Brief staatssecretaris over de Tijdelijke stimuleringsegeling buurt, onderwijs en sport, de BOS-impuls - Toekomstig sportbeleid

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 30234 - Toekomstig sportbeleid.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Toekomstig sportbeleid; Brief staatssecretaris over de Tijdelijke stimuleringsegeling buurt, onderwijs en sport, de BOS-impuls 
Document­datum 23-12-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST93601
Kenmerk 30234, nr. 3
Van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2005–2006

30 234 30 300 XVI

Toekomstig sportbeleid

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2006

Nr. 3

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2005

In september 2005 heb ik uw Kamer de nota: «Tijd voor sport, bewegen, meedoen, presteren» (kamerstuk 30 234, nr. 1) aangeboden. Daarin heb ik toegezegd dat ik uw Kamer voor het eind van het jaar zou informeren over de Tijdelijke stimuleringsregeling buurt, onderwijs en sport, de zogenoemde BOS-impuls. Daarnaast is zowel bij de behandeling van de bovengenoemde Sportnota alsbij de behandeling van de VWS-begroting 2006 door uw Kamer aandacht gevraagd voor een mogelijke onderbenutting van deze stimuleringsregeling. In dat perspectief heeft de Tweede Kamer een motie (TK 2005–2006, 30 300 XVI, nr. 71) aangenomen waarin een wijziging van de BOS-impulswordt voorgesteld. In mijn reactie op deze motie (kamerstuk 30 300 XVI, nr. 102) heb ik u toegezegd dat ik u op korte termijn nader zou informeren over de stand van zaken. Met deze brief kom ik mijn toezeggingen na.

Doel

Met de BOS-impulswil ik een integrale lokale aanpak van achterstanden bij jeugdigen stimuleren. Zo’n gezamenlijke aanpak vindt plaats onder gemeentelijke regie door samenwerking tussen buurt-, sport- en onderwijsorganisaties. Beoogd wordt om achterstanden bij jongeren op terreinen als gezondheid, welzijn, onderwijs, opvoeding en sport en bewegen effectief te bestrijden. Ook overlast door jongeren kan hiermee worden verminderd zodat de leefbaarheid op wijken buurtniveau toeneemt.

Sinds2005 kunnen gemeenten een rijksbijdrage aanvragen voor dergelijke integrale projecten. Sport en bewegen isin elk geval onderdeel van deze projecten.

Uitvoering

De aanvraag voor een rijksbijdrage isin drie tranchesgeorganiseerd. De eerste tranche voor projecten die starten in 2005, de tweede voor projecten die starten in 2006 en de derde (aanvankelijk) voor projecten die starten in 2007.

Het zogenoemde Ondersteuningsnetwerk BOS wordt gesubsidieerd om gemeenten te informeren en te adviseren over de BOS-impuls en om hen te ondersteunen bij het indienen van aanvragen. Ook in dit netwerk vindt de integrale aanpak zijn weerslag. Vier kenniscentra werken samen: het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ), het NederlandsInstituut voor Sport en Bewegen (NISB), het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) en het Kennisnetwerk Sociaal Beleid (X-S2).

Resultaten

In de eerste en tweede tranche van de BOS-impuls zijn 200 projectaanvragen ingediend. Hiervan zijn 165 projecten van 78 gemeenten gehonoreerd.

De diversiteit in de plannen is groot omdat deze goed zijn toegesneden op de lokale situatie. Wel heeft een groot deel van de projecten een aantal aspecten gemeen. Belangrijk is dat de meeste plannen worden gemaakt in samenspraak met de jongeren zelf. Zo sluiten de activiteiten goed aan op de wensen van de doelgroep. Vaak wordt een vorm van teamsport aangeboden. Teamsport bevordert het samenwerken en daarmee de sociale samenhang, bovendien is het een goed middel om normen en waarden over te brengen. Regelmatig wordt een koppeling gemaakt met activiteiten op scholen in de buurt. Voedingslessen zijn onderdeel van meerdere projecten en de sportactiviteiten sluiten bijna altijd aan op de schooltijden. Deze laatste worden ook vaak voortgezet tijdens de schoolvakanties en worden meestal aangeboden in of in de nabijheid van de school. Helaas zijn de welzijnsorganisaties en hun accommodaties nog weinig in beeld.

Gelet op het belang van de BOS-impulswil ik u ook graag nader informeren over de bereikte resultaten. Zeker als het gaat om de noodzakelijke integrale aanpak en het effect van de BOS-impulsop het voorkomen van overlast in wijken en buurten. Op dit moment is het nog niet goed mogelijk om u hierover te berichten omdat de eerste projecten pas in 2005 gestart zijn. Ik zal u na het zomerreces 2006 hierover informeren.

In de VWS-begroting 2005 heb ik aangegeven te streven naar de uitvoering van 400 BOS-projecten. Hoewel ik zeer tevreden ben over de inhoud van de huidige projecten, vind ik het jammer dat ik nog maar 165 projecten heb kunnen honoreren. Er resteert één (derde) tranche om het beoogde aantal van 400 te halen.

Het doel van de BOS-impulsisonverminderd van belang maar de tussenstand blijft dus achter bij mijn verwachtingen. Daarom heb ik een extern bureau (Research voor Beleid) opdracht gegeven om de oorzaken hiervan te onderzoeken. Het bureau heeft onderzocht waarom gemeenten al dan niet een BOS-aanvraag indienen en wat de oorzaken van de afwijzing van ingediende aanvragen is. Op basis daarvan heeft het onderzoeksbureau een aantal aanbevelingen gedaan.

Aanpassingen

Mede op basis van de aanbevelingen van het onderzoeksbureau zal ik de

regeling op de volgende onderdelen wijzigen.

  • 1. 
    Het maximum aantal van vijf projecten per gemeente heb ik losge-

laten. Gebleken isdat vooral grotere gemeenten met veel achterstandsgebieden graag meer dan vijf projecten kunnen en willen starten.

  • 2. 
    Gemeenten mogen – onder voorwaarden- meer projecten per gebied aanvragen. Vooral grotere gemeenten zouden graag met meerdere projecten per gebied verschillende (combinaties van) achterstanden willen aanpakken. Gebleken isdat de BOS-impulsvooral in middelgrote en grote gemeenten aansluit op problemen. In die gemeenten kampt de jeugd vaak met achterstanden. Bijna de helft van de kleine gemeenten geeft aan dat ze nagenoeg geen doelgroep voor de BOS-impulshebben.
  • 3. 
    De startdatum heb ik verruimd: BOS-projecten kunnen ook in het najaar van 2006 en in 2007, 2008 en 2009 starten. Deze verruiming is vooral gunstig voor gemeenten die ook een rijksbijdrage in het kader van de Breedtesport Impuls (BSI) hebben aangevraagd en voor deze BSI-projecten co-financiering inzetten. Juist zij hebben vaak nog geen aanvraag gedaan voor de BOS-impulsmaar geven aan dit na afloop van de BSI zeker te willen doen.
  • 4. 
    Indachtig het amendement 30 300 XVI nr. 93 van de leden Van der Sande en Verbeet, inzake school, buitenschoolse opvang en sport, zal in de derde tranche van de BOS-regeling worden opgenomen dat sport- en bewegingsactiviteiten aansluiten in tijd en plaats op scholen, waarmee sluitende dagarrangementen worden gecreëerd en de samenwerking ontstaat tussen buurt-, onderwijs- en sportorganisaties én buitenschoolse opvang.

De BOS-impulsvoorziet in de financiering van maximaal de helft van de projectkosten. Het resterend deel is voor rekening van de gemeente. Hoewel vooral de kleinere gemeenten aangeven hier problemen mee te hebben, zal ik deze voorwaarde niet aanpassen. Ik wil namelijk graag bevorderen dat initiatieven na afloop van de projectperiode en bij gebleken succes, volledig door de gemeenten worden gefinancierd. Zo kan met deze tijdelijke stimuleringsmaatregel een duurzaam effect worden bereikt.

Naast wijzigingen in de BOS-impuls heb ik het Ondersteuningsnetwerk BOS (zie www.bosimpuls.nl) gevraagd om haar werkwijze zodanig aan te passen dat méér gemeenten méér succesvolle subsidieaanvragen zullen indienen. Dit omdat de onderzoekersconstateren dat gemeenten die ondersteund zijn bijna altijd een succesvolle aanvraag doen. Gemeenten vinden het bijvoorbeeld vaak lastig om een vereiste achterstandanalyse te maken, terwijl hiervoor instrumenten beschikbaar zijn. Het Ondersteuningsnetwerk BOS zal daarom in de komende periode actiever ondersteuning aan gemeenten bieden.

Het Ondersteuningsnetwerk BOS en het bovengenoemde onderzoeksbureau verwachten beide dat door mijn maatregelen de doelstelling van 400 toegekende projecten én een volledige besteding van het beschikbare budget, zullen worden gehaald. Ik heb vertrouwen in hun oordeel. Niettemin houd ik de vinger aan de polszodat ik zonodig op tijd kan ingrijpen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. I. J. M. Ross-van Dorp

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.