Voorstel van wet - Regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht)

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 29708 - Wet op het financieel toezicht i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht); Voorstel van wet  
Document­datum 03-08-2004
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST78729
Kenmerk 29708, nr. 2
Van Financiën (FIN)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2003–2004

29 708

Regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de hervorming van het

toezicht op de financiële markten naar een functioneel ingericht toezicht,

herziening van de wetgeving met betrekking tot dat toezicht noodzakelijk

maakt; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg

der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij

goedvinden en verstaan bij deze:

ALGEMEEN DEEL

HOOFDSTUK 1.1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1:1

  • 1. 
    In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
  • a. 
    aanbieden: [.];
  • b. 
    aanbieder: [.];
  • c. 
    accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
  • d. 
    adviseren: [.];
  • e. 
    Autoriteit Financiële Markten: de Stichting Autoriteit Financiële Markten;
  • f. 
    bank: [.];
  • g. 
    beheerder: [.];
  • h. 
    beheerder met zetel in een niet-aangewezen staat: [.];
  • i. 
    beheren van individuele vermogens: [.];
  • j. 
    beleggerscompensatiestelsel: [.];
  • k. 
    beleggingsmaatschappij: [.];
  • l. 
    beleggingsfonds: [.];
  • m. 
    beleggingsinstelling: [.];
  • n. 
    beleggingsobject: [.];
  • o. 
    beleggingsonderneming: [.]; .
  • p. 
    bemiddelaar: [.];
  • q. 
    bemiddelen: [.];
  • r. 
    besloten kring: [.];
  • s. 
    bewaarder: [.];
  • t. 
    bewaarder met zetel in een niet-aangewezen staat: [.];
  • u. 
    bewindvoerder: [.];
  • v. 
    bijkantoor: een duurzaam in andere staat dan de staat van de zetel aanwezig onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid van een financiële onderneming;
  • w. 
    centrale kredietinstelling: [.];
  • x. 
    clearinginstelling: [.];
  • y. 
    clearinginstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: [.];
  • z. 
    cliënt: [.];

aa. communautaire co-assurantie: [.];

bb. concern: [.];

cc. deelnemer: [.];

dd. depositogarantiestelsel: [.];

ee. duurzame drager: [.];

ff. effect: [.];

gg. effectief kredietvergoedingspercentage: [.];

hh. elektronisch geld: een geldswaarde die is opgeslagen op een elektronische drager of die op afstand is opgeslagen in een centrale rekeningadministratie;

  • ii. 
    elektronischgeldinstelling: [.];

jj. erkende markt in financiële instrumenten: [.];

kk. financiële dienst: [.];

ll. financiële dienstverlener: [.];

mm. financieel instrument: [.];

nn. financieel product: [.];

oo. financiële instelling: [.];

pp. financiële onderneming:

1°. een beheerder als bedoeld in onderdeel g;

2°. een beleggingsinstelling als bedoeld in onderdeel m;

3°. een beleggingsonderneming als bedoeld in onderdeel o;

4°. een bewaarder als bedoeld in onderdeel s;

5°. een clearinginstelling als bedoeld in onderdeel x;

6°. een financiële dienstverlener als bedoeld in onderdeel ll;

7°. een financiële instelling als bedoeld in onderdeel oo;

8°. een kredietinstelling als bedoeld in onderdeel yy;

9°. een verzekeraar als bedoeld in onderdeel oooo;

qq. gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste 10 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste 10 procent van de stemrechten in een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming. Bij het bepalen van het aantal stemrechten, dat iemand in een onderneming heeft, worden tot diens stemrechten mede gerekend de stemrechten waarover hij beschikt of geacht wordt te beschikken op grond van [artikel 3: .];

rr. gemeentelijke kredietbank: [.];

ss. gereglementeerde markt: [.];

tt. gevolmachtigde agent: [.];

uu. grote risico’s: [.];

  • vv. 
    herverzekeringsbemiddelen: [.];

ww. herverzekeraar: [.];

  • xx. 
    krediet: [.];

yy. kredietinstelling: [.];

zz. levensverzekeraar: [.];

aaa. levensverzekering: [.];

bbb. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

ccc. lidstaat van herkomst: [.];

ddd. lidstaat van ontvangst: [.];

eee. liquidatieprocedure: [.];

fff. markt in financiële instrumenten: [.];

ggg. natura-uitvaartverzekeraar: [.];

hhh. natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet aangewezen staat: [.];

  • iii. 
    natura-uitvaartverzekering: [.];

jjj. Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

kkk. onderbemiddelaar: [.];

lll. ondergevolmachtigde agent: [.];

mmm. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

nnn. opvanginstelling: [.];

ooo. overeenkomst op afstand: [.];

ppp. premie: [.];

qqq. professionele belegger: [.];

rrr. professionele marktpartij: [.];

sss. reclame-uitingen: [.];

ttt. registerhouder:

1°. voor zover het register betrekking heeft op financiële ondernemingen die werkzaamheden mogen verrichten ingevolge het Deel Prudentieel toezicht: de Nederlandsche Bank;

2°. voor zover het register betrekking heeft op financiële ondernemingen die werkzaamheden mogen verrichten ingevolge het Deel Gedragstoezicht: de Autoriteit Financiële Markten;

uuu. richtlijn banken: [.];

  • vvv. 
    richtlijn beleggingsdiensten: [.];

www. richtlijn beleggingsinstellingen: [.];

  • xxx. 
    richtlijn kapitaaltoereikendheid: [.];

yyy. richtlijn prospectus: [.];

zzz. richtlijn verzekeringsbemiddeling: [.];

aaaa. saneringsmaatregel: [.];

bbbb. schadeverzekeraar: [.];

cccc. schadeverzekering: [.];

dddd. staat waar het risico is gelegen: [.];

eeee. techniek voor communicatie op afstand: [.];

ffff. toezichthoudende instantie: een buitenlandse overheidsinstantie of een buitenlandse van overheidswege aangewezen instantie, die is belast met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn;

gggg. toezichthouder: de Autoriteit Financiële Markten of de Neder-landsche Bank, ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht overeenkomstig artikel 1:8 onderscheidenlijk artikel 1:7;

hhhh. uitgevende instelling: [.];

  • iiii. 
    vangnetregeling: [.];

jjjj. verbonden bemiddelaar: [.];

kkkk. vermogensbeheerder: [.];

llll. verrichten van diensten: het in een staat, zonder gebruikmaking van een bijkantoor in die staat, verrichten dan wel aanbieden van werkzaamheden door een financiële onderneming die geen zetel heeft in die staat, onverminderd het bepaalde in [de artikelen 2:.];

mmmm. vertegenwoordiger: [.];

nnnn. vertrouwenscommissie: [.];

oooo. verzekeraar: [.];

pppp. verzekering: [.];

qqqq. vestiging: [.];

rrrr. vordering uit hoofde van verzekering: [.];

ssss. zetel: de plaats waar een onderneming volgens haar statuten of reglementen is gevestigd of, indien zij geen rechtspersoon is, de plaats waar die onderneming haar hoofdvestiging heeft.

  • 2. 
    Voor de toepassing van het bij en krachtens deze wet bepaalde wordt onder financiële onderneming mede verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die behoort tot een van de in het eerste lid, onderdeel pp, onder 1° tot en met 9°, genoemde categorieën en die niet tot doel heeft het maken van winst.

Artikelen 1:2–1:6

[gereserveerd voor reikwijdtebepalingen]

Artikel 1:7

  • 1. 
    Prudentieel toezicht is gericht op de soliditeit van financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector.
  • 2. 
    De Nederlandsche Bank heeft, op de grondslag van het bij of krachtens dit deel en het Deel Prudentieel toezicht bepaalde, tot taak het prudentieel toezicht op de financiële markten uit te oefenen.

Artikel 1:8

  • 1. 
    Gedragstoezicht is gericht op ordelijke en transparante financiële-marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten.
  • 2. 
    De Autoriteit Financiële Markten heeft, op de grondslag van het bij of krachtens dit deel en het Deel Gedragstoezicht bepaalde, tot taak het gedragstoezicht op de financiële markten uit te oefenen.

Artikel 1:9

  • 1. 
    Het bestuur van de Autoriteit Financiële Markten bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden. De voorzitter en de andere leden van het bestuur worden bij koninklijk besluit benoemd. Elke benoeming geschiedt voor ten hoogste vier jaren. De raad van toezicht kan voor elke benoeming van een lid van het bestuur een niet-bindende voordracht bij Onze Minister indienen. Herbenoeming is onbeperkt mogelijk.
  • 2. 
    De voorzitter en de andere leden van het bestuur kunnen door Onze Minister worden geschorst of bij koninklijk besluit worden ontslagen, indien zij niet meer voldoen aan de eisen voor de uitoefening van hun functie of daarin op ernstige wijze zijn tekortgeschoten. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek.
  • 3. 
    Onze Minister draagt zorg voor de mededeling in de Staatscourant van de in dit artikel bedoelde benoemingen, schorsingen en ontslagen.

Artikel 1:10

  • 1. 
    De Autoriteit Financiële Markten heeft een raad van toezicht.
  • 2. 
    De raad van toezicht ziet toe op het doelmatig en doeltreffend functioneren van het bestuur, in het bijzonder ten aanzien van het financieel beheer, en staat het bestuur met raad terzijde.
  • 3. 
    De raad van toezicht bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden. De voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht worden door Onze Minister benoemd. Elke benoeming geschiedt voor ten hoogste vier jaren. De raad van toezicht kan voor elke benoeming een niet-bindende voordracht bij Onze Minister indienen. Herbenoeming kan tweemaal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.
  • 4. 
    De voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht kunnen door Onze Minister worden geschorst en ontslagen wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek.
  • 5. 
    Onze Minister draagt zorg voor de mededeling in de Staatscourant van de in dit artikel bedoelde benoemingen, schorsingen en ontslagen.

Artikel 1:11

  • 1. 
    Indien krachtens deze wet aan de toezichthouder de bevoegdheid wordt toegekend om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen, gaat de toezichthouder daartoe niet over dan nadat hij een daarvoor in aanmerking komende representatieve vertegenwoordiging van onder zijn toezicht staande ondernemingen heeft geraadpleegd.
  • 2. 
    De toezichthouder stelt Onze Minister onverwijld in kennis van door hem vastgestelde algemeen verbindende voorschriften.

Artikel 1:12

  • 1. 
    Indien de door de toezichthouder vastgestelde algemeen verbindende voorschriften naar het oordeel van Onze Minister in strijd zijn met de wet, een verdrag of een bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, en de toezichthouder de geconstateerde onvolkomenheid na overleg niet heeft weggenomen, stelt Onze Minister bij ministeriële regeling regels voor het desbetreffende onderwerp, onder gelijktijdige intrekking van de door de toezichthouder voor het desbetreffende onderwerp vastgestelde algemeen verbindende voorschriften.
  • 2. 
    Indien de door de toezichthouder vastgestelde algemeen verbindende voorschriften een onredelijke belasting voor de financiële markten tot gevolg hebben, en de toezichthouder de geconstateerde onvolkomenheid na overleg niet heeft weggenomen, kan Onze Minister bij ministeriële regeling regels stellen voor het desbetreffende onderwerp, onder gelijktijdige intrekking van de door de toezichthouder voor het desbetreffende onderwerp vastgestelde algemeen verbindende voorschriften.
  • 3. 
    Indien Onze Minister op grond van het eerste of tweede lid voorschriften vaststelt doet hij zo spoedig mogelijk een voordracht tot wijziging van de desbetreffende algemene maatregel van bestuur.

HOOFDSTUK 1.2 REKENING EN VERANTWOORDING

Artikel 1:13

  • 1. 
    De toezichthouder stelt jaarlijks een begroting op van de in het daaropvolgende jaar te verwachten baten en lasten, investeringsuitgaven alsmede inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. De begroting wordt op een zodanige wijze opgesteld dat de lasten en de uitgaven structureel worden gedekt door de baten en de inkomsten.
  • 2. 
    De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien.
  • 3. 
    Tenzij de werkzaamheden waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar en de laatste jaarrekening of verantwoording waarmee Onze Minister heeft ingestemd.
  • 4. 
    De toezichthouder zendt de begroting voor 1 december van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar ter instemming aan Onze Minister.
  • 5. 
    De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ingeval van gebleken strijdigheid wordt instemming niet onthouden dan nadat de toezichthouder in de gelegenheid is gesteld de begroting aan te passen, binnen een door de Onze Minister te stellen redelijke termijn.
  • 6. 
    De toezichthouder doet onverwijld na instemming mededeling van de begroting in de Staatscourant en houdt deze gedurende een jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.
  • 7. 
    Wanneer Onze Minister niet voor 1 januari van het jaar waarop deze

betrekking heeft met de begroting heeft ingestemd, kan de toezichthouder, in het belang van een juiste uitvoering van zijn taak, voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten hoogste vier twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen in de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.

Artikel 1:14

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de toezichthouder daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 1:15

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting.

Artikel 1:16

  • 1. 
    De Autoriteit Financiële Markten stelt jaarlijks een jaarrekening op van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
  • 2. 
    De jaarrekening van de Autoriteit Financiële Markten, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ingericht.
  • 3. 
    De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Autoriteit Financiële Markten aangewezen accountant.
  • 4. 
    De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, een verslag van zijn bevindingen omtrent de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de Autoriteit Financiële Markten uit hoofde van deze wet.
  • 5. 
    De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de Autoriteit Financiële Markten uit hoofde van deze wet voldoen aan eisen van doelmatigheid.
  • 6. 
    De Autoriteit Financiële Markten zendt de jaarrekening voor 1 mei van het op het boekjaar volgende jaar ter instemming aan Onze Minister.
  • 7. 
    De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
  • 8. 
    De Autoriteit Financiële Markten doet onverwijld na instemming mededeling van de jaarrekening in de Staatscourant en houdt deze gedurende een jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.

Artikel 1:17

  • 1. 
    De Nederlandsche Bank stelt jaarlijks een verantwoording op van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
  • 2. 
    De verantwoording gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Nederlandsche Bank aangewezen accountant.
  • 3. 
    De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, een verslag van zijn bevindingen omtrent de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de Nederlandsche Bank uit hoofde van deze wet.
  • 4. 
    De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de Nederlandsche Bank uit hoofde van deze wet voldoen aan eisen van doelmatigheid.
  • 5. 
    De Nederlandsche Bank zendt de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, voor 1 mei van het op het boekjaar volgende jaar ter instemming aan Onze Minister.
  • 6. 
    De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
  • 7. 
    De Nederlandsche Bank doet onverwijld na instemming mededeling van de verantwoording in de Staatscourant en houdt deze gedurende een jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.

Artikel 1:18

  • 1. 
    Het verschil tussen de aan het eind van een begrotingsjaar gerealiseerde baten van de toezichthouder en de gerealiseerde lasten van de toezichthouder vormt het exploitatiesaldo.
  • 2. 
    Indien in enig boekjaar een exploitatiesaldo ontstaat en de toezichthouder dit exploitatiesaldo wil betrekken bij de in het lopende jaar in rekening te brengen kosten als bedoeld in artikel 1:23, doet de toezichthouder daaromtrent een voorstel in de jaarrekening of de verantwoording.

Artikel 1:19

  • 1. 
    De toezichthouder stelt jaarlijks een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het daartoe gevoerde beleid uit hoofde van deze wet in het voorafgaande jaar. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg.
  • 2. 
    De toezichthouder zendt het jaarverslag voor 1 mei aan Onze Minister. Onze Minister zendt een afschrift van het jaarverslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
  • 3. 
    De toezichthouder houdt het jaarverslag op elektronische wijze ter inzage.

Artikel 1:20

  • 1. 
    De toezichthouder legt een voorgenomen statutenwijziging ter voorafgaande instemming voor aan Onze Minister. De artikelen 10:29 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
  • 2. 
    De instemming, bedoeld in het eerste lid, kan worden geweigerd:
  • a. 
    indien de statuten na wijziging onvoldoende zijn afgestemd op het in deze wet bepaalde;
  • b. 
    indien de statuten na wijziging onvoldoende waarborgen bieden voor een onafhankelijke taakvervulling door de toezichthouder;
  • c. 
    wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 1:21

  • 1. 
    De toezichthouder draagt met betrekking tot de uitvoering van zijn taak op grond van deze wet zorg voor:
  • a. 
    een tijdige voorbereiding en uitvoering;
  • b. 
    de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;
  • c. 
    de zorgvuldige behandeling van een ieder die met hem in aanraking komt;
  • d. 
    de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten die worden ontvangen.
  • 2. 
    De toezichthouder treft voorzieningen, waardoor een ieder die met hem in aanraking komt in de gelegenheid is voorstellen tot verbetering van werkwijzen en procedures te doen.
  • 3. 
    In het jaarverslag, bedoeld in artikel 1:19, doet de toezichthouder verslag van hetgeen tot uitvoering van het eerste en het tweede lid is verricht.

Artikel 1:22

  • 1. 
    De toezichthouder organiseert overleg over:
  • a. 
    de door de toezichthouder op te stellen begroting;
  • b. 
    de door de toezichthouder gerealiseerde baten en lasten alsmede inkomsten en uitgaven, en verrichte werkzaamheden;
  • c. 
    de kosten voor ondernemingen die verband houden met de uitvoering van zijn taak op grond van deze wet en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
  • 2. 
    Het overleg wordt gevoerd door de toezichthouder en een daarvoor in aanmerking komende representatieve vertegenwoordiging van de onder zijn toezicht staande ondernemingen. De toezichthouder kan tevens daarvoor in aanmerking komende cliëntenorganisaties toelaten tot het overleg. Onze Minister wijst ambtenaren aan die namens hem het overleg bijwonen.
  • 3. 
    Het overleg vindt tweemaal per jaar plaats.
  • 4. 
    De toezichthouder maakt het verslag van het overleg binnen een redelijke termijn na het overleg openbaar.

Artikel 1:23

  • 1. 
    De toezichthouder brengt jaarlijks de kosten van de werkzaamheden die hij verricht in verband met de uitvoering van zijn taak op grond van deze wet in rekening bij de ondernemingen ten aanzien waarvan die werkzaamheden worden verricht, voor zover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting. Tot de kosten behoren onder meer de kosten die hij ter voorbereiding op de uitvoering van nieuwe onderdelen van zijn taak heeft gemaakt, voordat deze aan hem werden opgedragen.
  • 2. 
    De kosten worden gebaseerd op de begroting waarmee Onze Minister heeft ingestemd en op het exploitatiesaldo indien Onze Minister heeft ingestemd met de jaarrekening of de verantwoording waarin een voorstel als bedoeld in artikel 1:18, tweede lid, is opgenomen.
  • 3. 
    Op de begrote kosten worden de opbrengsten uit boetes en verbeurde dwangsommen, voor zover de hieraan ten grondslag liggende besluiten van de toezichthouder in het voorafgaande jaar onherroepelijk zijn geworden, in mindering gebracht.
  • 4. 
    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste tot en met derde lid. Deze regels hebben onder meer betrekking op de toerekening van toezicht-handelingen aan ondernemingen.
  • 5. 
    Bij ministeriële regeling worden de tarieven vastgesteld op basis waarvan de kosten, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, worden doorberekend.

Artikel 1:24

De toezichthouder verstrekt Onze Minister desgevraagd inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van algemene beleidsvoornemens en voorgenomen wettelijke voorschriften, voor zover deze betrekking hebben op het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht ingevolge deze wet.

Artikel 1:25

  • 1. 
    Onze Minister kan aan de toezichthouder de gegevens of inlichtingen vragen die nodig zijn voor een onderzoek naar de toereikendheid van deze wet of de wijze waarop de toezichthouder deze wet uitvoert of heeft uitgevoerd, indien dat ter wille van het toezicht nodig blijkt.
  • 2. 
    De toezichthouder verstrekt aan Onze Minister de in het eerste lid bedoelde gegevens of inlichtingen, tenzij het vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betreft in de zin van artikel 1:72, eerste lid, die:
  • a. 
    betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon, met uitzondering

van gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke financiële onderneming:

1°. die een vergunning als bedoeld in [de artikelen 2:. en 3:.] heeft verkregen of een financiële onderneming die een verklaring van onder toezichtstelling als bedoeld in [artikel 2:.] heeft verkregen of waarvan die vergunning onderscheidenlijk die verklaring is ingetrokken of vervallen; en

2°. ten aanzien waarvan surséance van betaling is verleend, of overeenkomstig [artikel 2:.] de noodregeling is uitgesproken of die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden;

  • b. 
    betrekking hebben op ondernemingen die betrokken zijn of zijn geweest bij een poging een financiële onderneming in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten; of
  • c. 
    zijn ontvangen van een toezichthoudende instantie of zijn verkregen naar aanleiding van een verificatie bij een in een andere staat gelegen bijkantoor van een in Nederland gevestigde financiële onderneming, en niet de uitdrukkelijke instemming is verkregen van die toezichthoudende instantie of van de toezichthoudende instantie van de staat waar de verificatie ter plaatse is verricht.
  • 3. 
    Onze Minister kan een derde opdragen de gegevens of inlichtingen die hem ingevolge het tweede lid zijn verstrekt te onderzoeken en aan hem verslag uit te brengen. Tevens kan Onze Minister de derde die in zijn opdracht handelt, machtigen namens hem gegevens of inlichtingen in te winnen, in welk geval het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing zijn.
  • 4. 
    Onze Minister gebruikt de gegevens of inlichtingen die hij ingevolge het tweede of derde lid heeft verkregen uitsluitend voor het vormen van zijn oordeel over de toereikendheid van deze wet of de wijze waarop de toezichthouder deze wet uitvoert of heeft uitgevoerd.
  • 5. 
    Onze Minister en degenen die in zijn opdracht handelen zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van het tweede lid ontvangen gegevens of inlichtingen.
  • 6. 
    Niettegenstaande het vierde en vijfde lid kan Onze Minister de aan de gegevens of inlichtingen ontleende bevindingen en de daaruit getrokken conclusies aan de beide kamers der Staten-Generaal mededelen en de conclusies in algemene zin uit het onderzoek openbaar maken.
  • 7. 
    De Wet openbaarheid van bestuur en de Wet Nationale ombudsman zijn niet van toepassing met betrekking tot de in dit artikel bedoelde gegevens of inlichtingen die Onze Minister of de in zijn opdracht werkende derde onder zich heeft.

Artikel 1:26

  • 1. 
    Indien naar het oordeel van Onze Minister de toezichthouder zijn taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.
  • 2. 
    Ter uitvoering van het eerste lid kan Onze Minister besluiten een of meer onderdelen van de taak van de toezichthouder zelf uit te voeren of door de andere toezichthouder te laten uitvoeren. Alsdan komen de desbetreffende bevoegdheden van de toezichthouder toe aan Onze Minister onderscheidenlijk aan de andere toezichthouder.
  • 3. 
    De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat de toezichthouder in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog zijn taak naar behoren uit te voeren.
  • 4. 
    Onze Minister stelt de Tweede Kamer der Staten-Generaal onverwijld in kennis van door hem op grond van het eerste lid getroffen voorzieningen.

Artikel 1:27

  • 1. 
    Onze Minister zendt drie jaar na inwerkingtreding van deze wet en vervolgens elke vijf jaar een verslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de toezichthouders.
  • 2. 
    De toezichthouders verstrekken desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen ten behoeve van het verslag.

Artikel 1:28

Tegen besluiten van Onze Minister inzake instemming met de begroting, de jaarrekening of de verantwoording kan geen beroep worden ingesteld als bedoeld in artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 1.3 SAMENWERKING TOEZICHTHOUDERS

Afdeling 1.3.1 Samenwerking toezichthouders nationaal

[gereserveerd]

Afdeling 1.3.2 Samenwerking met andere lidstaten algemeen [gereserveerd]

HOOFDSTUK 1.4 TOEZICHT EN HANDHAVING Afdeling 1.4.1 Toezicht op de naleving Artikel 1:56

  • 1. 
    Met het toezicht op de naleving van de bij en krachtens deze wet gestelde regels zijn belast de bij besluit van de toezichthouder aangewezen personen.
  • 2. 
    Van een besluit als bedoeld in het vorige lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 1:57

De personen, bedoeld in artikel 1:56, eerste lid, beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Afdeling 1.4.2 Handhaving

Artikel 1:58

  • 1. 
    De toezichthouder kan een financiële onderneming, een vertegenwoordiger van een verzekeraar als bedoeld in [artikel 2: .] of een houder van een verklaring van geen bezwaar ingevolge [artikel 2:.], die niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, door middel van het geven van een aanwijzing verplichten om binnen een door de toezichthouder gestelde redelijke termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aan te geven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.
  • 2. 
    De toezichthouder kan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid eveneens aan een financiële onderneming geven indien hij tekenen ontwaart van een ontwikkeling die het eigen vermogen, de solvabiliteit, de liquiditeit of de bedrijfsvoering van die financiële onderneming in gevaar kunnen brengen.

Artikel 1:59

  • 1. 
    De toezichthouder kan, indien een financiële onderneming [de artikelen .] niet naleeft, een of meer personen benoemen als curator ten aanzien van alle of bepaalde organen of vertegenwoordigers van die financiële onderneming. Het benoemingsbesluit bevat onder meer een aanduiding van de belangen waardoor de curator zich dient te laten leiden. De toezichthouder benoemt de curator voor ten hoogste twee jaren, met de mogelijkheid om deze termijn telkens voor ten hoogste een jaar te verlengen; de verlenging wordt terstond van kracht. Met ingang van het tijdstip waarop het besluit tot benoeming van de curator aan de financiële onderneming is bekendgemaakt mogen de betreffende organen of vertegenwoordigers hun bevoegdheden slechts uitoefenen na goedkeuring door de curator en met inachtneming van de opdrachten van de curator. Het in de eerste volzin bedoelde besluit kan de toezichthouder nemen indien:
  • a. 
    niet of niet volledig binnen de gestelde termijn aan een door hem gegeven aanwijzing als bedoeld in artikel 1:58 gevolg is gegeven;
  • b. 
    bijzondere gebeurtenissen een adequate functionering van de financiële onderneming zodanig in gevaar brengen dat versterking van de organen van de financiële onderneming wenselijk is; of
  • c. 
    de toezichthouder bij de financiële onderneming tekenen ontwaart van een ontwikkeling, die het eigen vermogen, de solvabiliteit, of de liquiditeit van de financiële onderneming zodanig in gevaar brengt dat onverwijld ingrijpen noodzakelijk is.
  • 2. 
    Na de benoeming van een curator:
  • a. 
    verlenen de organen en de vertegenwoordigers van de financiële onderneming de curator alle medewerking;
  • b. 
    kan de toezichthouder de betrokken organen of vertegenwoordigers van de financiële onderneming toestaan bepaalde rechtshandelingen zonder goedkeuring te verrichten;
  • c. 
    kan de toezichthouder te allen tijde de door hem aangewezen curator vervangen;
  • d. 
    is voor schade ten gevolge van handelingen, welke zijn verricht in strijd met een besluit als bedoeld in het eerste lid, elke persoon die deel uitmaakt van het orgaan van de financiële onderneming dat deze handelingen verrichtte, hoofdelijk aansprakelijk tegenover de financiële onderneming, tenzij het verrichten van deze handelingen niet aan hem is te verwijten en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden;
  • e. 
    zijn de handelingen, bedoeld onder d, voor zover deze rechtshandelingen zijn, vernietigbaar, indien de wederpartij wist of behoorde te weten dat de vereiste goedkeuring ontbrak.
  • 3. 
    Zodra de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c, niet langer aanwezig is, trekt de toezichthouder het besluit tot benoeming van de curator in. De toezichthouder maakt het besluit tot intrekking onverwijld bekend aan de financiële onderneming.

Artikel 1:60

  • 1. 
    Indien een accountant of actuaris niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat deze zijn taak met betrekking tot de financiële onderneming naar behoren zal kunnen vervullen, kan de toezichthouder ten aanzien van deze accountant of actuaris bepalen dat hij niet langer bevoegd is de in deze wet bedoelde verklaringen met betrekking tot die financiële onderneming af te leggen.
  • 2. 
    De toezichthouder maakt het besluit, bedoeld in het eerste lid, bekend aan de financiële onderneming.

Artikel 1:61

  • 1. 
    De toezichthouder kan een last onder dwangsom opleggen terzake van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens [de artikelen 2:. en 3:.] van deze wet en artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
  • 2. 
    Ten aanzien van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is artikel 5:32, tweede tot en met vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
  • 3. 
    Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1:62

  • 1. 
    De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen terzake van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens [de artikelen 2:. en 3:.] van deze wet en van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
  • 2. 
    De bestuurlijke boete komt toe aan de toezichthouder die de boete heeft opgelegd.
  • 3. 
    Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1:63

  • 1. 
    Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 900 000 bedraagt.
  • 2. 
    De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete.
  • 3. 
    De toezichthouder kan het bedrag van de bestuurlijke boete lager stellen dan in de algemene maatregel van bestuur is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval onevenredig hoog is.

Artikel 1:64

Degene jegens wie de toezichthouder een handeling heeft verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de toezichthouder hem wegens een overtreding een bestuurlijke boete zal opleggen, is niet verplicht ter zake daarvan enige inlichting te verstrekken. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 1:65

  • 1. 
    Indien de toezichthouder voornemens is een bestuurlijke boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
  • 2. 
    In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt de toezichthouder de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Artikel 1:66

  • 1. 
    De toezichthouder legt de bestuurlijke boete op bij beschikking.
  • 2. 
    De beschikking vermeldt in elk geval:
  • a. 
    het feit terzake waarvan de bestuurlijke boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
  • b. 
    het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
  • c. 
    de termijn, bedoeld in artikel 1:67, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 1:67

  • 1. 
    De bestuurlijke boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
  • 2. 
    De bestuurlijke boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken.
  • 3. 
    Indien de bestuurlijke boete niet tijdig is betaald, stuurt de toezichthouder schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het vierde lid zal worden ingevorderd.
  • 4. 
    Bij gebreke van tijdige betaling kan de toezichthouder de bestuurlijke boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
  • 5. 
    Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaar-dersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
  • 6. 
    Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de toezichthouder die de bestuurlijke boete heeft opgelegd.
  • 7. 
    Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningen-rechter van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
  • 8. 
    Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de bestuurlijke boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 1:68

  • 1. 
    De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de overtreder een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
  • 2. 
    Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 1:62 vervalt, indien de toezichthouder ter zake van hetzelfde feit reeds een bestuurlijke boete heeft opgelegd.

Artikel 1:69

  • 1. 
    De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
  • 2. 
    De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Artikel 1:70

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een bestuurlijke boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Afdeling 1.4.3 Overige bepalingen

Artikel 1:71

  • 1. 
    De toezichthouder kan ten behoeve van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels van een ieder inlichtingen vorderen.
  • 2. 
    De artikelen 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 1.5 GEHEIMHOUDINGSPLICHT EN UITZONDERINGSBEPALINGEN

Afdeling 1.5.1 Geheimhoudingsplicht en informatieverstrekking

Artikel 1:72

  • 1. 
    Het is een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld, verboden van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen die ingevolge deze wet dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn verstrekt of verkregen of van een persoon of instantie als bedoeld in artikel 1:73, eerste lid, onderscheidenlijk 1:74, eerste lid, zijn ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitvoering van zijn taak of door deze wet wordt geëist.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid kan de toezichthouder met gebruikmaking van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van zijn taak op grond van deze wet, mededelingen doen, indien deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke personen of ondernemingen.

Artikel 1:73

  • 1. 
    De toezichthouder kan, in afwijking van artikel 1:72, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van zijn taak op grond van deze wet, verstrekken aan de andere toezichthouder of een toezichthoudende instantie, tenzij:
  • a. 
    het doel waarvoor de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
  • b. 
    het beoogde gebruik van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn;
  • c. 
    de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;
  • d. 
    de geheimhouding van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
  • e. 
    de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
  • f. 
    onvoldoende is gewaarborgd dat de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
  • 2. 
    Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een toezichthoudende instantie, verstrekt de toezichthouder deze niet aan de andere toezichthouder of aan een andere toezichthoudende instantie, tenzij de toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
  • 3. 
    Indien een toezichthoudende instantie aan de toezichthouder die de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van het eerste of tweede lid heeft verstrekt, verzoekt om die vertrouwelijke gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de toezichthouder dat verzoek slechts in:
  • a. 
    indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste of tweede lid; of
  • b. 
    voor zover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien vanuit Nederland met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en
  • c. 
    na overleg met Onze Minister van Justitie indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.
  • 4. 
    De Autoriteit Financiële Markten dan wel het organisatieonderdeel van de Nederlandsche Bank dat is belast met de in artikel 1:7 genoemde taak kan vertrouwelijke informatie of gegevens verstrekken aan het organisatieonderdeel van de Nederlandsche Bank dat is belast met het vervullen van haar monetaire taak, voor zover de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van die taak.
  • 5. 
    Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op het uitwisselen van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen tussen de met verschillende taken belaste organisatieonderdelen van de toezichthouder. De toezichthouder waarborgt dat bovenstaande informatie-uitwisseling plaatsvindt met inachtneming van het geheimhoudingsregime dat ingevolge Europese richtlijnen op de desbetreffende gegevens of inlichtingen van toepassing is.

Artikel 1:74

  • 1. 
    De toezichthouder kan, in afwijking van artikel 1:72, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, aan de in de onderdelen a tot en met f genoemde personen verstrekken voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun taak:
  • a. 
    een rechter-commissaris die is benoemd op grond van artikel 64 van de Faillissementswet;
  • b. 
    een rechter-commissaris die is benoemd ingeval een machtiging is verleend als bedoeld in [artikel .];
  • c. 
    een rechter-commissaris die is benoemd ingeval een machtiging is verleend als bedoeld in [artikel .], vanaf het moment waarop activa van de desbetreffende financiële onderneming te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden van de desbetreffende onderneming;
  • d. 
    een curator die is benoemd in het faillissement van een financiële onderneming;
  • e. 
    een bewindvoerder die is benoemd ingeval een machtiging is verleend als bedoeld in [artikel 2:.];
  • f. 
    een bewindvoerder die is benoemd ingeval een machtiging is verleend als bedoeld in [artikel 2:.], vanaf het moment waarop activa van de desbetreffende financiële onderneming te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden van de desbetreffende onderneming.
  • 2. 
    De toezichthouder verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid:
  • a. 
    indien de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
  • b. 
    indien de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zijn verkregen van de andere toezichthouder of een toezichthoudende instantie, en deze andere toezichthouder of die toezichthoudende instantie niet instemt met het verstrekken van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen.
  • 3. 
    De curator die is benoemd in het faillissement van een financiële onderneming kan, in afwijking van artikel 1:72, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid verstrekken aan de rechtbank voor zover die geen betrekking hebben op een onderneming die betrokken is of betrokken is geweest bij een poging de failliete onderneming in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten.
  • 4. 
    Artikel 1:72, eerste lid, laat onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering welke betrekking hebben op het als getuige of als partij in een comparitie van partijen dan wel als deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring omtrent gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling

van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak, voor zover het gaat om vertrouwelijke gegevens of inlichtingen omtrent een financiële onderneming die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden. De vorige volzin is niet van toepassing op vertrouwelijke gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op een onderneming die betrokken is of betrokken is geweest bij een poging de desbetreffende onderneming in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten.

Artikel 1:75

  • 1. 
    De toezichthouder kan, in afwijking van artikel 1:72, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, aan de in de onderdelen a tot en met d genoemde personen verstrekken voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van diens taak:
  • a. 
    een rechter-commissaris die is benoemd op grond van artikel 223a Faillissementswet;
  • b. 
    een rechter-commissaris die is benoemd ingeval een machtiging is verleend als bedoeld in [artikel 2:.];
  • c. 
    een bewindvoerder die is benoemd om met de schuldenaar het beheer van diens zaken te voeren;
  • d. 
    een bewindvoerder aan wie een machtiging is verleend als bedoeld in [artikel 2:.].
  • 2. 
    De toezichthouder verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid:
  • a. 
    indien de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
  • b. 
    indien de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zijn verkregen van de andere toezichthouder of een toezichthoudende instantie, en deze andere toezichthouder of die toezichthoudende instantie niet instemt met het verstrekken van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen.
  • 3. 
    De bewindvoerder, benoemd op grond van [artikel .], mag ingeval een machtiging is verleend als bedoeld in [artikel .], dan wel, ingeval een machtiging is verleend als bedoeld in [artikel .], vanaf het moment waarop activa van de desbetreffende onderneming te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden van de desbetreffende onderneming, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid, verstrekken aan de rechtbank.
  • 4. 
    Artikel 1:72, eerste lid, laat onverlet de toepasselijkheid van artikel 66 van de Faillissementswet dat betrekking heeft op het als getuige of als partij in een comparitie van partijen dan wel als deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring omtrent gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak, voor zover het gaat om vertrouwelijke gegevens of inlichtingen omtrent een financiële onderneming die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden. De vorige volzin is niet van toepassing op vertrouwelijke gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op een onderneming die betrokken is of betrokken is geweest bij een poging de desbetreffende onderneming in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten.

Artikel 1:76

  • 1. 
    De toezichthouder kan, in afwijking van artikel 1:72, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan een instantie die is belast met de uitoefening van strafvorderlijke bevoegdheden of aan een deskundige die door een dergelijke instantie met een opdracht is belast, voor zover de verlangde gegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die opdracht.
  • 2. 
    Indien de instantie, bedoeld in het eerste lid, het voornemen heeft

toepassing te geven aan de bevoegdheid tot het bij de toezichthouder vorderen van de uitlevering van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp of aan de bevoegdheid tot het vorderen van de inzage of een afschrift van bescheiden als bedoeld in artikel 96a, 105 of 126a van het Wetboek van Strafvordering, of artikel 18 of 19 van de Wet op de economische delicten, en de vordering betreft vertrouwelijke gegevens of inlichtingen als bedoeld in artikel 1:72, eerste lid, stelt die instantie voorafgaand aan de uitoefening van haar bevoegdheid de toezichthouder in de gelegenheid zijn zienswijze hierover kenbaar te maken.

Artikel 1:77

  • 1. 
    De toezichthouder kan, in afwijking van artikel 1:72, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:
  • a. 
    de Europese Centrale Bank, een buitenlandse nationale centrale bank of een andere buitenlandse instantie die is belast met een soortgelijke taak, handelend in haar hoedanigheid van monetaire autoriteit, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van haar monetaire taak;
  • b. 
    een accountant die is belast met de wettelijke controle van de jaarrekening van een financiële onderneming, voor zover de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betrekking hebben op die financiële onderneming en noodzakelijk zijn voor de controle;
  • c. 
    een actuaris die is belast met de wettelijke controle van een financiële onderneming, voor zover de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betrekking hebben op die financiële onderneming en noodzakelijk zijn voor de controle; of
  • d. 
    aan de houder van een op grond van [artikel .] erkende markt in financiële instrumenten met het oog op de controle op de naleving van de voor die markt te hanteren regels.
  • 2. 
    De toezichthouder verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van het eerste lid indien:
  • a. 
    het doel waarvoor de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
  • b. 
    het beoogde gebruik van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn;
  • c. 
    de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;
  • d. 
    de geheimhouding van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
  • e. 
    de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
  • f. 
    onvoldoende is gewaarborgd dat de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
  • 3. 
    Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een toezichthoudende instantie, verstrekt de toezichthouder deze niet aan de andere toezichthouder of aan een andere toezichthoudende instantie, tenzij de toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
  • 4. 
    Indien een instantie of persoon als bedoeld in het eerste lid aan de toezichthouder die de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van dat lid heeft verstrekt, verzoekt om die vertrouwelijke gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de toezichthouder dat verzoek slechts in:
  • a. 
    indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste, tweede lid of derde lid; of
  • b. 
    voor zover die instantie of persoon op een andere wijze dan in deze wet voorzien met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en
  • c. 
    na overleg met Onze Minister van Justitie indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.

Afdeling 1.5.2 Publicatiemogelijkheden

Artikel 1:78 tot en met 1:81

[gereserveerd]

HOOFDSTUK 1.6 PROCEDURES Afdeling 1.6.1 Vergunningen Artikel 1:82

  • 1. 
    De toezichthouder verleent een vergunning als bedoeld in [artikel 2:. of 3:.] indien de aanvrager voldoet aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van de vergunningplichtige activiteit en indien van toepassing, is voldaan aan [de artikelen 2:.].
  • 2. 
    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag wordt ingediend.
  • 3. 
    Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld met het oog op de belangen die deze wet beoogt te beschermen.
  • 4. 
    De toezichthouder beslist binnen dertien weken na ontvangst op de aanvraag.
  • 5. 
    De toezichthouder bericht de aanvrager onverwijld van de ontvangst van de aanvraag.
  • 6. 
    De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

Artikel 1:83

  • 1. 
    De toezichthouder kan een door hem verleende vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken of beperken, dan wel daaraan nadere voorschriften verbinden, indien:
  • a. 
    de vergunninghouder daarom verzoekt;
  • b. 
    de vergunninghouder, naar later blijkt, bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
  • c. 
    de vergunninghouder omstandigheden of feiten heeft verzwegen op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de vergunning werd verleend zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd;
  • d. 
    de vergunninghouder niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels;
  • e. 
    de vergunninghouder geen gebruik van de vergunning heeft gemaakt binnen een termijn van twaalf maanden na vergunningverlening;
  • f. 
    de vergunninghouder de vergunningplichtige activiteit heeft beëindigd dan wel, indien de vergunninghouder een verzekeraar is, de bedrijfsuitoefening in de betrokken branche gedurende meer dan zes maanden heeft gestaakt;
  • g. 
    de vergunninghouder de onderneming ten behoeve waarvan de vergunning is verleend, geheel of gedeeltelijk overdraagt;
  • h. 
    de vergunninghouder overlijdt indien het een natuurlijk persoon

betreft of wordt ontbonden indien het een rechtspersoon of personenvennootschap betreft;

  • i. 
    uit de verklaring bedoeld in [artikel 2:.] niet blijkt dat de jaarrekening of de staten bedoeld in [artikel 2:.] een getrouwbeeld geeft of geven van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de onderneming en van het resultaat over het desbetreffende boekjaar;
  • j. 
    indien de vergunninghouder in staat van faillissement is komen te verkeren of ten aanzien van hem de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, indien door een rechterlijke beschikking een of meer goederen van de vergunninghouder onder bewind zijn gesteld als bedoeld in artikel 380, 409 of 431 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of indien de ondercuratelestelling van de vergunninghouder is uitgesproken.
  • 2. 
    De toezichthouder trekt de door hem verleende vergunning in of beperkt deze, indien:
  • a. 
    een machtiging bedoeld in [artikel 2:.] is verleend, op het tijdstip waarop die machtiging is verleend, of zo spoedig mogelijk daarna, voor zover de onderneming onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip nog een vergunning had;
  • b. 
    een machtiging bedoeld in [artikel 2:.] is verleend, op het tijdstip waarop tijdens de noodregeling voor de eerste keer activa van de onderneming te gelde worden gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden, of zo spoedig mogelijk na bedoeld tijdstip, voor zover de onderneming onmiddellijk voorafgaand aan het voor de eerste keer te gelde maken nog een vergunning had.
  • 3. 
    De toezichthouder kan bij het besluit tot intrekking van een vergunning tevens bepalen dat de financiële onderneming binnen een door de toezichthouder te stellen termijn het bedrijf geheel of gedeeltelijk afwikkelt. Bij een afwikkeling, al dan niet bepaald daar de toezichthouder, wordt de financiële onderneming aangemerkt als vergunninghoudende onderneming.
  • 4. 
    De toezichthouder beslist binnen acht weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onder a.

Artikel 1:84

  • 1. 
    Het in deze afdeling met betrekking tot een vergunning bepaalde is van overeenkomstige toepassing op:
  • a. 
    een erkenning door Onze Minister als bedoeld in [artikel 3:.];
  • b. 
    een mededeling als bedoeld in [de artikelen .], een instemming als bedoeld in [de artikelen .];
  • c. 
    een verklaring van onder toezichtstelling als bedoeld in de [artikelen .];
  • d. 
    een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in [artikel 2:.];
  • e. 
    een ontheffing van de verboden, bedoeld in [de artikelen .] met dien verstande dat de ontheffing ook geheel of gedeeltelijk kan worden verleend.
  • 2. 
    Op andere ontheffingen dan bedoeld in het eerste lid, onder e, is artikel 1:82, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Deze ontheffingen kunnen worden ingetrokken.

Artikel 1:85

[gereserveerd]

Afdeling 1.6.2 Notificatie

Artikel 1:86

  • 1. 
    De toezichthouder willigt een notificatieverzoek als bedoeld in [de artikelen .], in indien de financiële onderneming voldoet aan de in die artikelen genoemde eisen, tenzij de toezichthouder tot het oordeel komt, gelet op de werkzaamheden die de financiële onderneming vanuit het

bijkantoor voornemens is te verrichten, dat de bedrijfsvoering of de financiële positie van de financiële onderneming, dan wel de betrouwbaarheid en deskundigheid van de verantwoordelijke bestuurders of van de vertegenwoordiger niet toereikend zijn.

  • 2. 
    De toezichthouder neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van het notificatieverzoek.
  • 3. 
    De toezichthouder doet binnen een werkdag na inwilliging van het notificatieverzoek daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de financiële onderneming voornemens is een bijkantoor te openen. De toezichthouder zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële onderneming.
  • 4. 
    De mededeling, bedoeld in het vorige lid, bevat tevens:
  • a. 
    in geval van inwilliging van een notificatieverzoek als bedoeld in [artikel .], gegevens over de omvang van het eigen vermogen, de solvabiliteitsratio alsmede gegevens over de toepasselijkheid van een garantieregeling op de verplichtingen van het bijkantoor;
  • b. 
    in geval van inwilliging van een notificatieverzoek als bedoeld in [artikel .], gegevens over de omvang van het eigen vermogen en de solvabiliteitsratio;
  • c. 
    in geval van inwilliging van een notificatieverzoek als bedoeld in [artikel .], een verklaring dat de financiële onderneming de vereiste solvabiliteitsmarge bezit, berekend overeenkomstig [de artikelen 2:.];
  • d. 
    in geval van inwilliging van een notificatieverzoek als bedoeld in [artikel .], gegevens omtrent de toepasselijkheid van een garantieregeling op de verplichtingen van het bijkantoor.
  • 5. 
    De toezichthouder stelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de financiële onderneming in kennis van de voorwaarden die de toezichthoudende instantie heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.

Artikel 1:87

  • 1. 
    De toezichthouder doet binnen een maand na ontvangst van de melding, bedoeld in [artikel .], mededeling van die gegevens aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de financiële onderneming een bijkantoor heeft. Indien het een wijziging ingevolge [artikel 2:.] betreft, voegt de toezichthouder daarbij een verklaring dat de financiële onderneming voldoet aan [de artikelen .]. De toezichthouder zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële onderneming.
  • 2. 
    De toezichthouder maakt in voorkomend geval aan de financiële onderneming bekend, welke voorwaarden de toezichthouder van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden.

Artikel 1:88

  • 1. 
    Indien de financiële onderneming ten aanzien waarvan de toezichthouder een mededeling als bedoeld in artikel 1:86, derde lid, heeft gedaan, een aanwijzing als bedoeld in artikel 1:56 met betrekking tot de vereisten, bedoeld in [de artikelen .] van de toezichthouder heeft gekregen, kan de toezichthouder daarvan mededeling doen aan de toezichthoudende instantie van de betrokken lidstaat en aan de financiële onderneming.
  • 2. 
    Vanaf het tijdstip van deze mededeling is het de financiële onderneming verboden om nog langer werkzaamheden te verrichten vanuit het bijkantoor.

Artikel 1:89

  • 1. 
    De toezichthouder willigt een notificatieverzoek als bedoeld in [artikel .] in, indien de financiële onderneming voldoet aan de in dat artikel genoemde eisen.
  • 2. 
    De toezichthouder neemt een besluit binnen een maand na ontvangst van het notificatieverzoek, bedoeld in [artikel .].
  • 3. 
    De toezichthouder doet mededeling van het inwilligen van het notificatieverzoek, bedoeld in [artikel .], aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de financiële onderneming voornemens is voor de eerste maal diensten te verrichten.
  • 4. 
    De mededeling, bedoeld in het vorige lid, vermeldt tevens voor welke activiteiten een vergunning is verleend aan de in het eerste lid bedoelde onderneming.
  • 5. 
    De mededeling vindt plaats binnen een dag na inwilliging van het notificatieverzoek, bedoeld in [de artikelen .]. De toezichthouder zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële onderneming.

Artikel 1:90

  • 1. 
    Indien de toezichthouder een kennisgeving van de toezichthoudende instantie ingevolge [de artikel .], heeft ontvangen, bevestigt hij de ontvangst hiervan onverwijld aan de onderneming, die de mededeling aan de toezichthoudende instantie heeft gedaan.
  • 2. 
    De toezichthouder kan binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving de toezichthoudende instantie berichten welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de onderneming, bedoeld in [artikel .], in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van haar werkzaamheden in Nederland. De toezichthouder zendt hiervan een afschrift aan die onderneming.

Artikel 1:91

Indien de toezichthouder een kennisgeving als bedoeld in [de artikelen .], heeft ontvangen, bevestigt hij de ontvangst hiervan onverwijld aan de onderneming die de kennisgeving heeft gedaan.

Artikel 1:92

  • 1. 
    Indien de toezichthouder een kennisgeving van de toezichthoudende instantie ingevolge [de artikelen .], heeft ontvangen, bevestigt hij de ontvangst hiervan onverwijld aan de onderneming, die de mededeling aan de toezichthoudende instantie heeft gedaan.

Afdeling 1.6.3 Registratie

Artikel 1:93

  • 1. 
    Er is een openbaar register dat wordt gehouden door de register-houder. De registerhouder draagt zorg voor het goed functioneren van het register en verricht de inschrijving daarin op zodanige wijze dat uit het register is op te maken welke activiteiten de ingeschreven financiële ondernemingen mogen verrichten.
  • 2. 
    De registerhouder draagt onverwijld zorg voor de inschrijving in het register van de financiële ondernemingen:
  • a. 
    met zetel in Nederland waaraan een ontheffing als bedoeld in [de artikelen .] of een vergunning op grond van deze wet is verleend, met inbegrip van de aan de desbetreffende ontheffing of vergunning gestelde beperkingen;
  • b. 
    waarop een vrijstelling als bedoeld in [de artikelen .] van toepassing is, indien zij ingevolge een voorschrift dat aan die vrijstelling is verbonden de toezichthouder in kennis hebben gesteld van hun voornemen om de desbetreffende diensten te verrichten;
  • c. 
    waarvan een verzoek tot notificatie ingevolge afdeling 1.6.2 is ingewilligd;
  • d. 
    waaraan een verklaring van onder toezichtstelling als bedoeld in [artikel 2:.] is verleend;
  • e. 
    waaraan een verbod ingevolge [artikel 3:.] is opgelegd;
  • f. 
    die aangesloten instelling zijn als bedoeld in [artikel 3:.].
  • 3. 
    Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat daarbij aan te wijzen andere gegevens over financiële ondernemingen of daarbij aan te wijzen gegevens over andere ondernemingen dan financiële ondernemingen in het register worden of kunnen worden opgenomen.
  • 4. 
    Aan een ieder wordt kosteloos inzage verleend in het register. De registerhouder verstrekt aan een ieder desgevraagd, tegen betaling van de kostprijs, afschriften uit het register.
  • 5. 
    Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van het register.

Artikel 1:94

  • 1. 
    De registerhouder draagt onverwijld zorg voor de doorhaling in het register van een inschrijving van elke financiële onderneming:
  • a. 
    waarvan de ontheffing, bedoeld in [de artikelen .] of de op grond van deze wet verleende vergunning is ingetrokken;
  • b. 
    waarvan de notificatie, bedoeld in afdeling 1.6.2, is vervallen;
  • c. 
    waarvan de verklaring van onder toezichtstelling, bedoeld in [artikel 2:.], is ingetrokken;
  • d. 
    die is geregistreerd ingevolge artikel 1:93, tweede lid, onder b, en de registerhouder in kennis heeft gesteld van de beëindiging van het verrichten van de in dat artikel bedoelde diensten.
  • 2. 
    Zolang de intrekking, bedoeld in het eerste lid, nog niet onherroepelijk is geworden, geschiedt de doorhaling met dat voorbehoud.

Afdeling 1.6.4 Beroep

Artikel 1:95

  • 1. 
    Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit op grond van deze wet is, in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht, de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid is, indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit terzake van de regels, gesteld bij of krachtens [de artikelen 3:.], met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:62, het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevoegd.
  • 3. 
    Ten aanzien van een besluit terzake van de regels, gesteld bij of krachtens [de artikelen 3:.], met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:62, blijft artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.

DEEL PRUDENTIEEL TOEZICHT

[gereserveerd]

DEEL GEDRAGSTOEZICHT

[gereserveerd]

DEEL TOEZICHT INFRASTRUCTUUR

[gereserveerd]

DEEL AANPASSINGS-, OVERGANGS- en SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 5.1 AANPASSING EN INTREKKING ANDERE WETTEN

Artikel 5:1.1

[gereserveerd]

Artikel 5.1.2

De Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden ingetrokken.

HOOFDSTUK 5.2 OVERGANGSBEPALINGEN

[gereserveerd]

HOOFDSTUK 5.3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.3.a

De artikelen van de deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Artikel 5.3.b

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het financieel toezicht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.