Voorstel van wet - Wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen en het maximeren van de resterende OZB-tarieven (Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen)

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 30096 - Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen en het maximeren van de resterende OZB-tarieven (Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen); Voorstel van wet  
Document­datum 27-04-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST86371
Kenmerk 30096, nr. 2
Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Financiën (FIN)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

30 096

Wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen en het maximeren van de resterende OZB-tarieven (Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het

gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting op woningen af te

schaffen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg

der Staten-GeneraaI, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij

goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gemeentewet wordt gewijzigd als volgt:

A Artikel 220 wordt gewijzigd als volgt:

Onderdeel a komt te luiden:

  • a. 
    een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken;

B

Artikel 220a wordt gewijzigd als volgt:

  • 1. 
    Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
  • 2. 
    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
  • 2. 
    Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

C Artikel 220b, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

  • 1. 
    Onderdeel a vervalt.
  • 2. 
    De onderdelen b en c worden geletterd a en b. D

Artikel 220f komt te luiden:

Artikel 220f

  • 1. 
    Het tarief wordt per volle € 2 500 van de heffingsmaatstaf niet hoger vastgesteld dan:
  • a. 
    € 6,68 voor de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel a;
  • b. 
    € 6,62 voor de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel b, voor zover het onroerende zaken betreft die in hoofdzaak tot woning dienen;
  • c. 
    € 8,29 voor de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel b, voor zover het onroerende zaken betreft die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
  • 2. 
    Indien in de belastingverordening een tarief is bepaald boven het maximumtarief genoemd in het eerste lid, is het tarief gelijk aan het maximumtarief.
  • 3. 
    In afwijking van het eerste lid geldt voor de gemeente die een tarief hanteert dat lager is dan het in het eerste lid genoemde maximumtarief maar hoger dan € 2,45, € 2,43 onderscheidenlijk € 3,04 voor de onder de letters a, b en c van het eerste lid genoemde belasting, dit tarief jaarlijks mag worden verhoogd met maximaal het percentage trendmatige BBP-groei na correctie voor inflatie en verminderd met de voor dat jaar geraamde areaalontwikkeling.

De gemeente die voor een in het eerste lid genoemde belasting een tarief hanteert dat lager is dan het in de vorige volzin voor die belasting genoemde tarief, mag dit tarief verhogen tot maximaal het in de vorige volzin voor die belasting genoemde tarief en vervolgens jaarlijks met maximaal het percentage trendmatige BBP-groei na correctie voor inflatie en verminderd met de voor dat jaar geraamde areaalontwikkeling.

  • 4. 
    Indien wijziging van de heffingsmaatstaf voor de in het eerste lid bedoelde belastingen in combinatie met het door de gemeente gehanteerde tarief tot een hogere opbrengst leidt dan, behoudens de areaalontwikkeling en de verhoging van het tarief met inachtneming van het derde lid, zonder die wijziging het geval zou zijn, wordt het tarief in het daarop volgende jaar zodanig gecorrigeerd dat ten minste de meeropbrengst wordt gecompenseerd.
  • 5. 
    De in het eerste lid genoemde tarieven kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
  • 6. 
    De in het derde lid genoemde tarieven kunnen jaarlijks bij ministeriële regeling worden gewijzigd aan de hand van de gemiddelde waardeontwikkeling van de onroerende zaken terzake waarvan de in het eerste lid bedoelde belastingen worden geheven.
  • 7. 
    Een krachtens het vijfde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van

wet wordt ingetrokken of indien een van de beide Kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.

E

Artikel 220g komt te luiden:

Artikel 220g

  • 1. 
    In afwijking van artikel 220f kan voor de gemeente waarvan de begroting, bedoeld in artikel 189, niet in evenwicht is en blijkens de meerjarenraming, bedoeld in artikel 190, niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht tot stand zal worden gebracht, tijdelijk een hoger tarief als maximumtarief worden vastgesteld.
  • 2. 
    De vaststelling van een hoger maximumtarief geschiedt door gedeputeerde staten, op aanvraag van het college van burgemeester en wethouders. Gedeputeerde staten kunnen aan het vaststellen van een hoger maximumtarief voorschriften verbinden.
  • 3. 
    Een besluit tot vaststelling van een hoger maximumtarief kan worden ingetrokken of een verhoging kan worden verminderd indien de financiële positie van de gemeente verbetert. Intrekking of vermindering vindt slechts plaats voor toekomstige jaren.
  • 4. 
    Indien op grond van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet aan de gemeente een aanvullende uitkering wordt verleend, kan bij dit besluit tevens een hoger maximumtarief worden vastgesteld. In dat geval vervalt het besluit van gedeputeerde staten tot vaststelling van een hoger maximumtarief.

F

Artikel 220h wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 220h

  • 1. 
    In het eerste lid wordt € 11 344,51 vervangen door € 12 000.
  • 2. 
    In het tweede lid wordt € 9,08 vervangen door € 10. G

Artikel 221 komt te luiden:

Artikel 221

  • 1. 
    Ter zake van binnen de gemeente gelegen woon- en bedrijfsruimten, welke duurzaam aan een plaats gebonden zijn en dienen tot permanente bewoning of permanent gebruik, doch niet onroerend zijn, kunnen de volgende belastingen worden geheven, te weten:
  • a. 
    een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar de ruimten die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken;
  • b. 
    een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar van de ruimten het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
  • 2. 
    Bij de toepassing van het eerste lid zijn de artikelen 220a, tweede lid, 220b, 220d, 220h en 220i alsmede het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste lid, onderdelen b en c, tweede lid, onderdelen b en c, en 22, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Het tarief van de in het eerste lid bedoelde belastingen is gelijk aan

het binnen de gemeente geldende tarief voor de onroerendezaak-belastingen.

  • 4. 
    De heffingsmaatstaf voor de in het eerste lid bedoelde belastingen is de waarde van de woon- of bedrijfsruimte zoals deze met overeenkomstige toepassing van de artikelen 17, 18, 19, eerste lid, onderdelen b en c, tweede lid, onderdelen b en c, en 22, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken is bepaald.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën,

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.