Brief minister ove corruptie bij het openbaar bestuur - Corruptiepreventie - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 30374 - Corruptiepreventie.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Corruptiepreventie; Brief minister ove corruptie bij het openbaar bestuur |
---|---|
Documentdatum | 06-12-2005 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST93103 |
Kenmerk | 30374, nr. 3 |
Van | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2005–2006
30 374
Corruptiepreventie
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2005
Aanleiding tot het rondetafelgesprek
De media hebben afgelopen augustus ruim aandacht besteed aan het onderzoek naar corruptie in het openbaar bestuur dat, in opdracht van het ministerie van Justitie en het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC), door de Vrije Universiteit is uitgevoerd. Er is in de media vooral aandacht besteed aan de perceptie van de geënquêteerde topambtenaren dat 3,2 procent van de ambtenaren en 5,2% van de politici corrupt zou zijn.
De onderzoekers hebben in hun rapport benadrukt dat het hierbij gaat om «intuïtieve en subjectieve schattingen». Het is mij bekend dat een aantal van de aangeschreven topambtenaren dat deel van de enquête bewust niet heeft ingevuld vanwege het speculatieve karakter en onnodige negatieve beeldvorming die daaruit kan voortvloeien.
Anderzijds mogen volgens mij de geschatte percentages niet zomaar terzijde worden geschoven, ook al komt mijn eigen beeld niet overeen met deze cijfers. Ik ben er mij van bewust dat een complex onderwerp als corruptie moeilijk in één cijfer te vangen is. Als verantwoordelijke voor de kwaliteit en de integriteit van de openbare sector was ik benieuwd naar de beelden die achter deze cijfers leven. Hiertoe had ik eind augustus aangekondigd dat ik hierover een rondetafelgesprek zou willen voeren met topambtenaren (TK 2004–2005, 17 050 en 28 244, nr. 305, p.2).
Een deel van de genodigden voor het rondetafelgesprek heeft wellicht destijds meegedaan aan de VU-enquête, maar hierop waren de uitnodigingen niet gebaseerd. Het gaat tenslotte om het beeld achter individuele percepties, niet om een herhaling van het VU-onderzoek en ook niet om het afleggen van verantwoording over wat men al dan niet heeft ingevuld.
Het rondetafelgesprek
Het rondetafelgesprek is constructief verlopen. Alle aanwezige topambtenaren hebben op een openhartige wijze hun ideeën over corruptie in het openbaar bestuur uitgewisseld. Daarbij is ook aandacht besteed aan een mogelijke versterking van het integriteitsbeleid door de overheidsorganisaties. Uit het rondetafelgesprek kwamen de volgende beelden naar voren.
De aanwezige topambtenaren herkenden zich niet in het opgeroepen beeld dat ruim 5% van de politici/bestuurders en ruim 3% van de ambtenaren corrupt zou zijn. Dat deze gemiddelde percentages toch naar voren waren gekomen uit het onderzoek in opdracht van het WODC, werd door de aanwezigen op verschillende manieren verklaard. Uit de discussie bleek al snel dat het begrip corruptieruimer moet zijn geïnterpreteerd dan de strikte strafrechtelijke betekenis. De term «corruptie» wordt in de praktijk namelijk snel gekoppeld aan het bredere begrip van normvervaging.
Tegelijkertijd werd er op gewezen dat het beeld van de integere overheid erg kwetsbaar is. De hoge verwachtingen over de overheid, die zichtbaar is in de uitspraak «een beetje integer bestaat niet» en die zowel leven bij de overheid zelfals bij de burger, maakt de overheid gevoelig voor aantasting van haar imago. Het belang van een integere overheid is zo groot dat kleine kwesties en normvervaging bijna net zoveel schade aanrichten als echte corruptiezaken en daarmee worden verward.
De topambtenaren stelden op basis van hun interne onderzoeken dat binnen hun organisaties een (zeer) klein percentage van de ambtenaren integriteitsschendingen pleegt. Met als kanttekening dat een goede registratie veelal ontbreekt en dat bij een actiefoptreden naar verwachting meer schendingen zullen worden ontdekt. Ook zal een veranderende organisatiecultuur met meer ruimte voor open discussie in eerste instantie gaan leiden tot een verhoging van het aantal meldingen. De topambtenaren waren het erover eens dat de overheid niet kan zeggen dat er niets aan de hand is. Maar dat neemt niet weg dat de Nederlandse overheid in het algemeen integer is, dat blijkt ook uit internationaal vergelijkend onderzoek. Er is in die zin geen reden tot grote zorg oftot defensieve reacties.
Wel moet de overheid zich meer gaan wapenen tegen risico’s. De topambtenaren wezen op het belang van goede en structurele risicoanalyses en het onderkennen van risico’s. Ook werd gewezen op het belang van een volwaardig integriteitsbeleid dat zich niet beperkt tot regels, maar ruimschoots aandacht geeft aan cultuur en bewustwording. Zo wordt de ambtseed als een waardevol instrument beschouwd, mits het afleggen daarvan gebeurt in een bredere context waarin bewustwording en het belang van integriteit centraal staan. Middelen hiervoor zijn tevens de rol van functioneringsgesprekken en voorbeeldgedrag van bestuurders en leidinggevenden. Integriteit moet continue aandacht krijgen in de organisatie.
Voor de verdere ontwikkeling van het integriteitsbeleid in hun organisaties gebruikten enkele topambtenaren de praktische handleidingen van het ministerie van BZK en de koepelorganisaties. Ondersteuning in de vorm van instrumenten die op centraal niveau zijn ontwikkeld, werd op prijs gesteld.
De topambtenaren gaven aan het rondetafelgesprek op prijs te hebben gesteld en ook in de toekomst graag met elkaar van gedachten te willen wisselen over integriteit en integriteitsbeleid. Het Bureau Integriteit Open-
bare Sector (BIOS) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat begin 2006 van start gaat, zal daarin faciliteren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes