radar-netwerkconcepten, radarprocessing en zend- en ontvangstmodules. Sonarmetingen en experimenten van de reflectie en absorptie eigenschappen van de zeebodem, om de sonarprestaties bij lage frequenties beter te kunnen voorspellen.

Onderzoek naar het elektronisch markeren en registreren van kostbare en gevaarlijke defensiesystemen en onderdelen. Door het temperatuurs-verloop en schokken tijdens transport en opslag te registreren kan de levensduur en betrouwbaarheid, van bijvoorbeeld munitie, nauwlettend in de gaten gehouden worden. Dit komt ten goede aan de veiligheid van het personeel en inzetbaarheid van defensiematerieel.

Het Gemeenschappelijk investeringsprogramma (JIP-programma) is het eerste research & technology pilotprogramma van de EDA waarbij getracht wordt onderzoek te harmoniseren en gezamenlijk uit te voeren. JIP richt zich op het brede defensiethema «Bescherming eigen eenheden». Er nemen 20 Europese landen aan deel. Nederlandse bedrijven en kennisinstituten dingen mee naar de opdrachten. Onderzoek naar stealth-eigenschappen van nieuwe materialen, om defensiesystemen minder zichtbaar te maken voor vijandelijke radarsystemen.

Door verbetering van voertuigontwerp en constructie, en met gebruikmaking van nieuwe materialen, de uitwerking van landmijnen beperken ter bescherming van het voertuig en personeel.

Onderzoek naar verbeterde nucleaire, biologische en chemische bescher-mingpakken door het gebruik van nieuwe materialen, maar met behoud en verbetering van draagcomfort in bijvoorbeeld warme gebieden. Ontwikkeling van ultra snelle identificatiediagnostiek van biologische wapens. Na de DNA-isolatie van het biologische micro-organisme, moeten speciale chips aard en type van het micro-organisme vaststellen.

EDA: samenwerking binnen de European Defence Agency.

WEAG: samenwerking binnen de Western European Armaments Group.

158

Kuntuin aantallen voltijds equivalenten (VTE) aangeven hoeveel de bestuursstaf is verkleind? Kuntuaangeven hoeveel van de huidige VTE «staf» bij het kerndepartement is ondergebracht en hoeveel VTE «bestuur en beleid» er bij de vier commando’s is ondergebracht? Is de reorganisatie wat dit betreft afgerond? Zo neen, wanneer verwachtudat de reorganisatie voltooid is? Wordt er nog aan een verdere krimp en/of efficiencyslag gewerkt?

In 2003 is besloten het toenmalige kerndepartement en delen van de krijgsmachtdeelstaven samen te voegen tot een bestuurstaf. Het doel hiervan was het doorvoeren van de scheiding tussen beleid en uitvoering en het versterken van de positie van de CDS. Beleid en aansturing zijn als gevolg hiervan van de krijgsmachtdelen overgegaan naar en gecentraliseerd in de nieuwe Bestuursstaf. In vergelijking met het kerndepartement is de bestuurstaf hierdoor gegroeid van 1580 vte op 1 januari 2003 tot 1905 vte’n op 1 januari 2007 (waarvan ongeveer 800 vte uitvoerende taken bij de MIVD). Defensiebreed is de totale stafcapaciteit in deze periode met een derde verkleind. Bij de vier operationele commando’s is geen beleids-capaciteit meer aanwezig met uitzondering van een kleine afdeling bestuursondersteuning (maximaal 15 vte). In de komende periode wordt, mede als gevolg van de maatregelen «operatie Vernieuwing Rijksdienst», gewerkt aan verdere doelmatigheidsverbetering binnen de staven van Defensie, inclusief de Bestuursstaf.

159

Kuntueen overzicht geven van het aantal vlagofficieren dat in 2002 en

2007 werkzaam was binnen de Nederlandse krijgsmacht?

In 2002 waren er 112 militaire topfunctionarissen werkzaam in de Nederlandse krijgsmacht. Op dit moment (oktober 2007) zijn er nog 96 militaire topfunctionarissen, waarvan er overigens twee werken bij en ten laste komen van andere departementen. Gestreefd wordt naar een verdere vermindering van het aantal militaire topfunctionarissen tot 85.

160

Is het in overeenstemming met de doelstelling van de «operatie vernieuwing rijksdienst» om efficiencymaatregelen deels ten laste van de operaties te laten komen? Wordt er bij andere departementen ook op deze wijze met die taakstelling omgegaan?

Zie het antwoord op vraag 153.

161

Gaat het volledige «saldo» van de onvolkomen vullinggraad van de krijgsmacht naar «werving en behoud»? Zo ja, is er voldoende budget voor «werving en behoud» bij een hoge vullinggraad? Zo nee, voor welke andere uitgaven wordt dit «saldo» uitgegeven?

Is hier sprake van besteding van incidenteel geld voor structurele uitgaven? Hoeveel geld is er structureel op de begroting opgenomen voor «werving en behoud»? Hoeveel incidenteel?

Het budget voor werving en behoud is toereikend. Er worden geen incidentele middelen voor structurele uitgaven ingezet. Voor werving en behoud is € 40 miljoen in de begroting opgenomen. Indien in enig jaar blijkt dat er sprake is van incidentele ondervulling zullen deze gelden in de eerste plaats worden ingezet voor extra uitgaven voor werving en behoud. Daarbij gaat het om intensivering van de wervingsinspanningen en om extra geld voor financiële instrumenten als aanstellings- en

bindingspremies. Het is op voorhand niet mogelijk te voorspellen wat de omvang van de ondervulling voor enig jaar zal zijn.

162

Welke bedragen zijn er m.b.t. het budget materiële exploitatie tot op heden uitgegeven ten gevolge van de Uruzgan-missie? Achtudeze uitgaven incidenteel of, gezien het expeditionaire karakter van de Nederlandse krijgsmacht, als structureel? Hoe verwerktueen eventueel grotere budgettaire behoefte voor materiële exploitatie in de meerjarenbegroting?

Additionele uitgaven die specifiek zijn te relateren aan de operaties en die dus niet worden gedaan in het kader van de reguliere bedrijfsvoering worden ten laste gebracht van de structurele voorziening «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en zijn incidenteel. Overige uitgaven als gevolg van de Uruzganmissie die verband houden met de noodzaak om voorbereid te zijn op expeditionair optreden komen ten laste van de reguliere defensiebegroting. Wij achten deze uitgaven, gezien het expeditionaire karakter van de Nederlandse krijgsmacht, structureel. Indien daartoe budgetten aanwezig zijn, wordt een eventueel grotere budgettaire behoefte voor de materiele exploitatie in de meerjarenbegroting verwerkt.

163

Doeltumet «de introductie van een nieuw financieel systeem» op SPEER?

Ja. Vanuit het programma SPEER zal begin 2008 het huidige financiële systeem van Defensie worden vervangen door de ERP-software (SAP).

164

Kuntuaangeven hoeveel ingehuurd personeel, adviseurs e.d., meer dan het volledige boekjaar–aaneengesloten eninclusief contractverlengingen – bij defensie in dienst zijn geweest? Onderneemt Defensie pogingen om «structureel incidenteel werk» in kaart te brengen en om te zetten in reguliere arbeidscontracten?

In de brief «Onderbezetting en inhuur» van 22 juni jl. (Kamerstuk 30 800 X, nr. 99) is uiteengezet dat Defensie een terughoudend beleid voert ten aanzien van inhuur van personeel. De regelgeving voor externe inhuur is aangescherpt en het aantal functionarissen dat een besluit kan nemen om extern in te huren is beperkt. Hierbij is tijdelijke aanstelling versus inhuur een aandachtspunt. Door de wijze van registreren van externe inhuur is de duur van de individuele inhuur niet vast te stellen.

165

Aan welke functies (zowel civiel, als militair) is er momenteel een aanmerkelijk tekort bij Defensie? Welke maatregelen neemtuom die tekorten op te heffen? Hoeveel wordt er uitgegeven aan bindingspremies in aantallen premies en totale hoogte? Betreft dit premiestelsel uitsluitend de categorieën functies waar een aanwijsbaar tekort is?

Het tekort aan personeel betreft vooral het technisch personeel, vliegend personeel en medisch personeel. De maatregelen richten zich zowel op werving als op behoud. Een van de instrumenten van behoud is de bindingspremie. In de eerste negen maanden van 2007 zijn 543 bindingspremies uitbetaald. Hiermee was een bedrag gemoeid van € 1,9 miljoen. Bindingspremies zijn primair bestemd voor personeel dat behoort tot een categorie schaars personeel. Naast bindingspremies worden ook andere middelen ingezet voor het behoud van schaars personeel. Het gaat hierbij om gerichte aandacht in de vorm van functionerings- en loopbaange-sprekken, loopbaanontwikkeling en functietoewijzing en nadrukkelijker aandacht voor de mogelijkheden van combinatie van arbeid en zorg.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.